Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, tussen het moment waarop ik mijn vraag heb ingediend en nu zijn er opnieuw extra meldingen van verkrachtingen en aanrandingen geweest in het Gentse uitgaansleven. Jammer genoeg is de strijd tegen seksueel geweld weer brandend actueel nadat de voorbije maand verschillende verklaringen opdoken van verkrachtingen in Gent. Minister, u weet even goed als ik dat seksueel geweld al veel langer een probleem is. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer een op de zes vrouwen ooit is verkracht. Om deze verkrachtingscultuur aan te klagen vonden er het voorbije weekend dan ook een aantal protestacties plaats in de hoop om verandering teweeg te brengen.
Verschillende horeca-uitbaters hekelden ook al het feit dat de omstandigheden waarbij grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld worden genormaliseerd, toenemen sinds de lockdown is opgeheven en de bars en cafés opnieuw open zijn.
In het kader hiervan getuigde Brussels psychologe Danièle Zucker op dinsdag 9 november 2021 in de pers over de gevolgen die een verkrachting met zich meebrengt, het profiel van de daders en het feit dat er een betere aanpak nodig is. Bij verkrachtingen zou het vaak om macht gaan, waarbij de dader meester wil zijn over zijn slachtoffer. Een ander belangrijk feit is dat meer dan 70 procent recidivist is, wat betekent dat meer dan zeven op de tien verkrachters in het verleden al iemand verkracht hebben.
Aan de kant van de slachtoffers speelt vaak veel schaamte mee, wat er onder meer voor zorgt dat ze niet snel aangifte doen bij de politie. Zo zou maar een op de tien slachtoffers naar de politie stappen, blijkt uit onderzoek. Een goede opleiding voor iedereen die in aanraking komt met dergelijke slachtoffers is volgens de psychologe dan ook een noodzaak. De politie zou zo ook de persoon achter de verkrachting degelijk moeten onderzoeken en niet enkel het feit van de verkrachting zelf. Dit zou het mogelijk maken om verkrachters sneller te detecteren en uit onze samenleving te verwijderen.
Mevrouw Zucker besluit dat voor dergelijke feiten moet worden ingezet op een repressieve aanpak aangezien verkrachters volgens haar ook niet te genezen zijn.
Minister, acht u de initiatieven uit uw actieplan tegen seksueel geweld voldoende om deze problematiek aan te pakken? Zo neen, welke extra initiatieven neemt u nog?
Erkent u dat een forsere opvolging van zedendelinquenten noodzakelijk is om recidive te voorkomen en de maatschappij te kunnen beschermen?
Welke preventieve maatregelen zouden er volgens u, desnoods in samenspraak met andere collega-ministers, kunnen worden genomen om verkrachters sneller te detecteren en tijdig uit onze samenleving te verwijderen?
Deelt u de visie dat enkel situationele preventie geen afdoend antwoord biedt op deze problematiek en dat moet worden ingezet op alle criminogene factoren? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Blancquaert, ik dank u voor uw vraag. Ik wil graag even terugkomen op de cijfers die u hebt genoemd in uw vraag. U citeert mevrouw Zucker die in de krant zegt dat 70 procent recidivist is en dus zeven op de tien verkrachters al eerder iemand zouden hebben verkracht. Die cijfers kloppen niet en het is belangrijk dat ik even aangeef waar de fout zit.
Ik denk dat de vergissing die ze maakt, ligt in het feit dat zedendelinquenten ook vaak andere feiten plegen zoals diefstal, drugs of andere criminele feiten en dat die feiten worden meegeteld in die 70 procent. Maar dat betekent niet dat ze opnieuw een zedenfeit plegen of opnieuw iemand verkrachten.
Als we het over specifieke recidive hebben, namelijk opnieuw zedenfeiten plegen, dan zal 10 à 15 procent van de zedendelinquenten opnieuw zedenfeiten plegen, als we een opvolgperiode van vijf jaar nemen. Dat is nog altijd veel maar het is toch al een groot verschil met het cijfer dat de psychologe noemde. Ook de uitspraak dat zedendelinquenten niet te genezen zijn, klopt niet volgens wetenschappelijk onderzoek. U weet dat ik het heel belangrijk vind om beleid evidencebased te stutten.
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat behandeling de kans op recidive drastisch vermindert. Daarom vind ik dat straffen moet samengaan met behandelen. Er is slechts een heel kleine groep zedendelinquenten of misdadigers – helaas – die tout court niet te genezen zijn, en dat zijn bepaalde psychopaten, als ik het zo mag zeggen. Met het gebruik van de juiste risicotaxatie-instrumenten en psychodiagnostiek zou men die mensen moeten kunnen detecteren, want bij die mensen heeft een behandeling inderdaad geen zin. De anderen zijn wel behandelbaar, daar moeten we op inzetten om ervoor te zorgen dat ze geen nieuwe slachtoffers maken. Elk slachtoffer dat we kunnen redden, is de moeite waard om hiermee verder te gaan. Er moet natuurlijk een juiste en voldoende behandeling beschikbaar zijn, en dat is essentieel.
Momenteel loopt er op mijn vraag een onderzoek in de gevangenissen waarbij enerzijds het profiel van zedendelinquenten en het bestaande aanbod van behandelingen in kaart worden gebracht en anderzijds wordt gekeken naar welk aanbod in de gevangenis het best werkt om recidive te beperken. Op die manier kunnen we met een wetenschappelijke onderbouwing gaan werken aan een betere opvolging van daders en zo recidive beperken.
Zo heb ik meteen uw tweede vraag beantwoord en kom ik nu graag terug op uw andere vragen. Uiteraard zijn de acties uit het actieplan alleen niet voldoende. Ik kan in mijn plan enkel acties opnemen die we vanuit onze Vlaamse bevoegdheden op poten kunnen zetten en uiteraard zijn de federale bevoegdheden ook belangrijk in de strijd tegen seksueel geweld. Met onze Vlaamse bevoegdheden hebben we wel al heel wat in handen voor preventie, hulpverlening en opvolging. En daar zetten we met het Vlaamse plan volop op in: sensibiliseringscampagnes, vullen van lacunes in de hulpverlening, extra opleiding voor professionals die in aanraking komen met slachtoffers én daders, risicotaxatie die essentieel is, psychodiagnostiek enzovoort. Ook de herziening van het samenwerkingsakkoord voor de begeleiding en behandeling van zedenplegers is hierbij een belangrijk instrument. We zijn dat op de verschillende bevoegdheidsniveaus aan het bekijken. Op mijn initiatief is er nu dan ook een oefening bezig met alle betrokken ministers – Beke, Van Quickenborne, Vandenbroucke en ikzelf – om dit samenwerkingsakkoord te herzien zodat de begeleiding en behandeling van zedendelinquenten optimaal kan verlopen en recidive zo maximaal vermeden kan worden. In het voorjaar 2022 verwacht ik een eerste ontwerp van de nieuwe tekst.
En uiteraard heeft, zoals ik net al zei, het federale niveau op zijn niveau ook een belangrijke rol te spelen. Denk maar aan de Zorgcentra na Seksueel Geweld waarvan de uitrol is opgestart, de politie die goed moet zijn opgeleid om de drempel voor slachtoffers om klacht in te dienen te verlagen, en de wet die voor strengere straffen moet zorgen. Tot de oprichting van de zorgcentra was het immers inderdaad zo dat slechts een op de tien slachtoffers aangifte deed. Dat is nu wel veranderd met de drie zorgcentra en het aantal zal nog wel verhogen met de bijkomende zorgcentra. Het feit dat ik toen heb gezorgd voor degelijke opleidingen voor zedeninspecteurs, een degelijke opleiding van het personeel van de zorgcentra, het feit dat er meer en beter bewijsmateriaal kan worden bewaard en dat slachtoffers daardoor ook meer vertrouwen krijgen om toch aangifte te doen, heeft geresulteerd in een verdubbeling van de aangiftes bij de politie in Brussel. De uitbreiding van de zorgcentra zal er dus voor moeten zorgen dat de politie verder beter opgeleid is en zou overal moeten leiden tot het meer indienen van klachten. Het is belangrijk dat elk beleidsdomein op elk beleidsniveau de strijd tegen seksueel geweld als prioriteit beschouwt en hierrond samenwerkt.
Verder vroeg u ook welke preventieve maatregelen worden genomen om verkrachters sneller te detecteren en tijdig uit de maatschappij te halen. Zoals ook in het actieplan werd opgenomen, moet er worden ingezet op laagdrempelige hulpverlening voor daders van seksueel geweld. De hulp- en chatlijn Stop it Now! voor personen met pedofiele gevoelens is daar een goed voorbeeld van. Dit aanbod kan nog verder worden versterkt en uitgebouwd door de opstart van lotgenotengroepen, de organisatie van ondersteunende telefoongesprekken en de uitbreiding van het online hulpaanbod met een gemodereerd forum. Minister Beke is daarvoor bevoegd en is daarmee bezig.
Tot slot deel ik wel uw visie dat enkel situationele preventie geen afdoend antwoord biedt op deze problematiek. Inzetten op alle criminogene factoren is net wat ik doe met het invoeren van een beleid rond risicotaxatie en risicomanagement op maat van de Justitiehuizen. Op basis van die risicotaxatie worden de criminogene factoren bij de dader gedetecteerd en zal de justitieassistent zijn interventies daarop afstemmen om te bekijken hoe de al dan niet uitgesproken re-integratie van de dader vorm kan krijgen en, natuurlijk, toekomstig herval maximaal kan worden voorkomen. Die risicotaxatie is dus een heel belangrijk instrument, al is dat ook gewoon om de ‘psychopaten’ eruit te kunnen halen.
In samenwerking met de gespecialiseerde hulpverlening wordt ook voort ingezet op het aanpakken van deze criminogene factoren, opnieuw een evidencebased aanpak. We hebben ook reeds aan de federale collega van Justitie gevraagd om ook in zijn beleid risicotaxatie mee te nemen in iedere stap van de justitiële keten. Ook heb ik volgende week of de week daarop nog een overleg met de federale collega’s.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, heel erg bedankt voor uw toelichting. Zeven op de tien, dat zal dan inderdaad wat kort door de bocht zijn als we het enkel en alleen hebben over seksueel geweld. Excuses daarvoor. Uiteraard neemt dat niet weg dat dergelijke delinquenten zich in een crimineel milieu bevinden, wat er toch voor kan zorgen dat seksueel geweld vaker kan en zal voorkomen, denk ik dan.
Minister, ik weet dat de strijd tegen seksueel geweld u ook na aan het hart ligt en dat u hier samen met ons op de barricaden staat om dit tegen te gaan. Ik zal Gent als voorbeeld nemen. Ik ben zelf van Gent afkomstig. Naar aanleiding van de verkrachtingsgolven die daar plaatsvonden, kwam men daar met een zogenaamd plan op de proppen om dergelijk seksueel geweld aan te pakken. Men wil voornamelijk in dialoog treden met de daders. Minister, zowel u als ik weten echter goed genoeg dat een gewone dialoog met daders van dergelijke laffe misdrijven er niet voor zal zorgen dat wij als vrouw opnieuw veilig over straat kunnen. De schepen kwam zelfs met een idee op de proppen om donkere hoekjes in cafés te gaan verlichten om zo de verkrachtingen te voorkomen. Hoe wereldvreemd kun je zijn? Ik hoop dan ook in u een bondgenoot te vinden om in de toekomst dergelijke naïeve plannen van lokale besturen te vermijden. Vandaar dus ook mijn bijkomende vraag: acht u overleg nodig met de lokale besturen in het algemeen, en specifiek met die die zwaar gebukt gaan onder dergelijke problematieken? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de vele verklaringen van aanrandingen en verkrachtingen die de jongste weken naar boven zijn gekomen in Gent.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik denk dat u inderdaad met een realistisch Vlaams actieplan ter bestrijding van seksueel geweld komt. Dat is echter bevoegdheidsoverschrijdend. U neemt ter zake een coördinerende rol op u. Dit is geen vraag, maar een oproep aan de andere vakministers om daar natuurlijk ook prioritair op in te zetten en die slachtoffers centraal te stellen. Verder denk ik dat u terecht inzet op het op een wetenschappelijk onderbouwde manier beperken van recidive. Zoals iedereen ook weet, als die mensen vastzitten, dan komen ze op een bepaald moment vrij, en dan is het zeer belangrijk dat we voorkomen dat er nog slachtoffers vallen. Ik weet ook niet of er contact is opgenomen vanuit Gent met u en uw kabinet. Ik denk dat we inderdaad meer hebben aan realistische plannen, die wel degelijk iets opleveren, dan aan het verlichten van donkere hoekjes in cafés.
Minister Demir heeft het woord.
Een kort antwoord aan de vraagsteller: ik kan niet vanuit Justitie in overleg gaan met het lokaal bestuur. Dat is preventie, en is dus voor collega Beke, en collega Somers, die bevoegd is voor de lokale besturen. Zij kunnen dat natuurlijk altijd doen. Ik kan wel meegeven dat van het ogenblik dat er een veroordeling is, en het Justitiehuis betrokken wordt, dan zullen wij natuurlijk de bevoegdheden die we ter zake hebben – met risicotaxatie en noem maar op – in handen nemen. Maar ik ga me niet de taak van de andere collega’s toe-eigenen. Ik zou het ook niet appreciëren als andere ministers dingen zouden doen die ik moet doen. Ik denk dus dat u die vraag moet stellen aan de collega’s die er bevoegd voor zijn.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik begrijp uiteraard dat dit valt onder de bevoegdheden van uw collega-ministers, maar als ik me niet vergis zit u nog altijd in de meerderheid, in een volledige regering, dus ik hoop maar dat u samen aan tafel zult gaan met collega’s Somers en Beke om de lokale besturen aan te sporen dergelijke naïeve plannen in de toekomst achterwege te laten en effectief in te zetten op het vermijden van dergelijke problematiek. Nogmaals bedankt minister, en ook bedankt dat u in overleg treedt met collega-ministers betreffende deze problematiek. Ik denk dat we, wat Vlaanderen betreft, toch bovenaan staan in de aanpak van dergelijk geweld. U vindt in ons een bondgenoot. Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.