Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, we hebben het in deze commissie al vaak gehad over de moeilijkheden waarmee mensen met een beperking te maken hebben bij het zoeken naar werk of bij het aangaan van een vaste betrekking. Ze zijn dan ook een van de prioritaire aandachtsgroepen voor het activeringsbeleid.
Een van de problemen waarmee personen met een handicap vaak te kampen hadden, was dat ze hun federale integratietegemoetkoming – bedoeld om kosten die gepaard gaan met hun handicap te dekken – snel zien verminderen zodra ze een job aanvaarden en een bepaald niveau van inkomen bereiken. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Men noemt dat soms ‘de prijs van werk’: als je begint te werken, ga je er op andere vlakken op achteruit en houd je uiteindelijk netto niets over of ga je er zelfs op achteruit.
We hebben het er in deze commissie al een paar keer over gehad. Ik denk dat een van mijn eerste vragen om uitleg in deze commissie ook ging over hoe Vlaanderen daarop kon inspelen. Het was natuurlijk nodig dat die integratietegemoetkoming eerst werd losgekoppeld van het inkomen. Bij het recente regeerakkoord op federaal niveau is daar eindelijk een doorbraak in gekomen. Vanaf 1 oktober van dit jaar zal de integratietegemoetkoming niet meer afnemen, zolang het inkomen van de persoon met een handicap lager blijft dan 63.000 euro bruto op jaarbasis. Vervangingsinkomens worden vrijgesteld tot een bedrag van 3780 euro. Kort gezegd houdt dat in mensen met een handicap die aan het werk gaan, zich minder zorgen moeten maken over het verliezen van de federale tegemoetkoming die de kosten van hun zorg moet dekken. Dat is natuurlijk een heel goede zaak.
Daarnaast worden er op federaal niveau experimenten opgezet met als doel het afbouwen van de zogenaamde ‘inactiviteitsvallen’ waardoor mensen met een beperking ontmoedigd worden om te gaan werken. Ik ga hier niet het hele verhaal van die experimenten uit de doeken doen. Het komt erop neer dat men via de gewesten – dus onder andere via Vlaanderen – partners zoekt om na te gaan wat bij mensen met een beperking, eens ze een vaste betrekking hebben, de linken zijn tussen verschillende inkomens en tegemoetkomingen, om hen ervoor te behoeden erop achteruit te gaan.
Dat zijn natuurlijk twee heel goede initiatieven. Ik ben er zeker van dat u daarachter staat. U hebt destijds gezegd dat u er vragende partij voor was. Ik ben er zeker van dat u het vaak hebt aangehaald in het overleg met de andere overheden. Vandaar mijn volgende vragen, minister.
Welke impact zal de federale maatregel hebben om de integratietegemoetkoming niet langer af te nemen? Welke impact zal dat hebben op het aantal personen met een handicap die bij VDAB verder begeleid worden naar een job?
Zult u via VDAB extra inspanningen doen om die activering en het zoeken naar een vaste betrekking voor mensen met een beperking nog verder te stimuleren?
Hoe denkt u over het voornemen van het federale niveau om een soort van experiment op te zetten om die inactiviteitsvallen bij personen met een handicap verder weg te werken?
Hebt u daarover al gesprekken gevoerd met VDAB, met de FOD Sociale Zekerheid? Bent u daar enthousiast over? Tegen wanneer denkt u dat u een engagement naar buiten kunt brengen? Hoeveel mensen denkt u daarbij te kunnen betrekken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vande Reyde, dank u voor uw zeer interessante vraag. Ik vind het heel belangrijk dat we, zoals u zelf ook aanhaalde, de ruimte of de reikwijdte voor mensen met een beperking een stuk groter maken. Het is belangrijk dat we daar ook echt werk van maken. In die zin is het interessant om eens te kijken naar het federale begrotingsakkoord, waar men ook een aantal maatregelen neemt die activering van mensen met een handicap zouden kunnen bevorderen en wat dat voor ons in Vlaanderen zou kunnen betekenen.
Het klopt dat de federale overheid een aantal maatregelen aangekondigd heeft. De integratietegemoetkoming van de FOD Sociale Zekerheid is een compensatie voor de bijkomende kosten die je als persoon met een handicap hebt om deel te nemen aan het maatschappelijk leven ondanks je handicap. De plafonds met betrekking tot de combinatie van arbeidsinkomen en een integratietegemoetkoming in de regelgeving worden verhoogd. Tot de grens van 63.000 euro inkomsten uit arbeid op jaarbasis zal de integratietegemoetkoming niet verminderen. Die grens lag vandaag op 23.356 euro. Het verhogen van de inkomensgrens is een eerste goede stap voorwaarts.
Maar ik blijf voorzichtig. Ik denk niet dat dit onmiddellijk zal leiden tot heel veel meer personen met een handicap die VDAB en zijn partners zullen kunnen activeren naar een job. Er zal extra geactiveerd of gesensibiliseerd moeten worden. De risico’s van betaald werk voor personen met een integratietegemoetkoming worden vaak sterk in de verf gezet. Dat gebeurt soms uit onwetendheid, soms ook vanuit onzekerheid. Men denkt bijvoorbeeld dat de tegemoetkoming zal verminderen of dat men ze zal verliezen.
De situatie van een handicap op het dagelijkse leven of op mogelijkheden om blijven te gaan werken is onzeker en vaak ook onvoorspelbaar. De FOD Sociale Zekerheid kijkt bijvoorbeeld ook naar het inkomen op jaarbasis. Dit is niet altijd evident als men vanwege zijn handicap eerder via tijdelijke of zeer beperkte contracten gaat werken.
Ik kom, collega’s, net terug van Denemarken, en ik zie daar dat niet-beroepsactieve mensen heel fors aangemoedigd worden om, al was het maar één uur per dag of enkele uren per week, toch te werken, ook al is het heel beperkt. Men denkt dat men op die manier heel stapsgewijs toch bepaalde competenties kan verwerven. Dat verdient appreciatie. Mijn zorg daaromtrent is een beetje kleiner geworden nu ik daar gezien heb hoe ze het aanpakken. Het ging over mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, maar voor mensen met een beperking kun je copy-paste doen. Zij hebben ook een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, maar ze willen ook vaak werken.
Ik vind het van belang dat we kijken hoe we dat op een positieve wijze kunnen gaan introduceren, op een betere manier.
Vanwege die onzekerheid heeft de federale overheid ook nog de intentie aangekondigd om een simulator of een tool uit te werken, die op voorhand aangeeft welke financiële gevolgen er kunnen zijn bij cumulatie van een uitkering en arbeidsinkomen. Want daar zit dus heel wat onzekerheid. Het staat letterlijk in het federale actieplan handicap dat ze een onderzoek gaan doen naar de mogelijkheid van de ontwikkeling van een simulatietool, zodat personen met een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming op voorhand kunnen berekenen wat de gevolgen zijn van de cumulatie van uitkering en arbeidsinkomen.
Mensen met een tegemoetkoming zijn niet verplicht om zich in te schrijven bij VDAB omwille van hun tegemoetkoming. Ik ben zeker bereid om te onderzoeken of een automatische verplichting nut zou hebben. Maar er zijn natuurlijk grote verschillen in het hebben van een handicap. Ik weet dus niet of het een goede zaak is om iedereen over één kam te scheren en te zeggen dat iedereen zich moet inschrijven.
Er is vandaag dus geen verplichting, maar in uitvoering van het Vlaams regeerakkoord en de beleidsnota is VDAB de processen op het vlak van het beter bereiken en ontvangen van personen met een handicap in kaart aan het brengen. Vanuit de huidige situatie worden er natuurlijk al een aantal verbetervoorstellen gelanceerd. VDAB doet dat in cocreatie met een aantal stakeholders. Mensen met een beperking vormen een van de groepen die absoluut mee in de focus moeten liggen.
Je mag trouwens niet altijd vanuit een groep vertrekken. Vaak is het ook nuttig om vanuit concrete drempels te vertrekken. Personen behoren meestal tot meerdere groepen. Ik heb daar in Denemarken ook wat over geleerd. Het is goed om daar hier ook eens over van gedachten te wisselen, niet nu naar aanleiding van deze vraag, maar later. In Denemarken worden langdurig werkzoekenden en mensen die langdurig ziek zijn, in hetzelfde jobcenter begeleid. Er is daar geen aparte lijn voor langdurig zieken, een aparte lijn voor mensen die langdurig werkzoekend zijn en nog eens een aparte lijn voor mensen met een beperking die willen werken. Je hebt jobcenters, mensen bieden zich daar aan en die jobcenters gaan met iedereen aan de slag, op een vrij aanklampende wijze. Het is een frisse manier om eens naar de dingen te kijken. Als je mensen in hokjes catalogeert, vermijd je eigenlijk om geïntegreerd problemen te kunnen aanpakken. Dat is voor mij toch wel inspirerend geweest.
VDAB betrekt bij de oefening die ze zelf doen, ook absoluut de FOD Sociale Zekerheid. Ik hoor ook positieve geluiden over de nieuwe samenwerking. Ik kan bijvoorbeeld verwijzen naar het bemiddelingsproject ‘Ik verdien werk’ in Leuven met het Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB), Grip en de vzw Ouders voor Inclusie en sociaal assistenten. Er is ook wederzijdse informatie-uitwisseling, zodat VDAB en de FOD Sociale Zekerheid elkaars werking en complexe regelgeving beter leren kennen.
Mensen die een tegemoetkoming hebben, een integratietegemoetkoming of een inkomensvervangende tegemoetkoming, kunnen zich wel al vrijwillig inschrijven bij VDAB. Het is dus geen verplichting, maar het kan wel op vrijwillige basis. En aansluitend daarop kunnen ze een beroep doen op de intensieve en gespecialiseerde dienstverlening van de VDAB-partners, zoals de GTB en de Gespecialiseerde Opleidings-, Begeleidings- en Bemiddelingsdiensten (GOB’s).
Er zijn ook een aantal ondersteuningsmaatregelen voor personen met een arbeidshandicap, maar u kent die, collega Vande Reyde. Er zijn de bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen, de Vlaamse ondersteuningspremie en de loonpremie.
Hoe beoordeel ik de maatregel die een experiment opzet van drie jaar? Ik vind dat een heel goede zaak. Ik ben zeker vragende partij voor een dergelijk experiment. Het voorstel van proefproject dateert al van de vorige legislatuur. Wij hebben het deze legislatuur opnieuw aangekaart, in het voorjaar van 2020, maar de coronacrisis heeft daar voor veel miserie gezorgd. Nu zitten we weer op het goede spoor.
Er zijn op federaal niveau wel al een aantal wijzigingen aan de wetgeving doorgevoerd, zoals het optrekken van de inkomensgrenzen, de leeftijdsverlaging voor de tegemoetkomingen van 21 naar 18 jaar en recent ook de prijs van de liefde die afgeschaft wordt. Dat zijn belangrijke stappen om financiële drempels weg te werken voor personen met een handicap die deeltijds aan de slag willen gaan.
Ik geloof ook sterk in de noodzaak van een dergelijk experiment waarbij een aantal belemmerende regels tijdelijk wordt stopgezet voor een beperkte groep. Het is nu noodzakelijk om het ontwerp van samenwerkingsovereenkomst tussen de federale overheid en de gewestelijke bemiddelingsdienst te finaliseren. Daarvoor is er een intens contact met het kabinet van de bevoegde minister, Karine Lalieux. Ik hoop die samenwerkingsovereenkomst in het voorjaar van 2022 te kunnen afsluiten en zo van start te kunnen gaan met dit toch wel belangrijke feit.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik ben helemaal voldaan met uw antwoorden op de vragen, dus ik heb geen bijkomende vragen meer, alleen een korte analyse.
U zegt dat we mensen niet te veel in hokjes mogen stoppen en dat we hen apart moeten benaderen. Ik ben het daar volledig mee eens. Zeker in het geval van mensen met een beperking is het vaak ook niet mogelijk om vast te stellen of de beperking de oorzaak is waarom iemand niet aan het werk gaat. Je hebt ook heel veel onzichtbare beperkingen en dergelijke meer. Wat mensen met een beperking een beetje uniek maakt, is het feit dat een aantal specifieke tegemoetkomingen wel gelieerd waren aan het inkomen. De obstakels die ik hier vermeld, zijn natuurlijk wel specifiek voor die groep. Daarom is het goed dat die zijn weggewerkt, en dat vereist een specifieke aandacht voor de mensen die er gebruik van maken, zodat ze niet achteruitgaan. Nu dat is gebeurd, denk ik inderdaad dat het een heel goede zaak is dat we niet te veel in de val trappen om iedereen te bekijken vanuit een aparte hoek.
Het is belangrijk om een traject uit te stippelen dat de persoon nodig heeft en kan. In die zin ben ik blij dat u, net als ik, heel veel brood ziet in die simulatietools zodat mensen op voorhand duidelijk weten wat het effect is als ze aan het werk gaan. Het is heel moeilijk om dat te kunnen inschatten. De onaangename verrassingen die mensen in het verleden hebben gekregen door de prijs van de liefde en de prijs van het werk, komen ook pas achteraf. Mensen merken dat pas achteraf en dan moeten ze ofwel opnieuw minder gaan werken of zelfs helemaal stoppen. Het is heel goed dat mensen zeer goed geïnformeerd zijn volgens hun persoonlijke traject en volgens hun individuele situatie die altijd anders is.
Waar ik ook heel blij mee ben, is dat u meegaat in die experimenten. Nogmaals, het moet niet de bedoeling zijn om te veel te blijven hangen in hokjesdenken, maar wel te kijken wat het effect is van een aantal maatregelen en hoe mensen eventueel nog persoonlijk kunnen versterken in hun zoektocht naar werk.
Er is het voorbeeld van Denemarken. Misschien zullen we het daarover met mijn collega Ongena nog verder hebben in deze commissie. Er zijn inderdaad interessante zaken te zien in andere landen. Activering is een zaak van trajecten opzetten, van mensen aan te moedigen, de voordelen te laten zien en dergelijke meer. Het samenwerkingsakkoord met de FOD Sociale Zekerheid kan daar zeker toe bijdragen.
Ik ben heel blij dat u voortwerkt aan de afschaffing en aan het voornemen van die experimenten. Dat is de weg naar activering en zorgt er vooral voor dat mensen met een beperking kunnen doen wat ze wel kunnen in plaats van dat we vooral kijken naar wat ze niet kunnen.
Mevrouw Van der Vloet heeft het woord.
Ik dank collega Vande Reyde voor deze belangrijke vraag. Het is een belangrijke groep, die we niet zomaar mogen vergeten, en het is voor onze partij ook belangrijk om zoveel mogelijk mensen op de werkvloer te krijgen. Voor die mensen is het niet altijd evident om naar die werkvloer te gaan. Het aanpakken van de prijs van de arbeid is een eerste goede stap.
Ik ben blij dat ook u zegt, minister, dat er extra geactiveerd moet worden en dat een uur per dag of enkele dagen per week ook mogelijkheden zijn. Voor die mensen is het werk een heel grote meerwaarde. Zo horen zij erbij in de maatschappij. Zij krijgen een beter zelfbeeld. Dat is echt wel heel belangrijk. Wij moeten werkgevers blijven stimuleren om ook mensen met een beperking aan te werven. Alleen zo krijgen wij een inclusieve samenleving en een inclusieve werkvloer.
Minister, ik heb nog aan aanvullende vraag. Ik denk dat de aanpak van de prijs van de arbeid een eerste grote stap is. Maar er zijn nog andere barrières, zowel op de werkvloer als bij de werkgevers. Heeft Vlaanderen zicht op de barrières die er nog zijn? Hoe gaat u die proberen weg te werken?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik stel vast dat ik hier vooral aanvullende opmerkingen krijg en niet zozeer vragen. Het afschaffen van het hokjesdenken interesseert mij wel. Maar je moet natuurlijk maken dat mensen maximaal comfort krijgen om aan de slag te gaan. Ik ben aan het zoeken naar manieren om meer mensen op een positieve wijze te stimuleren om deel te willen uitmaken van de arbeidsmarkt. Maar willen en kunnen hangen samen. In het proefproject met de regio’s zal men tijdelijk geen rekening houden met het inkomen dat men verwerft voor zijn of haar handicap. Dat wordt geneutraliseerd. Dat proefproject zal drie jaar lopen, van 2022 tot 2024. Maar nu willen wij die samenwerkingsovereenkomst zo vlug mogelijk afgesloten krijgen, zodat wij in 2024 toch al resultaten kunnen zien.
Collega van der Vloet, wij moeten inderdaad realistisch zijn. Een handicap zorgt voor heel veel onvoorspelbaarheid. De ene dag kan men vlot werken en de andere dag niet. Vandaar ons decreet individueel maatwerk. Dat zet in op een loonpremie die de productiviteitsvermindering kan opvangen, maar dat is ook een begeleidingspremie. Die begeleiding is er net om hindernissen weg te werken en dat was precies het grote probleem met de premies die tot vandaag bestonden.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden, minister. Ik volg het verder op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.