Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb het thema werkstraffen al meermaals aan bod gebracht in deze commissie. Minister, we vernamen dat bijkomende inspanningen worden geleverd om in het aanbod extra plaatsen te creëren. Vanmorgen was daarover nog een mededeling van u in een krant te lezen over 1900 extra plaatsen voor de volgende twee jaar.
De werkstraf blijft tot op de dag van vandaag een heel relevante straf, die bovendien in de meerderheid van de gevallen ook tot een goed einde wordt gebracht. Het is volgens ons heel belangrijk dat met een werkstraf het gemeenschapsgevoel bij de betrokken veroordeelde wordt gestimuleerd en dat er op die manier gewerkt wordt aan de re-integratie.
De coronapandemie heeft een grote invloed gehad op het aanbod aan beschikbare werkplaatsen. Het is nog niet zo lang geleden, minister, dat we het daarover gehad hebben in deze commissie.
Recent werd in het kader van het plan Vlaamse Veerkracht ook voorzien in het realiseren van een tijdelijk en bijkomend omkaderingsaanbod voor de uitvoering van werkstraffen. U kondigde ook aan dat u een uniform kader voor de uitvoering van werkstraffen wilt ontwikkelen en dat u daarbij ook wilt putten uit de ervaringen met het Nederlandse systeem van werkstraffen. We vinden dat alvast een goed idee omdat in Nederland ook al veel onderzoek is gebeurd naar het profiel van de werkgestraften en de succesfactoren, ook voor de werkstraf en de uitvoering ervan. Reclassering Nederland neemt het voortouw voor dat onderzoek.
Vrij recent is er ook nog een interessant onderzoek geweest van Regionaal Coördinatiepunt Nazorg ex-gedetineerden, ondergebracht bij het Zorg- en Veiligheidshuis, in samenwerking met Reclassering Nederland, onder de titel ‘(Na)zorg voor werkgestraften. Verkenning van behoeften, aanbod en beleid’. Uit dat onderzoek is gebleken dat werkgestraften een vergelijkbare problematiek hebben als ex-gedetineerden. Het gaat heel vaak om kwetsbare mensen met bepaalde problematieken. De werkstraf kan een aangrijpingspunt zijn om die mensen toe te leiden naar het beschikbare hulpaanbod, zowel binnen de gemeenten als binnen maatschappelijke organisaties. Uit het onderzoek bleek ook dat het vooral gaat om nood aan ondersteuning bij werk en inkomen, en bij schuldhulpverlening. Er bleek ook dat er vaak een lange tijd is tussen de strafoplegging en het starten van de werkstraf. Die tussenperiode kan de problematiek sterk verergeren. Vroeg starten met het verschaffen van informatie is dus zeker belangrijk.
Uit Nederlands onderzoek is ook gebleken dat er betere informatie-uitwisseling met de gemeenten moet zijn. Dat kan ertoe bijdragen dat die gemeenten een beter beeld krijgen van het aantal werkgestraften in hun gemeente en ook van de omvang van bepaalde problematieken.
Ik heb daarover de volgende vragen, minister.
Hoeveel extra plaatsen worden er gerealiseerd door de recente beslissing in het kader van het plan Vlaamse Veerkracht? Daarover hebben we natuurlijk vanmorgen meer informatie kunnen lezen in de krant. Het gaat over 1900 extra plaatsen voor de volgende twee jaar, en er staat ook hoe die zullen worden verdeeld. Op welke manier zult u dat doen en op welke termijn, minister?
Zult u voor de voorbereiding van een uniform kader net zoals in Nederland ook onderzoek laten uitvoeren naar het profiel en de noden van werkgestraften en de succesfactoren van het traject van een werkstraf? Hebt u daar momenteel al zicht op?
Hebt u via de informatie van justitieassistenten ook al vastgesteld dat werkgestraften behoefte hebben aan laagdrempelige praktische hulp waarbij er persoonlijke aandacht wordt gegeven en er een strikte begeleiding is? Op welke manier wilt u die zorg realiseren?
Tot slot, minister, hoe ziet u de informatie-uitwisseling met de lokale besturen? Hoe gebeurt die momenteel? Hoe kan ook de lokale zorg in aansluiting op of gelijktijdig aan de werkstraf worden afgestemd op de behoeften van de werkgestraften?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, de Vlaamse Regering heeft inderdaad beslist om bijkomende projecten te ontwikkelen. Het gaat om 1900 bijkomende plaatsen om werkstraffen te omkaderen. Dat is ook meermaals aan bod gekomen in de commissie. Er zijn ongeveer 200 plaatsen bij Mooimakers om zwerfvuil op te ruimen. Met Natuurpunt zijn er ook vier werkvloerprojecten in de regio’s Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant. Daardoor worden in totaal 480 extra plaatsen gedurende 2 jaar gecreëerd. Bij de stad Antwerpen komen er in totaal 140 extra plaatsen tot einde 2023. Ook heb ik het Vogelopvangcentrum Neteland versterkt met 10 extra plaatsen gedurende 6 maanden.
Tot slot zal ik 3 mobiele werkvloerprojecten in de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Limburg en Brussel van start kunnen laten gaan. Dat zijn nog eens 972 werkstrafplaatsen. Daarnaast zijn er een 100-tal bijkomende plaatsen bij Natuur en Bos. In totaal zijn er dus 1900 extra plaatsen voor werkstraffen. Dat is ook nodig, want we moeten een inhaalbeweging maken. Door corona is er ook een achterstand geweest. We zien dat veel rechters meer en meer in de richting van die werkstraffen gaan.
Zoals binnen de justitiehuizen de voorbije periode werd ingezet op een kader rond de leerstraffen/gedragstrainingen, wil ik nu, zoals ook aangegeven in mijn beleids- en begrotingsopmaak 2022, het globale kader van de werkstraffen herzien. De herziening van dat kader heeft als doel om enerzijds te komen tot een meer uniforme werkwijze over de justitiehuizen heen en anderzijds te voorzien in een gebiedsdekkend aanbod van arbeidsplaatsen, zodat maximaal kan worden ingezet op de uitvoering van de werkstraf binnen de wettelijk voorziene termijn.
Hiervoor zet ik in de eerste plaats in op een interne kwantitatieve en kwalitatieve analyse inzake de uitvoering van de werkstraffen. Een volgende stap is om een bevraging bij de gesubsidieerde projecten vrijwillige prestatieplaatsen en de werkgestraften te doen om bijkomend zicht te krijgen op de specifieke noden en op de succesfactoren. De herziening van het globale kader inzake werkstraffen is dus lopende. Ik ga daar niet op vooruitlopen, dat heeft geen zin.
De justitiehuizen hebben geen mandaat om de werkgestraften naar andere hulp of nazorg te begeleiden. Ook niet alle werkgestraften hebben nazorg nodig. Het grootste percentage van de werkstraffen die wij in de justitiehuizen ontvangen, gaat over verkeersovertredingen. Dat hangt niet altijd samen met specifieke problematieken. Indien dat wel het geval is, kan de rechter daarover een gedragstraining verkeer, alcohol, drugs of agressie opleggen.
Daarnaast is er voor vele werkstraffen een samenwerking met steden en gemeenten, waarbij de werkgestrafte zijn taken voor die stad of gemeente uitvoert. Ik heb al in kaart gebracht met welke steden en gemeenten er een samenwerking is op het vlak van werkstraffen. In de herziening van het globale kader is de ontwikkeling van een platform voor werkstraffen inbegrepen, zodat we vraag en aanbod beter op elkaar kunnen afstemmen. Zo zullen ook steden en gemeenten een beter zicht hebben op het aantal prestatieplaatsen op hun grondgebied en kunnen ze gerichter aangeven waar ze helpende handen kunnen gebruiken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, het is goed dat die bijkomende 1.900 plaatsen er komen, want het aantal werkstraffen is sterk toegenomen. Dat weten we. Door corona zijn er vertragingen. Toch moeten we zorgen voor een effectieve uitvoering op korte termijn om die werkstraffen echt hun effect te laten hebben.
Ik heb nog enkele bijkomende vragen, minister. Ten eerste, de bijkomende plaatsen gaan over een aantal werkvloerprojecten. Het gaat ook over mobiele werkvloerprojecten en tijdelijke bijkomende plaatsen. Minister, op welke termijn zullen die geïmplementeerd kunnen worden? Het betreft heel verschillende organisaties en het gaat heel breed, maar dat is ook heel goed. Op welke manier zal die begeleiding gebeuren? Wordt er geëvalueerd? Anticipeert u nu al op mogelijke verankeringen? Want zoals u zelf hebt gezegd is er een achterstand in te halen. Er zijn werkstraffen uitgesproken vanwege het overtreden van coronamaatregelen, maar er is ook de algemene tendens naar stijging van het aantal werkstraffen. Die zal tussen nu en twee jaar niet ineens sterk verminderen.
Ten tweede, minister, welke impact hebben deze bijkomende plaatsen? Het zijn natuurlijk werkvloerprojecten waar gezorgd wordt voor begeleiding, maar welke impact hebben ze voor de personeelsdruk en de personeelsbezetting van de justitiehuizen?
En tot slot, minister, denk ik dat u gelijk hebt dat niet elke werkgestrafte nood heeft aan toeleiding naar hulpverlening. Maar we onderschrijven toch allemaal dat de doelstelling van werkstraffen niet alleen de straf is, maar ook werken aan re-integratie en recidive vermijden. Dat is niet zo voor alle misdrijven die met een werkstraf gestraft worden, zoals een verkeersovertreding, maar een aantal misdrijven die gestraft kunnen worden met een werkstraf, kunnen toch ook wel wijzen op een bepaalde nood. Toeleiding naar hulpverlening kan dan nodig zijn. Op welke manier wordt daarop ingezet?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister en collega’s, we hebben het hier al een aantal keer gehad over de werkstraffen en het feit dat er extra nodig zijn. Ik heb daarbij al verschillende keren gezegd dat we niet bij de pakken mogen blijven zitten en dat we out of the box moeten denken waar er nog plaatsen mogelijk zijn. Proficiat, minister, voor u, uw kabinet en uw administratie om op zo korte termijn zoveel extra plaatsen te voorzien en ervoor te zorgen dat de straffen ook daadwerkelijk uitgevoerd worden. Het is natuurlijk geen gemakkelijke puzzel die gelegd moet worden. Ook de regionale spreiding is daarbij van belang. Hoe verloopt die?
Ik heb nagenoeg dezelfde vraag als collega Schryvers: hoe zal de verdere ontwikkeling van de mobiele werkvloerprojecten gebeuren en hoe zullen die worden geëvalueerd?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, als we zeggen dat corona voor heel wat uitdagingen heeft gezorgd op het vlak van strafuitvoering, is dat een understatement. Het is uitstekend dat u zorgt voor bijkomende plaatsen. Tijdens de begrotingsbespreking haalde u ook al aan dat er nog verschillende bijkomende plaatsen werden gezocht. In de toelichting werd er geschreven dat u prestatieplaatsen had gevonden bij de gemeenschapsinstellingen. Nu moet ik eerlijk toegeven dat die combinatie ons toch wat vreemd lijkt. Hoe wilt u dergelijke werkplaatsen realiseren binnen die gemeenschapsinstellingen en hoe ziet u dat concreet? Kunt u dat verder toelichten?
Minister Demir heeft het woord.
De termijn is twee jaar. Er wordt inderdaad een evaluatie gekoppeld aan de mobiele werkvloerprojecten. Wanneer de achterstand is ingehaald en we zien dat er nood is om die projecten te verankeren, zullen we dat binnen de twee jaar ook bekijken. Het personeelsplan is volledig opgesteld. Er is nu ook een tweede personeelsplan goedgekeurd. De justitiehuizen krijgen dus extra voltijdequivalenten om alle bijkomende maatregelen aan te kunnen. Het is natuurlijk aan de rechter om de juiste begeleiding op te leggen. De justitiehuizen voeren de werkstraffen uit. Als de rechter ook een leerstraf oplegt, dan zullen de justitiehuizen die ook uitvoeren.
Zoals ik al eerder zei, hebben de justitiehuizen geen mandaat om zelf met achterliggende problemen van de werkgestraften aan de slag te gaan. In Nederland is dat wel het geval, want ze werken via een ander systeem.
De regionale spreiding is voornamelijk Antwerpen, Limburg en Brussel, aangezien er daar de meeste achterstand is. Er zijn ook plaatsen verspreid over heel Vlaanderen. De verspreiding wordt ook bekeken met de justitiehuizen waar er noden zijn.
Binnen de gemeenschapsinstellingen gaat het over kleine klusjes, zoals schilderwerken. Ze komen dus niet in contact met de jongeren zelf.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik heb het daarstraks gezegd, maar ik wil toch eens graag herhalen dat het goed is dat er gezocht is naar die bijkomende plaatsen, maar dat we continu de vinger aan de pols moeten houden. Het is ook goed dat er wordt gezorgd voor een evaluatie. We moeten nog eens verder discussiëren over de toeleiding naar de hulpverlening en hoe we die brug kunnen maken. Vanuit het oogpunt om effectief te straffen maar ook om recidive te voorkomen en re-integratie van de werkgestrafte mogelijk te maken, kan dat absoluut een meerwaarde hebben voor een aantal mensen die een werkstraf krijgen opgelegd of voor een aantal misbedrijven die met een werkstraf worden bestraft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.