Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Coel heeft het woord.
Dank u, voorzitter, en ook bedankt aan de talrijk aanwezige collega’s voor de interesse in deze vraag.
De vrijstelling van schenkbelasting voor het schenken van familiale ondernemingen en vennootschappen zorgt ervoor dat bedrijfsleiders op voorhand nadenken over de opvolging van hun bedrijf. Een gelijkaardige regeling bestaat in de erfbelasting, waar een verlaagd vlaktarief werd ingevoerd voor familiale ondernemingen en vennootschappen.
Om van de vrijstelling/verlaging te genieten moet de onderneming/vennootschap aan een aantal voorwaarden voldoen. Zowel bij de familiale onderneming als bij de familiale vennootschap zijn er enerzijds voorwaarden die vervuld moeten worden om de gunstmaatregel te krijgen en anderzijds voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om de gunstmaatregel te behouden. Er zijn twee toetsingsmomenten: de voorwaarden tot het verkrijgen van een voorlopige vrijstelling worden beoordeeld op het moment van de schenking of het overlijden, de voorwaarden tot het behoud van een vrijstelling, de definitieve vrijstelling, worden pas drie jaar na de authentieke schenkingsakte of het overlijden getoetst.
Ten eerste zijn er de voorwaarden die voldaan moeten zijn op het ogenblik van de schenking of vererving. De centrale toepassingsvoorwaarden zijn de uitoefening van een nijverheid-, ambacht- of landbouwactiviteit of een vrij beroep én het familiale karakter van het bedrijf. Daarnaast zijn er voor de familiale ondernemingen nog voorwaarden verbonden aan de aard van de geschonken activa: ze moeten effectief gebruikt worden voor de beroepsdoeleinden van de onderneming en mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd. Voor familiale vennootschappen is vereist dat zij effectief een reële economische activiteit hebben. Het gaat daarbij om een economische activiteit en de daaraan verbonden tewerkstelling.
Naast de voorwaarden waaraan op het moment van de schenking moet zijn voldaan, moet er gedurende drie jaar, vanaf de authentieke akte of het overlijden, nog voldaan worden aan een reeks vereisten om de vrijstelling te behouden, de zogenaamde continuïteitsvoorwaarde. Bij de familiale onderneming moet de activiteit van de onderneming zonder onderbreking worden voortgezet en mogen de overgedragen goederen ook niet hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd. Voor familiale vennootschappen moet cumulatief voldaan worden aan vier voorwaarden: de vennootschap moet zich blijven kwalificeren als familiale vennootschap met een reële economische activiteit, ze moet eenzelfde of gelijkwaardige economische activiteit zonder onderbreking voortzetten, ze moet een geconsolideerde jaarrekening opmaken en ze moet voldoen aan de vereiste met betrekking tot het kapitaal of eigen vermogen en de ligging van de zetel.
Het is in die continuïteitsvoorwaarde dat er een tweeledig probleem schuilt in navolging van de coronacrisis. De coronamaatregelen die genomen werden sinds 13 maart 2020, dreigen roet in het eten te gooien voor de vervulling van de continuïteitsvoorwaarde. Veel bedrijven en ondernemingen zijn immers genoodzaakt geweest hun activiteiten tijdelijk stop te zetten, vaak verplicht, soms vrijwillig, en/of hun personeel op technische werkloosheid te plaatsen.
Wat die ononderbroken activiteit betreft: een stopzetting van de activiteiten, zelfs al is dit tijdelijk, doorkruist het ononderbroken voortzetten van eenzelfde of gelijkwaardige economische activiteit. Dat zou theoretisch betekenen dat de gunstregeling komt te vervallen. Het familiebedrijf dat zonder schenkbelasting of tegen een verlaagd tarief in de erfbelasting werd overgedragen, zal toch belast worden alsof de gunstregeling nooit van toepassing is geweest, middels een naheffing van schenk- of erfbelasting.
Wat de loonlastvoorwaarde betreft, wordt het hebben van een reële economische activiteit gecontroleerd aan twee gecumuleerde negatieve voorwaarden. De terreinen en gebouwen mogen niet meer dan 50 procent uitmaken van het totaal actief en tegelijkertijd mogen de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen niet lager zijn dan of gelijk zijn aan 1,5 procent van de totale activa. Ook hier schuilt een reëel probleem wanneer bedrijfsleiders genoodzaakt waren hun personeel op tijdelijke werkloosheid te plaatsen, waardoor de loonlastvoorwaarde mogelijk niet meer voldaan is, aangezien een deel van de loonlast niet meer gedragen werd door het bedrijf en dus ook niet veruitwendigd kan worden in de cijfers. Dit laatste kan trouwens ook problematisch zijn voor toekomstige overdrachten, aangezien de loonlastvoorwaarde, voor het bepalen van de reële economische activiteit, niet alleen een voorwaarde is voor het behoud, maar ook een voorwaarde is die vervuld moet zijn voor het verkrijgen van de vrijstelling.
Er bereikte mij vanuit de sector hierover enige ongerustheid.
Worden de periodes van verplichte sluiting door de coronamaatregelen gelijkgesteld met activiteit en dus aanzien als ononderbroken, of zal algemeen overmacht aanvaard worden? Worden periodes van vrijwillige sluitingen ten gevolge van de coronamaatregelen gelijkgesteld met activiteit en dus aanzien als ononderbroken, of zal algemeen overmacht aanvaard worden?
Welke maatregel voorziet u voor de begunstigden die vanwege een gedaalde loonlast ten gevolge van de coronacrisis potentieel geconfronteerd worden met een naheffing vanwege het niet vervullen van de continuïteitsvoorwaarde?
Welke maatregelen voorziet u voor de bedrijfsleiders-eigenaars die vandaag een schenking wensen te doen maar die vanwege een gedaalde loonlast ten gevolge van de coronacrisis bij aanvraag niet meer voldoen aan de voorwaarde van de reële economische activiteit? Idem bij overlijden van de bedrijfsleider-eigenaar?
In welke mate zal de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) zich soepel opstellen bij de beoordeling van coronageïmpacteerde aanvragen en controles?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik begrijp uw bezorgdheid, mijnheer Coel, maar ik ben er vrij zeker van dat mijn antwoord die bezorgdheid zal wegnemen.
Zoals u zelf uiteenzet, is de gunstregeling voor overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen gekoppeld aan verschillende voorwaarden. Een van de voorwaarden tot behoud van de gunstmaatregel bij familiale ondernemingen en vennootschappen is inderdaad dat er gedurende drie jaar een ononderbroken activiteit moet zijn. De bedrijven die geconfronteerd werden met een tijdelijke, verplichte of vrijwillige sluiting zullen ongetwijfeld een omzetverlies lijden, maar zij blijven wel degelijk ononderbroken voortbestaan: ze behouden hun ondernemingsnummer, de website blijft actief, de coronasteun wordt opgenomen in de boekhouding, de afschrijvingen worden verder doorgevoerd enzovoort. Die voorwaarde zal voor de meeste bedrijven normaliter dus geen probleem zijn.
Een bijkomende voorwaarde is dat familiale vennootschappen ook gedurende drie jaar moeten blijven kwalificeren als familiale vennootschap met een reële economische activiteit, wat gecontroleerd wordt aan de hand van twee cumulatieve voorwaarden. Dat woordje ‘cumulatief’ is belangrijk: het zijn voorwaarden waaraan je niet tegelijkertijd mag voldoen. Concreet gaat het om de volgende voorwaarden: enerzijds mogen de terreinen en gebouwen niet meer dan 50 procent uitmaken van het totaal actief, anderzijds mogen de bezoldigingen, pensioenen en sociale lasten – de loonlast – niet lager dan of gelijk zijn aan 1,5 procent van de totale activa.
De loonlast zal inderdaad tijdelijk dalen bij technische werkloosheid of stopzetting van de activiteiten, maar dat betekent niet dat er zich meteen een probleem stelt voor het behoud van de gunstmaatregel. Dat is enkel het geval als het aandeel van gebouwen en terreinen te hoog is en de loonlast tegelijkertijd te laag. Als alleen de loonlast lager wordt dan 1,5 procent van het totaal actief, stelt er zich normaliter geen probleem. En zelfs als aan beide voorwaarden is voldaan, kan er nog altijd sprake zijn van een reële economische activiteit als aangetoond kan worden dat alle onroerende goederen in de vennootschap worden aangewend voor de economische activiteit en er dus geen privaat patrimonium in de vennootschap zit. En zelfs als dat toch het geval is, heeft de belastingplichtige het recht zich te beroepen op overmacht. Overmacht wordt door VLABEL geval per geval beoordeeld, volgens de concrete omstandigheden, zodat hierover geen algemene uitspraken gedaan kunnen worden. We hebben het daar in het verleden ook al over gehad in de commissie.
Conclusie: er lijkt niet meteen een reden voor de ongerustheid waar u naar verwijst.
Voor bedrijfsleiders die hun vennootschap in de toekomst nog willen schenken maar op het moment van de schenking door corona niet meer voldoen aan de loonlastvoorwaarde, geldt grotendeels hetzelfde. Het zijn cumulatieve uitsluitingsvoorwaarden en het bewijs van een reële economische activiteit kan steeds geleverd worden door aan te tonen dat er geen privaat patrimonium in de vennootschap zit.
Tot slot wil ik nog meegeven dat in de covidperiode, met al haar maatschappelijke problemen en gevolgen, VLABEL steeds erg snel bijkomende toleranties, zoals bepaalde termijnverlengingen, heeft ingevoerd en gecommuniceerd. Dat is een bewijs van een juiste mindset, begrip en empathie. Ik ben er zeker van dat dit ook voor deze problematiek het geval zal zijn. Ik denk ook dat uit de voorbeelden die ik u gegeven heb, blijkt dat je als belastingplichtige keer op keer de mogelijkheid krijgt om aan te tonen dat je toch voldoet aan de geest van de regeling die in het decreet is vastgelegd.
De heer Coel heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw heel duidelijke antwoord. Ik denk dat het goed is dat u de sector of de betrokken ondernemingen hebt kunnen geruststellen. Het kan, denk ik, niet de bedoeling zijn dat onze familiale ondernemingen of vennootschappen boven op de coronamaatregelen ook nog eens gestraft zouden worden met hogere belastingen door situaties waar ze zelf niet aan kunnen doen. Ik denk dat het goed is dat u de waarborgen die in de regelgeving ingebakken zitten, hebt geschetst. Ik heb er vertrouwen in dat u en uw diensten de individuele dossiers met de nodige empathie zullen bekijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.