Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over de scenario's voor de Programmatische Aanpak Stikstof en de biologische landbouw
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
– Bart Dochy treedt als voorzitter op.
Minister, ik heb u enkele weken geleden beloofd dat ik in deze commissie zou komen met een vraag over de stikstofproblematiek. Ik ga ervan uit dat dat deze namiddag tijdens het actualiteitsdebat waarschijnlijk ook nog wel even boven water zal komen.
Mag ik even aandacht vragen voor de vraag, collega Coudyser? We horen collega Sintobin niet met zijn belangrijke vraag.
Het is niet van niet horen maar het is een beetje vervelend. Voilà, ik ben mijn draad kwijt. (Opmerkingen)
Minister, ik heb het over het stikstofdebat. Als ik de laatste dagen sommige media, sommige politieke partijen en ook andere mensen mag geloven, lijkt het wel dat de landbouw er nog goed uitkomt wat betreft het klimaatplan. Wat de mensen er niet bij vertellen, is dat er nog iets na het klimaatplan komt. Als ik dat lees – veel concreets is dat niet maar we zullen er deze namiddag misschien meer over horen – betwijfel ik of de landbouwsector effectief goed wegkomt met dat klimaatplan. Er staan toch een aantal zaken in waarvan ik zeg dat dat nogal wat druk zet. U zegt dat niet, maar een andere minister die meer begaan is met natuur en milieu dan met landbouw zegt dat wel. Maar dat is voor straks.
Wat het stikstofdebat betreft, moet ik het dossier niet meer schetsen denk ik, voorzitter. Ik denk dat de meeste mensen het dossier wel opvolgen. Toch was het zo dat een krant, en dan nog De Standaard, eigenlijk al wist welke richting het zou uitgaan en dat er blijkbaar al enige eensgezindheid was binnen de Vlaamse Regering.
De belangrijkste punten uit het scenario samengevat, volgens De Standaard toch, zijn de volgende. De grootste stikstofvervuilers, die in 2016 een code rood hebben gekregen, moeten hun uitstoot met 100 procent verminderen. Dat betekent ‘schluss’, gedaan. Varkens- en pluimveehouders die nog geen emissiearme stal hebben, moeten tegen 2030 hun stikstofuitstoot met 60 procent terugschroeven. Rundveehouders moeten hun stikstofuitstoot met 15 procent reduceren. De mestverwerkende bedrijven met de grootste stikstofimpact moeten een vermindering van 30 procent realiseren. Dat konden we lezen in de krant.
Er zijn al een aantal reacties omdat het debat natuurlijk al een tijdje aan de gang is, en dan vooral over de inkrimping van de veestapel. Sommigen zijn voor, sommigen zijn tegen, anderen zeggen dat dat vanzelf zal gebeuren omdat de landbouwers niet genoeg middelen hebben om de investering te doen. Sowieso, als het al dan niet tot een inkrimping komt, zal het zeker wat ons betreft met een warme sanering moeten zijn.
Ook een bioboer reageerde en geloofde niet in de reductie van 60 procent voor varkens- en pluimveehouders. Hij zei dat de mensen niet de middelen hebben om dat te financieren.
Minister, de afspraak was om eind dit jaar een definitief kader te hebben. Is er al duidelijkheid over hoe de regering de extra middelen zal aanwenden? Zo ja, hoe groot zal het deel zijn dat naar de landbouwsector gaat en hoe zal dit concreet worden ingevuld? Hoe staat u tegenover een eventuele warme sanering als gevolg van en tevens als gedeeltelijke oplossing voor de stikstofcrisis? Zult u maatregelen nemen om een koude sanering tegen te gaan, en zo ja, welke? De belangrijkste vraag staat blijkbaar niet op mijn papier: wat is de stand van zaken in het stikstofdossier? (Gelach)
Die laatste vraag heeft een repetitief karakter, collega Sintobin. Ze wordt sowieso toegevoegd.
Ik weet het, maar het is toch de belangrijkste vraag. De andere zijn ook belangrijk natuurlijk.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord. Zij legt meer de link naar de biologische landbouw.
Mijn vraag sluit hier eigenlijk naadloos bij aan. Vorige week werd in De Standaard een scenario rond de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) op tafel gelegd, het eerste scenario dat wij als parlement effectief konden lezen. Als reactie hierop luidde Bioforum de alarmbel. Volgens hen leiden de scenario’s van PAS die op tafel liggen tot een groot probleem voor de biolandbouw. In dit scenario zou er vooral gekeken worden naar emissiearme stallen, waarbij men voor een goede werking een gesloten stal nodig heeft.
Voor een bioboer, die de dieren op een meer natuurlijke manier wil houden door ze vrije toegang te geven tot de buitenlucht, is er geen sprake van een gesloten stal.
Minister, wat betekent dat scenario voor de biolandbouwer? Klopt het dat het voorliggende scenario een stikstofreductie van 60 procent voor alle landbouwbedrijven zonder emissiearme stallen vereist?
Wordt er naast een procentuele daling ook gekeken naar de absolute stikstofemissies? Zo is de minimale ruimte per dier bij biolandbouwbedrijven groter en zullen er dus voor een welbepaalde oppervlakte minder dieren in een biobedrijf staan dan in conventionele landbouwbedrijven. Een kleiner aantal dieren betekent alleszins een kleinere primaire stikstofuitstoot.
In dit scenario lijkt het alleen nog maar rendabel om aan schaalvergroting te doen en dus veel dieren te houden, zodat een emissiereductiesysteem dat 60 procent stikstofuitstoot kan verwijderen, economisch haalbaar is. Het gaat met andere woorden om een ammoniakemissiearme stal. Is het uw bedoeling om landbouwbedrijven te sturen naar meer grootschaligheid?
Op Europees niveau zijn er doelstellingen rond het areaal waar aan biologisch landbouw moet worden gedaan – dat kwam daarnet ook ter sprake – en ook in Vlaanderen zijn er verschillende actieplannen en doelstellingen. Zult u erop toezien dat de uiteindelijke PAS-regeling geen grote negatieve impact heeft voor de biologische landbouw? Zal daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen biologische en niet-biologische landbouw, aangezien er specifieke regels en doelstellingen bestaan voor biologische landbouw?
Naast de stikstofproblematiek zijn er nog heel wat andere problematieken waar de landbouw mee kampt en waar biologische landbouw een antwoord op tracht te bieden. Zo lezen we nog in het strategisch plan voor biologische landbouw 2018-2022 dat bij biolandbouw de beste praktijken op milieugebied worden gecombineerd met een hoog niveau van biodiversiteit, de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen, de toepassing van strenge normen op het gebied van dierenwelzijn en een productie die is afgestemd op de voorkeur van bepaalde consumenten voor producten die worden vervaardigd met natuurlijke stoffen en procedés.
De stikstofproblematiek moet zeer ernstig worden genomen, maar biolandbouw heeft als expliciete doelstelling om goede resultaten te boeken op het vlak van biodiversiteit, bodemkwaliteit, dierenwelzijn, het vermijden van chemische bestrijdingsmiddelen enzovoort. Minister, worden deze elementen meegenomen in de PAS-scenario’s, waarbij we ervan uitgaan dat de impact op natuur en biodiversiteit integraal worden bekeken en niet louter vanuit de overmaat aan stikstof?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, deze twee vragen gaan over een thematiek die hier de komende periode vermoedelijk nog wel aan bod zal komen.
Collega Sintobin, het is pas in een latere fase dat het duidelijk zal zijn hoe de voorziene stikstofprovisie ingezet zal worden. De diverse scenario’s worden nu onderworpen aan een passende beoordeling en dan moet er een plan-milieueffectrapport (MER) opgemaakt worden. Over dat plan-MER volgt dan een openbaar onderzoek. De scenario’s moeten ook omgezet worden in concrete maatregelen en regelgeving. Er is dus wel nog een traject te gaan waarover een akkoord bereikt moet worden. Ik zie u fronsen. Het eerste wat we nu moeten doen is het proberen eens te worden over het scenario – één of meerdere – dat in het MER gestoken wordt. Die scenario’s worden nu in een passende beoordeling gestopt. Je kunt moeilijk met scenario’s die niet passend beoordeeld zijn naar een openbaar onderzoek gaan. Dat is natuurlijk een beetje vreemd. Hetgeen in de krant gestaan heeft, is een ontwerp van scenario waar we nu de passende beoordeling op loslaten. Dat zal, vermoed ik, nog een paar dagen duren.
Wat de vraag over de sanering en de maatregelen betreft. Ik zou het heel spijtig vinden als we de discussie gaan verengen tot een pro of contra warme of koude sanering. Ik heb al gezegd dat ik het verschrikkelijk vind als de maatregelen die we nemen en de onzekerheid die er nu is – we kunnen er niet omheen dat er onzekerheid is, zeker bij onze landbouwers – bij boeren zou leiden tot grote armoede. Maar we moeten nu wel vastleggen waar de lat ligt. En dan is het voor mij elementair – en dat onderstreep ik, collega’s – dat er flankerend beleid gevoerd zal worden om mensen te begeleiden in de transities die we moeten maken. Een stikstofoplossing zal altijd gepaard moeten gaan met flankerend beleid. Maar om dat flankerend beleid te kunnen vastleggen, moet je weten wat de impact is van de maatregelen op de subsector en de boeren. Dat gaat dan niet over de stikstofimpact, maar over de sociaal-economische impact voor de mensen. En zo kun je dan komen tot de meest efficiënte ondersteuning.
Armoede is iets wat misschien bij een aantal mensen nu al aanwezig is, maar de regelingen die we treffen, mogen mensen die bijvoorbeeld al zware leningen zijn aangegaan om emissiearme stallen te bouwen, niet in extra grote problemen brengen.
Als je zegt warm of koud scenario, dan is voor mij ook het volgende belangrijk in het debat. Tegenover boeren die sowieso al van plan waren om te stoppen, heb je ook jonge boeren die een toekomst willen schrijven. Voor mij is het ook van belang dat een substantieel aandeel van de middelen die we investeren in flankerend beleid ook gaat naar jonge mensen om hun toekomstperspectief te geven en om hun de kans te geven om te investeren in bijvoorbeeld emissiearme stallen.
Dan de vraag rond de 60 procent. In alle scenario’s, collega’s, is een reductie voor varkens- en pluimveestallen die nog niet emissiearm zijn, opgenomen. Oude stallen die nog niet emissiearm zijn, hebben een grote milieu-impact en er zijn daar nog zeer grote winsten te boeken via innovatieve technieken. Dat weten jullie allemaal. Het is van belang dat we die op een fatsoenlijke wijze gaan benutten. In de PAS-lijst staan reductiepercentages van 50 tot 70 procent voor pluimvee- en varkensstallen. Die ammoniakemmissiereductieverplichting (AEA) bestaat al sinds 2004. Ik loop nu niet voorop op de definitieve beslissing, maar iedereen ziet dat daar winsten te boeken zijn.
Dan gaan we kijken naar de absolute stikstofemissies. De beoordeling van de impact van een individueel bedrijf wordt gedaan bij het verlenen van een omgevingsvergunning. Dat is een materie waarvoor de minister van Omgeving bevoegd is. Daarbij is niet de ruimte per dier van belang maar wel de effectieve impact op de nabijgelegen beschermingszone. En dat wordt soms wel eens vergeten. De beoordeling gebeurt daar altijd concreet per bedrijf waarbij het aantal dieren uiteraard in rekening gebracht wordt. De PAS heeft ecologische doelstellingen door het verminderen van de stikstofimpact op onze natuurgebieden. Het sturen naar een bepaald niveau van schaalgrootte maakt daar eigenlijk geen deel vanuit. Het is enkel de totale impact van het bedrijf dat wordt bekeken op het nabijgelegen gebied.
Om de biosector eventjes in het vizier te brengen: ik begrijp absoluut de bezorgdheden van de biosector. We zullen, zoals ik al vaker gezegd heb, oplossingen op maat nodig hebben. We zullen ook bedrijven moeten begeleiden in het vinden van de juiste aanpassingen aan het bedrijf. Dat geldt voor alle bedrijven, dus ook voor de biosector.
De PAS vertrekt in eerste instantie van de aanpak van stikstof. Daarbij is het niet van belang hoe dit tot stand is gekomen, maar wel wat de impact ervan is. Daarin moeten we dus goede keuzes maken.
Er zijn uiteraard nog heel wat andere problematieken in de landbouw. Collega Schauvliege heeft daar ook terecht naar verwezen. Biolandbouw heeft zeker een aantal onmiskenbare ecologische voordelen, ook op het vlak van biodiversiteit, bodemkwaliteit, dierenwelzijn enzovoort. De PAS focust op stikstof en heeft tot doel de impact van stikstof te doen dalen, net omdat dat ook noodzakelijk is voor de verbetering van de biodiversiteit. Het PAS-arrest, de ministeriële instructie en de bijhorende richtlijnen vertrekken dus allemaal vanuit de aanpak van een overmaat aan stikstof.
Het is echt belangrijk dat we een doelstelling vooropstellen. Wellicht zal dat per sector zijn. Dan zullen we ook maatregelen op maat moeten nemen om ook tegemoet te komen aan bepaalde bezorgdheden en om op basis van de socio-economische impactanalyse het juiste flankerend beleid uit te werken.
De tijd dringt echter, collega’s. Daar ben ik het absoluut mee eens. Het is wel een ontzettend groot en belangrijk dossier, en we willen niet in het bad springen met een oplossing die dan over twee of drie jaar weer op de helling zou worden gezet. Dat is de reden waarom we die analyses echt heel grondig aan het maken zijn.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, bedankt voor het antwoord. Ik stel opnieuw vast dat bepaalde zaken eerst in de media komen, en dan in het parlement. Ik vraag me af hoe dat allemaal in zijn werk gaat. Er wordt toch enorm veel gelekt, waardoor er eigenlijk discussies ontstaan die niet nodig zijn, waardoor ik vragen moet stellen in deze commissie, wat eigenlijk misschien ook niet nodig is. Ik wil het debat inderdaad niet verengen tot warme of koude sanering. Ik denk dat we eerst het debat zullen moeten voeren over de vraag of we voor of tegen het inkrimpen van de veestapel zijn. Dat zal al een eerste kwestie zijn. Ik ben het wel eens met u dat het ook moet gaan over flankerend beleid. Die twee jonge kerels waarmee ik vrijdag heb gesproken, die waren respectievelijk 20 en 22 jaar. Ze waren echt vol ambitie om het bedrijf van de ouders voort te zetten. Ze willen investeren. Ze willen nieuwe technologieën toepassen. Ze willen werken met innovatieve technieken. Ze doen dat trouwens. Dat is ook zo’n misvatting in de media en wellicht ook in de scholen. Het lijkt wel alsof de landbouwsector nog de landbouwsector van honderd jaar geleden is, maar dat is niet zo. Veel landbouwers hebben al heel veel inspanningen gedaan de afgelopen jaren.
De bezorgdheid was echter de volgende. Die ene persoon zei het letterlijk zo: ‘Ik weet niet of ik morgen nog mijn bedrijf heb.’ Daarover gaat het natuurlijk in heel dat stikstofdossier. Het gaat over rechtszekerheid, zegt hij. Hij vraagt zich af wat hij moet doen, aangezien hij op het einde van het jaar net zo goed bericht kan krijgen dat hij zijn bedrijf moet sluiten omdat daar een beschermd natuurgebied is. Ik heb vroeger, in 2016, reeds zulke bedrijfjes bezocht, toen heel dat verhaal van die stikstof begon. Een paar bomen bij elkaar, en plotseling, van de ene dag op de andere was dat beschermd natuurgebied en werd men geconfronteerd met een oranje of rode code. Ik wil maar zeggen, het gaat vooral over werkzekerheid.
Minister, men hoeft niet rond de pot draaien. Hiervoor zitten we in de politiek. Binnen de Vlaamse Regering zijn er natuurlijk tegengestelde visies. Ik heb het debat gevolgd over het klimaatplan en de inspanningen die de landbouwsector moet doen: het is duidelijk dat de minister van Omgeving niet op dezelfde golflengte zit als de minister van Landbouw en Economie. Ik denk dat dat in het stikstofdossier natuurlijk nog meer naar boven zal komen. Ik vrees er een beetje voor, maar hoop dat we een genuanceerde oplossing zullen krijgen. Als het inderdaad het ergste scenario wordt, dan voorspel ik – dat voel ik aan in de landbouwsector – dat er misschien opnieuw een mars op Brussel zal zijn, wat we misschien liever niet hebben.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik begrijp dat de PAS gaat over de impact van stikstofdepositie op de omliggende natuur. Maar ik denk toch dat we het niet zo eng mogen bekijken.
Ik heb dan ook een bijkomende vraag. U hebt in het klimaatplan aangekondigd dat de Vlaamse Regering het krachtige broeikasgas methaan 2030 met 30 procent wil verminderen. U wilt dat doen door aangepast veevoeder voor koeien te voorzien. Die voeders zorgen ervoor dat koeien minder in staat zijn om gras te eten. Maar dat betekent natuurlijk ook dat men uitgaat van een productiemodel, een landbouwmodel waarbij koeien op stal staan en minder grazen in de weide. Minder grazen in de weide betekent ook minder koolstofopslag, en het heeft natuurlijk ook een impact op de aanwezigheid van historische graslanden en de natuurwaarde die die historische graslanden dan met zich meebrengen. Want in se zouden die dan minder nodig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering. Dit heeft natuurlijk ook een rechtstreekse impact op biolandbouwers.
Mijn vraag is heel concreet: hoe zult u deze klimaatmaatregelen verzoenen met de belangrijke rol die de landbouw ook speelt op het vlak van biodiversiteit, en meer bepaald de biolandbouw? En dan heb ik het niet over de impact die ze hebben op de omgevende natuur ten gevolge van de stikstofdepositie, maar de impact door de beheermaatregelen van het begrazen van de graslanden, die dan toch minder aantrekkelijk worden als die maatregel erdoor komt.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik was eveneens aangedaan door het artikel in de krant. Minister, ik denk dat zij die die lekken naar de krant brengen, eigenlijk nog niet half inschatten welk effect het debat van stikstof heeft op enerzijds de sector maar anderzijds ook op de gezinnen die achter die sector staan. Het gaat over land- en tuinbouwers, over jongeren die een toekomst willen uitbouwen in onze landbouw, en die dagdagelijks willen zorgen voor onze gezonde, duurzame en lekkere voeding. Men beseft echt niet welke impact deze hele discussie en die onzekerheid op hen heeft. Zo'n eenzijdig of half lek heeft een enorme impact.
Minister, in het artikel klonk het als volgt: ‘Er ligt een scenario voor om de stikstofcrisis te bezweren.’ En dan werd er gesproken over 58 veebedrijven die dicht moeten. “De varkens- en kippenhouders moeten hun uitstoot met 60 procent terugschroeven.” Minister, er werd heel duidelijk gesproken over 58 bedrijven die dicht moeten. Stel dat dat dat ook jonge land- en tuinbouwers zijn, dan ga ik ervan uit dat er ook nog ruimte is voor een verplaatsing en voor het uitbouwen van een toekomst voor zij die die 58 bedrijven beheren.
In het hele artikel werd niet verwezen naar de industrie die inspanningen moet doen of naar de mobiliteit die inspanningen moet doen, terwijl we weten dat daar ook hele grote uitdagingen liggen. Er wordt nu reeds een onderscheid gemaakt tussen de chemische NOx en anderzijds de natuurlijke ammoniak, waar we toch wel vragen bij kunnen stellen. Ik wil dus toch wel vragen of ik daaruit moet afleiden dat er enkel eenzijdig gekeken wordt. Of wordt er ook naar de andere sectoren gekeken?
Een tweede punt waar ik nog even bij wil stilstaan, is de problematiek waar de bedrijven vandaag mee te maken krijgen die een verlenging hebben moeten doen van hun vergunning. Zij zaten de afgelopen maanden namelijk in een onzekere periode. Zij hebben een verlenging gevraagd, en tot december 2021 kon men dat volgens de richtsnoeren krijgen als zij hun bedrijfsvoering verder willen voeren. Wil dit zeggen dat zij in december dit jaar, met andere woorden nu, met een dossieropbouw bezig moeten zijn om opnieuw een verlenging te kunnen krijgen?
Eigenlijk weten we niet welke richting de regelgeving uitgaat, dus zij zitten vandaag eigenlijk in een heel precaire situatie. Ik heb minister Demir al verschillende keren gevraagd of we daar niet naar een overbruggingsregeling kunnen gaan, en of een decretale verlenging hier niet de beste oplossing is om toch rechtszekerheid te kunnen bieden. Ik wil u ook vragen of dit ook onderdeel uitmaakt van de onderhandelingen en of u daar mogelijkheden voor oplossingen ziet om op korte termijn knopen te kunnen doorhakken.
En als laatste puntje wil ik even aansluiten bij de tussenkomst van collega Schauvliege, die aangeeft dat we de problematiek niet te eng mogen bekijken. Ik heb soms het gevoel dat het afhankelijk is van de kant van waaruit we het bekijken.
Ik ben het ermee eens dat als we naar duurzame aspecten en duurzame land- en tuinbouwmogelijkheden kijken, we dat in het geheel moeten bekijken en alles mee in ogenschouw moeten nemen. We mogen niet de ene en de andere zo eng tegenover elkaar afwegen, want ik denk dat er heel wat voordelen binnen de biologische landbouw zijn, maar ook weer binnen andere systemen. Ik hoop dat we het geheel en alle aspecten in het debat kunnen meenemen, en niet de ene of de andere viseren.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Minister, het is natuurlijk niet gemakkelijk om een debat te voeren over beleid in voorbereiding en over opties die nog niet definitief genomen zijn, en zeker niet als dat gebeurt op basis van wat er in een krantenartikel verschijnt. Maar uiteraard deel ik ook de bezorgdheid van de collega's wanneer het gaat over rechtszekerheid en over duidelijkheid voor de landbouwsector.
Ik wil nog eventjes terugkomen op dat solidariteitsprincipe, dat toch aanvaard lijkt te zijn. Ik wil eraan herinneren dat dat een vraag is van de landbouwsector zelf. Ik denk dat dat ook een goede zaak is, dat we de lasten in dit debat een stuk gaan verdelen, om te vermijden dat in bepaalde gebieden van Vlaanderen landbouw sowieso onmogelijk zou worden. Want de basisvraag blijft hier toch welke daling van de stikstofuitstoot ervoor kan zorgen dat we in Vlaanderen een juridisch sluitend en duurzaam kader hebben, waarop de vergunningsverlening kan worden gebaseerd en waarbij we een vergunningsstop en immense economische schade kunnen vermijden.
Ik zou dus voor sereniteit durven blijven pleiten in dit debat. Het solidariteitsprincipe lijkt mij een goed principe, maar we moeten inderdaad zorgen dat we hier ook niet aan overshooting of undershooting gaan doen.
Ik dacht dat collega Coel nog even wou tussenkomen over de effecten op de biolandbouw.
Ik geef eerst het woord aan collega Vandenhove.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil ook heel kort even reageren. Ik sluit me aan bij collega Schauvliege. De bekommernis die zij formuleert, niet alleen ten aanzien van de biologische landbouw, maar ook van de kleinere landbouwbedrijven, mogen we toch niet onderschatten.
Minister, ik begrijp uw bekommernis over de armoedeproblematiek en de problemen bij de landbouwers heel goed, maar ik vind dat we de discussies altijd gescheiden moet houden. We moeten proberen te zorgen voor iedereen die in Vlaanderen onvoldoende inkomen heeft om op een normale manier door het leven te gaan. We hebben middelen genoeg in Vlaanderen om dat te doen. Dat is een kwestie van keuzes. Ik vind dus niet dat eventuele armoede en het feit dat bedrijven financieel in de problemen zouden komen, in dezen altijd een argument mogen zijn.
Ook in dit debat mis ik het verband tussen de maatregelen en de grootschaligheid. Het is een beetje hetzelfde als in het debat over de CO2-problematiek, die deze namiddag ongetwijfeld uitgebreid aan bod zal komen. De commentaren en de kritiek die nu vanuit bepaalde hoeken komen – en je kunt daar voor of tegen zijn – zijn inderdaad ook dat de aanpak van de CO2-problematiek er misschien voor gaat zorgen dat landbouwers die nu al grootschalig zijn en die het zich kunnen veroorloven om de technische aanpassingen te doen die voorgesteld worden, die ook gaan doen, en dat de kleinere, onder andere de bioboeren, eruit gaan vallen. Er is dus een vergelijking te trekken tussen de CO2-problematiek en de stikstofproblematiek.
Ik ben zelf al lang vragende partij om daar eens een fundamenteel debat over te voeren in Vlaanderen en ook in deze commissie. Iedereen heeft natuurlijk haar of zijn standpunt, maar ik stel vast dat we daar, met alle respect, niet in slagen. Ik zou mij ook willen aansluiten bij de collega die daarnet zei dat dat soort debatten sereen moet gebeuren, met argumenten pro en contra. Laat dat duidelijk zijn.
Collega Rombouts, ik hoor u altijd zeggen: wat moeten andere sectoren doen? Ik ga daar geen polemiek over beginnen, want dat is een ander debat. Maar gisterenavond en vandaag wordt het nieuws beheerst door het feit dat een bepaalde andere sector, zijnde het bedrijfsleven, de elektriciteitsproductie, inderdaad ook moet inleveren op het vlak van stikstof. Dat debat is dus volop aan de gang. Maar in de plaats van dat met flarden en via de media te doen, laten we dat globaal doen. En aan de jongere collega's of de collega's die niet zo lang meedraaien in de politiek als ik: ik heb inderdaad nog de tijden gekend dat iets niet in de media kwam vooraleer er daadwerkelijk een beslissing was. Nu zijn alle politieke partijen in datzelfde bedje ziek. Laat ons dus niet naïef zijn om te zeggen dat deze of gene gelekt heeft vooraleer er een beslissing was.
De heer Coel heeft het woord.
Voorzitter, ik heb nog een aantal bedenkingen. Zoals collega Nachtergaele zegt, is het beslissingsproces lopende. Ik wil mij dus beperken tot het uiten van een aantal bezorgdheden, in de hoop dat die in het finale compromis aan bod zullen komen.
Ten eerste, over de timing: voor de algemene Vlaamse economie, om vooruit te kunnen met onze vergunningen in het algemeen, breder dan landbouw, is het van belang dat we snel tot een akkoord komen. Maar ook voor de individuele boer en landbouwer is het van belang dat het nu vooruitgaat. Wie een aflopende vergunning had, heeft inderdaad de kans gehad om die met een jaar te verlengen. Maar we moeten nog een heel technisch proces doorlopen, zodra de politieke deal is gesloten. Enige duidelijkheid voor de mensen op het terrein is dus toch dringend.
Ten tweede heb ik een bezorgdheid. Als we naar generieke maatregelen gaan – en als we de krant mogen geloven, gaat het die richting uit – wil ik toch pleiten voor voldoende tijd om die maatregelen te implementeren op individueel bedrijfsniveau.
Verder heb ik een bezorgdheid over wat dan het meetmoment is ten opzichte van welk punt de inspanningen zullen moeten worden geleverd. Er zijn bedrijven die de voorbije jaren al wat inspanningen hebben gedaan, misschien nog niet AEA, maar wel andere inspanningen die ook tot reductie hebben geleid. Zullen zij dan ook nog die 60 procent moeten doen, of die 15 procent, naargelang de taak van de landbouw waarin ze actief zijn? Of zullen die inspanningen deels worden meegenomen?
Ik wil mij ook aansluiten bij de bezorgdheden rond de risico's voor de bioboeren, maar eigenlijk ook voor de kleinere conventionele boeren. In de plannen die nu voorliggen, zullen ze potentieel sterker worden geraakt dan bedrijven die al de weg hadden ingeslagen naar schaalvergroting, technologische innovatie en die al de nodige middelen hebben gegenereerd om die investeringen te doen. Dat lijkt mij ook iets dat we moeten bekijken.
Ik begrijp de keuze voor technologische innovatie en dat AEA-stallen een goede weg vooruit zijn. Maar ik zou die toch ook niet als de heilige graal willen beschouwen. Want met AEA focus je natuurlijk op het einde van de cyclus. Je probeert de uitstoot, de emissie op te vangen. Je zou ook kunnen kijken naar de start van het proces en proberen om de ingevoerde stikstof via veevoeder te reduceren en meer te gaan naar lokaal gesloten stikstofkringlopen, waarbij er meer grondgebonden wordt gewerkt. Dat lijkt mij een invalshoek die het bekijken waard is en die ook meer kansen biedt voor bio- en conventionele kleinere boeren die op die manier werken. Of beter: kleine of grote boeren, als je met een lokaal gesloten stikstof werkt, is dat sowieso een goede zaak voor onze problematiek in Vlaanderen.
Collega Sintobin had het over de sanering. Uiteraard zijn we voorstander van een flankerend beleid om de boeren die niet mee kunnen in dit hele verhaal te ondersteunen. Maar we moeten ons toch de vraag stellen of het dan de beste besteding van belastinggeld is om boeren uit te kopen, om te zeggen: ‘Hier is een zak geld, nu vragen wij u om te stoppen.’ Is het dan niet beter om datzelfde geld te gebruiken om boeren te begeleiden in hun transitie naar een duurzamere bedrijfsvoering die economisch haalbaar is, om bepaalde boeren uit hun lock-in te halen – ze hangen vast aan dure leningen –, om daarop in te zetten en hen te begeleiden naar een andere bedrijfsvoering? Zo blijven we met meer boeren over en misschien wat minder dieren. Dat lijkt me dan een te verkiezen optie boven grotere productie-eenheden met veel dieren, maar minder boeren die er economisch nog aan uit kunnen.
Tot slot wens ik alle betrokkenen rond de tafel veel wijsheid. Ik hoop dat er snel tot een krachtig plan kan worden gekomen waarin een geïntegreerde aanpak vooropstaat die niet alleen focust op stikstof, maar die ook breder naar klimaat- en andere milieu-uitdagingen kijkt. Veel succes met de onderhandelingen, minister.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega's. Collega Coel, ik kan met veel zaken die u hebt gezegd akkoord gaan. Maar ik ben toch wel wat verbaasd. Uw partijvoorzitter zei vorig weekend op de televisie dat de toekomst aan de innovatie is. En innovatie vraagt soms ook wel een zekere schaal. Dus als u hier nu komt zeggen dat u eigenlijk liever allemaal kleintjes wilt, vind ik dat daar een beetje haaks op staan.
Groot of klein, een boer moet zijn productiemodel kunnen kiezen. Dat is voor mij extreem belangrijk. Waar ik het wel mee eens ben – en vergeef me als ik de aandacht daar misschien iets te veel op gefocust heb –, is dat we de AEA niet als heilige graal mogen beschouwen. Daar ben ik het mee eens. Er zijn de voedertechnieken, en heel veel zaken die we in de strijd kunnen werpen. Dat we dat palet breed moeten houden, daar ben ik het eigenlijk wel mee eens. Er zijn trouwens nog andere collega’s die dat gevraagd hebben.
Collega Sintobin, het klopt voor mij absoluut dat deze problematiek zowel de natuurambities als de nood aan rechtszekerheid in balans moet houden. Vandaar dat we een doordachte inschatting willen maken, maar om die te kunnen maken, hebben we wat tijd nodig. We zitten nu dus in een periode van onzekerheid die niet te lang mag duren. Ik vind dat ook niet leuk, niet aangenaam, maar we willen wel doordacht te werk gaan.
Zoals gezegd, kan de reductie op veel manieren gebeuren. Eigenlijk zou het ideaal zijn als je aan de boeren een instrumentenkoffer kunt aanbieden, een palet aan maatregelen waaruit ze kunnen kiezen hoe ze aan de slag willen gaan. Ik denk dat het collega Coel was die het had over voeding die van elders komt. Wij hebben een heel interessant onderzoeksproject lopen, net om voederadditieven voor de biorundveesector te ontwikkelen. We hebben dus ook oog voor de deelsectoren die eraan hangen en die ook voor tewerkstelling kunnen zorgen.
Collega Sintobin, u zei daarnet ‘werkzekerheid’ en u bedoelde waarschijnlijk rechtszekerheid. Ik zei tegen de voorzitter: het is werkzekerheid én rechtszekerheid. Daarop zei de voorzitter dat er sowieso werkzekerheid is, maar dat een eerlijk inkomen het probleem is. En de rechtszekerheid is er ook nog altijd niet.
Biolandbouw is zeker een aandachtspunt voor mij. In het bijzonder moeten we oplossingen op maat vinden.
Collega Rombouts, over de grote bedrijven: het gaat erom dat dat bedrijven zijn die in het huidige kader al weten waar er een heel grote impact is op een bepaald gebied, en dat ze dus op die locatie niet meer kunnen verdergaan. Ik heb in de regering ook al gevraagd om daarvoor meer spoed te zetten achter de uitfasering. Die mensen weten al zo lang dat het daar niet kan, en eigenlijk is het toch belangrijk dat we daar snel en efficiënt werk van maken.
De vergunningverlening is belangrijk, ook de verlenging is een terecht aandachtspunt. Het is belangrijk dat er een heel goede overgangsregeling komt. Ook daar tikt de klok, want als boeren een dossier indienen en er is geen kader om te vergunnen, dan moeten die boeren wel kunnen voortwerken, anders zijn ze de facto in de onmogelijkheid om te werken.
Collega Nachtergaele, u had het over de solidariteit. Het zal altijd een kwestie zijn om de stikstofdepositie te verlagen door een combinatie van een generiek beleid, en daarbovenop een specifiek beleid.
Collega Vandenhove, u had het over armoede. Ik vind dat je in dezen die twee niet kunt loskoppelen. We hebben ook zoiets als ‘pacta sunt servanda’. Als een bedrijf een vergunning heeft gekregen en mag exploiteren, en je komt dan plots met een nieuwe regelgeving, dan moet je mensen begeleiden en zorgen dat ze eraan kunnen voldoen. In die zin vind ik dat de twee niet losgetrokken moeten worden van elkaar. Het flankerend beleid zal sowieso belangrijk zijn. Dat betekent dan dat flankering zowel financiële ondersteuning betekent, alsook voldoende tijd om bepaalde evoluties te maken. Ik was zeer gelukkig met die uitspraak, collega Coel, dat er voldoende tijd moet zijn. Ik vind ook dat dat moet, om het voor iedereen haalbaar te maken.
Dan is er de problematiek van de voedermaatregelen. Daar gebeurt onderzoek rond. Nogmaals, het is mijn ambitie om tot zo’n instrumentenkoffer te komen.
Ik meen dat er nog een opmerking was van collega Schauvliege, over de dieren en het buitenlopen, en de koolstofopslag. Het is interessant om in die zin eens te kijken naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid, collega Schauvliege. Daar willen wij ook enorme budgetten inzetten in koolstofopslag. Ik wil echt een zeer stimulerend beleid – daar gaan we het deze namiddag ongetwijfeld ook nog over hebben – om, door de manier waarop de bedrijven werken, de koolstofopslag in de bodem groter te maken. We gaan daar ook vergoedingen voor geven. Het is de eerste keer dat we dat gaan doen. Ik hoop dat daar enorm veel boeren op inschrijven. Als het nodig is, gaan we daar ook extra budgetten op inzetten. Ik vind dat een heel belangrijke maatregel naar de toekomst toe. Dat kan al een stukje soelaas brengen aan de zorg die u had. Het is geen wettelijke verplichting. Dat kan niet, want dan zouden we bepaalde teelten gewoon onmogelijk maken. Het kan wel zeer stimulerend zijn voor onze boeren, en het kan misschien ook voor een stuk soelaas brengen.
De stikstofregeling zelf, daar ga ik met veel verantwoordelijkheidszin verder aan meewerken, met als doel om onze boeren ook een toekomst te geven in Vlaanderen.
Wat ik niet wens – maar dat wenst niemand hier, denk ik – is dat Vlaanderen zich plots volledig tot het buitenland moet wenden om onze mensen van lekker, kwaliteitsvol, duurzaam voedsel te voorzien.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik wil kort nog enkele zaken opmerken. Ik wil eerst collega Vandenhove bedanken omdat hij mij een ‘jongere collega’ noemt. Dat doet deugd.
Collega Nachtergaele, ik heb echt geen krantenartikel nodig om hier een vraag te stellen over het stikstofdossier. Het stikstofdossier is het belangrijkste dossier voor de toekomst van onze land- en tuinbouwsector. Ik wil ook niet aan overshooting doen. Ik dacht dat ik vrij sereen was. Maar ik heb natuurlijk mijn overtuiging en ik verdedig mijn standpunten – soms misschien wat fors, maar dat is nu eenmaal mijn stijl. Maar zeggen dat ik niet sereen zou zijn, daarmee ga ik niet akkoord.
Waar ik altijd wat een probleem mee heb, is het volgende. We spreken hier over de landbouwsector, over cijfers en over uitstoot. Maar het gaat nog altijd over bedrijven. Het gaat nog altijd over mensen en gezinnen die afhankelijk zijn van hun bedrijf. Nogmaals: het is voornamelijk de rechtszekerheid die ontbreekt. Stel u voor – ik weet niet wat u deed in uw vroeger leven – dat er u vandaag gezegd wordt dat het hier gedaan is in het Vlaams Parlement en dat u maar iets anders moet zoeken. Dat is allemaal niet evident. Ik denk dat de voorzitter, collega Dochy, daarvan kan getuigen. Landbouwers zijn een speciaal ras, die hun beroep met hart en ziel uitoefenen. Dat zijn soms heel jonge mensen die vol ambitie zitten om hun landbouwbedrijf de rest van hun dagen verder te zetten. We zeggen altijd dat er jonge landbouwers bij moeten komen. Als je die geen rechtszekerheid kunt bieden, zal het moeilijk worden. Zoals de minister zegt, gaat het om de toekomst van de landbouwsector. Minister, ik wens u veel succes bij de verdere onderhandelingen, want ik denk dat het nodig zal zijn.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, we hebben al meerdere keren, naar aanleiding van de PAS-discussie, zowel hier als in de commissie Leefmilieu, opgeroepen tot een grondig debat over de toekomst van onze landbouw. Hoe willen wij dat die landbouw evolueert? Want het is pas als we daarop een echt antwoord hebben, dat we tot een goede PAS-regeling kunnen komen. Ik moet jammer genoeg vaststellen dat wij daar niet actief van op de hoogte worden gebracht en dat wij ons dus inderdaad moeten baseren op gelekte scenario’s uit de krant. In de scenario’s die we dan lezen, zien we dat er heel hard wordt ingezet op schaalvergroting en technische oplossingen, een recept dat al werd toegepast in het verleden en waarvan we moeten vaststellen dat het niet geleid heeft tot een goed resultaat, want dan zouden we niet in de situatie zitten waarin we ons nu bevinden.
Ik wil dus nogmaals een oproep doen. Wat ontbreekt er in de scenario’s die we hoorden? Dat is een belangrijke rol voor biologische landbouw en voor familiale landbouw, die proberen om biodiversiteitsdoelen, landschapsbeheer en ook voedselvoorziening op een goede manier met elkaar te combineren. Ik wil u dus oproepen om met die twee actoren, de biologische landbouwers en de eerder kleinschalige familiale landbouwers, rekening te houden in alle scenario’s die op dit moment op tafel worden gelegd. Ik wil u ook vragen om ons daar zo snel mogelijk bij te betrekken, want wij willen hier heel graag mee over discussiëren, niet om dingen af te schieten – want het is een heel moeilijk debat – maar om daar met alle beschikbare brains en ervaring samen een weg in te vinden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.