Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
We willen de leegloop in onze stads- en dorpskernen een halt toeroepen. Het parlement heeft daarvoor een initiatief genomen, namelijk een resolutie voor een kernversterkend handelsbeleid in Vlaanderen. Die werd unaniem goedgekeurd. Ook u bent met een plan van aanpak Bedrijvige Kernen volop aan de slag. Dat plan is gestoeld op drie pijlers. Een van die pijlers was het bestaande verwevingsbeleid uitbreiden met flankerende maatregelen om het streefdoel van bedrijvige kernen te realiseren. U zet daarom onder andere in op verweefcoaches. Begin 2021 vroeg ik u naar de werking van die verweefcoaches. Het was toen nog te vroeg om een overzicht te geven van de werking om een zicht te krijgen op de knelpunten en thema’s waarmee de verweefcoaches worden geconfronteerd. Ten slotte zou er in overleg met het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) gezocht worden naar een gepaste rapporteringswijze of evaluatiemethode.
Ik heb daarover een aantal vragen voor u. Is er ondertussen samen met VLAIO een gepaste rapporterings- en evaluatiemethode gevonden? Wat kunt u daaruit afleiden? Moeten er bepaalde zaken in de werking worden bijgestuurd of draait dat goed?
Met welke dossiers zijn de verweefcoaches bezig? Op welke knelpunten botsen ze? Met welke thema’s zijn ze bezig? Welk takenpakket hebben ze momenteel? Hoe ziet u dat in volledige verhaal met het realiseren van die bedrijvige kernen? In welke mate dragen die mensen daartoe bij?
Als dat positief wordt geëvalueerd, hebt u de bedoeling het aantal verweefcoaches in de toekomst uit te breiden? Wanneer wordt daar een beslissing over genomen? Tegen wanneer kunt u hierover een beter zicht krijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Er is een verweefcoach gesubsidieerd in Gent, Turnhout, Vilvoorde en Sint-Truiden en één voor een aantal gemeenten in het werkingsgebied van Leiedal. In Turnhout en Sint-Truiden is het geen voltijdse verweefcoach. Tussen de verweefcoaches onderling en met VLAIO worden ervaringen uitgewisseld. Die ervaringsuitwisseling heeft ons geleerd dat de verweefcoaches een pioniersrol vervullen waarbij de klemtonen wat betreft focus en manier van aanpak kunnen verschillen. Daarom is er ook nog geen gestandaardiseerde vorm van rapportering. Niettemin wijst de activiteitenrapportering en de tijdsregistratie erop dat de initieel bedoelde dubbele focus in de praktijk ook gevolgd wordt.
Van meet af aan was het immers de bedoeling dat de verweefcoaches zowel reactief als proactief zouden werken. Met reactief wordt bedoeld dat ze zouden helpen bij het weer invullen van leegkomende of leegstaande bedrijfsruimten met economische activiteiten. Met proactief werken trachten zij de bedrijvigheid in het stedelijk weefsel te behouden door het tot stand brengen van een goed nabuurschap tussen de buurt en het bedrijf in kwestie. Zeker als er zich kantelmomenten voordoen bij bedrijven, bijvoorbeeld naar aanleiding van grote investeringsprojecten, is het van belang de verschillende opties over behoud ter plekke met remediërende maatregelen versus verhuis mee te kunnen afwegen.
In 2022 zullen we peilen naar de interesse bij de lokale besturen voor de voortzetting, de bijsturing en de eventuele uitbreiding van de formule van verweefcoaches.
U vraagt naar het aantal dossiers. Die zijn zeer divers. Er zijn 4 blokken: ‘begeleiding van bedrijven’, ‘locatieadviezen aan bedrijven’, ‘focus op leegstaande sites’ en ‘visieontwikkeling rond bouwblokken en buurten’. Ik laat aan het verslag een tabel toevoegen met het aantal initiatieven per blok (zie bijlage).
In Sint-Truiden verschilt de aanpak wat van de andere steden. De verweefcoach werkt daar meer in de diepte op een beperkt aantal locaties en neemt ook initiatieven om de handelaars te ondersteunen zoals de installatie van nanohubs voor slimme stedelijke distributie.
Wat uw derde vraag betreft, kan ik zeggen dat de verweefcoaches bij uitstek mensen zijn die de theoretische inzichten over verweven werklocaties en de segmentatie in vestigingsmilieus concreet in de praktijk kunnen brengen en tools kunnen toepassen. Door hun praktijkervaring kunnen ze die ook verder helpen ontwikkelen. Er zijn intussen nog initiatieven die competentieontwikkeling bij de steden en gemeenten beogen met het oog op de realisatie van bedrijvige kernen, zoals de projecten in het kader van ‘van leegstaande naar verweven werklocaties’, heel recent ook de ‘profploeg’, en de ervaringsuitwisseling vanuit de VVSG-overlegtafels.
Volgend jaar zullen wij ook peilen naar de interesse bij de lokale besturen voor de voortzetting, de bijsturing en de eventuele uitbreiding van de formule van verweefcoaches. Dit zal gebeuren op basis van de evaluatie van de verschillende lopende trajecten en het beschikbaar budget.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik vind het belangrijk dat bekeken wordt hoe de verschillende initiatieven met betrekking tot kernversterkend beleid kunnen samenwerken en nauw contact met elkaar kunnen houden. De positieve ervaringen van de verweefcoaches kunnen misschien meegedeeld worden op de digitale ‘vitrine’, het platform waar u innovatieve voorbeelden en goede praktijken zult delen tussen verschillende steden en gemeenten. Zij kunnen daar extra uit leren.
Ik denk ook dat de evaluatiemethode, de manier waarop wij gaan kijken wat goed werkt en wat niet goed werkt, belangrijk is. Er gaat immers heel wat Vlaams budget naar die coaches. Daarom is rapportering belangrijk. Ik kijk ernaar uit dat beloofde overzicht te krijgen.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Minister, het klopt inderdaad dat we via Leiedal, onze intercommunale in Zuid-West-Vlaanderen, en ook de stad Waregem nauw samenwerken met de verweefcoach die is aangesteld voor onze regio. Vanuit lokaal standpunt zijn we echt tevreden over die samenwerking. We werken voor een aantal projecten nauw samen en dat gaat voorlopig zeer goed.
In de oproep betreffende de verweefcoaches stond dat het project onder andere als resultaat moet hebben dat ervaringen en leerpunten opgedaan tijdens het traject, zullen worden gedeeld met alle steden en gemeenten en zullen dienen als basis voor de verdere uitwerking van een verwevingsbeleid.
Zijn er al zaken gedeeld met Vlaamse steden en gemeenten of wacht u liever tot het traject volledig afgelopen is?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw De Vreese, eigenlijk zijn beide complementair. De 'profploeg' werkt kort en krachtig, maar daarnaast heb je ook meer langetermijnbegeleiding die nuttig is, bijvoorbeeld de provincies bijstaan met detailhandelcoaches.
We stellen alle output gratis te kijk in de ‘vitrine’. Ik vond het superbelangrijk dat in die ‘vitrine’ alle ervaringen effectief gedeeld worden, want dat is een grote meerwaarde. Niet alle gemeenten laten zich begeleiden, maar de ervaringen moeten wel met alle gedeeld kunnen worden. Mijnheer Vanryckeghem, dat doen we ook met de overlegtafels. Die worden via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) gedeeld en dus ook in de ‘vitrine’ geplaatst, zoals ik al zei.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik volg u daarin helemaal. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat die goede praktijken gedeeld worden in die ‘vitrine’ en dat ook andere steden en gemeenten daarmee aan de slag kunnen. Ze moeten dan geen nieuwe initiatieven uitvinden. Als er zaken zijn die wel degelijk werken, kunnen ze die in hun eigen stad of gemeente uitrollen. Ik ben benieuwd naar de ‘vitrine’ zelf, om die eens te zien en te bekijken, en wie weet komen we wel op goede ideeën om hier in het Brugse toe te passen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.