Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Om het vervullen van de educatieve functie binnen de kinderopvang na te gaan, werd in april 2017 het MeMoQ-project – dat is de afkorting voor meten en monitoren van de pedagogische kwaliteit van kinderopvang van baby’s en peuters – gelanceerd. MeMoQ biedt een monitoringsinstrument voor de Zorginspectie, een zelfevaluatie-instrument voor de sector en een wetenschappelijk instrument om de pedagogische kwaliteit te onderzoeken.
Al in 2015 en 2016 gebeurde er een nulmeting, waarbij meer dan zesduizend kinderen werden geobserveerd. De bedoeling was uiteraard om evoluties over meerdere jaren in kaart te brengen. Er werd ook een pedagogisch raamwerk opgemaakt om kinderbegeleiders te ondersteunen in de praktijk.
De meetinstrumenten belichten zes dimensies, namelijk het welbevinden van de kinderen, de betrokkenheid van de begeleider, de emotionele ondersteuning en de educatieve ondersteuning voor de kindjes, de omgeving en ten slotte de omgang met de gezinnen en de mate waarin de maatschappelijke diversiteit aan bod komt in de opvang.
Op basis van de pedagogische norm, die van kracht is sinds 1 april 2018, kunnen kinderopvanginitiatieven scores behalen van 0 tot 4. Een score van 2 op 4 wordt beschouwd als ‘nipt voldoende’ en dan is het de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om die score te verbeteren. Bij een score van 1 op 4 wordt door Kind en Gezin een opvolgingstraject opgezet. De procedure is dan gelijk aan die in het geval van ernstige tekortkomingen, zo verduidelijkte de toenmalige minister in antwoord op mijn vraag om uitleg van 6 maart 2018. In dat antwoord werd ook gesteld – en u hebt dat ook bevestigd, minister, in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 17 oktober 2019 – dat “twee jaar na de inwerkingtreding van de pedagogische norm het werken met de pedagogische norm, en in het bijzonder het werken met een inspanningsverbintenis bij een score 2,” zal “worden geëvalueerd door Kind en Gezin en zal worden nagegaan of ook de aanpak van de opvolging een aanpassing vereist of vraagt.”
Ik heb hierover de volgende vragen, minister.
In welke mate worden de resultaten van de monitoring van Zorginspectie op basis van MeMoQ wetenschappelijk vergeleken met de nulmeting? Welke evoluties zijn zichtbaar? Welke conclusies trekt u daaruit? Welke maatregelen koppelt u daaraan?
Kunt u een beeld geven van het aantal kinderopvanginitiatieven dat sinds 2018 een score van 2 of minder haalde bij de monitoring van Zorginspectie? Werd er nadien telkens vooruitgang geboekt? Wat als dat niet gebeurde?
Hebt u een zicht op de mate waarin MeMoQ thans verder wordt gebruikt als zelfevaluatie-instrument door de kinderopvanginitiatieven? Is er nood aan meer bekendmaking ervan?
Hoe werd het werken met de pedagogische norm en met een inspanningsverbintenis bij een score 2 geëvalueerd? Wat waren de conclusies? Welke acties volgden daarop of zullen nog volgen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, tussen 1 april 2018 en 31 maart 2020 werden in totaal 1544 unieke opvanglocaties bezocht. Dat is 22 procent van het totaal aantal opvanglocaties vergund en opgestart op 31 maart 2020. Het monitoringinstrument werd in totaal 1611 keer afgenomen en leverde scores op voor 5 dimensies of enkel voor de 6de dimensie van pedagogische proceskwaliteit. Tijdens 2 bezoeken werden uitzonderlijk alle 6 dimensies gescoord.
Strikt genomen mogen we de resultaten van de monitoring van Zorginspectie van de locaties die sinds de invoering van de pedagogische norm werden bezocht, niet vergelijken met de resultaten van de nulmeting, omdat het aantal locaties dat tot nu toe bezocht werd door Zorginspectie niet representatief is voor alle locaties in Vlaanderen terwijl de resultaten van de nulmeting wel verkregen zijn door een representatieve steekproef.
Wel zien we bij de monitoring van Zorginspectie een gelijkaardig beeld als bij de nulmeting. De dimensies gezinnen en diversiteit, emotionele ondersteuning en welbevinden scoren respectievelijk het hoogst. De dimensies omgeving, betrokkenheid en educatieve ondersteuning behalen de laagste scores.
U weet dat we in het kader van VIA 6 extra inzetten op educatieve ondersteuning. Het is expliciet de bedoeling dat de 264 vte coaches die we in VIA 6 voorzien, direct werken met de kinderbegeleiders op de werkvloer in het versterken van hun competenties.
Zorginspectie geeft aan elke dimensie van pedagogische kwaliteit een score. Deze staan op zich en worden niet opgeteld tot een globale score.
De analyse van de scores, verzameld sinds de pedagogische norm van kracht is tot in maart 2020, leverde het volgende resultaat op. In net geen 14 procent van de bezochte locaties werd voor minstens een dimensie een score 1 genoteerd. Dit betekent dat in 86 procent van de locaties geen enkele dimensie een score 1 heeft gekregen. In bijna 45 procent van de bezoeken moest minstens een keer een score 2 worden uitgedeeld.
Bij een score 2 krijgt de opvanglocatie de vraag een inspanning te doen om de werking te verbeteren om deze score te verhogen naar 3. De aanpak voor verbeteringen wordt door de locatie zelf bepaald en hoeft niet gecommuniceerd te worden aan Opgroeien. Zorginspectie kan bij een opvolgingsbezoek wel navragen hoe het staat met de geleverde inspanningen.
Bij een score 1 wordt een opvolgingstraject opgestart met het oog op het verbeteren van de pedagogische kwaliteit.
Er is geen opvolging van de mate waarin opvanglocaties gebruik maken van het zelfevaluatie-instrument. Het gebruik ervan wordt niet opgelegd. Het is beschikbaar voor alle voorzieningen die het willen gebruiken om de pedagogische kwaliteit op te volgen, te evalueren en te verbeteren.
Opgroeien heeft sinds het begin de opvangsector geïnformeerd en gesensibiliseerd over het hele MeMoQ-project en in het bijzonder over het zelfevaluatie-instrument, met het oog op het stimuleren van het gebruik ervan. Dat is een continu proces waarbij ook het ondersteuningsnetwerk Mentes betrokken is.
In 2022 plant Opgroeien een aantal webinars om ondersteuners verder vertrouwd te maken met MeMoQ, mogelijk ook met een verdiepend traject. Er wordt gekeken naar andere initiatieven om MeMoQ blijvend onder de aandacht van de opvang te houden, zoals het aanbieden van goede voorbeelden, korte prikkels en artikels in vakbladen.
Een score 2 an sich wordt niet als een tekort beschouwd, maar de organisator moet wel een inspanningsverbintenis aangaan om de pedagogische werking te verbeteren op dat punt. Er zijn geen specifieke acties voorzien voor situaties waarbij de enige vaststelling zou zijn dat er scores 2 zijn en verder geen andere tekorten.
Daar waar er in het kader van het volledige dossier meerdere tekorten zijn, en de MemoQ-scores ook aan de lage kant zijn, wordt dit meegenomen bij de dossieropvolging.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord en alle informatie die u daarin hebt meegegeven, minister. Ik denk dat de doelstellingen van een zelfevaluatie-instrument, ook van MeMoQ, heel duidelijk zijn, namelijk het ondersteunen van initiatieven om zelf metingen te doen en aan reflectie te doen over waarmee ze bezig zijn en over de pedagogische kwaliteit van het initiatief. Ik denk dus dat het heel goed is dat dit ter beschikking wordt gesteld en dat voorzieningen of initiatieven ondersteund worden om daarmee aan de slag te gaan, gemotiveerd worden om dat te gebruiken om nadien hun werking te verbeteren. Dat is een continu proces. Ik denk dat het zeker een goed bijkomend middel is om zelf aan de slag te gaan, zonder dat er direct een sanctionering aan verbonden is. Dat hebt u ook heel sterk benadrukt.
Minister, wat is nu de planning ter zake? Het bestaat nu al enkele jaren. U zegt: de initiatieven worden geïnformeerd en gemotiveerd om zelf aan de slag te blijven met dat zelfevaluatie-instrument. Is het ook de bedoeling om daar binnen een bepaalde periode een grotere evaluatie van uit te voeren, om daar eventueel een vervolg aan vast te hangen?
Ik sluit zelf graag nog even aan bij deze vraag over MeMoQ. Ik wil nog drie zaken inbrengen, minister. Mijn eerste punt gaat over de evaluatie van het instrument zelf. Hoe ervaart de sector dat zelf? Ik denk aan de tijdsinvestering en het papierwerk dat ermee samenhangt versus de winst die men eruit haalt.
Een tweede punt – dat zal u niet verbazen – gaat over het verder toegankelijk maken, openbaar maken van inspectieverslagen maar ook van de info over initiatieven die kinderopvangcentra zelf nemen. Heel concreet: ik vind het goed dat men aan zelfevaluatie doet en daaraan ook zelf maatregelen koppelt. Dat wijst op een professionele houding.
En ten derde heb ik nog een laatste puntje. We hebben die eerste metingen gehad, zoals u zelf aanhaalde. Dat is in april 2017 gestart, en we zijn nu 2021. Is het ook niet het moment om opnieuw een soort van dwarsdoorsnede te maken van waar we nu staan? Maar nogmaals, dat is niet met de bedoeling om veel extra papier te maken, veel extra druk te creëren, maar om in tegendeel een stand van zaken op te maken.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat er een belangrijke taak weggelegd is voor de coaches. Dat heb ik ook in mijn antwoord al aangegeven.
Collega Schryvers, wat de planning voor de Zorginspectie betreft willen we zo snel mogelijk opnieuw verder bezoeken organiseren. Zoals u weet is dat door corona jammer genoeg niet op de meest optimale manier kunnen gebeuren. Maar ik denk dat iedereen er wel begrip voor heeft dat er op dat ogenblik andere zaken aan de orde waren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.