Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) financierde een onderzoek dat de Universiteit Gent heeft gevoerd in samenwerking met de vzw Inagro naar de impact van grondwater – dus nitraatrijke bronnen – op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het onderzoek liep van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2021.
In maart heb ik u daar al een schriftelijke vraag over gesteld. U gaf toen aan dat er vanwege de coronacrisis wat respijt werd gegeven en dat het eindrapport later mocht worden opgeleverd, namelijk kort na de zomer. Sinds 6 oktober zijn de resultaten van de studie te lezen op de website van de VLM. En de conclusie luidt: “Naar schatting 5% van de 756 MAP-meetpunten oppervlaktewater wordt sterk beïnvloed door de voeding van nitraatrijk grondwater dat afkomstig is van jarenlange uitspoeling van nitraat vanuit landbouwpercelen. In de betrokken afstroomgebieden zijn op korte termijn verdergaande maatregelen nodig om op middellange en lange termijn de waterkwaliteit te verbeteren. De impact van de maatregelen in dergelijke MAP-meetpunten is immers dan pas zichtbaar. Dat komt omdat het nitraatrijke grondwater een lange reistijd heeft om het oppervlaktewater te bereiken.”
Ik heb enkele vragen op basis van die studie, minister. Hoe zult u omgaan met de vaststelling dat het nitraatrijke grondwater nog tientallen jaren bepalend zal zijn voor de waterkwaliteit? Hoe verklaart u de stellingname van de VLM om extra maatregelen te nemen in gebieden met nitraatrijk grondwater? Zal er beleidsmatig iets veranderen voor oppervlaktewatermeetpunten waarvan aangetoond is dat ze sterk beïnvloed worden door grondwater? Zo ja, wat precies? Zo neen, hoe zal men ermee omgaan dat men weet dat de meetwaarden op sommige punten nog tientallen jaren niet zullen verbeteren?
Zullen de studies uit het verleden van het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) nog gebruikt worden voor inzichten van andere meetpunten? Hoe zal dat in de praktijk gebeuren? Welke elementen uit de studie zult u meenemen in de discussie over de volgende versie van het mestactieplan (MAP)? Wanneer wordt het ontwerp van die volgende versie verwacht?
Minister Demir heeft het woord.
Collega De Roo, de vaststelling dat nitraatrijk grondwater nog tientallen jaren bepalend kan zijn voor de waterkwaliteit, geldt voor naar schatting 5 procent van de MAP-meetpunten oppervlaktewater en dus voor een beperkt deel van het landbouwareaal. We zullen conform de nitraatrichtlijn ook op die plaatsen de norm van 50 milligram nitraat per liter moeten halen en er zullen gepaste maatregelen worden ingezet om op termijn tot een goede waterkwaliteit te komen. Dat is noodzakelijk om de toestand van het milieu voor de toekomstige generaties niet te hypothekeren. Ik zal de resultaten van de studie ook delen met de Europese Commissie.
De studie toont dat in de onderzochte gebieden de gemiddelde nitraatconcentratie onderaan de wortelzone nog twee tot vijf keer boven de 50 milligram nitraat per liter ligt. Die nitraten komen in het grondwater terecht. Gebieden met nitraatrijk grondwater dat naar oppervlaktewater afstroomt, zijn echte hotspots, waar zowel grond- als oppervlaktewater verontreinigd zijn. Het ligt dan ook voor de hand om hier zeker bijkomende maatregelen te nemen om tot een verbetering van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit te komen.
Bijna alle oppervlaktewatermeetpunten worden door grondwatervoeding beïnvloed, maar niet overal heeft dat een negatief effect of is grondwater de dominante factor. Aangepaste maatregelen in het kader van het mestbeleid zullen in de hier aangehaalde gebieden ook op lange termijn noodzakelijk blijven om de gewenste waterkwaliteit stapsgewijs te bereiken. Volledig herstel zal op sommige plaatsen waarschijnlijk lang duren, maar dat neemt natuurlijk niet weg dat er al snel een gunstige trend kan worden verkregen door maatregelen te nemen die uitspoeling voorkomen. Bovendien zijn deze meetpunten nodig om de trendevolutie op te volgen. Er is bijgevolg geen nood om iets te veranderen aan de oppervlaktewatermeetpunten.
De metingen uitgevoerd door het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting zullen ook ter beschikking worden gesteld aan de VLM en de VMM. De meetgegevens kunnen dan ook, samen met gegevens uit andere meetcampagnes en meetnetten en de resultaten van de studie ‘Nitraatrijke bronnen’, verder worden gebruikt.
Concreet wordt in de studie aangetoond dat vanggewassen de uitspoeling van nitraten verminderen. De gebieden met invloed van nitraatrijk grondwater liggen vaak in gebiedstype 3, waar het doelareaal voor vanggewassen groter is. Met MAP 6+ bereiden we aanpassingen voor die deze vanggewasregeling nog effectiever maakt. De studie concludeert ook dat strengere bemestingsbepalingen en verschuivingen in het teeltareaal, zoals meer rustgewassen en grasland, of veranderingen in landgebruik, zoals de aanleg van bossen of natuurgebieden, de nitraatuitspoeling verminderen. We zullen deze aanbevelingen verder bestuderen.
We werken natuurlijk ook volop aan een nieuw MAP dat in de loop van volgend jaar moet worden opgemaakt.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het gaat natuurlijk over het verbeteren van de waterkwaliteit, een doelstelling waarvan ik vermoed dat we er allemaal achter staan.
De MAP-meetpunten hebben natuurlijk een zeer grote impact op wat er in een bepaalde regio kan en vooral waar een bepaalde regio op wordt afgerekend. In die zin lijkt het mij zeer nuttig om MAP-meetpunten te klasseren in groepen die kunnen aanduiden hoe de aanvoer van nitraten gebeurt op basis van seizoenfluctuaties bijvoorbeeld. Er is één regio die ik op het vlak van nitraatrijke bronnen wel goed ken, namelijk de Vlaamse Ardennen. Daar is er zo'n verloop waarbij er een constante hoge waarde wordt gemeten doorheen het hele jaar en waar er ook zeer lange reistijden zijn vooraleer het grondwater opnieuw aan de oppervlakte komt. Het toestromende grondwater komt eigenlijk voornamelijk uit geoxideerde tertiaire zandlagen die zeer nitraatrijk water bevatten. Dat staat ook zo in die studie en wordt ook zo bevestigd.
Het meetpunt Wortegem-Petegem bijvoorbeeld zit aan de hoge kant qua doorreistijd, met een doorreistijd van twintig jaar. Er staat ook in de studie dat om 90 procent van het effect van een genomen maatregel te kunnen detecteren aan het MAP-meetpunt, je driemaal de mediaanleeftijd moet nemen. Kort gezegd, het duurt zestig jaar aan zo'n meetpunt om 90 procent van het effect van iets wat we vandaag of morgen uitvoeren, daar te meten. Dat is een heel opmerkelijke vaststelling, vind ik zelf. We weten dat we allemaal zeer lang moeten werken, maar een carrière van zestig jaar lijkt mij toch heel erg lang. Minister, het draagvlak voor de maatregelen is van zeer groot belang. Als je bijvoorbeeld moet voldoen aan maatregelen van gebiedstype 3 waarbij vanggewassen, naast de verplichting, ook heel wat nut kunnen opleveren maar waarbij de waterkwaliteit doorheen jouw carrière als jonge boer van veertig jaar nooit zal verbeteren omdat het effect nooit gemeten kan worden, dan is dat weinig motiverend.
Als dan nog eens in een aantal regio's op verschillende MAP-meetpunten wordt aangetoond dat bijvoorbeeld het wintereffect waarbij via drains heel nitraatrijk water wordt toegevoegd aan het oppervlaktewater, geen effect heeft op de waterkwaliteit die men daar wil behalen, dan wordt het zeer moeilijk, zeker als men met water zit dat vanuit de zogenaamde oxidatiezone komt.
Minister, ik denk dat het CVBB de afgelopen jaren op het terrein heel wat nuttig werk heeft verricht. Men heeft ook een aantal MAP-meetpunten gedetecteerd waar het draagvlak weggaat en waar er moeilijker gewerkt kan worden om een effect te bereiken. Er zijn voorstellen gedaan om MAP-meetpunten in een bepaald gebied op een andere plaats te leggen. In die zin komt dat tegemoet aan uw opmerking dat je wel meetpunten nodig hebt om de trend op te volgen, want er moet gekeken worden of de waterkwaliteit verbetert of niet. Daar is geen discussie over. Maar als je die op een plaats legt waarvan je eigenlijk weet dat er binnen zestig, veertig of twintig jaar geen effect gemeten zal worden, dan is het heel moeilijk om daar een draagvlak rond te creëren.
Ik heb dan ook een bijkomende vraag. Minister, in sommige van die afstroomzones zou een andere benadering van het meetpunt effectief wel een verschil kunnen maken, zowel voor het draagvlak als voor de waterkwaliteit, wat uiteindelijk het ultieme doel is. Kunnen de resultaten van deze studie worden gebruikt om meetpunten te verleggen naar een representatief gebied?
De heer Tobback heeft het woord.
Ik ben met veel aandacht aan het luisteren naar de vraagsteller. Ik volg deze discussie ook al heel veel jaren en leer telkens iets bij.
Ik heb nu begrepen dat als we toelaten dat er dit jaar te veel nitraten uitspoelen mensen dat binnen twintig, dertig veertig, vijftig of zestig jaar nog zullen merken en dat we vandaag dus waarschijnlijk de prijs aan het betalen zijn voor de voorbije decennia, toen er bijzonder weinig aandacht voor is geweest. Ik vind dat zeer leerrijk. Ik dank de vraagsteller, maar ik zou de minister dan toch oproepen om er extra zorg voor te dragen dat we inderdaad vandaag de verantwoordelijkheid nemen om niet door allerlei kunstmatige en slimme ingrepen in ons meetnet, de problemen nog eens twintig, dertig veertig, vijftig of zestig jaar te bestendigen. Ik hoop dat dat niet het pleidooi van de collega was, maar ik hoop vooral dat het niet de ambitie van de regering is. Het moet op een bepaald moment stoppen de zaak erger te maken. Het is al twintig jaar te laat dat we ermee stoppen. Dat zien we vandaag in het meetnet. Ik mag hopen dat we het niet nog eens twintig jaar bestendigen omdat de ene of de andere er geld mee kan verdienen.
Minister Demir heeft het woord.
Ik verwijs ook naar het schrijven en de briefwisseling vanuit de Europese Commissie. Ze volgen ons heel terecht heel nauwlettend op. We zullen sowieso inspanningen moeten leveren en we zullen de gepaste maatregelen moeten nemen, ook al duurt het misschien soms heel lang vooraleer de problemen helemaal zijn opgelost. Dat neemt natuurlijk niet weg dat we ervoor moeten zorgen dat de situatie zich herstelt en verbetert. We zullen daarop verder moeten werken.
De heer De Roo heeft het woord.
Mijnheer Tobback, de ambitie is wel degelijk om de waterkwaliteit te verbeteren. Dat is duidelijk. Het beperken van de instroom van nitraten is zeer belangrijk. Mijn oproep is eigenlijk vooral bedoeld om het draagvlak te behouden, zodat die doelstelling volgehouden kan worden.
Minister, ik hoop dat u het werk van het CVBB van de afgelopen jaren verder kunt honoreren door heel gebiedsspecifiek te bekijken hoe de waterkwaliteit opgevolgd kan worden en dat u tegelijkertijd een draagvlak kunt creëren. Mijn aanvoelen is dat er op een aantal punten nog een bijsturing kan gebeuren zonder aan de oorspronkelijke doelstelling te verzaken.
Ik volg het graag verder op. Ik dank u voor uw aandacht.
De vraag om uitleg is afgehandeld.