Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, tijdens de Septemberverklaring van de Vlaamse Regering kondigde de minister-president aan dat de milieuheffing op het verbranden van bedrijfsafval in 2022 zal verhogen van 13,38 euro naar 25 euro per ton. In een toelichting hierover op uw website lezen we dat dit kadert in het principe van ‘de vervuiler betaalt’ en het doel om de Europese positie als voorloper in de circulaire economie te behouden.
Door het tarief ongeveer op het niveau van Nederland te brengen, verwacht u dat de bedrijfswereld versneld het restafval zal terugdringen. De maatregel moet ook 17 miljoen euro extra per jaar opbrengen.
Eerder besliste u al dat afvalinzamelaars van bedrijfsafval voortaan mee moeten waken over de inhoud van de restafvalcontainer bij hun klanten en dat ze ook ongesorteerd bedrijfsafval mogen weigeren. Voor het verbranden van huishoudelijk afval verandert er momenteel niks.
De Belgische federatie van de afval- en recyclagesector Denuo heeft in een reactie op haar website laten weten voorstander te zijn van het gebruik van fiscale instrumenten die huishoudens en organisaties ertoe zouden moeten aanzetten om meer en beter te sorteren in de toekomst. Zij hebben echter een aantal opmerkingen geuit over de aangekondigde verhoging, waarvan u allicht op de hoogte bent. Die verhoging geldt enkel voor bedrijfsafval en is zonder voorgaand overleg met de privé- en publieke sector ingevoerd. Ze vrezen dat door de verhoogde heffing bepaalde bedrijven hun afval via het huishoudelijk afval zullen laten ophalen. Dat zijn bezorgdheden die zij hebben geuit. Daarom wil ik u enkele vragen stellen. Het is belangrijk dat er duidelijkheid is wat dit betreft.
Minister, op welke termijn verwacht u een dergelijke gedragswijziging bij bedrijven? Wat leert ons de situatie in Nederland met een gelijkaardig heffingsniveau?
In welke mate hebt u overleg gehad met Denuo en andere relevante sectoren over deze wijziging? Zij hebben gemeld dat dit niet zou zijn gebeurd. In welke mate bent u dit de komende weken van plan? Ik had al wel gezien dat u ondertussen hebt samengezeten met de directeur van Denuo op een schoolbus. Misschien is er daar al een en ander gezegd. Ik kijk uit naar uw reactie wat dat betreft.
In welke mate doorkruist dit mogelijk de gesprekken met andere gewesten richting een uniform heffingsniveau in heel België?
Hoe staat u tegenover het voorstel van Denuo om de sturende werking van de milieuheffing te verzekeren door bijvoorbeeld de inkomsten uit de milieuheffing in een fonds te storten dat nieuwe recyclageactiviteiten kan stimuleren om van Vlaanderen de recyclagehub van Europa te maken, en dat ons ook zal helpen in de strijd tegen de CO2-emissies?
Minister, kunt u ons toelichting geven over het ‘schoolbusakkoord’? (Gelach)
Ik heb het voorstel tijdens de ministerraad over de begroting op tafel gebracht, na een impactanalyse die door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) werd uitgevoerd. Uit deze analyse bleek dat een verhoging van de heffing een noodzakelijke randvoorwaarde is om, in combinatie met andere maatregelen, een daling van het aanbod restafval te creëren. Het belang van financiële prikkels is daarbij groter voor bedrijven, waardoor de gedragsreacties bij bedrijven groter zijn dan bij gezinnen.
Het sturend effect van de heffing kan vrij snel een effect hebben op het aanbod voor verbranding, onder meer via een veel betere bronsortering. Verscherpte regels daartoe die werden ingeschreven in het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA), zijn sinds 1 september 2021 van kracht, en daarover hadden we het vorige week al. Het is echter moeilijk in te schatten op welke termijn en in welke mate de gedragsverandering precies zal plaatsvinden.
In Nederland is er een belangrijke overcapaciteit voor afvalverbranding, die veel import van brandbaar afval uit het buitenland aantrekt. De Nederlandse situatie verschilt daarmee van de eerder krappe verbrandingscapaciteit in Vlaanderen. De afvalstoffenbelasting voor verbranding in Nederland is in die zin in eerste instantie gericht op het afbouwen van de afvalimport, ten voordele van de verbranding van het Nederlands aanbod. In hoeverre deze trends verband houden met de ingevoerde afvalstoffenbelasting is daarbij niet een-op-een in kaart te brengen.
Hier in Vlaanderen hebben we wel een heel duidelijk en relatief snel effect gezien toen de heffingen op het storten van brandbaar afval fiks verhoogd werden. Zo kregen we in 2007 nog bijna 800.000 ton aan brandbaar afval op onze stortplaatsen per jaar. De laatste jaren schommelt dit jaarlijks rond de 200.000 ton. Het sterk verhogen van de milieuheffingen heeft hierin een grote rol gespeeld. De milieuheffing voor het storten van brandbaar afval bedraagt vandaag net geen 108 euro per ton. Volgens mij is dat wel nog altijd veel te weinig.
Ik heb die beslissing genomen en aan de collega’s voorgelegd. Ik moest natuurlijk 50 miljoen euro besparen. Men heeft altijd heel veel kritiek op Onderwijs en Welzijn, maar ik denk dat ik goed mijn best heb gedaan om binnen die 50 miljoen euro te kiezen voor de beste maatregelen en een gezond evenwicht. Ik heb nog geen overleg met hen gehad naar aanleiding van deze heffing, maar als ik me niet vergis, is de komende weken gepland om daar met hen over te spreken.
De milieuheffingen zijn natuurlijk een gewestelijke bevoegdheid. Hierdoor beslist elk gewest afzonderlijk over de van toepassing zijnde heffing op zijn grondgebied en de eigen beleidsmatige aanpak in functie van de eigen specifieke sectoren.
Het is de moeite waard te onderzoeken in hoeverre een deel van de opbrengst van afvalheffingen gedurende een bepaalde periode kan worden gebruikt om te investeren in meer recyclage, preventie en hergebruik. De heffing is immers sturend bedoeld en niet financierend. Er is momenteel 30 miljoen euro vanuit de relancemiddelen beschikbaar aan ondersteuning in recyclageactiviteiten. Hieruit zullen we leren of deze aanpak werkt om de lokale recyclage-industrie te ondersteunen en de hoeveelheid restafval te laten verminderen. Bij een positieve evaluatie kan het een piste zijn om een dergelijke maatregel gedurende een bepaalde periode verder te zetten met inkomsten uit een afvalheffing.
We hebben het bedrag op 25 euro per ton gezet, komende van 13 euro. Als we kijken naar de buurlanden, was het in Vlaanderen veel te laag. Dat heeft ook meegespeeld om het op het niveau van de buurlanden te brengen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw reactie. Het is inderdaad een sturende maatregel. Het is ook belangrijk dat we de hoeveelheid afval in de toekomst verminderen, de recyclagegraad verhogen en de circulaire economie nog meer op gang brengen: ‘design to recycle’, ‘design to reuse’. We hebben het daarnet in de gedachtewisseling nog over een iets ander thema gehad. Het blijft ook in dezen heel belangrijk dat bedrijven in de toekomst beter gaan sorteren. Dit is inderdaad een sturende maatregel die u hebt ingevoerd naar analogie met de buurlanden en na een impactanalyse.
Het enige wat ik een beetje betreur, is het volgende. Het is duidelijk dat dit een nodige maatregel was als je het bekijkt in zijn totaliteit. Het is een beetje jammer dat dit vernomen werd door de sector via de Septemberverklaring, als dit klopt. Dat is wat we vernemen. Ik ben altijd voorstander van dialoog en overleg. Het was beter geweest dat zij op voorhand op de hoogte waren geweest en het niet hadden moeten vernemen via de Septemberverklaring. Maar goed, dat is mijn stijl van aan politiek doen.
Verder zou ik willen vragen om de maatregel in de toekomst goed op te volgen en te kijken wat de evolutie is in dezen. Ik heb ook gelezen dat Denuo vreest dat bepaalde afvalstromen niet via het professionele afvalcircuit maar eventueel via het huishoudelijk gemeentecircuit zouden verdwijnen. Het is belangrijk dat er gemonitord wordt wat dat betreft dat aan intercommunales de vraag wordt gesteld, wanneer zij hierin een wijziging zien, om dat zeker te melden, zodat het goed kan worden gemonitord. Verder kijk ik uiteraard uit naar de implementatie in de praktijk en nog meer naar de evaluatie nadien.
Minister, ik heb geen verdere vragen meer.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega's, ik wil me kort aansluiten bij de vraagstelling. Wat betreft overleg, steun ik collega De Vroe. Minister, ik denk dat u het zelf ook belangrijk vindt dat we proberen om maximaal in overleg te gaan met de sector om te zien hoe de doelstellingen kunnen worden bereikt. Ik ga ervan uit dat je het meeste kans op succes hebt als je in overleg gaat met mensen die dagelijks bezig zijn met hun activiteiten, en dus goed weten wat misschien een positief effect zou hebben op het bereiken van bepaalde doelstellingen. Ik geloof er nogal sterk in om dat maximaal via overleg te doen.
Minister, een van de elementen die belangrijk zijn, is dat er terecht wordt ingezet op meer sorteren, meer te kunnen uitzuiveren en in te zetten op circulaire economie. Dan begint natuurlijk alles met die container waar zaken in verzameld worden. Ik ben op zoek gegaan naar recent cijfermateriaal daarover. Ik kwam op cijfers van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) van 2017 uit. Om kort op de bal te kunnen spelen, mensen te motiveren en zaken te kunnen opvolgen, is het belangrijk om over recente cijfers te beschikken. Misschien zijn die er, en heb ik ze niet onmiddellijk gevonden. Ik wilde u vragen wanneer er bijkomende metingen of cijfermateriaal zouden zijn om een duidelijk beeld te krijgen van de samenstelling van de afzet- en rolcontainers. Wanneer zou de OVAM daar recentere cijfers over kunnen aanleveren?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, in het Vlaamse Klimaatbeleidsplan 2021-2030 is een doelstelling opgenomen om de CO2-uitstoot van afvalverbranding in Vlaanderen te verlagen van 1,3 miljoen ton in 2016 naar 1 miljoen ton in 2030. Dat zou betekenen dat de hoeveelheid brandbaar afval met 25 procent moet dalen. Daartoe moet een afvalverbrandingsvisie worden opgesteld. Wij hebben hier al hoorzittingen gehad, aanzetten tot die afvalverbrandingsvisie, maar het tijdspad tot 2030 hebben we tot nu toe nog niet gezien. Mijn vraag is heel concreet: wanneer wordt een tijdspad om de afvalverbrandingscapaciteit te verminderen tot 2030 voorgelegd?
Ik wil me kort zelf aansluiten, minister, met een simpele vraag die daarbij aansluit. Het gaat natuurlijk niet alleen maar over de verbrandingscapaciteit in Vlaanderen; het gaat ook over de productie van restafval in bedrijven dat naar verbranding gaat en het maximaal beperken daarvan. De Vlaamse Regering zelf is nogal enthousiast om te zeggen dat we verantwoordelijkheid moeten nemen voor wat we hier doen en dat we de last niet naar het buitenland moeten verschuiven. Maar brandbaar bedrijfsafval naar Nederland transporteren, alleen maar omdat er in Vlaanderen geen capaciteit is, is ook voor klimaatbeleid en circulaire economie geen oplossing. De essentie van het beleid moet, naast het beperken van de verbrandingscapaciteit, vooral liggen in het beperken van de grondstof om te beginnen, namelijk het brandbaar bedrijfsafval. Daarom mijn vraag om op een of andere manier te kijken wat de pistes zijn om dat te doen. Dat sluit aan bij de vraag van mevrouw De Vroe.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Tobback, het klopt wat u zegt. Dat is ook op die manier opgevat in de langetermijnvisie.
Het is wel zo dat we in de loop van dit en vorig jaar meermaals tegen de sector hebben gezegd dat we een verhoging van de heffing zouden doen. Maar als je dat zegt, is het antwoord natuurlijk altijd ‘neen’. En dan kun je tien keer overleg organiseren – maar ik vind dat wel tof, overleg organiseren – maar finaal moet je dan natuurlijk wel de knoop doorhakken. Men wist dus dat het eraan zat te komen. Maar het is inderdaad zo dat we voor de Septemberverklaring niet gebeld hebben om te zeggen wat het exacte bedrag daarvan ging zijn. Dat hadden we inderdaad misschien wel kunnen doen, vlak voor de Septemberverklaring. Maar ik was toen zelf met heel wat andere zaken bezig. Ik zal het meegeven op het kabinet, dat dat in de toekomst misschien wel moet gebeuren.
Collega Rombouts, er is momenteel inderdaad een nieuwe fractietelling lopende, waarop we in de loop van volgend jaar zicht gaan krijgen.
Collega Schauvliege, de capaciteitsvermindering zal moeten volgen op het aanbod. Net daarom nemen we nu maatregelen, om dat aanbod te laten verminderen, zodat we de capaciteit ook kunnen laten volgen.
Ik ben op dit moment ook een oefening aan het doen van alle stortplaatsen. Tot mijn grote verbazing bestaan er nog heel wat stortplaatsen in Vlaanderen. Je zou denken dat dat iets van in de middeleeuwen is, maar blijkbaar is dat niet het geval. Ik ben alles nu goed in kaart aan het krijgen, want ik zou daar ook een opkuis willen houden.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik wens de minister te bedanken voor het feit dat de opmerking over de toekomstgerichte dialoog of een melding vooraf zal worden meegegeven aan het kabinet. Ik ben haar daar dankbaar voor.
De vraag om uitleg is afgehandeld.