Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb een vraagje over de term ‘verharding’. We zijn het er allemaal over eens dat er in Vlaanderen ontharding en minder verharding moet zijn, maar ik stel vast dat er op het terrein wel wat verwarring is over wat daar nu precies onder moet worden verstaan. Ik denk dat het goed is dat we dat hier vandaag wat kunnen verduidelijken. Ik heb de jongste tijd een paar praktijkvoorbeelden gezien. Ik heb daar ook vragen over gekregen. De ene ging over kunstgras, de andere over kiezelverharding. Op de website van het Departement Omgeving staat bijvoorbeeld te lezen over kunstgras: “Of kunstgras al dan niet als een verharding kan worden beschouwd, is een feitenkwestie die geval per geval beoordeeld moet worden op basis van de (...) aanleg van het kunstgras. Wanneer materialen (...) of procedés worden gebruikt die de grond (gedeeltelijk) verharden, is sprake van verharding.”
Dezelfde redenering wordt opgebouwd met betrekking tot kiezels. Het waterdoorlatend karakter speelt geen rol om te bepalen of die al dan niet als een verharding worden gezien. In de regelgeving inzake ruimtelijke ordening wordt dat onderscheid ook niet echt gemaakt. Verharding in het algemeen wordt in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) als een constructie beschouwd, en de creatie van een constructie is vergunningsplichtig. Verder moet ook worden gezegd dat het plaatsen van niet-overdekte constructies in bepaalde gevallen ook vrijgesteld is van vergunningsplicht. Toch is het zo dat dit voor verwarring zorgt op het terrein. Het lijkt immers contra-intuïtief dat een waterdoorlatend materiaal als verharding wordt aanzien.
Minister, daarom heb ik een paar vragen. Lijkt het u zinvol om de term ‘verharding’ duidelijk op te nemen in de codex, zodat dat voor iedereen duidelijk is en er geen interpretaties zijn op het terrein, met het ene gemeentebestuur dat iets wel toelaat en het andere niet, bijvoorbeeld? Kan de waterdoorlaatbaarheid van een materiaal worden meegenomen in de overweging of er al dan niet kan worden gesproken van verharding? Overweegt u eventueel om een vrijstelling voor waterdoorlatende materialen op te nemen in de VCRO?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Schauvliege, dank u voor de vraag. Die is zeer actueel: ik krijg daar ook redelijk wat mails over. Het is dus goed dat we de vraag ook hier behandelen.
Verharding is inderdaad niet gedefinieerd in de VCRO of de regelgeving inzake ruimtelijke ordening, net zomin als bijvoorbeeld ‘gebouw’ gedefinieerd is. Het begrip ‘verharding’ moet dan ook net als ‘gebouw’ in zijn normale betekenis worden gebruikt. Statistiek Vlaanderen hanteert de volgende definitie van ‘verharding’, wat gelijkstaat met ‘bodemafdekking’ of ‘bodemafdichting’: “het aanbrengen van artificiële, (...) ondoorlaatbare materialen waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan”.
Wat precies het materiaalgebruik is, speelt dus geen rol om te bepalen of een handeling als verharding wordt aanzien. Verharding is dus niet het gevolg van het al dan niet waterdoorlatend zijn van het materiaal, maar wel van het feit dat men de natuurlijke bodem op een kunstmatige manier afdekt. Bepaalde materialen zijn halfdoorlatend, zoals grindverharding. Andere materialen zijn niet-doorlatend, zoals asfalt. Tegenwoordig heb je echter ook nieuwe materialen die wel semidoorlatend zijn, zoals bijvoorbeeld waterdoorlatende klinkerverharding. Dat is iets wat iedereen misschien toch ook als verharding beschouwt, maar dat toch waterdoorlatend is.
Als het gaat over het al dan niet vergunningsplichtig zijn van verhardingen geeft u terecht aan dat verhardingen in beginsel constructies zijn die dus ook in beginsel vergunningsplichtig zijn. Als men bijvoorbeeld van een weide een paardenpiste maakt, waarbij men voorziet in drainage, een stabilisatie van de ondergrond, een foliedoek en een zandbed, is er sprake van een vergunningsplichtige handeling.
Sportvelden worden meer en meer aangelegd in kunstgras, zowel voor voetbal als minivoetbal, hockey en dergelijke. Onder de toplaag wordt de bodem sterk samengedrukt, vaak gestabiliseerd, en wordt een folielaag voorzien. Dat zijn allemaal handelingen die de bodem afdekken en een kunstmatige laag aanbrengen boven op de bodem, waardoor essentiële ecosysteemfuncties verloren gaan. Ook water langer vasthouden en laten infiltreren kan daar niet meer op een natuurlijke manier, en daarom is dat dus vergunningsplichtig. De vergunningverlenende overheid kan eventueel voorwaarden opleggen. Ik denk dat het dus niet aangewezen is om kunstgras vrij te stellen van een vergunning.
Uiteraard zijn er vrijstellingen voor bepaalde verhardingen onder de voorwaarden die zijn vermeld in het vrijstellingenbesluit, zoals u weet.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik hoop dat ik u goed begrepen heb, ik probeer het samen te vatten.
Als men de natuurlijke bodem afdekt, ook al is dat waterdoorlatend, wordt dat gezien als een verharding en is het vergunningsplichtig. Dit is heel duidelijk, het kan voor veel mensen de onduidelijkheid wegnemen. De lokale besturen kunnen hier ook mee aan de slag gaan. Het lijkt mij een logische keuze. Het moet de bedoeling zijn om de natuurlijke bodem zoveel mogelijk te vrijwaren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.