Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over het bosuitbreidingsplan
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, de Vlaamse bosuitbreiding moet volgens uw beleidsnota 2019-2024 een van de paradepaardjes worden van uw beleid. Nog volgens deze beleidsnota zou er tijdens deze regeerperiode 4000 hectare en tegen 2030 maar liefst 10.000 hectare bos moeten bij komen in Vlaanderen. Die bossen zouden moeten bijdragen tot een veerkrachtigere bodem die meer koolstof zou moeten opslaan. Het geplande functioneel groenblauw netwerk zou zich moeten uitstrekken tot in het centrum van onze Vlaamse dorpen en steden. En die bossen zouden ook biomassa moeten aanleveren als waardevolle grondstoffen voor een biogebaseerde economie.
Uiteindelijk blijkt dat het Vlaamse bosuitbreidingsplan een stuntelige start met veel ministerieel tromgeroffel heeft gekend maar tot op heden nooit op kruissnelheid is gekomen. Als men de beschikbare cijfers mag geloven is nog maar 20 procent van de beloofde netto bosuitbreiding vandaag gerealiseerd. Bomen plant je echter niet wanneer je wilt. Er resten tot het einde van deze regeringsperiode nog slechts drie plantseizoenen.
Minister, zult u alsnog uw ambitieuze bosuitbreidingsplannen waarmaken?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, vorig jaar in mei lanceerde u uw bosuitbreidingsplan. Tegen 2024 moet er in Vlaanderen 4000 hectare bos bij komen. Via het bosplan is deze doelstelling verdeeld onder verschillende partners. De Vlaamse overheid moet zorgen voor 1250 hectare. Daarnaast komt er 750 hectare door lokale besturen, 750 hectare door bosgroepen en regionale landschappen, 750 hectare door natuurverenigingen en 500 hectare door particulieren en bedrijven. Afgelopen week communiceerde u naar aanleiding van de Week van het Bos dat er sinds 2019 1000 hectare gevonden is om bos aan te planten.
De cijfers op de bosteller zijn iets minder hoog. Volgens de bosteller is er 493 hectare extra bos aangeplant, waarvan 284 hectare nieuw bos en 209,6 hectare compensatiebos. Dat maakt dat er concreet 284 hectare extra bos is bij gekomen, wat toch in contrast zou staan met de 1000 hectare die u communiceerde.
Daarnaast laten de cijfers over vergunde ontbossing zien dat er 547 hectare bos gekapt is, waarvan 267 hectare in 2019 en 280 hectare in 2020. Dat wil zeggen dat de uiteindelijke balans in dat geval negatief is, en we niet meer maar minder bos overhouden.
Experten wijzen erop dat bomen aanplanten goed is, maar dat bomen behouden nog beter is. De ecologische waarde van een bos wordt namelijk niet bepaald door het aantal bomen, maar onder meer door de omvang van de bomen en hun ouderdom. Het is de grootte van de kruin en de hoeveelheid blad die zorgen voor de ecologische waarde. Het is dus logisch dat het jaren duurt vooraleer een nieuw aangeplant bos dezelfde ecologische waarde heeft als een oude boom die wordt gekapt.
Er is in Vlaanderen 45.350 hectare bestemd als bosgebied op het gewestplan. Op een derde van die oppervlakte is momenteel geen bos aanwezig. In welke bestemmingen hebt u de 1000 hectare extra gevonden om te bebossen? Is dat, zoals het regeerakkoord voorschrijft, prioritair gezocht in groene bestemmingen?
Zijn de niet-beboste percelen met als bestemming bosgebied in Vlaanderen in kaart gebracht en gescreend of bebossing gewenst is? Wat is het resultaat van deze oefening? Welke maatregelen zult u nemen om deze gebieden te bebossen?
Kloppen de cijfers dat sinds de invoering van de bosteller en het bosuitbreidingsplan er netto minder bomen in Vlaanderen zouden zijn en dat er dus meer bomen gekapt zijn dan dat er nieuwe geplant zijn?
Is in de cijfers over vergunde kap ook rekening gehouden met ontbossing in het kader van de beheersplannen? Hoeveel hectare zijn er de afgelopen jaren – 2019 en 2020 – effectief gekapt op het terrein, voortvloeiend uit een goedgekeurd beheerplan? Hoeveel hectare nieuwe kap zijn er in deze jaren goedgekeurd onder de vorm van een nieuw goedgekeurd beheerplan? Is een bijsturing van bestaande beheerplannen wenselijk om bestaand bos te vrijwaren van kap?
Wat is de doorlooptijd tussen het verwerven van een grond en het effectief bebossen ervan?
In een ontwerp van een nieuw bosuitbreidingsdecreet wilt u lokale besturen die ontbossing toestaan verantwoordelijk maken voor de compensatie. Zowel de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) als de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) uitten daarbij hun bedenkingen. Hebt u dat nog nader kunnen bekijken? Welke bijsturingen voorziet u in de opvolging van deze adviezen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik heb de indruk dat sommigen misschien niet de intentie hebben dat we slagen in de doelstelling die we in het regeerkakoord hebben ingeschreven: 4000 hectare extra bos. Dat is inderdaad zeer ambitieus. Maar zoals u weet ben ik altijd positief, dus ik ga ervoor. Het is ook de eerste keer dat er heel wat positiviteit vanuit de sector aanwezig is, denk maar aan heel wat natuurorganisaties. Lokale besturen moeten wel nog een tandje bijsteken, maar die zijn dit jaar wel een beetje verontschuldigd. Ik wil dat dus nog even door de vingers zien, omdat ze vorig jaar heel veel met corona bezig geweest zijn.
Maar we zien bijvoorbeeld wel dat de stad Gent immens veel heeft bebost. Ze hebben daar ook een prijs voor gekregen. Als een stad dat kan, dan denk ik dat dat voor andere lokale besturen ook mogelijk moet zijn. Want van die 4000 hectare was afgesproken dat 750 hectare door lokale besturen zou worden gedaan. Dat komt neer op ongeveer 2,5 hectare per gemeente. Maar daar zien we dat dat nog niet zo goed zit. Zij weten dat. Maar ik heb gezegd dat ik dat begrijp; zij hebben dit jaar waarschijnlijk hun handen vol gehad met corona. Daardoor is dat misschien wat op de achtergrond beland. Maar ik ben ervan overtuigd dat, als een stad 13 hectare kan bebossen, dat ook voor andere gemeentes zeker mogelijk moet zijn. Voor een stad is het natuurlijk ook wel belangrijk dat men bebost; die natuurlijke airconditioning is van groot belang.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat wij naar een versnelling moeten gaan qua bebossing. Iedereen zet alles op alles, maar dat is natuurlijk niet eenvoudig. De eerste jaren moet je goed bekijken waar we gaan bebossen. Collega Rombouts verwijst naar de 45.000 hectare bestemd als bosgebied op het gewestplan. Helaas, daar is er ook heel veel in handen van private landeigenaars. En die bewegen op dit moment ook niet. Ik vind dat eigenlijk heel jammer, want zij hadden ook een doelstelling om 500 hectare te bebossen, als ik mij niet vergis. Maar ik zie daar heel weinig beweging. Ik heb heel veel gesprekken gehad, zij hebben recht op evenveel subsidies als bijvoorbeeld de natuurorganisaties. Want vanuit de private landeigenaars komt er altijd kritiek, dat zij niet zoveel subsidies krijgen als de natuurorganisaties. Maar in dit geval, rond bebossing, is dat voor iedereen gelijk. Toch stel ik vast dat daar heel weinig animo is. Collega Rombouts, uiteraard houden we ook wel deels de focus op die 45.000 hectare. Maar die gronden zijn dus grotendeels in handen van private landeigenaars, en natuurlijk ook van landbouwers.
Wij hebben nu natuurlijk heel wat gronden gevonden voor het komende plantseizoen. Vooral de administraties hebben gigantisch goed hun best gedaan en we kunnen toch naar die 1000 hectare gaan. Ondertussen zijn we nog volle bak gronden aan het kopen voor het komende seizoen om ze dan vervolgens te bebossen. Ik heb ook wel vernomen van lokale besturen dat er heel wat in beweging is. Ik denk dat zij er nog heel wat bij zullen doen.
Zijn de niet-beboste percelen met als bestemming bosgebied in Vlaanderen in kaart gebracht en gescreend of bebossing gewenst is? Wat is het resultaat van deze oefening? Welke maatregelen zal ik nemen om deze gebieden te bebossen? Neen, deze analyse gebeurde nog niet tot op perceelniveau, ook omdat de eigendomsstructuur van deze gronden sterk versnipperd is. Vaak zijn er natuurwaarden aanwezig die verloren dreigen te gaan in geval van bebossing. Vaak is de grond in landbouwgebruik, al dan niet verpacht. U weet dat ik vind dat de verpachting versoepeld moet worden, want het is anders onbegonnen werk.
Het verderzetten van het agrarisch gebruik van een grond in groene bestemming is doorgaans vrij van vergunningsplichten, zodat een overheid niet via het instrument van vergunningen kan sturen op het effectieve grondgebruik. Als er niet de intentie is van de eigenaar om te bebossen, en de eigenaar evenmin te overtuigen valt door middel van subsidies, rest alleen het verwerven van de grond of drastischere maatregelen door middel van onteigening, als daar billijke redenen voor bestaan. Ik zal ook onteigenen daar waar het moet. Ik zal daar niet voor terugdeinzen.
Er werden in 2020 280 hectare ontbost. Dat gaat ook via vergunningen natuurlijk. Er zijn ook heel wat lokale besturen die dit beslissen. Daarvan zitten we met de compensatie op schema. Voor 2019 is een uitsplitsing tussen deze legislatuur en de vorige legislatuur niet mogelijk. Stellen dat er deze legislatuur meer bos verdween dan er nieuw bos bijkwam, is niet correct. Ik verwijs naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen aan verschillende van de hier aanwezige collega’s.
De schriftelijke vragen over omgevingsvergunningen die leiden tot ontbossen, bevatten alle cijfers inzake ontbossing die wordt geregeld via de omgevingsvergunning. Ontbossing die vrijgesteld is van de omgevingsvergunning, zoals ontbossing in een natuurreservaat, op voorwaarde dat de ontbossing is voorzien in het beheerplan en gericht is op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen, is niet in die cijfers opgenomen. Er zijn voor de jaren 2019 en 2020 geen cijfers over de effectieve ontbossingen die voortvloeien uit goedgekeurde natuurbeheerplannen van natuurreservaten. Een natuurbeheerplan bezit een looptijd van 24 jaar. Om de visie en het uitgevoerd beheer te kunnen opvolgen, worden bij de goedkeuring van een beheerplan afspraken gemaakt over de wijze waarop de beheerder de beheerdoelstellingen zal opvolgen en rapporteren.
Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) voert op basis van die gegevens om de zes jaar een beheerevaluatie uit, waarbij wordt nagegaan of het beheer op schema zit. Momenteel heeft geen enkel natuurbeheerplan een beheerevaluatie ondergaan. Hoe dan ook moet elke ontbossing inhoudelijk zeer goed gemotiveerd zijn. In elk geval moet duidelijk aangetoond zijn dat de gekozen locaties geschikt en noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van open habitats die bijdragen aan de realisatie van de regionaal gunstige staat van instandhouding ervan. Een gepast beheer moet dan ook duurzaam verzekerd zijn.
De doorlooptijd is sterk verschillend en afhankelijk van het specifieke perceel. Normaal wordt een perceel één of twee jaar na de verwerving bebost, tenzij er nog gebruiksrechten op het bewuste perceel liggen, meestal landbouwpacht. Ingeval van pacht wordt het perceel bebost na opzeg bij het verstrijken van de lopende termijn van de pacht. Dat is maximum negen jaar na aankoop.
Het is niet zo simpel. Er zijn heel wat drempels. Als het van mij zou afhangen, dan zou ik die allemaal willen wegnemen.
Een voorstel tot wijziging van de regeling inzake boscompensatie is door de Vlaamse Regering principieel goedgekeurd. Ik heb de gevraagde adviezen ontvangen van de Minaraad en de VVSG. Ik bereid op dit moment het dossier voor tot agendering op de Vlaamse Regering.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, u probeert mij te framen en dat vind ik niet fijn. De vraag is bewust gesteld: wie wil niet meer bossen? Alleen, als je een doelstelling vooropstelt, dan verwacht je dat die haalbaar is. Zoals u terecht zegt, zijn er veel drempels. Ik geef u gelijk dat als het aan u lag, u die zou wegwerken, en ik met u. U bent echter niet alleen. Als u een doelstelling oplegt en u afhankelijk bent van derden, dan is dat zeer moeilijk. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Tegen wie zegt u het.
Lokaal doe ik zelf ook voorstellen om parkgebieden aan te leggen, maar zo simpel is het niet, zoals u zegt. De doelstelling van 4000 hectare – nogmaals – is heel ambitieus en misschien iets te ambitieus, en dan nog eens 10.000 hectare tegen 2030. Dat zijn niet zo heel veel plantseizoenen meer. Ik wens u dus veel succes om dit te kunnen bereiken.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is goed om diverse cijfers naast elkaar te hebben. Er staat een duidelijke doelstelling in het regeerakkoord. De reden waarom ik mijn eerste vraag stelde, is omdat ik zeer goed besef – zoals eenieder die zich grondig met het dossier en de gevoeligheden op het terrein heeft beziggehouden – dat er in een maatschappij diverse elementen spelen, waarmee op de een of andere manier rekening moet worden gehouden. We weten dat er aan gewestplannen kantjes en bochten zijn. We zouden in dezen eerst de oefening maken of het, daar waar de ruimtelijke bestemming aangeeft dat het bosgebied is, aangewezen is om daar al dan niet te bebossen. Dat is een belangrijke oefening. Ik hoor dat die momenteel nog niet is gebeurd. Ik denk nochtans dat dit een interessante oefening is, beseffende dat het ondanks de juiste kleur niet overal mogelijk zal zijn, want je hebt soms een ander gebruik of een andere geschiedenis. Het is belangrijk om er iets meer zicht op te hebben waar het mogelijk interessant zou kunnen zijn omdat de ruimtelijke bestemming al een eerste stap is.
Ten tweede moet ik vaststellen – voor dat element is al meermaals aandacht gevraagd – dat er ook naar agrarisch gebied wordt gekeken. U stelt dat alle drempels weggenomen moeten worden, maar we hebben natuurlijk ook daar doelstellingen te bereiken. Er moet dus gekeken worden wat haalbaar en wenselijk is. Ik krijg in dezen signalen dat er nogal fel – zeker wat het plantseizoen 2020 en 2021 betreft –, bijna voor de helft, ook in agrarisch gebied is aangeplant. U hebt gezegd dat er ingezet moet worden op aankoop en dat is zeker een instrument waarop kan worden ingezet. Bij de aankoop ligt ook een grote focus op het agrarisch gebied, al dan niet voorafgegaan door een denkoefening ruimtelijk of niet. Dat baart mij toch wat zorgen. We hebben een ruimtelijke ordening en we moeten duidelijke keuzes en een afweging maken – en dat is niet altijd gebeurd – om te bekijken of de bestemming gewijzigd wordt of niet. Dat is een tweede element waarover ik bezorgd ben. Hoe kijkt u daarnaar? Voorziet u de omzetting? Voorziet u een verschuiving in dezen?
U hebt verwezen naar de instandhoudingsdoelstellingen ten aanzien van de beheerplannen, maar omgekeerd hebben we ook instandhoudingsdoelstellingen voor bossen. In welke mate wordt dit meegenomen als prioritaire opdracht om de focus te leggen op de realisatie van bossen? Kunt u daar nog wat duiding over geven?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, u weet dat wij elk initiatief dat zou leiden tot bosuitbreiding altijd zullen steunen.
Er staat een initiatief op de planning over een bosuitbreidingsdecreet waarbij u de steden en gemeenten de verantwoordelijkheid zult geven om de boscompensatie uit te voeren. Die hebben daar hevig op gereageerd. Een van de aspecten die ze meegeven, is dat ze te weinig tools hebben en te weinig kader krijgen om die kapvergunningen te kunnen weigeren. Het advies van het ANB is daar zeer belangrijk. Dat wordt vaak vanop het bureau gegeven en dat geeft hun te weinig houvast.
Voor woon- en industriegebied ligt de verantwoordelijkheid volledig bij het lokale bestuur om die vergunning te verlenen. Daar is geen ontheffing voor nodig. Een van de mogelijkheden is om het advies van het ANB en het bosonderzoek dat voorafgaat aan de vergunningverlening, ernstiger te nemen om die ontheffing terug in te voeren. Overweegt u de mogelijkheid om het ANB die ontheffing te laten verlenen zodanig dat ze niet alleen bureauonderzoek doen, maar ook op het terrein gaan en een grondig advies geven aan die lokale besturen bij het verlenen van die kapvergunningen?
Nu zien we dat ze doorsnee een positief advies geven op het moment dat men in een industrieel woongebied komt. Alleen als men heel sterk gealarmeerd is, gaat men daar ernstiger op door. Dat geeft die lokale besturen weinig houvast om die vergunning te weigeren. Zult u een strikter kader geven door bijvoorbeeld die ontheffing automatisch in te voeren of door een strikter kader aan te bieden aan de lokale besturen zodanig dat ze minder snel die kapvergunning verlenen en meer tools hebben om die te weigeren?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik wil kort nog even namens onze fractie benadrukken hoe belangrijk we het realiseren van die 4000 hectare vinden. Dat is duidelijk geworden bij elke bespreking die we daaraan hebben gewijd. Wat betreft de verbazing van de collega dat er zo’n groot bosareaal in de bestemming is, maar dat het in de feiten geen beboste oppervlakte is, stel ik me de vraag hoever de huidige regelgeving over de mestrestricties daarin een rol speelt. Zoals we weten, zijn er voor een gebied dat als bosgebied is bestemd, geen mestrestricties en is er geen uitdovingsbeleid. Minister, kunt u even schetsen in hoeverre dat de bebossing van die percelen op dit ogenblik al dan niet negatief beïnvloed?
Wat mij betreft kunt u niet ambitieus genoeg zijn, minister.
Ik sluit graag aan bij de opmerkingen van de collega’s. Wat betreft het kapvergunningenbeleid zijn er bij de lokale besturen inderdaad enorme verschillen, maar ook afhankelijk van wie er van het ANB langskomt. Ook daar is er heel wat verschil te merken. Ik heb dat ook al aangekaart. Daar zijn een structuur en een rechtlijnigheid nodig. Ik merk ook, en ik heb dat ook al aangekaart, dat de terminologie ontbossing op stedenbouwkundig vlak er soms toe leidt dat mensen denken dat ze hun terrein volledig mogen ontbossen, terwijl dat wettelijk helemaal niet het geval is. Ik heb al twee keer in mijn gemeente in een woonparkgebied meegemaakt dat de wettelijke terminologie van ontbossing voor problemen zorgt. Ook wat dat betreft is er verbetering mogelijk.
Verder staat de bosteller al een tijdje op hetzelfde niveau. We hopen effectief dat er snel wat cijfertjes bijkomen. Het is een en-enbeleid en we moeten iedereen goed blijven stimuleren: de lokale besturen, maar ook de Vlaamse overheid en uiteraard de terreinbeherende verenigingen want ook zij moeten compenseren als ze bomen kappen. Dat moet nu niet altijd gebeuren: als ze werken met een natuurbeheersplan, hoeft dat niet. Ze krijgen dan een uitzondering. Ik vind dat het Vlaamse beleid ambitieuzer mag zijn en dat we hun ook mogen vragen om bomen aan te planten als ze natuurdoelen willen behalen. Het is belangrijk dat ze dat toekomstgericht doen.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Collega Rombouts, we hebben ondertussen natuurlijk tal van oefeningen gemaakt op zoek naar de meest geschikte plaatsen om te bebossen. Ik denk daarbij aan speciale beschermingszones (SBZ) waar bosdoelen liggen, met daarbij een focus op natuur- en bosgebieden. Ik moet evenwel vaststellen dat in die gebieden landbouwgebruik bebossing belemmert. Dat is dus wel problematisch. Het wegwerken van die drempels is voor mij dan ook prioritair.
Als we gebieden aankopen om te bebossen, is dat altijd met een visie. We kopen enkel aan in gebieden waar bosdoelen zinvol zijn. In de polders, bijvoorbeeld, gaan we niet bebossen, wel op plaatsen waar we bestaande bossen kunnen verbinden of bestaande bossen groter kunnen maken. Er zit dus wel een hele visie achter. De realisatie van een instandhoudingsdoelstelling (IHD) is voor ons ook prioritair. We zetten daar voluit op in, ook via onze nieuwe bossen, zowel binnen de SBZ’s als daarbuiten, waar ons ook nog een grote taak wacht, voor alle duidelijkheid. Onze subsidies zijn ook gericht op het realiseren van die bosdoelen.
De suggestie van collega Schauvliege en van collega De Vroe zal ik zeker bekijken. Dat was me eigenlijk nog niet zo duidelijk, dat stond nog niet echt op mijn radar. Ik ga dus bekijken hoe we aan de lokale besturen toch wat meer uniformiteit kunnen bieden, misschien door hen een aantal richtlijnen te sturen.
Collega De Bruyn, het is inderdaad een belangrijke drempel dat er op grote oppervlaktes landbouwgebruik is in natuurbestemmingen. Het gaat over tienduizenden hectaren in Vlaanderen. Het versneld afbouwen van bijvoorbeeld de mestrechten daar, kan de bebossing in die gebieden stimuleren. Dat ben ik dus ook aan het bekijken. Want het is natuurlijk van twee dingen een: ofwel ga ik in die natuurbestemmingen bebossen, maar je hebt daar heel veel landbouwgebruik. Ofwel ga ik in agrarische gebieden bebossen, maar dat wil men ook niet. Het is dus een van de twee. Ik ga me focussen op die natuurbestemmingen waar er vandaag heel grote oppervlaktes landbouwgebruik zijn. Het gaat over tienduizenden hectaren. We zijn aan het bekijken om daar over te gaan tot onteigeningen om daar dan effectief te gaan bebossen. Want anders kan ik nergens in Vlaanderen nog bebossen – ik denk dat we het daar wel over eens zijn – en dat is helemaal niet mijn bedoeling. Mijn bedoeling is effectief om de doelstelling zo goed mogelijk te halen. We hebben inderdaad nog drie plantseizoenen. Dit jaar komt er nog heel wat bij op de teller. Ik denk dat dat goed is. Ondertussen is iedereen aan het voorbereiden, ik hoop ook de lokale besturen en ik hoop ook de private landeigenaars, want ze hebben eigenlijk het engagement opgenomen om 500 hectare voor hun deel te nemen. Dus op het einde van de rit zal duidelijk zijn wie wat heeft gerealiseerd en wie zijn engagement is nagekomen. In ieder geval: het engagement van de Vlaamse overheid zullen we sowieso wel nakomen. We zijn daar inderdaad heel ambitieus in. Ik denk dat dat ook moet en dat daar ook ruimte voor gemaakt moet worden in Vlaanderen. 4000 hectare is misschien veel, maar ik denk dat je dat ook moet afzetten tegenover de andere duizenden hectares die ingenomen worden voor andere doelen. We moeten alles dus ook wat in perspectief bekijken.
De heer Pieters heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Zoals ik zonet al aangaf, is het heel mooi om doelstellingen te stellen, maar we moeten toch ook kijken dat we niet raken aan bevestigde gebieden voor landbouw en voor wonen. Bevestigd is bevestigd. Maar er zijn zeker nog wel plaatsen waar er toch bebost kan worden. U zegt terecht dat u drempels wilt wegnemen. We wachten dus af.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord. Ik wil even reageren op collega De Bruyn, die het had – ik weet niet of dat voor mij bedoeld was – over de verbazing bij iemand die veel hectaren met groenbestemming bezit die niet bebost zijn. Als dat gaat over mijn eerste vraag, collega, dan wil ik toch wel duiden dat dat geen verbazing is maar dat dat net de realiteitstoets is die ik in dezen wil vragen.
We weten allemaal op welke manier het gewestplan tot stand is gekomen. We weten dat daar bestemmingen zitten terwijl er een heel ander gebruik is. Vandaar dat een screening in dezen noodzakelijk is om te kunnen bepalen en een beeld te kunnen hebben van wat er eigenlijk realistisch zou kunnen zijn. En vooral ook wat gewenst zou zijn om daar eventueel naar bebossing te kunnen overgaan. Als je natuurlijk de bestemming mee hebt, lijkt het wel logisch om een screening te doen.
Wat betreft de mestrechten waar u naar verwees, wil ik wel de bezorgdheid meegeven, minister, dat we vooral als overheid in dezen moeten opletten dat we natuurlijk betrouwbare partners blijven. Als we iets afspreken moeten we zorgen dat we niet in conflict komen met onze eigen afspraken.
Ik wil afsluiten, minister, dat het belangrijk is dat we snelheid kunnen maken, maar ook dat we aan een draagvlak kunnen werken. Ik denk dat het belangrijk is om de focus toch nog meer te leggen op enerzijds de instandhoudingsdoelstellingen die bereikt moeten worden en anderzijds ook de ruimtelijke oefening waar we respect voor moeten hebben.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.