Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ingevolge de zesde staatshervorming zijn de gewesten en de gemeenschappen nu ook betrokken bij de uitwerking van de Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan. We zijn niet langer een voetnoot, we zijn uit de marge getreden en kunnen nu voluit binnen onze eigen bevoegdheden een rol opnemen in het ontwikkelen van de Kadernota Integrale Veiligheid en het veiligheidsbeleid.
Het is uiteraard belangrijk dat we in dit land dit hoogste plan hebben, met een doorvertaling naar alle andere niveaus. De betrokkenheid van Vlaanderen is ook belangrijk voor de uitbouw van het lokale veiligheidsbeleid.
Door het veiligheidsbeleid integraal en geïntegreerd aan te pakken, wordt gestreefd naar een optimale afstemming tussen de verschillende aspecten van fenomenen die in dit land raken aan verschillende bevoegdheden, om te komen tot een zo performant mogelijke aanpak in de strijd tegen verschillende vormen van criminaliteit en onveiligheidsproblemen.
De noodzakelijke samenwerking van alle actoren vereist inderdaad dat ook de gewesten en de gemeenschappen participeren, temeer daar ook het begrip ‘veiligheidsketen’ centraal staat in de Kadernota Integrale Veiligheid. Uit de wetenschappelijke literatuur weten we dat dat ketendenken bestaat uit drie dimensies. Er is het proactieve aspect: het bevorderen van de randvoorwaarden voor een harmonisch samenleven. Het preventieve aspect behelst het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid. Het laatste aspect is de repressie, de reactie op vormen van onveiligheidsfenomenen en -feiten. De reacties kunnen naargelang de context en de situatie van dader en slachtoffer repressief, curatief, pedagogisch en herstellend van aard zijn.
Het is duidelijk dat de deelstaten in het kader van die veiligheidsketen belangrijke bevoegdheden hebben. Het gaat heel vaak ook om materies die natuurlijk heel belangrijk zijn voor het lokale veiligheidsbeleid.
Op dit ogenblik is het proces in voorbereiding en wordt er gewerkt aan die nieuwe Kadernota Integrale Veiligheid en het nieuwe Nationaal Veiligheidsplan.
Daarom heb ik een aantal vragen aan u, minister.
Welke zijn de prioriteiten van Vlaanderen voor de nieuwe Kadernota Integrale Veiligheid en het nieuwe Nationaal Veiligheidsplan?
Op welke manier wordt er gezorgd voor een maximale invulling vanuit Vlaanderen van de ketenaanpak waarnaar ik zonet heb verwezen?
Hoe ziet u een integraal veiligheidsbeleid op Vlaams niveau, en meer bepaald de rol van het lokale veiligheidsbeleid daarin?
Komen het belang en de rol van het lokale veiligheidsbeleid ook aan bod in de prioriteiten die u vanuit Vlaanderen naar voren wilt schuiven? Hoe zorgt u ervoor dat daarbij de nodige impulsen gegeven worden aan het veiligheidsbeleid van de lokale besturen in Vlaanderen?
Wat is de precieze timing voor het tot stand komen van de kadernota en het nieuwe Nationaal Veiligheidsplan?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega Brouns. In de huidige nota wordt uitgegaan van zes veiligheidsbelangen. Vlaanderen is bij elk van deze veiligheidsbelangen betrokken en heeft binnen de bevoegdheden tekstvoorstellen gedaan. Het gaat dan bijvoorbeeld over radicalisering, verkeersveiligheid, bestuurlijke handhaving, wonen, het afvalstoffenbeleid, milieuschade enzovoort.
Zoals u weet, speelt Vlaanderen en niet de federale overheid een sturende rol in de twee vormen van daadwerkelijke ketenaanpak die er nu bestaan: de ketenaanpak intrafamiliaal geweld en de ketenaanpak jeugddelinquentie. Vlaanderen neemt hier samen met de lokale besturen het voortouw, waarbij de federale actoren politie en justitie aansluiten. We hebben in de kadernota die twee vormen ook laten opnemen als prioriteit – want ze stonden er in de eerste versie nog niet in – en als noodzaak om ze verder uit te breiden. Deze manier van samenwerken tussen alle overheden en alle actoren moet ook als good practice dienen voor andere veiligheidsfenomenen.
Ook hebben we gevraagd de lokale integrale veiligheidscel inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC R) als vorm van ketenaanpak op te nemen. Ook dit stond nog niet in de eerste versie. Daarnaast hebben we gewezen op Plan S en het belang van een coördinatie tussen alle veiligheidsfenomenen.
Alle veiligheidsfenomenen spelen zich af op lokaal niveau. Het zijn de lokale besturen die vaak het eerst en het meest geconfronteerd worden met al deze fenomenen. Ze hebben een belangrijke signaalfunctie voor andere overheden. Logischerwijs moeten zij daar dus een centrale rol in spelen. We zien ook dikwijls dat zij gewoon zelf starten met verschillende initiatieven. Zo zijn de ketenaanpak jeugddelinquentie, de ketenaanpak intrafamiliaal geweld en de bestuurlijke handhaving ter bestrijding van georganiseerde misdaad alle opgestart vanuit de lokale besturen.
Wat de kadernota betreft, werd er vanuit Vlaanderen gewezen op het belang van de lokale besturen in heel het veiligheidsvraagstuk. Daar waar de lokale besturen mee uitvoering geven aan Vlaamse bevoegdheden, werd dit ook expliciet meegenomen. Ik denk bijvoorbeeld aan bestuurlijke handhaving, afvalfraude, overlast, stedelijk geweld, domiciliefraude, de ketenaanpak intrafamiliaal geweld en jeugddelinquentie.
Specifiek wat het Nationaal Veiligheidsplan betreft: dit is de visie van de geïntegreerde politie op het veiligheidsbeleid en dit wordt in eerste instantie opgemaakt door de federale en de lokale politie. Hierin worden dus ook de lokale politionele prioriteiten in meegenomen.
De tekst ligt deze week voor bij de Vlaamse Regering, om daarna op 17 december op een interministeriële conferentie (IMC) Veiligheid goedgekeurd te worden.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. U hebt goed gewezen op de verschillende elementen die we op Vlaams niveau belangrijk vinden en terecht inbrengen. U verwijst naar de LIVC R en het belang van Plan S, belangrijke voorbeelden vanuit Vlaanderen die daar een plaats in verdienen.
Iets wat ik nog niet gehoord heb, maar wat natuurlijk heel belangrijk is, is de grensoverschrijdende samenwerking. Ik denk dat dat een ambitie moet zijn en blijven. Ik denk dat het een grote uitdaging is om die randvoorwaarden in te vullen om te komen tot een nog betere grensoverschrijdende samenwerking in de strijd tegen verschillende fenomenen. Dat kan vandaag zeker nog beter. Dat is een aandachtspunt dat wij vanuit Vlaanderen als grensregio op tafel willen leggen als iets belangrijks om op te nemen in die federale kadernota. We willen komen tot een optimale informatie-uitwisseling tussen de verschillende regio’s. Ik denk dat de relatie met Nederland en Duitsland op dat vlak goed is, maar bij al die overlegmomenten komen we toch telkens tot de conclusie dat er nog een aantal randvoorwaarden zijn die beter kunnen om tot een nog betere grensoverschrijdende samenwerking te komen. Dat is dus een pleidooi, minister, dat ik graag aan u meegeef, om bij die interministeriële conferentie nogmaals op die nagel te kloppen dat die grensoverschrijdende samenwerking nog altijd beter kan en dat we absoluut moeten werken aan de randvoorwaarden en alle euvels op dat vlak moeten wegnemen. We weten immers dat criminaliteit niet stopt aan de grenzen. Dat is dus nog een belangrijk bijkomend element dat ik u wil meegeven. Beschouw het ook als een bijkomende vraag om aandacht te hebben voor die grensoverschrijdende samenwerking tijdens de IMC, waarop de kadernota en het Nationaal Veiligheidsplan besproken en goedgekeurd zullen worden.
Mijnheer Brouns, het is natuurlijk zo dat die grensoverschrijdende samenwerking – tenzij u ervoor pleit om meer bevoegdheden naar Vlaanderen over te hevelen, wat wij uiteraard wel doen – bij uitstek een taak is voor de federale minister van Justitie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.