Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over het tekort aan jeugdtrainers
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, goed en minder goed nieuws: er zijn meer jeugdtrainers dan ooit, maar toch zijn er nog te weinig.
Dit jaar heeft de Vlaamse Trainersschool (VTS) al 22.500 inschrijvingen ontvangen voor een opleidingsmodule. Een nooit gezien aantal: 12 procent meer dan in 2020 en 6 procent meer dan in 2019.
We kunnen dus alleen maar vaststellen dat nog steeds heel wat trainers geëngageerd zijn om op het veld of op de te piste te staan en kinderen of volwassenen op te leiden. Toch is er nog een tekort, en dat is te wijten aan het feit dat het aantal leden bij de Vlaamse sportclubs ook groeit. Dat is natuurlijk een zeer goede zaak, maar het moet kunnen worden opgevangen met de trainers. Sommige clubs moeten trainers dubbele shiften laten draaien. Men probeert dan creatieve oplossingen te zoeken, zoals het inschakelen van ouders, die dan via Youtubefilmpjes oefeningen bekijken om zo de trainingen te kunnen geven. Dat is natuurlijk niet het ideale scenario. Gediplomeerde trainers worden ook geëist bij clubs en federaties en dat verklaart dus ook mee de stijging van het aantal inschrijvingen voor de opleidingsmodules.Er zijn uiteraard ook sporttakken waar er zich tekorten voordoen.
Minister, welke sporttakken kampen met tekorten aan jeugdtrainers? Zijn er ook tekorten bij de trainers voor volwassenen? Zo ja, bij welke sporttakken? Zijn het vooral de jonge trainers die eerder afhaken of de ‘anciens’ ?
Op welke manier kunnen we er enerzijds voor zorgen dat trainers goede opleidingen blijven krijgen zodat ze met de nodige kennis van zaken trainingen geven, maar anderzijds dat ze ook geëngageerd blijven in een club ondanks de druk die trainers wel voelen wat betreft het opleidingsniveau?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, heel wat sportclubs zitten in de problemen omdat veel jeugdtrainers afhaken. De coronaperiode van vorig seizoen, waarin er tijdelijk geen trainingen of wedstrijden werden afgewerkt, wordt als een belangrijke oorzaak naar voren geschoven. Hans Ponnet, directeur van de Vlaamse Trainersschool van Sport Vlaanderen, verklaart het als volgt: “In de coronaperiode hebben vrijwilligers massaal afgehaakt. Ze hebben andere hobby’s ontdekt of zijn andere dingen gaan doen toen tijdens de lockdowns alles stillag." Dit tekort aan jeugdtrainers brengt veel sportclubs in de problemen, zeker omdat het aantal inschrijvingen is toegenomen. Dat is goed nieuws, want men wil blijkbaar meer sporten.
Davy Callewaert, directeur van vzw Sportwerk Vlaanderen, pleit ervoor om trainers officieel te verlonen: "Nu is training geven een hobby, het zou een job moeten worden. Op die manier kun je het probleem structureel oplossen en zal het aantrekkelijk zijn voor gediplomeerde coaches om weer in die clubs actief te worden.”
Minister, wat is volgens u de oorzaak van het afhaken van vele jeugdtrainers? Hoe wilt u het tekort aan jeugdtrainers aanpakken? Is het voor u een optie om jeugdtrainers beter te verlonen?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega's, we houden via Sport Vlaanderen natuurlijk de vinger aan de pols via een uitgebreid monitoringsysteem om op te volgen hoeveel trainers er jaarlijks worden opgeleid en hoeveel trainers er actief zijn in de Vlaamse sportclubs.
Tussen 2014 en 2020 is het aantal actieve trainers gestegen van bijna 59.000 naar bijna 70.000. Het is een stijging met 18 procent, maar die stijging moet natuurlijk worden gerelateerd aan de – opnieuw – positieve toename van het aantal sporters. Het aantal sporters, aangesloten bij een club, steeg tijdens diezelfde periode van ongeveer 1,2 miljoen naar 1,4 miljoen, een stijging van 13,5 procent. De stijging bij de actieve trainers is, gelukkig, groter dan de toename van het aantal sportende leden, aangesloten bij een gesubsidieerde of erkende sportfederatie. Voor 2021 is het nog te vroeg om conclusies te trekken, omdat de data maar tegen de zomer van 2022 door de sportfederaties worden aangeleverd.
Achter de stijgingen of dalingen van het aantal trainers zit een complex mechanisme. Jaarlijks nemen heel wat nieuwe trainers een rol op, maar jaarlijks is er ook een uitstroom, en gelukkig blijft ongeveer 80 procent actief. De balans tussen deze in- en uitstroom bepaalt of er een stijging of daling van het aantal actieve trainers is en of er al dan niet een tekort is. Er zijn wel signalen vanop het sportterrein dat mogelijk een groter aantal trainers tijdens of na corona tijdelijk of permanent heeft afgehaakt, of gewoon minder aantal trainingsuren opneemt.
We verwachten echter niet meteen een spectaculaire daling van het aantal actieve trainers, maar het is wel goed mogelijk dat de trainers een minder groot aantal trainingsuren opnemen. Van het sportterrein komen er wel nauwelijks signalen over een tekort aan trainers voor volwassen sporters.
In welke sporttakken dit fenomeen speelt en hoe problematisch dit is, zullen we op basis van de nieuwe data weten. Er zijn wel duidelijke signalen vanuit sporten met veel sportclubs, sportbeoefenaars en trainers zoals voetbal, basketbal, gymnastiek, atletiek, hockey, volleybal – de meest populaire sporten –, maar dat wil niet zeggen dat deze problemen zich niet zouden voordoen in sommige andere sporttakken of in bepaalde regio’s.
Sport Vlaanderen publiceerde een factsheet over de drop-out van trainers, waarin werd ingezoomd op verschillende kenmerken van de drop-out van trainers tussen 2014 en 2020. Hieruit bleek dat het aantal actieve jongere trainers, bijvoorbeeld van 20 tot 30 jaar, veel groter is dan het aantal actieve oudere trainers, bijvoorbeeld vanaf 50 jaar, maar dat ook veel meer jongere trainers afhaken, bijvoorbeeld meer dan 25 procent per jaar voor 20 tot 30 jaar. Dat heeft ook te maken met carrière en gezinsverantwoordelijkheden. Een andere belangrijke vaststelling is dat niet-gekwalificeerde trainers beduidend meer afhaken dan gekwalificeerde trainers. Dat is redelijk logisch en evident: het gaat natuurlijk over motivatie. Het is dus zeer belangrijk om zoveel mogelijk trainers een laagdrempelige basisopleiding te geven zodat ze minder snel zouden afhaken. Diegenen die geschoold zijn, blijven langer bij de club actief als trainer.
De Vlaamse Trainersschool heeft nu reeds een zeer uitgebreid opleidingsaanbod voor trainers. In 2021 werd er zelfs een nieuw record gevestigd wat betreft het aantal inschrijvingen, ruim 22.500. Er werden ook een aantal nieuwe initiatieven genomen om nog meer trainers toe te leiden naar de sportkaderopleidingen. In het voorjaar van 2021 werd een VTS Plus Marathon gehouden, waar meer dan 12.000 trainers aan deelnamen en waarvan ongeveer 1000 trainers nadien ook inschreven voor een VTS-opleiding. Er werd ook een digitale voucher van 25 euro aangeboden aan iedereen die zich inschreef in 2021. Ongeveer 1000 trainers hebben die voucher ook al gebruikt en nog velen kunnen die in 2022 gebruiken.
Op dit ogenblik wordt ook volop ingezet op de implementatie van e-learning, zodat voor een aantal extra trainers drempels worden weggenomen en waardoor zij toch een opleiding kunnen volgen. Tot slot wordt vanaf 1 januari 2022 ook een nieuwe zeer laagdrempelige opleiding ‘Start 2 Coach’ toegevoegd aan het aanbod van de Vlaamse Trainersschool, waarbij specifiek wordt ingezet om trainers op te leiden die anders de weg naar de sportkaderopleidingen niet vinden.
Maar een tekort aan trainers wordt niet alleen opgevangen door nieuwe trainers op te leiden. Jaarlijks worden er steeds meer trainers opgeleid en de problematiek situeert zich niet hier. Door de toenemende inspanningen zien we dat er een goede stijgende curve is. We moeten de redenen voor afhaken van de trainers goed kennen. In het verleden waren de vaak aangehaalde redenen het niet kunnen combineren van werk en privé en het aanvangen van hogere studies. Tijdens en na corona – we zitten er nog altijd redelijk in – geeft men nu vaak aan dat men andere hobby’s heeft gevonden, minder tijd wil spenderen aan training geven, maar in één sportclub in plaats van in meerdere training wil geven, wat in coronatijden niet zo onlogisch is. Dit zijn enkele redenen die worden aangegeven.
Concreet werken we met de Vlaamse Trainersschool hard om systematisch alle drempels weg te werken om opleidingen te volgen, maar het afhaken van trainers is soms afhankelijk van externe factoren, waar wij niet volledig vat op hebben.
Ten slotte wil ik nog even antwoorden op de vraag voor een verloning van jeugdtrainers. Er worden door de Vlaamse overheid subsidies verstrekt aan bijvoorbeeld Sportwerk Vlaanderen om de sportsector te professionaliseren, inclusief een verloning van sportbegeleiders binnen sportclubs, gemeentelijke initiatieven enzovoort. Er worden ook subsidies verstrekt aan de sportfederaties via het decreet op de georganiseerde sportsector zodat trainers binnen alle gesubsidieerde initiatieven vergoed worden, maar de Vlaamse overheid betaalt zelf geen trainers in de sportclubs.
Het overgrote deel van de trainers in de Vlaamse sportclubs vervult die rol als trainer als vrijwilliger, via het statuut van verenigingswerker of met een onkostenvergoeding. Een heel beperkt aantal trainers is voltijds in dienst in de sportsector. Het behoeft dan ook geen betoog dat een duurzame oplossing voor het verenigingswerk – een federale bevoegdheid – bijzonder belangrijk is voor de sportsector. Ik hoop dat we samen kunnen aandringen bij de federale collega’s.
Er is intussen een soort tussentijdse regelgeving van toepassing, waarbij wel regelgevend moet worden opgetreden. Het is ons pleidooi om die regeling met betrekking tot het verenigingswerk te beperken tot de essentiële doelstelling, namelijk voor vrijwilligers in het kader van de sportsector. Men heeft er heel veel bovenop gegooid, met als gevolg dat de kar werd overladen. De Raad van State en andere rechtbanken hebben geoordeeld dat een en ander niet meer in overeenstemming is met de geldende reglementaire bepalingen. We moeten dus ingrijpen, en ik hoop dat we er met vereende krachten voor kunnen zorgen dat een duurzame regeling tot stand komt die effectief ten goede komt van de sportsector.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. U geeft twee zaken mee. Het is goed dat er meer sporters en leden in de sportclubs komen, maar natuurlijk moeten ze ook wel opgevangen kunnen worden met een voldoende aantal trainers. Ik ben ook heel blij te vernemen dat ook 'Start 2 Coach' er komt, de laagdrempelige opleiding. Dat hebben wij vanuit onze fractie al heel wat jaren benadrukt. Het is goed dat we die stap kunnen zetten omdat dat heel laagdrempelig is. Zo kunnen we hopelijk heel wat nieuwe trainers over de brug krijgen.
Wij hebben hier vorige week in het kader van de Vlaamse Brede Heroverweging een uiteenzetting gehoord waarin ook het luikje Sport uitvoerig aan bod kwam. De algemeen directeur van Sport Vlaanderen gaf aan dat de middelen voor VTS heel beperkt zijn. Zij vormen een heel klein aandeel van de Vlaamse begroting. Hij pleitte er ook voor dat de middelen die ingezet worden voor gezondheid en blessures beter zouden worden ingezet voor de trainers, zodat de blessures kunnen worden voorkomen. Hij stelt vast dat er in bepaalde sporttakken nog te weinig opgeleide trainers zijn. Vandaar zijn pleidooi om te blijven inzetten op VTS. Hij gaf letterlijk mee dat VTS op haar tandvlees zit. Minister, vandaar mijn bijkomende oproep om bij de begroting in te zetten op voldoende middelen.
Ik heb ook nog een heel concrete bijkomende vraag. We weten dat vandaag een groot aantal mensen een opleiding volgen tot personal coach of trainer bij een door VDAB erkende opleiding. Kunnen we daar ook iets mee doen? Kunnen die mensen worden ingezet bij de sportclubs om sportclubs te ondersteunen die te maken hebben met een tekort?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, we hebben een luxeprobleem. Velen willen sporten, en dat kan alleen maar goed zijn. Ik heb heel weinig vragen.
Heb ik het goed begrepen dat het tekort van trainers vooral de volwassenensport betreft en niet de jeugdtrainers? Ik meen dat ergens gehoord te hebben in uw uiteenzetting.
We hebben hier inderdaad vorige week gehoord hoe VTS aan de limiet zit van wat ze kan doen met het geld dat ze krijgt. In de beleids- en begrotingstoelichting staat dat men jaarlijks meer dan 12.000 opleidingen of bijscholingen wil aanbieden aan VTS. Maar de kranten spreken over 22.500 inschrijvingen voor 2021. Hoe zullen we dat gat kunnen vullen? Want het is natuurlijk jammer dat mensen die willen opleiden, dat niet kunnen doen.
Nog een opmerking. Die e-learning is goed, dat is van deze tijd, zeker als het gaat over hoe men met blessures moet omgaan: dat kan men goed leren via e-learning. Maar er moet toch altijd ook een praktijkluik zijn: je werkt met mensen, vaak jonge mensen. We hebben het over ethisch en verantwoord sporten. Dat kun je niet alleen via e-learning leren.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, de vragen van mijn collega’s liggen in het verlengde van de vraag om uitleg die ik op 20 oktober 2021 heb gesteld. Ik heb toen mijn bezorgdheid geuit over het tekort aan trainers en scheidsrechters in Vlaanderen. De tendens naar minder trainers in het algemeen en minder jeugdtrainers in het bijzonder is uiteraard dalend. De covidpandemie daarbovenop heeft ervoor gezorgd dat die dalende tendens versterkt werd.
Naar aanleiding van mijn vraag, minister, hebt u ervoor gepleit om vanuit de sportfederaties een totaalaanbod te organiseren, met de nadruk op kaderopleiding en bijscholing voor onder andere de trainers. Vandaag stelde u ook als deel van de oplossing dat er op diverse niveaus een hele hoop subsidies beschikbaar zijn. Dat is natuurlijk een belangrijk punt in deze context: inzake vrijwilligerswerk in het sportleven moet men het specifieke vergoedingssysteem herbekijken. Ik heb daar in het verleden al vaak de klemtoon op gelegd. Dat ging dan vooral over het vrijwilligerswerk.
Ik hoor collega Lambrecht ook verwijzen naar de media, die zeggen dat er vraag is naar professionele betaling. Minister, u verwees daarnet ook specifiek naar dat vrijwilligerswerk. Gezien de vernietiging door het Grondwettelijk Hof van federale initiatieven ter zake wordt deze zaak dringend. De huidige regeling is geldig tot eind december.
Minister, naar aanleiding van mijn vraag stelde u tot slot – en ik citeer: “Ik hoop dat eenieder mee aan de kar trekt om ervoor te zorgen dat we op het federale niveau een nieuwe regeling hebben voor het verenigingswerk dat zich in de focus beperkt tot de sportsector.” Vandaar mijn bijkomende vraag. U hebt daarnet uw hoop opnieuw geuit. Maar we zijn ondertussen een maand verder. Vorige maand hebt u ook die hoop geuit. Ik sta, voor alle duidelijkheid, aan uw zijde. Nu uit u opnieuw de hoop op een snelle oplossing. Maar eind december is verdorie zeer kort dag. Wat is de stand van zaken? Zit er nog beweging in dit dossier?
De heer Van Dyck heeft het woord.
Ik dank de vraagstellers, want het gegeven van de trainers is heel belangrijk. Ik wil ook benadrukken dat wij dit vanuit onze fractie steeds als zeer belangrijk naar voren hebben geschoven.
Wij zijn verheugd – en dat zit ook in uw antwoord, minister – dat we de voorbije jaren een enorme vooruitgang hebben gekregen, niet alleen in de cijfers – van 59.000 naar 70.000 trainers –, maar ook in de kwaliteit. We hebben er altijd de nadruk op gelegd, ook in het decreet betreffende de sportfederaties, dat we gekwalificeerde trainers hebben. We doen daarbij geen uitspraak over de goede intenties van anderen. Niet-geschoold en niet-opgeleid, dat is uit den boze.
Collega’s, dit is heel belangrijk. Maar we moeten ook begrijpen dat heel veel van onze trainers, om niet te zeggen allemaal, dat als vrijwilliger doen. Ik merk ook in mijn brede omgeving dat mensen een engagement opnemen als vrijwilliger, maar dat er tal van redenen zijn om af te haken. Dat heeft heel vaak met privézaken te maken, met werk of gezin, studie, noem maar op. Positief is hier – of het speelt alleszins niet ten nadele – dat trainers niet stoppen omdat ze geen waardering krijgen in hun omgeving. Dat is een belangrijk gegeven.
Ik wil net als collega Deckmyn en ook de minister in het slot van zijn antwoord onderstrepen dat het heel belangrijk is dat we tot een deftig statuut kunnen komen. Ik denk echter niet dat daarmee alles opgelost is. We krijgen een grote instroom. De uitstroom is gelukkig niet zo groot. Daardoor kennen we een groei. Maar de mensen maken in hun privé- en beroepsleven soms andere keuzes. Dat kunnen wij niet vermijden.
Ik wil nog een algemene slotbemerking geven, ook in het kader van de Vlaamse Brede Heroverweging. Ik hoor weinig collega’s zeggen waar we minder in moeten investeren. Het is altijd ‘meer, meer, meer’. In een land waar er al 52 procent overheidsbeslag is, stel ik mij de vraag of altijd meer financiële middelen vanuit de overheid verdedigbaar zijn, laat staan dat dat betaalbaar zou zijn.
Minister, wij steunen in ieder geval uw oproep om tot een degelijk statuut te komen waarbij vrijwilligersvergoedingen op een ordentelijke manier worden geregeld, zodanig dat we die barrière kunnen slopen.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de instroom in onze sportkaderopleidingen betreft, zijn de cijfers echt goed, zelfs in coronatijden. Als je vergelijkt met 2019, precorona dus, en daar de cijfers van dit jaar naast legt, blijkt dat er 12 procent meer ingeschreven trainers zijn. Dat is opnieuw een recordjaar. Er is na COVID-19 zeker nog een heel grote interesse voor het volgen van een traineropleiding. VTS doet daar uitstekende inspanningen om de drempel zo laag mogelijk proberen te maken en om via digitaal aanbod ook zo veel mogelijk mensen te bereiken. De Vlaamse Trainersschool krijgt van ons een budget van ongeveer 2,7 miljoen euro per jaar – daar kunnen we het straks misschien ook nog over hebben in het kader van het bespreken van de begroting.
Maar ik krijg natuurlijk vanuit het sportveld zelf wel de boodschap dat sommige trainers tijdens of na COVID-19 afhaken of afgehaakt hebben. We gaan volgend jaar kunnen zien of daar ook wat verschuivingen hebben plaatsgevonden. De ledenaangiften moeten immers tegen de zomer van volgend jaar beschikbaar zijn, en dan kunnen we dat beoordelen. Ik had wel gezegd dat we opnieuw vanuit het terrein niet het signaal krijgen dat het de trainers voor de volwassen sporters zijn die afhaken. Daar krijgen we niet echt problematische meldingen over. Maar het is dus wel eerder bij de jeugdige sporters.
Tot slot heb ik rond het verenigingswerk wel wat initiatieven genomen richting de Federale Regering. Maar gelet op de naderende deadline heb ik de problematiek ook geagendeerd op het Overlegcomité, om ook samen met de collega’s van de andere deelstaatregeringen daar te bepleiten dat er snel een regeling zou komen die vooral ten voordele zou zijn van de sportsector en dat, zoals gezegd, opnieuw een beetje ballast van die regelgeving die men in het verleden heeft toegevoegd, zou verdwijnen. Dat is dus geagendeerd op het Overlegcomité.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Zoals de minister aangeeft, kunnen we de cijfers pas volgend jaar in hun totaliteit bekijken. Laat ons hopen dat dat meevalt. De instroom is goed in de opleidingen. VTS werkt goed, ik denk dat we dat allemaal kunnen onderschrijven en bevestigen.
Het is belangrijk om de bezorgheden op het terrein mee te nemen, dat we eventueel kunnen kijken hoe we via die opleidingen van VDAB bijkomende trainers zouden kunnen inzetten als het nodig zou zijn en dat we moeten blijven inzetten op het motiveren van trainers, zeker nu, na corona. Op welke manier kunnen we trainers weer op de werkvloer krijgen, op het terrein krijgen, om die clubs te ondersteunen zodat we ook aan de vragen van de bijkomende sporters die zich vandaag willen inzetten om te sporten, kunnen beantwoorden?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Ik zal mijn vraag over de begroting straks nog even herhalen, minister, ze was hier misschien niet op haar plaats.
Ik stel vast dat er inspanningen gedaan worden om meer trainers te kunnen hebben. Dat kan enkel maar goed gevonden worden. Maar we gaan het straks over de centen hebben. Dank u.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.