Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De zorgraden van de eerstelijnszones zijn van start gegaan in het midden van de coronacrisis. Ze hebben onmiddellijk heel wat taken moeten waarnemen en hebben dat goed gedaan.
Ondertussen zien we dat er vanuit het werkveld toch een aantal problemen opduiken. Het belangrijkste probleem dat zich vandaag voordoet is dat op het terrein zelfstandige zorgverstrekkers, die zeer enthousiast meewerkten bij de opstart van de zorgraden en tijdens de coronacrisis de lokale werking hebben gedragen, nu ofwel afhaken ofwel zeer ernstig overwegen om af te haken. En daar zijn drie belangrijke redenen voor. Ten eerste zien ze de werking van de zorgraad verzanden in heel wat gepalaver, waar ze niets aan hebben als zorgverstrekker op het terrein. Ten tweede zien ze zich niet vergoed voor hun engagement in de zorgraad. Want zelfstandige zorgverstrekkers die zich engageren kunnen minder patiënten zien en verliezen dus inkomsten. Ten derde stellen ze vast dat ze vaak geen volwaardige partner zijn in de discussie.
Het afhaken van zelfstandige zorgverstrekkers impliceert dat finaal enkel nog mensen in de zorgraad rond de tafel zitten die geen patiënten zien, en dat de vertaling van de vele visieteksten naar de praktijk niet zal gebeuren op basis van terreinkennis, maar vooral op basis van theoretische kennis. Zelfstandige zorgverleners vragen zeer concreet dat op Vlaams niveau hun beroepsorganisaties worden erkend, dat hun kringwerking wordt vergoed en dat de zorgraad de participatie van zelfstandige zorgverstrekkers vergoedt.
Minister, bent u er zich van bewust dat zelfstandige zorgverleners niet meer deelnemen of overwegen niet meer deel te nemen aan de zorgraden?
Wilt u zelfstandige zorgverleners blijven betrekken bij de werking van de zorgraden om op niveau van de eerstelijnszones te komen tot een geïntegreerde zorgverlening?
Hoe staat u ten aanzien van hun vraag om erkenning van hun beroepsorganisaties, een structurele financiering van de kringwerking van zorgverleners op de eerste lijn en een vergoeding voor de participanten aan de zorgraden?
Minister Beke heeft het woord.
Uit de recente slotanalyses van de zorgraden blijkt inderdaad dat zij een grote impact ervaren van de COVID-19-pandemie op de werking van de zorgraden. Dat hoeft niet te verwonderen want zowel voor de organisatie van de vaccinatie, als voor specifieke opdrachten ter beheersing van de COVID-19-pandemie doen we een beroep op onze zorgraden. Veel zorgraden hebben daar enorm veel tijd en energie in geïnvesteerd – wat we ze moeilijk kwalijk kunnen nemen – ten nadele van de reguliere werking.
Het agentschap Zorg en Gezondheid heeft aan de zorgraden gevraagd om in 2022 opnieuw uitvoering te geven aan het actieplan en extra personeel in te zetten voor de bijkomende opdrachten. De covidpandemie zal ons allemaal, en de zorgraden in het bijzonder, nog een tijdje op de hielen zitten. Dat voelen we allemaal aan, zo niet, zou er straks geen overlegcomité zijn. Maar we zullen de impact op de werking zoveel mogelijk trachten te beperken.
Het engagement om de zelfstandige zorgverstrekkers te blijven betrekken bij de werking van de zorgraden is onverminderd. Zoals u weet, is de vertegenwoordiging van de zorgverstrekkers in het bestuursorgaan een voorwaarde om erkend te blijven, naast de vertegenwoordiging van de lokale besturen, de welzijnsorganisaties en de patiënten met een zorg- en ondersteuningsnood. De betrokkenheid en de medewerking van deze vier partners is essentieel om te komen tot een geïntegreerde zorgverlening.
Sinds 2020 ontvangen tien beroepsorganisaties in de gezondheidszorg een projectmatige financiering zodat zij zich kunnen voorbereiden op en meewerken aan de reorganisatie van de eerstelijnszorg. Uit de evaluatie van de opdrachten in de eerste periode blijkt dat op het vlak van de uitbouw van een professionele lokale werking van de beroepsgroepen, en op het vlak van de vertegenwoordiging van de beroepsgroepen in de zorgraden stappen vooruit zijn gezet, maar nog niet voldoende om te kunnen overgaan naar een volgende fase, namelijk de voorbereiding van de beroepsgroepen op een geïntegreerde eerstelijnszorg.
Er zijn een aantal prioriteiten vooropgesteld. Ten eerste werken de beroepsgroepen voor hun lokale organisaties in de richting van een geografische afstemming met de eerstelijnszones. Ten tweede moet er een performante lokale kringwerking in iedere eerstelijnszone zijn. De beroepsgroepen die hier nog niet ver staan, kunnen leren van de beroepsgroepen die al verder staan. Ten derde is iedere beroepsgroep vertegenwoordigd in de zorgraad. Ten vierde ontwikkelen de beroepsgroepen een netwerk met andere zorgberoepen in de eerste lijn. Voor een goede samenwerking is het belangrijk dat de zorgverleners elkaar kennen, dat ze contacten leggen en onderhouden, dat ze elkaars expertise kennen en waarderen.
Tot slot stimuleren de beroepsgroepen hun leden om gegevens in te voeren in de sociale kaart. Aansluitend hierop gaan we na hoe het agentschap kan beschikken over goede basisdata over de beroepsgroepen.
De verenigingen die niet heel ver staan met hun lokale werking geven prioriteit aan hun lokale organisatie, met name door kringen te organiseren, netwerken te ontwikkelen en vertegenwoordigers aan te stellen voor de zorgraden.
De verenigingen die verder staan met hun lokale werking kunnen die werking beter maken en verduurzamen door een lerend netwerk en informatiedoorstroming in twee richtingen te organiseren, en in te zetten op professionalisering, vorming en een kwalitatieve dienstverlening.
Deze beroepsorganisaties moeten dus nog wat stappen zetten in de richting van een solide basiswerking en een vertegenwoordiging in de zorgraden. Het is op dit ogenblik dus nog wat prematuur om de discussie over de erkenning en de structurele financiering te openen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik maak me daar toch wel zorgen over. Ik denk dat het nu heel belangrijk is dat we de zorgverstrekkers koesteren die zich hebben willen engageren – we mogen niet onderschatten hoeveel tijd daarin kruipt – terwijl ze een eigen praktijk hebben, dat vrijwillig doen en daar dus niet voor vergoed worden. Als ik dan op het terrein hoor dat heel wat onder hen overwegen om te stoppen of al gestopt zijn, dan baart me dat echt wel zorgen. Ik vind niet dat we nog heel lang moeten wachten om die financiering in orde te brengen omdat het risico bestaat dat we ze dan helemaal kwijtraken. Ik vind hen een absolute meerwaarde binnen die zorgraden. Zij staan met hun voeten in het werkveld en ik denk dat dat heel belangrijk is. Zoals ik al zei, gaat het op vergaderingen vaak over de theorie en is er heel wat gepalaver, laat ons daar eerlijk in zijn. Het is vooral belangrijk dat we er net voor zorgen dat die theorie effectief wordt omgezet in de praktijk. Zo niet, heeft dit eigenlijk allemaal heel weinig zin. Ik roep u bij dezen toch wel op om daar zeer snel duidelijkheid over te geven. Zo niet, zullen we in de problemen komen.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Collega’s, ik begrijp de bezorgdheid van collega Saeys. Ik heb de bezorgdheden op het terrein ook al gehoord maar zoals minister Beke zei, denk ik dat we de verdere evaluatie moeten afwachten. We moeten niet talmen met een oplossing maar ik denk niet dat een vergoeding onmiddellijk de juiste oplossing is. Ik denk dat we het vertrouwen in de lokale zorgraden moeten behouden maar dat we de problemen die zich nu voordoen zo snel mogelijk moeten aanpakken. Vergoedingen daaromtrent moeten worden bekeken, zeker in samenspraak met het terrein zelf. Ik heb geen bijkomende vragen.
– Tine van der Vloet treedt als voorzitter op.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik maak me toch ook wel heel grote zorgen omdat ik op het terrein merk dat er niet alleen frustratie bestaat over de last die sommige zorgverstrekkers de voorbije jaren hebben moeten dragen – hun rol binnen de eerstelijnszones komt daar nog eens extra bij, zoals collega Saeys ook al zei – maar ook een grote gelatenheid binnen de sector. Mensen hebben het gevoel dat ze het allemaal niet meer kunnen dragen, en dat blijkt ook uit alle cijfers over het mentale welzijn bij de zorgverstrekkers zelf. Ik maak me daar heel grote zorgen over. Volgens mij is dat ook een van de redenen waarom mensen afhaken bij zaken die binnen de eerste lijn niet meteen cruciaal lijken te zijn maar die natuurlijk wel belangrijk zijn voor het beleid zelf.
Ik wil deze vraag niet misbruiken om een ander thema aan te kaarten maar daarnet hebben we gehoord dat de testing bij hoogrisicocontacten niet meer door de huisartsen zou gebeuren. Dit past natuurlijk allemaal binnen dezelfde problematiek, namelijk dat het voor zelfstandige zorgverstrekkers, voor de mensen in de eerste lijn, te veel is om het allemaal gaande te houden, laat staan dat ze dan naar een vergadering gaan waarvan ze de directe impact niet altijd meteen inzien.
Minister, hoe zult u de onwerkbaarheid voor mensen in de eerste lijn, voor zelfstandige zorgverstrekkers structureel en op korte termijn aanpakken zodat niet nog meer mensen afhaken of uitvallen?
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb hier vorige week overleg over gehad met de zelfstandige zorgverstrekkers. Ik heb daar ook aangegeven dat wij 750.000 euro uittrekken en investeren op projectbasis om de kringwerking verder te organiseren. Ik denk dat de zorgverstrekkers een heel belangrijke rol spelen en om die reden trekken we die middelen daar ook voor uit.
Er komt een evaluatie van de opdrachten van de zorgraden maar zoals u weet, is het op dit moment opnieuw alle hens aan dek met betrekking tot de vaccinatiecampagnes. Dat is een van de redenen waarom ik vind dat we in verband met die derde prik snel het ei moeten leggen. De vraag hoe men zich moet organiseren tussen nu en Kerstmis, en na Kerstmis, weegt daar enorm op.
Voor bijkomende opdrachten hebben wij ook altijd in bijkomende financiering voorzien, bijvoorbeeld de mSPOC populatiemanagement (medische ‘single point of contact’). Dat heb ik ook in mijn eerste antwoord gezegd maar ik besef natuurlijk dat er veel werk is en dat ze al ontzettend veel werk hebben verzet. Daar ben ik hen ook dankbaar voor. Ik denk dat samenwerking en afstemming van de zorg heel belangrijk is om het werk voor iedereen in de eerste lijn werkbaar te maken.
Ik had vorige zaterdagmorgen de gelegenheid om te gaan spreken, onder meer met Axxon, beroepsvereniging van de zelfstandige verpleegkundigen, over preventie en preventieve gezondheidszorg. Ik merk dat velen zich intussen, nog meer dan vroeger, bewust zijn geworden van de rol die ze spelen als zorgverstrekker in de relatie tot anderen aan de ene kant en in relatie tot elkaar aan de andere kant om belangrijke doelstellingen inzake welzijn en zorg samen aan te pakken. Dat is op zich een heel goede en mooie zaak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.