Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s, ik ben al eens rond e-steps tussengekomen. Ondertussen zijn collega’s daarover ook in andere instanties of parlementen tussengekomen. Eind september kwamen e-steps reeds uitgebreid aan bod in de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken. We hadden het toen over een mogelijke leeftijdsgrens en over sensibiliseringsacties. De minister stelde toen concluderend: “Kortom, ook hier zullen we toekomstgericht verder focussen op de opleidingen en rijvaardigheden van de gebruikte toestellen in het verkeer.” Ik beloofde toen de minister haar waarschijnlijk binnen afzienbare tijd opnieuw dezelfde vraag te stellen. En kijk eens aan, voorzitter, hier ben ik met mijn vraag.
Dit weekend konden we een oproep van mond-, kaak- en aangezichtschirurg Christophe De Foer lezen, die met aandrang vraagt – dat is zijn vraag – de e-step achterwege te laten. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) was er in 2020 een even grote kans om te sterven op een e-step als op een fiets. Maar de kans op hospitalisatie, het belanden op intensieve zorgen en het ondergaan van operaties is wel hoger bij e-steps. Zowel het aantal letselongevallen als het aantal zwaargewonden kenden een significante stijging in 2020 tegenover 2019. Dit ziet de heer De Foer ook in de ziekenhuizen waar hij actief is als chirurg.
De geweldige jaren tachtig ken ik ook nog. Toen waren we ook wel iets jonger. Toen hadden de chirurgen inderdaad hun handen vol met mensen die binnenkwamen na een ongeval met de wagen. We weten allemaal nog dat men dan van school tot school ging met die zware beelden van jonge mensen die uit verhakkelde wagens kwamen. Nu hebben we overal airbags. Er is de massale gordeldracht die we nu gelukkig wel kennen. En in de jaren negentig verminderden die trauma’s dan aanzienlijk door die extra maatregelen, en ook door sensibilisering, voor alle duidelijkheid.
Maar nu zien we blijkbaar toch opnieuw een terugkeer, voornamelijk door de elektrische step. De chirurg pleit voor een verplichte helmdracht, het verbieden van het dragen van oortjes en hoofdtelefoons, het verbieden van rijden op de stoep, betalen per kilometer in plaats van per minuut, een lagere maximumsnelheid. En er zullen zich ook nog verdere technologische verbeteringen opdringen in de loop van de tijd, vermoed ik, die het rijden met de e-step veiliger maken. Dat zijn ook voorstellen van die chirurg.
Maar ik heb daarbij toch de volgende vragen voor u, minister. Bent u nog steeds van oordeel dat toekomstgericht verder focussen voldoende is, of dringen meer onmiddellijke maatregelen zich op, vanwege de vele ongevallen met e-steps? En hoe staat u tegenover de maatregelen die de heer De Foer voorstelt?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor uw vraag, mijnheer Meremans. U zult begrijpen dat mijn standpunt sinds september niet drastisch gewijzigd is wat dat betreft. We kennen allemaal de verkeersongevallencijfers van 2020. Daaruit blijkt dat weggebruikers uit de leeftijdscategorie tussen 0 en 24 jaar bijna de helft uitmaken van de slachtoffers onder de e-steppers. Bijgevolg zou je ook kunnen zeggen dat de helft van de ongevallen gebeurt bij de leeftijdscategorie plus 25 jaar.
Alleszins is het duidelijk dat we naar de volledige groep van gebruikers moeten kijken en dat we daar extra inspanningen voor moeten leveren. Dat is ook iets wat we effectief hebben opgenomen in ons verkeersveiligheidsplan: de actieve weggebruikers centraal stellen, met enerzijds het verhogen van de verticale leerlijn en het inzetten op educatie en anderzijds uiteraard ook sensibilisering ten aanzien van de gebruikers, maar bijvoorbeeld ook ten aanzien van de verkopers, opdat iedereen zich pas met een dergelijk toestel in het verkeer gaat begeven als men zich eerst alle vaardigheden daaromtrent volledig eigen heeft gemaakt. Dat is alleszins waar wij volop op willen inzetten.
Ik blijf herhalen dat als het over verkeersveiligheid gaat, het enerzijds over veilige en comfortabele infrastructuur gaat. Daar zetten we met zijn allen ten volle op in, door onder andere te zorgen voor veilige en comfortabele fietspaden, conflictvrije kruispunten, veilige schoolroutes, veilige schoolomgevingen en dergelijke meer, om er toch maar voor te zorgen dat die infrastructuur zo veilig mogelijk is. Maar anderzijds is natuurlijk ook het gedrag van de weggebruiker nog altijd een essentieel onderdeel daarvan. Bepaalde gedragingen kunnen echt niet door de beugel. Eenieder die dergelijk gedrag stelt, weet ook perfect dat hem dat duur kan komen te staan, door onder andere ongevallen en zware lichamelijke letsels.
U vraagt specifiek naar de maatregelen die de heer De Foer voorstelt. Het valt mij op dat de heer De Foer het vooral heeft over verplichten en verbieden. Ik denk dat we vooral eenieder moeten responsabiliseren. Daarbij is het kiezen voor zelfbescherming steeds het beste idee voor alle weggebruikers, niet alleen voor de e-steppers, maar ook voor de speedpedelecers, de fietsers, de voetgangers, en uiteraard ook de automobilisten. Kortom, ik denk dat we moeten blijven inzetten op het sensibiliseren van de weggebruikers tout court, om in te zetten op hun eigen gedragingen en hen daarvoor te responsabiliseren.
Nu, als het specifiek gaat over de maximale snelheid, een eventuele leeftijdsgrens en extra verkeersmaatregelen, wegcode-elementen opnemen, dat zit op het federale vlak. Ik kan u wel meegeven dat we daaromtrent overleg hebben gehad met onze federale collega’s en dat we op de laatste interministeriële conferentie (IMC) hebben afgesproken met alle mobiliteitsministers om een interfederale werkgroep op te richten om te kijken hoe de regelgeving rond e-steps moet worden aangepakt om te zorgen voor meer veiligheid. Dat kan gaan over minimumleeftijden, over de beperking van gebruikers, want soms staan ze met twee op één step – dat kan uiteraard niet en dat verhoogt het gevaar. Opnieuw is de verantwoordelijkheidszin van de gebruikers essentieel. Alles handhaven zal niet altijd evident zijn.
Alleszins zal de interfederale werkgroep bekijken welke maatregelen er nog zouden moeten komen voor de verkeersveiligheid. We hebben de uitnodiging van de werkgroep intussen ontvangen. Ik hoop dat we zo snel mogelijk eventueel bijkomende elementen kunnen meegeven vanuit de werkgroep.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, het is een beetje hetzelfde antwoord als de vorige keer. Voor mij is dat nu echt niet meer voldoende.
Waarom niet? Ik geef toe dat dit verbieden en dat verbieden, dat moet en dit moet, soms een averechts effect heeft. Ik heb gelezen wat onze voormalige collega en nu kamerlid Vandenbroucke daarover heeft gezegd. Het is federale materie, ja, maar we mogen niet als konijnen op een lichtbak zitten kijken naar het federale. We moeten zelf met een plan komen. De nood in Vlaanderen is er nu eenmaal. Overal in de gemeenteraden komen er vragen over de e-steps. Een collega in mijn eigen stad gaat daar ook een vraag over stellen in de gemeenteraad.
De lokale besturen zitten ermee. Het gaat over het gebruik van e-steps, ongevallen en nog veel meer. Het gaat over wat er op het voetpad ligt, of ze op het voetpad mogen rijden of niet. Het gaat over de Onewheels, die zijn er ook, hoe gaan we daarmee om? De vorige keer had ik het over de elektrische fiets. Ik mis een totale aanpak in Vlaanderen. Ik mis een gezamenlijk plan over al die nieuwe modi. Ik ga ermee akkoord dat we een evenwicht gaan moeten zoeken tussen wat soms betutteling wordt genoemd en ... Ik heb zelfs iemand horen zeggen dat ik me ook erg pijn kon doen als ik uitglijd over een bananenschil. Ja, dat klopt. Als ik van mijn stoel val, kan ik me ook erg pijn doen. Dergelijke uitspraken vind ik nogal frappant, eerlijk gezegd.
De Vlaamse overheid kan meer doen. De nood is er in onze steden en gemeenten. Ik heb me voorgenomen om een grondig onderzoek te doen en zo eventueel te komen tot een visie op de nieuwe modi. Ik wil die gerust delen met de leden van de andere partijen, zodat we in deze commissie de hand aan de ploeg kunnen slaan en iets meer doen.
In elk geval – dat is mijn vrees tegenover die werkgroep – moeten we vanuit Vlaanderen meer doen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, vanuit mijn fractie deel ik de bezorgdheden van collega Meremans.
We willen de vele steps die kriskras gedropt worden, daar weg, dat is gevaarlijk en onveilig. We hebben al genoeg voorbeelden gehoord en gelezen. CD&V is vragende partij om verplichte dropzones in te voeren. Het klinkt ouderwets, maar het is een vorm van respect voor het materiaal en de steps.
Ten tweede: een minimumleeftijd van 16 jaar. We kunnen daar ook volledig mee akkoord gaan, maar die moet wel in de wegcode ingeschreven worden.
Het derde punt is een verbod op het rijden op het voetpad. Het is een beetje dubbel: dat zou eigenlijk moeten kunnen als men stapvoets rijdt. Maar de vraag is natuurlijk of men eigenlijk stapvoets kan rijden met een e-step. De snelheid is dan 5 à 6 kilometer per uur en het klinkt niet echt logisch om met een e-step maar aan 5 kilometer per uur te rijden. Er wordt dan ook gekeken naar de handhaving. Dat is natuurlijk ook niet altijd evident. Als we de e-step gelijk zouden stellen met de fiets, denk ik dat dat verbod dan ook logisch zou zijn. We hebben eens een lijstje gemaakt en gekeken naar andere landen. Dan zien we toch, wat het verbod op het rijden op het voetpad betreft, dat het in heel veel andere landen ook verboden is. Ik kijk daarbij naar Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Zwitserland, Zweden. Bijna alle Europese landen hebben een verbod ingevoerd op het rijden met een e-step op het voetpad. Dat kunnen we ook wel voor een stuk volgen.
Er wordt heel veel gekeken naar het federale niveau. Maar eigenlijk kunnen we zelf ook – zoals collega Meremans ook zei – stappen zetten. Ik ben volledig akkoord met het maken van een plan vanuit het Vlaamse niveau om de problematiek van e-steps aan te pakken.
De heer Bex heeft het woord.
Dit is een interessante discussie, collega’s, die we hier inderdaad al eens gevoerd hebben. Het is heel belangrijk dat de verschillende ministers van Mobiliteit, en dus ook de federale minister, al aangekondigd hebben dat hierover overleg zal plaatsvinden. Ik begrijp ook dat de minister zich ten volle zal engageren in dat overleg. Dat is een goede zaak.
Collega Meremans, ik denk inderdaad dat een gewest kan opteren om in dezen een bepaald regelgevend kader te scheppen binnen haar bevoegdheden. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is van plan om dat te doen, dat is begin deze week aangekondigd. Dat gaat dan bijvoorbeeld over die verplichte dropzones en ook over de snelheid waarmee die steps kunnen rijden, bijvoorbeeld in de voetgangerszone in het centrum van de stad. Alleen is het toch een beetje de tendens in deze commissie en in het Vlaamse Gewest om zeer sterk te kijken naar de autonomie van de lokale besturen. We hebben dat gezien in de discussie rond 30 kilometer per uur in de bebouwde kom. Dan stel ik mij de vraag – en het is een vraag, collega’s, geen conclusie – of de verschillende contexten in stedelijk gebied en in landelijk gebied in Vlaanderen niet zodanig verschillend zijn dat het misschien beter is om bijvoorbeeld het vastleggen van zulke verplichte dropzones over te laten aan de gemeentebesturen. Ik dacht dat dat een beetje de logica was van deze meerderheid, maar misschien groeien de inzichten dat er soms ook op Vlaams niveau een regelgevend kader voorzien moet worden.
Wat de minimumleeftijd van 16 jaar betreft: dat is een discussie die zeker gevoerd moet worden. We zien de cijfers, we zien ook dat er bijvoorbeeld voor elektrische fietsen en voor bromfietsen bepaalde regels zijn. Wij denken wel – dat is een beetje de redenering van collega Meremans over de verbiedende maatregelen of bijvoorbeeld de maatregel om een helm te dragen – dat je het kind niet met het badwater moet weggooien. We denken dat daar zeker een debat over moet plaatsvinden, maar dat je ook moet durven kijken, voor die e-steps in het bijzonder, of het daar aangewezen is om ook die leeftijd van 16 jaar te hanteren of eventueel een jongere leeftijd. Daarvoor is het misschien aangewezen dat het federale parlement daar een hoorzitting over zou organiseren met mensen die daarover op basis van objectieve gegevens verslag kunnen uitbrengen.
Ik denk dat het debat absoluut nodig is. Wij kunnen ons achter de vraag scharen om hier te werken aan een reglementair kader, maar we zouden dat graag op een aantal andere dingen zoals 30 kilometer per uur in de bebouwde kom ook doen. Ik denk dat dat meer zou bijdragen aan de verkeersveiligheid dan het invoeren van dropzones op Vlaams niveau.
De heer Verheyden heeft het woord.
Ik wil even terugkomen op de laatste uitspraak van de heer Bex. Ik denk dat we in de commissie al ruimschoots aandacht besteed hebben aan dat regelgevend kader rond die 30 kilometer per uur en dat we daaruit zijn. Ik denk dat we daar niet veel langer nog discussie over moeten voeren.
Wat die e-steps betreft, denk ik dat de denkpiste van collega Meremans om dat regelgevend kader toch eens te bekijken, inderdaad een interessante denkpiste is. Er zijn immers toch nog heel veel hiaten. Heel veel bestuurders van e-steps weten nog altijd niet dat ze met hun e-step vooral op de fietspaden moeten rijden en, zoals mevrouw Fournier zegt, dat men enkel op een voetpad kan rijden wanneer het stapvoets is, 5 à 6 kilometer per uur.
Heel veel van die e-stepgebruikers weten dat nog altijd niet en dat gaat natuurlijk onvermijdelijk leiden tot ongelukken.
Nogmaals rond het regelgevend kader: de smartphone, de oortjes … We zien toch heel veel gebruikers van e-steps met die smartphone en met oortjes. We hebben het er ook al over gehad dat fietsers daarmee rondrijden. Dat bevordert het veiligheidsaspect niet. Ook daar moeten we eens kijken wat er kan en wat er niet kan zonder al te veel regelneverij. We moeten kunnen gebruikmaken van het gezond verstand van de bestuurders.
Wat handhaving betreft, heeft de minister het onder andere gehad over steps die gebruikt worden door twee personen tegelijk. Ik denk dat er toch wel een tandje bijgestoken mag worden wanneer het gaat over handhaving. Wanneer een autobestuurder met een smartphone in zijn wagen zit te bellen, wordt hij beboet. Dat zou men ook mogen doortrekken naar de e-steps en de fietsers toe. Dat zou al heel wat ongevallen kunnen voorkomen. En ja, ook dat regelgevend kader is voor ons zeker en vast bespreekbaar.
Ten slotte wil ik ook nog van de gelegenheid gebruikmaken om het her en der achterlaten van die steps aan te klagen. Dat getuigt niet alleen van een gebrek aan respect voor het ontleende toestel, maar het leidt ook tot gevaarlijke situaties voor voetgangers die kunnen struikelen en zich bezeren. Recent is er in Antwerpen trouwens een groep aangemaakt die daarover klachten registreert en elke dag steeds meer leden heeft.
We staan achter de vraag van collega Marius Meremans.
Minister Lydia Peeters heeft het woord.
Ik denk dat we eerst en vooral moeten beginnen met het adagium dat iedereen kent: iedereen wordt geacht de wet te kennen. Het moment dat ik mij in het verkeer begeef, word ik geacht de wet te kennen en het verkeersreglement toe te passen. Ik zie ook soms twee of drie mensen op één fiets, bijvoorbeeld een jonge gast voor op het stuur. Is dat goed, is dat veilig? Neen, uiteraard niet. Maar we kunnen ook niet – als mensen moedwillig een aantal laakbare gedragingen stellen of zich op onveilige wijze in het verkeer begeven – voor alles een regel maken. Dat wil ik toch eerst even heel duidelijk stellen.
Ten tweede: men vraagt hier enerzijds bijkomende regels. Als het gaat over regels over het wegverkeersreglement, dan moet ik opnieuw zeggen dat dit bij de federale overheid zit. Ik herhaal dat ik zelf op het interministerieel overleg waar mijn collega’s van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, van het Waals Gewest, maar ook de federale minister van Mobiliteit aanwezig zijn, een pleidooi heb gehouden om een interfederale werkgroep op te richten rond het verhaal van onder andere de e-steps omdat daar wel wat bijgeschaafd kan worden inzake de regelgeving.
Maar als we morgen een ander regelgevend kader hebben, dan zullen we nog altijd een aantal personen in het verkeer zien opduiken die zich toch misdragen, die met twee op een step plaatsnemen, of die al telefonerend of zigzaggend zich over de weg begeven. Dat zal altijd gebeuren. Het neemt niet weg dat we die interfederale werkgroep gevraagd hebben om de regelgeving rond e-steps te bekijken om te zien wat desgewenst aangepast moet worden.
Als het gaat over dropzones dan moet ik de heer Bex gelijk geven. Ik denk niet dat wij vanuit Brussel moeten bepalen welke gemeente waar een dropzone moet inrichten om steps achter te laten. Ook hier gaat het eigenlijk opnieuw om een soort laakbaar gedrag. Als ik met een step rijd en ik laat die gewoon pardoes vallen op een stoep zodat die een hindernis vormt voor andere weggebruikers, ben ik eigenlijk op dat moment een hindernis aan het aanbrengen op de openbare weg. Dat is uiteraard niet toegelaten. Het gaat over de verantwoordelijkheidszin van elke persoon die zich in het verkeer begeeft. Dat moeten we centraal stellen. Dat we bijkomende maatregelen moeten nemen, ontken ik niet, dat hebben we ook heel expliciet opgenomen in ons verkeersveiligheidsplan. De actieve weggebruiker, waar ook de e-stepper toe behoort, staat centraal. We moeten zorgen dat er wordt ingezet op educatie, maar ook op tal van sensibiliseringsacties. Verder, opnieuw die interfederale werkgroep om te kijken waar eventueel regelgeving aangepast moet worden om de verkeersveiligheid alsnog meer te verhogen.
Maar ik denk dat we eerst op de resultaten van de werkgroep moeten wachten en dat we desalniettemin iedereen verder moeten oproepen om mee te werken aan verkeersveiligheid en zich in regel te stellen wanneer hij of zij zich in het verkeer begeeft. Iedereen moet continu aandacht hebben voor elke andere weggebruiker en moet zich veilig verplaatsen.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord en, collega’s, bedankt voor de reacties.
Eerst en vooral wil ik zeggen dat wij aan gemeenten niet gaan opleggen waar een dropzone moet komen. Dat is de taak van de gemeente of stad zelf. Zij kennen de situatie het beste, dus daar gaan wij ons niet mee moeien.
Ik hoor hier zeggen dat er een hoorzitting moet komen in het federaal parlement, maar mijn oproep is: het is een acuut thema, waarom houden we daar in onze commissie geen hoorzitting over? Waarom vragen we hier geen experten? Waarom vragen we zelf niet naar verschillende zaken? Zo kunnen we zelf tot een soort van besluit komen binnen de schoot van deze commissie en kan de minister veel sterker staan als ze rond de tafel gaat zitten met haar federale collega’s. Dat is mijn vraag aan de collega’s hier: laat ons dat doen. Dan kunnen we partijoverschrijdend zien hoe we daarmee verdergaan. Je voelt dat het leeft. In verschillende gemeenten komt het op de agenda van de gemeenteraad, dus ik vind dat we daar iets mee moeten doen.
U hebt gelijk, minister, dat ieder zijn verantwoordelijkheid heeft, maar als jonge mensen met complexe breuken op operatietafels komen, dan vind ik dat ook wij vanuit het Vlaams Parlement een verantwoordelijkheid hebben. Vandaar mijn oproep om dat hier te organiseren en daar van hieruit de nodig activiteiten aan te koppelen. Misschien kunnen we straks eens kijken om rond die nieuwe modi en hoe we daar het best mee omgaan een hoorzitting te organiseren. Het gaat niet over alles verbieden, want daar ben ik ook niet voor – op den duur kan er niets meer, dus je moet soepel of flexibel zijn –maar er moet wel een kader voor gevonden worden.
Dat is al de tweede suggestie voor een hoorzitting vandaag. We zullen dat straks in de regeling der werkzaamheden bespreken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.