Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de uitspraken van de minister over het Climactrapport
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega’s, de Europese Commissie stelt in het kader van het ‘Fit for 55’-pakket voor om een nieuw emissiehandelssysteem in te voeren voor gebouwen en wegtransport. Het toepassingsgebied van de Effort Sharing Regulation (ESR) zou weliswaar ook behouden blijven. Men hinkt dus een beetje op twee gedachten in de Europese Commissie om in de sectoren gebouwen en wegtransport reducties te bewerkstelligen. Op basis van dit voorstel zou die reductie dus zowel onder de bevoegdheid vallen van de lidstaten als onder het nieuwe emissions trading scheme (ETS), de zogenaamde ‘double coverage’.
Of en in welke precieze vorm het systeem er komt, is nog niet beslist. Dat hangt onder meer af van de positie van de lidstaten. Belangrijk is dat het Vlaamse standpunt wordt voorbereid op basis van goede, objectieve cijfergegevens. Het is in die zin heel positief, minister, dat u een studie besteld hebt bij Climact om de impact van de voorgestelde hervorming te bepalen. Ik ga er natuurlijk van uit dat die studie in alle onafhankelijkheid is opgesteld.
Het rapport concludeert dat de voorgestelde koolstofprijs bij constant energieverbruik een aanzienlijke impact zou kunnen hebben op de energiefactuur van huishoudens, tot 460 euro per jaar tegen 2030. De auteurs van de studie zeggen er echter meteen bij dat meer energie-efficiëntie, een schonere energiemix en het hergebruik van veilingopbrengsten ertoe kunnen leiden dat de impact veel kleiner zal zijn, en dat door een slimme inzet van de veilinginkomsten ongewenste sociale gevolgen vermeden kunnen worden. Dat is een belangrijke nuance, die ik helaas niet terugzag in uw communicatie hierover, minister. Ik roep u dan ook op om in de toekomst de volledige bevindingen van de studie mee te delen, omdat het anders onmogelijk wordt om op een objectieve manier te oordelen over het voorstel en de mogelijkheden die het biedt.
Conceptueel kan men stellen dat het potentiële effect op de energiefactuur bijna exact overeenkomt met het geheel van de huidige heffingen op de totale energiefactuur. Deze vaststelling laat ook toe een globale hervorming van de energiefactuur door te voeren, zonder daarbij de gemiddelde energiefactuur significant te laten stijgen, maar wel een duidelijk prijssignaal te geven dat zuinig en milieuvriendelijk energieverbruik bevoordeelt. Een eenduidige Europese heffing kan bovendien klaarheid scheppen in de huidige complexiteit van toeslagen. Vervolgens kan een gericht flankerend beleid worden uitgewerkt, waarbij de zwaksten in de samenleving niet onevenredig hard getroffen worden, bijvoorbeeld via een vrijstelling op het basisverbruik. In nauw overleg met de federale overheid en de andere gewesten kan een samenwerkingsakkoord gemaakt worden waarin over de modaliteiten, de inning en de herverdeling van de middelen kan worden beslist. Dat is in theorie althans de mogelijkheid.
Wat het voorstel van de Commissie zelf betreft, stellen ook wij ons wel vragen bij de doelmatigheid op het vlak van emissiereducties. Het is niet omdat het bestaande ETS een efficiënt klimaatinstrument is om een verschil te maken voor de industrie en de elektriciteitssector, dat dit ook zou gelden voor andere sectoren zoals transport en gebouwen. Daar spelen immers ook andere elementen een belangrijke rol, zoals de prijselasticiteit van de vraag, de beschikbaarheid van betaalbare alternatieven en andere niet-financiële drempels. Ook het werken met eenzelfde prijsprikkel in zowel rijkere als armere lidstaten roept wel wat vragen op. Er zijn namelijk vrij aanzienlijke verschillen, zowel qua morfologie van de gebouwen als qua inkomsten van de inwoners.
Los van de voorgaande bedenkingen zou ik u toch willen vragen om het huidige Europese voorstel niet a priori als een bedreiging te zien, maar eerder als een opportuniteit om onze energiefactuur op een ecologisch en sociaal duurzame manier te hervormen, iets waarover we in deze commissie al een aantal jaren spreken.
Ik heb daarom een aantal vragen, minister.
Wat was de precieze opdracht voor de auteurs van de studie? Welke bijsturingen zijn er op vraag van u en uw kabinet gebeurd in de loop van het proces?
Welke conclusies trekt u uit het onderzoek van Climact en het Öko Institute? In welke mate hebben ze uw positie over het Europese voorstel beïnvloed?
Hoe verhoudt uw communicatie zich tot de conclusies van Climact zelf, meer bepaald tot het persbericht dat op hun website werd geplaatst en heel wat vragen oproept over de eerdere perscommunicatie?
Hoe staat u tegenover de vaststelling dat een Europese prijs op verwarmingsbrandstoffen van 100 euro per ton CO2 equivalent is aan het totaal aan heffingen dat nu al wordt geheven op de energiefactuur? Ziet u daarin een opportuniteit om de globale energiefactuur in samenspraak met de Federale Regering en de andere gewesten te hervormen?
Plant u daar stappen om bijvoorbeeld tot een samenwerkingsakkoord met de federale overheid en de andere gewesten te komen?
Zult u in het kader van de voorstellen in het ‘Fit for 55’-pakket nog andere studies bestellen? Zo ja, waarover, en wanneer kunnen we de resultaten daarvan verwachten?
De heer Aerts heeft het woord.
Ik wil beginnen met me aan te sluiten bij de oproep van collega Bothuyne. Het studiebureau maakt een studie in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA). Wanneer dan na uw communicatie als minister een persbericht verschijnt van datzelfde studiebureau waarin wordt aangeraden om de volledige studie te lezen en wanneer uit andere communicatie blijkt dat enkel de slechte kant van de medaille wordt belicht, dan is dat toch pijnlijk.
Dergelijke studies zijn zeer waardevol, de opdracht op zich is dus zeer goed, maar dan kan men daar niet enkel uit halen wat in het communicatiekraam past. Het is belangrijk om daar genuanceerd over te communiceren. En nog belangrijker is dat men daarmee opnieuw het hele energiebeleid, dat heel sterk in beweging is – dat is vanmorgen nog maar eens bevestigd –, problematiseert. Dat geeft een beetje een bedreigend gevoel. Maar tegelijkertijd houdt dit heel veel kansen in, die we het best zo goed mogelijk benutten.
In het rapport zelf stonden vier conclusies, waar ik op wil voortbouwen. Ten eerste is de emissiehandel op zichzelf onvoldoende om de vereiste reducties te realiseren tegen 2030, maar kan die wel worden gebruikt om andere beleidsmaatregelen te steunen.
De tweede conclusie gaat over het combineren van emissiehandel met andere klimaatmaatregelen. In dat geval verwachten we een koolstofprijs tussen 70 en 100 euro tegen 2030.
Ten derde zou bij een constant energieverbruik een dergelijke koolstofprijs een aanzienlijke impact kunnen hebben op de energiefactuur van huishoudens. Meer energie-efficiëntie, een schonere energiemix en het hergebruik van veilingopbrengsten zijn allemaal belangrijke hefbomen om ongewenste sociale gevolgen te vermijden.
Tot slot zou het Vlaamse Gewest over de periode 2026-2030 tussen 5 en 8 miljard euro aan veilingopbrengsten ontvangen. Deze opbrengsten zullen een belangrijke rol moeten spelen in het vermijden van ongewenste sociale en economische gevolgen.
Enkel in het geval van een ongewijzigd beleid zouden de energie-uitgaven stijgen in de mate die u als minister hebt aangekondigd. Aangezien er enige tijd is verlopen tussen het stellen van deze vraag en de bespreking vandaag, ga ik ervan uit dat u intussen de aanbeveling van het studiebureau ter harte hebt genomen en de volledige studie hebt gelezen.
Onderschrijft u de vier conclusies die Climact zelf naar voren schuift?
Zoals Climact aangeeft, zijn meer energie-efficiëntie, een schonere energiemix en het hergebruik van veilingopbrengsten allemaal belangrijke hefbomen om ongewenste sociale gevolgen te vermijden. Voldoen de huidige maatregelen daar in voldoende mate aan? Hebt u de huidige en al geplande maatregelen in het licht van deze studie geëvalueerd?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, zoals collega Bothuyne ook aangeeft, vind ik het belangrijk dat ons beleid, maar ook onze Vlaamse standpunten, gebaseerd zijn op goede en objectieve feiten en cijfers. Zeker wanneer het gaat over belangrijke dossiers, zoals de kosten van de klimaattransitie en de energiefactuur van burgers en bedrijven, is het noodzakelijk dat het beleid voldoende onderbouwd is. Het is daarom ook dat het VEKA op mijn vraag een opdracht heeft laten uitvoeren over de mogelijke impact van een uitbreiding van het ETS-systeem naar gebouwen en transport.
Ik denk dat de studie een antwoord geeft op de vragen die we beantwoord wilden zien. Ik denk ook dat de feiten, de berekeningen en de cijfers die in de studie worden voorgelegd, door niemand echt in twijfel worden getrokken. Maar welke conclusies precies uit de objectieve feiten en cijfers moeten worden getrokken, dat is natuurlijk wel aan de politiek. Het is logisch dat daar ook meningsverschillen over kunnen bestaan. Ik kom daar dadelijk op terug.
Er waren drie grote onderzoeksvragen voor deze studie. Eén: wat zijn de verschillende opties om de gebouwen- en de transportsector onder het systeem van emissiehandel te brengen? Twee: wat is de mogelijke impact op de emissies van deze sectoren? En drie: wat zijn de voornaamste voor- en nadelen? De studie werd begeleid door een stuurgroep, waar ook iemand van mijn kabinet deel van uitmaakte. Die stuurgroep heeft op verschillende momenten de voortgang van de studie besproken en input gegeven voor het verdere verloop van de studieopdracht.
Het onderzoek leert ons dat een emissiehandelssysteem voor transport en gebouwen vanaf 2026 op zich slechts tot beperkte emissiereducties zal leiden tegen 2030, tenzij er een zeer hoge koolstofprijs – ver boven de 100 euro per ton – zou worden opgelegd. Daarnaast toont de studie een onmiddellijke en belangrijke impact op de energiefactuur van de Vlaamse gezinnen.
Mede op basis van de resultaten uit de studie hebben we met de Vlaamse Regering geconcludeerd dat een Europees emissiehandelssysteem geen geschikte manier is om de nodige emissiereducties te realiseren in gebouwen en transport.
Ik heb inderdaad geconstateerd dat Climact het ook nodig vond om zelf een persbericht op de eigen website te plaatsen, waarin een aantal accenten die voor hen belangrijk zijn, worden gelegd. Ik heb daar ook geen probleem mee. Het gaat bijvoorbeeld om de inkomsten voor de overheid, de mogelijkheden om die inkomsten aan te wenden om de sociale impact van het ETS-systeem op te vangen, de lagere sociale impact mits investering in energie-efficiëntie, en dat emissiehandel inderdaad slechts beperkte emissiereducties zou realiseren voor 2030, maar dit toch andere maatregelen kan ondersteunen.
Het klopt dat de inkomsten uit het nieuwe ETS zouden terugvloeien naar de lidstaten. Dat weten we allemaal. We hebben dat ook nooit ontkend. Maar in het voorstel van de Europese Commissie gebeurt dat natuurlijk niet volledig. Sta mij toe dat ik als minister ook naar het gehele plaatje kijk. Over de periode 2026-2030 zou Vlaanderen door de herverdelingsmechanismen zo’n 420 miljoen euro zien wegvloeien naar andere lidstaten. Die 420 miljoen euro gaat dan niet naar ons, maar naar anderen, dus er is dan wel een tekort.
Ik ben dus niet overtuigd dat een ETS-systeem effectief andere maatregelen zal ondersteunen. Waarom zou een Europese CO2-taks onze Vlaamse renovatieplicht ondersteunen? Zelfs indien mensen hun huis renoveren, zoals wij het hen opleggen via de renovatieplicht, zouden die mensen toch nog bijkomend geconfronteerd worden met een Europese CO2-taks. De inspanningen van de mensen die hun huis renoveren, moeten beloond worden met een lagere energiefactuur. Ik vind het dan ook heel moeilijk uit te leggen aan de mensen dat de verlaging van hun energiefactuur voor een deel weer teniet zou worden gedaan door een Europese CO2-taks. Indien er andere inzichten zijn in de commissie, dan hoor ik ze ook graag. Er is ook het voorstel van de Europese Commissie waaruit toch heel duidelijk blijkt dat wij 420 miljoen euro minder zouden krijgen en dit in tegenstelling tot wat wij erin steken. Graag al uw inzichten.
Dan is er de vraag rond de verwarmingsbrandstoffen van 100 euro per ton CO2. We hebben inderdaad nood aan een taxshift, weg van de fossiele brandstoffen. Dit zal een gezamenlijke inspanning vergen door de Vlaamse en federale overheid. De federale overheid dient Vlaanderen hierbij ook de wettelijke mogelijkheid te bieden om een heffing op het verbruik van fossiele brandstoffen in te voeren. We gaan hierover dit jaar nog in overleg met de federale overheid.
Zelf zetten we uiteraard ook de nodige stappen om de elektriciteitsfactuur te verlagen. Denk maar aan de aardgasheffing. Deze inkomsten zullen grotendeels worden gebruikt voor een taxshift van de elektriciteit.
Om de businesscase van warmtepompen tegenover ketels op fossiele brandstoffen te verbeteren, zal aan de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) gevraagd worden om een voordelig tarief op te zetten.
Vanaf 1 juli 2022 zullen de maximale kosten die netbeheerders mogen aanrekenen voor de aansluiting op het aardgasnet geschrapt worden voor nieuwbouwwoningen. Hierdoor komt een budget van 34 miljoen euro per jaar vrij, dat we dan weer kunnen gebruiken voor de taxshift.
In samenspraak met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en in het kader van het aangescherpte Lokaal Energie- en Klimaatpact zien we erop toe dat lokale besturen geen nieuwe beslissingen kunnen nemen met betrekking tot de lokale heffingen op masten en sleuven van Elia. Dit levert een verlaging op van de elektriciteitsfactuur met 11 miljoen euro per jaar.
De certificatensteun voor alle nieuwe en ingrijpende gewijzigde warmte-krachtkoppelingen (wkk’s) op fossiele brandstoffen wordt volledig afgebouwd vanaf 2023, dus dat is vrij snel. Ook de investeringspremie voor micro-wkk’s op fossiele brandstoffen wordt vanaf 1 januari 2022 afgeschaft. Hiermee verlagen we de elektriciteitsfactuur op kruissnelheid met ongeveer 170 miljoen euro per jaar.
Daarnaast halen we jaarlijks ook voor ongeveer 8 miljoen euro aan kosten voor openbare verlichting uit de energiefactuur, en zetten we ook relancemiddelen in met ditzelfde doel.
Recent heeft de Vlaamse Regering op mijn initiatief nog beslist om volgend jaar voor 147 miljoen euro groenestroomcertificaten op te kopen.
Er zijn voorlopig geen bijkomende externe studies gepland binnen mijn beleidsdomein in het kader van de standpuntbepaling voor het ‘Fit for 55’-pakket, dus we zullen het hiermee moeten doen.
Ik deel natuurlijk ook de bezorgdheid van de heer Aerts over de sociale impact van het energie- en klimaatbeleid. Daarom ben ik eerder terughoudend over de uitbreiding van de emissiehandel naar transport en gebouwen. Ik ben nog niet overtuigd, maar als jullie mij willen overtuigen, hoor ik graag jullie argumenten.
Ik ben het er uiteraard mee eens dat het noodzakelijk is om maatregelen te nemen om de energie- en mobiliteitsarmoede, en eigenlijk armoede in alle vormen, tegen te gaan. Binnenkort breng ik daarom ook een nieuw energiearmoedeplan naar de Vlaamse Regering. Ik vind dat we daarvoor toch nog wel iets extra’s moeten doen. Mijn bezorgdheid blijft ook over de noodkoopwoningen. We hebben daarvoor tientallen miljoenen extra voorzien en ik vind het echt wel cruciaal dat die middelen ook naar die doelgroep gaan. Voorlopig zie ik op dat vlak weinig beweging. We zullen dus kijken hoe we er toch voor kunnen zorgen dat we die extra miljoenen – ik moet nog eens nakijken of het over 20 of 50 miljoen euro gaat – op een goede manier kunnen inzetten. Er komt dus binnenkort een nieuw energiearmoedeplan.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben blij met uw genuanceerde lezing van de studie zoals die vandaag te berde is gebracht. Het is jammer dat dat niet op dezelfde manier in de pers is gekomen, zeker omdat we voor een bijzonder uitdagende transitie staan. Daar moet ik u zeker niet van overtuigen.
Het klimaatplan dat u met de regering op tafel hebt gelegd, bevat een aantal moeilijke keuzes, en bevat een aantal keuzes die uiteraard ook kritiek en vragen uitlokken. Daarom is het bijzonder belangrijk om altijd genuanceerd en zo juist mogelijk te communiceren als het gaat over het klimaatbeleid en de impact daarvan op de factuur van de mensen. En de waarheid is dat een goed klimaatbeleid uiteindelijk moet zorgen voor lagere facturen, op een structurele manier, voor de Vlaamse gezinnen en bedrijven. Maar in zo'n transitie zijn er natuurlijk belangrijke stappen te zetten. En bij het zetten van die stappen moeten we ervoor zorgen dat we iedereen ook meekrijgen.
Ik heb in mijn vraagstelling zelf geduid dat we heel wat conceptuele vragen hebben bij een Europees emissiehandelssysteem voor transport en gebouwen, dit in tegenstelling tot een systeem voor industriële installaties, die op Europese en wereldschaal concurreren met elkaar en vergelijkbaar zijn met elkaar. En dat is helemaal niet het geval als het gaat over de kwaliteit van onze woningen, de manier waarop we ons transport organiseren, de noden aan transport, de densiteit van de wegen. Maar ook de inkomens van de mensen in Europa zijn heel verschillend. Dus zo’n ‘one size fits all’-oplossing vanuit Europa is verre van evident voor deze sectoren, denken we.
Nu, als we niet meegaan in dat verhaal, legt dat natuurlijk wel de verantwoordelijkheid en de druk ten volle bij onszelf, en in de eerste plaats bij Vlaanderen, om ervoor te zorgen dat zowel in het transport als in gebouwen de beoogde reducties worden bewerkstelligd. En in die zin ben ik blij met hetgeen u zegt hierover, met die noodzakelijke taxshift. Dat is toch wel een belangrijke boodschap die u meegeeft: we gaan weg van elektriciteit, naar een heffing op het verbruik van fossiele brandstoffen. Ik denk dat, als Vlaanderen daar de mogelijkheid toe krijgt, dat inderdaad een heel grote stap zou zijn. Ik had daaromtrent dus graag wat meer duiding over uw aanpak. U kondigt ook overleg aan met de Federale Regering. Loopt er op dit moment al overleg, zijn er al stappen gezet? En wat is dan de timing die u voor ogen hebt?
Wat betreft het objectiveren van het klimaatbeleid en het zoeken naar een draagvlak voor een klimaatbeleid – u hebt één studie besteld, en voorlopig geen andere – ligt er wel nog heel veel werk op de plank. Ik denk dat we ook vanuit dit parlement een belangrijke rol te spelen hebben. Ik heb het gezegd in het plenaire debat over het klimaatplan: ik denk dat we terug naar een Vlaamse klimaatcommissie moeten gaan om ervoor te zorgen dat we tijd kunnen nemen om met experten, met sectoren aan tafel te gaan zitten. Op die manier kunnen we op een transparante manier het debat over de maatregelen en de effecten ervan op de mensen en de bedrijven ten volle voeren. Maar daar komen we ongetwijfeld later nog op terug.
Bedankt voor de antwoorden, en ik kijk uit naar de bijkomende antwoorden op de gestelde vragen.
Straks staat in de regeling der werkzaamheden de opstart van een eventuele klimaatcommissie ter bespreking. Dus daar komen we straks in besloten vergadering zeker op terug.
De heer Aerts heeft het woord.
Bedankt voor het genuanceerde antwoord, inderdaad. Ik moet zeggen dat ik het vandaag redelijk veel eens ben met collega Bothuyne. Het klimaat heeft inderdaad geen nood aan het creëren van angst, en zo klonk het wel echt uit uw boodschap, nadat u de studie net gekregen had. Dan zijn deze veel genuanceerdere antwoorden veel waardevoller, minister. Daar kunnen we veel meer mee doen.
Het is goed dat er studies gedaan worden, het is goed dat er ook vragen gesteld worden bij zaken die door Europa worden voorgesteld. Ons Europees Parlement heeft ook nog een heel aantal vragen bij de voorstellen rond ETS, dus dat op zich is geen probleem. Maar om dan meteen de focus te leggen op hoeveel het bij ongewijzigd beleid meer zou kosten in de portefeuille van elk gezin, dat is gewoon meer angst creëren. Daarmee help je de hele zaak van het energiebeleid en het klimaatbeleid niet vooruit. Ik zou dus veel liever ook deze genuanceerde meningen in de pers horen dan enkel hier in de commissie.
Ik heb geen bijkomende vragen. Ik ben blij dat ons voorstel om verdere hoorzittingen te organiseren rond het klimaatbeleid en rond dit plan zelfs nog een upgrade kan krijgen. Maar daarover spreken we straks verder, dat komt later nog aan bod.
Dat is voor de regeling der werkzaamheden.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het antwoord van de minister is nu zeer uitvoerig. Het is misschien jammer dat we pas nu deze vraag konden behandelen, waar de feiten eigenlijk al minstens vier weken geleden in de pers verschenen zijn. Ik denk ook niet bepaald dat er inhoudelijk toen veel anders gezegd is dan wat nu zeer uitgebreid en daardoor ook meer met nuance uitgelegd kan worden.
Collega Aerts, soms is het ook goed dat je de dingen eens scherpstelt. Dat gaat niet over angst aanjagen, dat gaat er eerder over dat je door het eens scherp te stellen zoals het is of niet is, inderdaad een debat krijgt. Als we dan het debat in alle sereniteit kunnen voeren, helpt ons dat vooruit.
Minister Demir heeft het woord.
Ik wil misschien gewoon toevoegen dat het inderdaad interessant is. Ik steun ook wel de vraag van de hoorzittingen. Het kan voor ons misschien ook nieuwe elementen naar boven brengen. Ik denk dat ik het totaalplaatje van de studie op een juiste manier heb gebracht. Ik zie ook andere landen, niet alleen Vlaanderen, toch goed kijken wat zo’n emissiehandel nu betekent. Het is goed dat we dat met alle elementen bekijken.
Ondertussen hebben wij, hoop ik, ook – ik denk het wel – een schrijven gericht aan collega Van Peteghem om samen te kijken naar die taxshift, zodat we dat goed op elkaar kunnen afstemmen, zowel Vlaams als federaal. Dat was ook een vraag van collega Bothuyne, denk ik.
De heer Bothuyne heeft het woord.
We zullen er mee voor helpen zorgen dat dat schrijven op de juiste manier beantwoord wordt. De samenwerking is cruciaal, ook in dezen.
Het is ook een boodschap die we moeten meegeven aan de federale minister van Klimaat Khattabi, die op haar beurt wat ongenuanceerd het systeem van het ETS voor transport en gebouwen al omarmd heeft en met een klimaatbonus al in het vooruitzicht gesteld had om dat geld uit te delen. Dat is er nog niet, het systeem is er nog niet. Dus eerst met elkaar spreken en dan communiceren is allicht nuttiger en zal beter zijn om het draagvlak voor het beleid te verhogen. Dat geldt voor corona, maar dat geldt ook voor het klimaatbeleid.
Ik ben ervan overtuigd dat we niet alleen hoorzittingen moeten organiseren, maar inderdaad een aparte klimaatcommissie of subcommissie moeten oprichten, zodat we daar met de nodige aandacht vanuit het parlement naar kunnen kijken. Maar dat is voor straks bij de regeling der werkzaamheden.
De heer Aerts heeft het woord.
Ik wil vooral reageren op collega Gryffroy: scherpstellen is één zaak, maar als je expliciet naar de stijgingen van de energiefacturen van gezinnen gaat verwijzen in plaats van naar het algemene beleid, is dat volgens mij wel een klimaat scheppen waar de echte klimaatproblematiek geen boodschap aan heeft en ook het energiebeleid niet. Het zou veel beter zijn als die thema’s wat positiever benaderd kunnen worden, wat niet betekent dat je dan automatisch alles maar blindelings moet uitvoeren. Maar een positieve ingesteldheid gaat ons veel verder helpen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.