Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Digitale opleidingen en leren op afstand kwamen door de coronacrisis in een stroomversnelling terecht en winnen steeds meer aan belang. Bij het begin van de coronacrisis werden tal van opleidingen halsoverkop aangepast en gedigitaliseerd. Waar er bij de aanvang nog heel wat kinderziektes waren, zien we dat het aanbod is geprofessionaliseerd en dat het draagvlak is gegroeid.
Het plaats- en tijdsonafhankelijk leren door de combinatie tussen digitale toepassingen en fysieke modules biedt heel wat mogelijkheden om de toegankelijkheid te verhogen en drempels af te bouwen. Cursisten kunnen zo meer op eigen ritme en naar eigen mogelijkheden een opleiding aanvatten. Daarmee kan de leercultuur in Vlaanderen versterkt worden.
Vlaanderen kondigde aan dat er 7,6 miljoen euro wordt uitgetrokken voor de digitalisering van 65 opleidingen. Het gaat dan over opleidingen tot bijvoorbeeld heftruckchauffeur, zorgkundige, fietshersteller en kapper. Men voorziet een combinatie tussen digitale oplossingen met begeleiding en training in de praktijk. Er wordt daarbij ook gebruikgemaakt van virtual reality en augmented reality. De 65 cursussen zijn het resultaat van een oproep van de minister samen met ESF (Europees Sociaal Fonds) Vlaanderen.
Minister, op welke manier zullen die goede praktijken worden gedeeld met andere opleidingsverstrekkers en zal er dus ook van elkaar worden geleerd? Zullen er in de toekomst nog bijkomende oproepen worden gelanceerd?
Hoe wordt er gepeild naar de ervaringen en de bevindingen van de cursisten? Op welke manier worden die meegenomen om het aanbod, maar ook de aanpak te verbeteren?
Ten slotte, wat is de stand van zaken van de digitalisering van VDAB-opleidingen? Welke stappen worden daarvoor nog gezet? Waarom wordt een opleiding al dan niet – eventueel gedeeltelijk – digitaal georganiseerd? Op welke manier zal VDAB de partners overtuigen en stimuleren om ook hun aanbod verder te digitaliseren?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Claes, de goedkeuring van de 65 projecten past in het actieplan e-leren dat we vorig jaar in oktober 2020 hebben gelanceerd en waarvan we stapsgewijs onze acties aan het uitrollen zijn. Zoals u weet, doen we dat op een aantal niveaus, namelijk door te faciliteren – het wegwerken van drempels in de regelgeving –, het informeren en het begeleiden van opleidingsverstrekkers in de transitie.
Uw eerste vraag speelt in op het niveau informeren, maar ook op het begeleiden van opleidingsverstrekkers. Specifiek zal er een lerend netwerk worden opgericht ter ondersteuning van de 65 projecten uit deze oproep e-leren. Die zal leervragen van de opleidingsverstrekkers detecteren en er actief mee aan de slag gaan binnen het netwerk. Men zal dan rekening houden met de verschillende snelheden en de maturiteit van de promotoren op het vlak van e-leren. Deelname aan dit lerend netwerk is verplicht voor de opleidingsverstrekkers van de goedgekeurde projecten binnen die oproep. Het lerend netwerk zal vanuit de opgedane kennisdeling en ervaringsuitwisseling input geven aan het informatiepunt e-leren, dat wordt beheerd door VDAB. De geleerde lessen en goede praktijken zullen worden gebundeld in een rapport en vrij ter beschikking zijn.
Op basis van de eerste ervaringen binnen dat lerend netwerk van de opgestarte projecten zal ik samen met de administratie bekijken of er nog nood is aan een extra oproep rond e-opleidingen.
Het peilen naar ervaringen en bevindingen van cursisten tijdens het e-leren valt onder de verantwoordelijkheid van de promotor. Die promotor dient binnen het project e-leren een kwaliteitsvolle begeleiding van de lerenden uit te werken naar het traject, tijdens het traject en na het online traject. Er moet dan extra aandacht zijn voor lerenden met specifieke ondersteuningsnoden, bijvoorbeeld mensen die een digitale achterstand hebben, maar ook voor bijvoorbeeld acties inzake gebruikersbeleving voor mensen met een fysieke beperking.
Tot slot kom ik tot uw vraag over VDAB. U weet dat VDAB al heel lang investeert in online leermodules voor werkzoekenden, werknemers en mensen. In 2020 werd tijdens de lockdown een piek bereikt van 202.773 inschrijvingen – spectaculair veel – voor 72.705 unieke gebruikers. In 2020 hebben er ook 862 digitale workshops plaatsgevonden met bijna 6000 deelnemers en waren er ook 16 webinars met meer dan 10.000 kijkers. Dat is enorm veel. We hebben daar tijdens de eerste lockdown ook onmiddellijk op ingespeeld door middelen te voorzien om het online aanbod bij VDAB te vergroten. Ik ben ervan overtuigd dat dit de komende jaren ook nog een effect zal hebben. De digitaliseringsgolf kun je niet zomaar terugdraaien.
Daarnaast zet VDAB ook stappen om de centrumopleidingen te laten evolueren naar meer hybride leertrajecten, waarbij face-to-faceopleidingen worden gecombineerd met digitale modules, classrooms en werkplekleren.
Voor elke opleidingsactie wordt gekozen voor de meest geschikte methodiek, op basis van enerzijds het leerdoel en anderzijds de mogelijkheden van de individuele cursist. We proberen met andere woorden aan maatwerk te doen.
Ook in de samenwerking met partners heeft VDAB aandacht voor het stimuleren van digitaal leren. In de bestekken die worden uitgeschreven voor opleiding wordt de mogelijkheid voorzien aan partners om bepaalde opleidingsonderdelen digitaal aan te bieden.
Dus we werken zeer snel en we maken grote sprongen voorwaarts. Tot slot slaan we ook de handen in elkaar met veel andere partners zoals Syntrum, Horecaforma, Cevora, Project Management Institute en Woodwize.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Alvast bedankt, minister, om de cijfers mee te geven. Het is fijn te horen dat er zoveel sprongen vooruit worden gemaakt en dat de coronacrisis ook wel opportuniteiten en kansen biedt.
We hebben het hier in de commissie al dikwijls gehad over het afbouwen van de mogelijke drempels om deel te nemen aan een opleiding. Heel wat werknemers of kandidaten voor een opleiding verwijzen naar een drukke agenda, een rigide uurrooster, verre verplaatsingen die gemaakt moeten worden. Digitale opleidingen bieden daar een goede oplossing voor. Dat maakt het mogelijk om meer tijdsgebonden en plaatsgebonden een opleiding te volgen op het eigen tempo en op het meest passende moment. Digitale opleidingen zijn daarom ook uitermate geschikt om die drempels weg te werken. Het is natuurlijk een en-enverhaal. Sommige modules kunnen niet digitaal worden gegeven. De interactie in een klaslokaal kan boeiend zijn om bepaalde thema’s te behandelen. Blended leren combineert die twee werelden. Het vormt de gulden middenweg. Daarom vind ik het ook goed dat de Vlaamse Regering extra investeert in die digitale opleidingen om zoveel mogelijk te verruimen en het brede publiek aan te spreken.
De maatregelen om het coronavirus in te dijken brachten digitaal leren in een stroomversnelling. Ik kan me ook inbeelden dat het voor heel veel organisaties niet evident was en dat het roeien was met de riemen die ze hadden. Ze waren ook gedwongen om zich aan te passen aan de situatie. Er is ook heel wat geëxperimenteerd met nieuwe vormen. Ik kan me goed voorstellen dat dat met vallen en opstaan is geweest. Het is belangrijk om niet telkens het warm water uit te vinden en optimaal te leren uit deze ervaringen en uit de struikelblokken. De overheid kan ook daarin een stimulerende rol spelen om die goede praktijken uit te wisselen. Ik vroeg me af hoe dat nog meer kan worden opgenomen.
Tot slot en niet minder belangrijk is de uitdaging om iedereen dezelfde opleidingskansen te geven. U heeft het kort aangehaald: digitalisering is drempelverlagend maar het gaat ook samen met uitdagingen. Om het een beetje cru te zeggen: wie niet met de computer kan omgaan zal zich minder aangesproken voelen voor een digitale opleiding. Er kan in een klaslokaal meer gemotiveerd gewerkt worden, meer aandacht zijn. Ik merk zelf ook dat als we veel achter de computer zitten we snel afgeleid zijn. Als we fysiek samenzitten zijn we meer betrokken bij hetgeen er wordt gezegd. Dat is in een klaslokaal hetzelfde. Voor sommige mensen kan het net het verschil maken tussen het niet en wel slagen voor een opleiding, al dan niet digitaal. Ik vroeg me ten slotte nog af op welke manier u daarop kan anticiperen en deze uitdagingen verder zult meenemen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Als het over expertiseopbouw en kennisdeling gaat dan zijn we daar altijd voorstander van. We zijn dat ook als het over e-leren gaat. Ik maak graag de link met onderwijs, dat zal u niet verbazen, en het levenslang leren tout court. In het teken van het Partnerschap Levenslang Leren, minister, is ook leerloopbaanbegeleiding cruciaal. Samen met collega Weyts zijn er plannen om daar een actieplan rond uit te rollen. Naar mijn aanvoelen blijven de leerwinkels daar ook een zeer elementaire rol in spelen. Is daar al enige beweging? Wanneer komt het actieplan? Welke krachtlijnen mogen we verwachten? Ziet u ook een rol voor de leerwinkels in het verhaal rond e-leren?
Minister Hilde Crevits heeft het woord.
Dank, collega’s, voor de interesse en de aanvullende vragen. Ik merk dat collega Claes en collega Vandromme een onlosmakelijk duo zijn. Als de ene een vraag stelt, is de andere ook altijd aanwezig. Dat is wel grappig, het is een beetje pavloviaans zoals men zou kunnen zeggen.
Het is een heel interessante vraag, en dat geldt ook voor de tussenkomsten. Wij richten een informatiepunt op, waarbij we goede praktijken altijd willen delen. Bij het project Digibanken, maar ook bij VDAB, is er aandacht voor basisgeletterdheid. Dus de digitale vaardigheden horen daar uiteraard bij. Daarbij wordt bij VDAB ook nauw samengewerkt met bijvoorbeeld de centra voor basiseducatie.
Collega Vandromme, ik dacht dat ik vorige week in de commissie al gezegd had dat het actieplan in de laatste fase zit. Ik hoop dat het zo snel mogelijk afgewerkt is en dat we er hier dan ook over kunnen discussiëren.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Alvast bedankt voor de verdere toelichting, minister. We blijven het levenslang leren en de leercultuur in Vlaanderen zeker opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.