Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie
De heer De Loor heeft het woord
Minister, ik heb een tijdje geleden een schriftelijke vraag gesteld over het aantal raadsleden dat er al de brui aan heeft gegeven na 2,5 jaar in deze legislatuur, zowel bij de aanvang van de legislatuur – dus het niet opnemen van het mandaat – als tijdens de voorbije 2,5 jaar.
Uit uw antwoord blijkt dat 563 verkozen gemeente- en OCMW-raadsleden hun mandaat na de gemeenteraadsverkiezingen niet opnamen. Nog eens 680 gemeente- en OCMW-raadsleden dienden sinds het begin van deze legislatuur, 2,5 jaar geleden, hun ontslag in. 1243, of 1 op de 6, gemeente- en OCMW-raadsleden beslisten dus om hun mandaat niet op te nemen of vroegtijdig de handdoek in de ring te gooien. Ook 1 op de 10 Vlaamse schepenen, of een totaal van 156, dienden vroegtijdig hun ontslag in.
Minister, ik trek graag de parallel met het bedrijfsleven. Indien de lokale politiek een bedrijf zou zijn, dan zou de bedrijfsleider zich bedenkingen en zorgen maken als hij of zij het aantal vrijwillige ontslagen van de voorbije jaren onder ogen zou krijgen. Dit is eigenlijk niet gezond voor onze lokale democratie: mensen worden democratisch verkozen, maar kiezen er blijkbaar in groten getale voor om na enkele jaren vroegtijdig hun actief lokaal politiek engagement stop te zetten.
Het is belangrijk dat we weten wat de achterliggende redenen zijn. Misschien zijn ze ontgoocheld in de lokale politiek. Misschien zij ze geschrokken door het gebrek aan impact. Misschien speelt de combinatie met hun privéleven. Misschien vinden ze dat er meer ondersteuning moet komen. Het kan ook aan het statuut liggen. Dat weten we tot op vandaag niet. Er spelen wellicht verschillende redenen. U antwoordde op mijn schriftelijke vraag dat uw administratie niet beschikt over informatie over de redenen van het niet opnemen of het vroegtijdig stopzetten van het mandaat.
U verklaarde in het voorjaar van 2020 dat u samen met Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) wilt nagaan op welke manier gemeenteraadsleden beter kunnen worden ondersteund en hoe hun participatie kan worden versterkt.
Aangezien die redenen niet echt bekend zijn, lijkt het me wenselijk om een bevraging te doen bij gemeente- en OCMW-raadsleden en schepenen die de voorbije jaren de handdoek in de ring gooiden naar hun redenen, zodat conclusies kunnen worden getrokken en voorstellen kunnen worden gedaan met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 2024 en zodat die raadsleden beter beslagen op het ijs komen.
Minister, welke resultaten leverde de oefening waarvan sprake in het voorjaar van 2020 met de VVSG op?
Vond al een grondige bevraging plaats bij de gemeente- en OCMW-raadsleden naar hun motieven voor het niet opnemen van hun mandaat of het vervroegd beëindigen ervan? Zo ja, wat zijn de bevindingen en welke conclusies werden hieruit getrokken? Zo niet, waarom niet? Bent u bereid om die oefening te maken of te laten maken? Plant u andere initiatieven om de redenen te achterhalen?
Bent u ook van oordeel dat het vroegtijdig stopzetten van het actief lokaal politiek engagement geen goede zaak is voor onze lokale democratie? Bent u ook bereid om voorstellen uit te werken en maatregelen te nemen om onze lokale democratie te beschermen tegen een te grote uitstroom?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, ik dank u voor de interessante vraag. Ik wil beginnen met me te verontschuldigen. Mijn administratie heeft me er vandaag attent op gemaakt dat een van de cijfers die u is bezorgd, fout was. Ze hebben een foute trekking gemaakt uit hun databank. Zo hebben niet 680 raadsleden ontslag genomen maar 270. Menselijke fouten kunnen altijd gebeuren, maar ik draag daar natuurlijk de politieke verantwoordelijkheid voor en ik vind het heel belangrijk dat wanneer parlementsleden goed parlementair werk leveren en concrete vragen stellen over cijfers, die cijfers ook juist zijn. Dat is ook de reden waarom ik me daar bij u voor wil verontschuldigen, namens de administratie maar ook als bevoegd minister. Men heeft de 300 gemeenteraadsleden die voorzitter van de gemeenteraad zijn meegeteld en men heeft de 110 mensen die uiteindelijk zijn vervangen omdat ze zwanger of ziek waren, ook meegeteld. Het cijfer is dus, voor alle duidelijkheid, niet 680 maar 270. De twee andere cijfers zijn wel juist. 563 mensen hebben een mandaat bij het begin van de legislatuur niet opgenomen en 156 schepenen hebben intussen ontslag genomen. Ik wil daar heel duidelijk over zijn, maar ten gronde verandert het niets aan de problematiek. Want zelfs wanneer het over slechts 270 mensen gaat, 3,5 procent van het totaal, is het niet goed dat zoveel mensen ontslag nemen na minder dan de helft van de legislatuur. Wanneer 1 op de 10 schepenen ontslag neemt, is ook daar de vraag of daar geen problematiek speelt. Ik vind uw vragen dan ook zeer relevant en ik neem die ook ernstig maar ik wilde beginnen met de cijfers te corrigeren en me te verontschuldigen voor de fout die is gemaakt.
Er is een werkgroep opgericht met leden van mijn kabinet, de VVSG en het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), die ondertussen al enkele keren is samengekomen. Die groep buigt zich vooral over het statuut van de lokale mandataris. Meer specifiek wordt gezocht naar technische verbeteringen die op een kortere tijdspanne kunnen worden gerealiseerd, de zogenaamde quick wins. De VVSG is momenteel bezig met de opmaak van een nota hierover, die dan zal worden besproken binnen deze werkgroep en hier ook ongetwijfeld voorwerp van discussie of gedachtewisseling kan zijn.
U vraagt of er al een eerdere bevraging gebeurde. Daarvoor moet ik verwijzen naar eerdere vragen om uitleg van collega’s Vandeput en Warnez, behandeld in deze commissie op 4 november 2020. Toen werd de enquête die de VVSG bij de toen zetelende gemeenteraadsleden voerde in aanloop naar de verkiezingen van oktober 2018 besproken. Daaruit bleek dat 21 procent van de raadsleden de verhouding tussen het werk als gemeenteraadslid en het privéleven als moeilijk combineerbaar ervaren.
Tijdens deze commissievergadering werden al persoonlijke en professionele motieven hiervoor naar voren gebracht. Een daarvan is dat mensen verhuizen. Het kan ook zijn dat het mandaat of de werking van de gemeenteraad complexer is dan verwacht of de werklast groter dan men vermoedde. Soms spelen afspraken een rol: mensen spelen nog een jaartje mee om de zaak op te volgen tot die is overgedragen, om dan ontslag te nemen. Of er is een nieuwe professionele uitdaging die qua tijdsbesteding niet verenigbaar is met het ambt van lokaal mandataris. We moeten daar ook eerlijk over zijn: een lokaal mandaat goed uitvoeren, vraagt veel tijd en energie.
Ik blijf er ook van wel van overtuigd dat impact een belangrijke rol speelt. De vraag die gemeenteraadsleden zich stellen, is of zij als gemeenteraadslid voldoende impact hebben op het gebeuren in hun stad of gemeente. En wat is de impact als gemeenteraadslid ten aanzien van het schepencollege, ten aanzien van de meerderheid en ten aanzien van de samenleving? Ik denk dat dit ook existentiële vragen zijn die nieuwe gemeenteraadsleden zich na een jaar of anderhalf jaar in de gemeenteraad stellen.
De enquête is gebeurd. Ik denk dan ook niet dat het opportuun is om nu een nieuwe enquête te houden. Het aantal mensen dat opgeeft of niet verder doet, is hetzelfde. Ik denk dat een nieuwe enquête dan ook heel gelijkaardige antwoorden zou opleveren. Ik denk dat we wel goed kunnen inschatten wat de problematiek is en dus beter energie en tijd kunnen steken in het aanpakken van de onderliggende oorzaken. Want uiteraard is het vroegtijdig stopzetten van een mandaat geen goede zaak. De lokale democratie is een belangrijke democratie, die steeds belangrijker wordt. We hebben zeer sterke en gemotiveerde gemeenteraadsleden nodig. Het lokale niveau staat het dichtst bij de burger. Wanneer er demotivatie is op dat niveau, wekt dat door naar alle bestuurslagen. Dat moeten we proberen te keren.
Ik wil daar vijf zaken voor doen. Ten eerste is er het decreet Versterking Lokale Democratie, dat we achter de rug hebben. Ik denk dan aan de constructieve motie van wantrouwen, mogelijkheden om hybride/digitaal te vergaderen, de afschaffing van de lijststem. Dat zijn maatregelen die een invloed kunnen hebben op de manier waarop een gemeenteraad werkt en op de wijze waarop een gemeenteraadslid mee kan wegen op de lokale democratie.
Ten tweede heb ik, zoals reeds gezegd, een structureel overleg opgestart met de VVSG over het statuut van onze lokale mandatarissen. Dat is in de vorige legislaturen niet gebeurd.
Ten derde loopt er binnen het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing (SBV) een studie die nieuwe inzichten zal opleveren in verband met de wijze waarop we de rol van de mandataris en de participatie aan de lokale democratie kunnen versterken.
Ten vierde zal ik vanaf november een uitgebreide evaluatie maken van de beleids- en beheerscyclus (BBC) waarmee de lokale besturen werken. Ik wil die regelgeving en documenten laten screenen op basis van hun leesbaarheid en bruikbaarheid. Ik heb al aan de administratie gezegd dat ik ervan overtuigd ben dat die ongelooflijk veel informatie bevatten en dat het vanuit administratief oogpunt sterke documenten zijn, maar dat de leesbaarheid en de bruikbaarheid ervan in het lokale politieke debat veel te moeilijk zijn. Ik heb in de jaren 90 ook in de gemeenteraad gezeten, ik was toen oppositieraadslid. Met de begrotingen van toen kon men beter aan de slag dan met die van vandaag. Dat wil zeggen dat onze schepencolleges vandaag ook moeite hebben om die documenten te gebruiken omdat ze de totaalfoto, de kans om een meer globaliserend debat te voeren, hypothekeren.
Dat is voor mij een belangrijke uitdaging. De lokale democratie start en eindigt immers met begrotingsdebatten. Als ik mijn eigen stad als voorbeeld neem – maar dat is waarschijnlijk een pars pro toto –, en toen ik in de jaren 90 begrotingsdebatten meemaakte, duurden die soms twee dagen, twee avonden. Nu is het begrotingsdebat op anderhalf uur gedaan. Dat is niet gezond, in een stad als Mechelen is dat niet gezond. Ik zie gelukkig ook verschillende mensen knikken dat dat herkenbaar is. We moeten daaraan werken. Dat is volgens mij belangrijk.
Tot slot wil ik ook specifiek inzetten op het versterken van de gemeenteraad. De gemeenteraad is voor mij het hoogste orgaan van de gemeente en de spil van de lokale democratie. De gemeenteraad moet zijn rol op een goede manier kunnen invullen. Ik vind dat daar ook een erosie is, ik moet daar ook eerlijk in zijn. Ik zit nu al twintig jaar in de meerderheid. Dan bekijk je die lokale democratie natuurlijk vanuit het oogpunt van een schepencollege en dergelijke meer. Dan wordt het gewicht van de maandelijkse gemeenteraad natuurlijk minder belangrijk, omdat je veel andere dingen in het gemeentehuis zit te doen. Maar er is echt een erosie van de gemeenteraad. Of we nu lokaal in de meerderheid of in de oppositie zitten, dat is nefast voor ons allemaal. We moeten die gemeenteraad versterken.
Daarom ben ik blij dat u mij die vraag stelt, mijnheer De Loor, omdat ik vandaag dan ook kan aankondigen dat ik binnenkort een informele werkgroep zal oprichten om te onderzoeken hoe we de gemeenteraad kunnen versterken. In onze commissie hier zit veel expertise verzameld en ik wil vanuit deze commissie een aantal mensen samenbrengen die over concrete onderwerpen kunnen debatteren. Het zullen de leden zijn die lokaal actief zijn, maar geen lokaal uitvoerend mandaat hebben. Daar ga ik naar op zoek. Ik zal er ook voor zorgen dat alle partijen die in het parlement zetelen, vertegenwoordigd zijn. Want ik wil verder gaan dan alleen maar de meerderheidspartijen. Ik wil graag dat dat een debat is dat we volwassen voeren, met een open vizier, over alle partijen heen, omdat dat een belangrijk debat is. Ik wil op basis van wat die mensen mij vertellen vanuit hun praktijkervaring, gecombineerd met hun parlementaire kennis, kijken waar we naartoe kunnen gaan. Mijn bedoeling is dat ik een verslag ga maken van die informele vergadering. Op basis daarvan maak ik een visienota, en daar kom ik mee naar het parlement. Ik moet mijn eigen visienota maken, maar ik wil met een open geest alle goede en concrete voorstellen aanhoren die kunnen bijdragen tot het versterken van de gemeenteraad. Volgens mij zit daar immers het belangrijkste antwoord, mijnheer De Loor. Dat is mijn echte overtuiging. Dat is: ‘ik wil een steen kunnen verleggen, ik wil een verschil kunnen maken, ik wil impact hebben. Heb ik dat wel voldoende als gemeenteraadslid?’
Er zullen altijd mensen afhaken die dat onderschatten, die denken dat de lokale politiek eigenlijk hetzelfde is als vanuit je buik je gedacht zeggen. Je moet daarvoor studeren, je moet werken. Er gaan ook altijd een aantal mensen afhaken die vergeten dat politiek ploegsport is, die zeggen dat ze daarnaartoe komen met hun eigen gedacht en zien dat ze moeten samenwerken met andere mensen. Het is soms ook wel zoeken naar consensus. Sommige mensen onderschatten de moeilijkheidsgraad daarvan. Dat is ook zo. Er zijn ook een aantal mensen die verhuizen, die andere oorden opzoeken, of een andere job krijgen. We gaan dus niet elk ontslag moeten tegengaan, dat mag ook onze ambitie niet zijn. Maar elke persoon die weggaat uit een gemeenteraad, of hij nu tot de meerderheid of de oppositie hoort, omdat hij vindt dat hij onvoldoende kan wegen, dat hij daarin teleurgesteld is, is een teleurstelling voor de democratie. Daar moeten we proberen aan te werken. Ik heb dat al beloofd toen we het decreet goedgekeurd hebben, ik heb daar een tijd over nagedacht hoe ik dat het beste aanpak. Ik heb die vier sporen, maar ik vind dat vijfde spoor ook heel belangrijk, vier en vijf vind ik heel belangrijk, allemaal eigenlijk, drie ook: ons steunpunt moet ons helpen. Maar we moeten ook beter begrijpen hoe we die beleids- en beheerscyclus weer politieker kunnen maken en wat we nu concreet kunnen doen, creatief. Hoe kunnen we die gemeenteraad optillen? Want ik worstel daar zelf mee. Ik vind dat heel veel debatten uit de gemeenteraad zijn geëvacueerd.
De politieraad is daar een mooi voorbeeld van. Ik heb in de jaren 90 nog over de politiebegroting gediscussieerd in de gemeenteraad. Nu zit dat bij de politieraad. De brandweer is weg. Je ziet elke keer nieuwe dingen verdwijnen uit de gemeenteraad die maatschappelijk relevant zijn. Die gemeenteraad wordt een plek waar men nog wat vragen stelt over nichedingen, terwijl men daar mee moet nadenken over de maatschappelijke toekomst van de gemeente. De grote thema’s moeten daar aan bod komen, en dat gebeurt te weinig. De vraag is dus hoe we dat zinvol kunnen doen.
Dit is het laatste dat ik daarover wil zeggen, omdat ik daar toch al heel lang mee worstel. Er is ook een ongelooflijke moeilijkheid in het overbruggen van de kenniskloof die een schepencollege heeft en een gemeenteraad. Dat is niet eenvoudig. Die gemeenteraad komt één keer per maand samen, nog een paar keer in commissie. Maar de leden van een schepencollege – zeker in een centrumstad, maar dat zal ook in een middelgrote gemeente zo zijn, zelfs in kleine gemeenten –, die zien elkaar bijna dagelijks. Die zijn daar heel de tijd mee bezig. Hoe kun je dat op een goede manier door die trechter krijgen, op een democratisch interessante manier, waar een meerwaarde gecreëerd wordt? Hoe krijg je dat door die trechter van de gemeenteraad? Dat vind ik een heel moeilijke problematiek. Dus bedankt voor de vraag, en ik hoop dat het antwoord u wat kan bevredigen.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord. Wat het cijfer betreft: missen is menselijk. Ik vond het al een enorm hoog cijfer, vandaar dat ik het een paar keer nagerekend had, maar ik kwam altijd op die 680 uit. Het is een zeer hoog cijfer. Missen is menselijk.
Ongeacht de hoogte van het cijfer, is het een belangrijk thema en een belangrijke problematiek. Misschien is ook die 270 maar het topje van de ijsberg. Misschien ligt daaronder nog een zeker percentage van raadsleden die nog wat afwachten, die zich vragen stellen, die denken het nog wat tijd te geven. Misschien zien we niet enkel de echte afhakers, maar zit daaronder ook nog een categorie die nog een beetje afwacht en is dit het topje van de ijsberg.
Minister, ik ben het er volledig mee eens dat we moeten inzetten op de versterking van die lokale democratie, de versterking van de gemeente- en de OCMW-raad, omdat de mensen nu eenmaal het meeste vertrouwen hebben in de lokale besturen, omdat die het dichtst bij hun leefwereld staan. Daarom is het ook belangrijk om het politiek engagement dat die raadsleden initieel toch getoond hebben door kandidaat te zijn – ze werden dan verkozen –, vast te houden voor de volledige legislatuur. Dat gaat nooit voor 100 procent lukken, daar ben ik mij ook van bewust. Maar het is toch belangrijk dat we bij de mensen die het engagement getoond hebben, dat kunnen vasthouden en dat we daarmee kunnen werken. Het zou doodjammer zijn mocht in de toekomst blijken dat zo’n hoog percentage de handdoek in de ring gooit. Daarom moeten we voorbereid zijn op 2024 – de gemeenteraadsverkiezingen die in aantocht zijn – om onze lokale besturen nog krachtiger en sterker te maken. Een bijsturing zal absoluut wel nodig zijn.
U hebt een aantal acties gedefinieerd. De eerste is het decreet ter versterking van de lokale democratie. U hebt verwezen naar de constructieve motie van wantrouwen. Ik ben er zeker van dat die ook al wel een aantal ontgoochelingen in de hand gewerkt zal hebben. Ik vrees daar voor de impact.
Maar ik ben wel positief over de andere initiatieven die u voorstelt. Het is een zeer belangrijk thema, vandaar dat ik er graag eventjes op doorga. Het statuut dat u laat onderzoeken met de nota van de VVSG, het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing: wat is de timing van de bevraging die zal gebeuren? Ik denk dat het inderdaad wel noodzakelijk is om de BBC te laten screenen. Mocht je daar eens de oefening doen bij de gemeenteraadsleden, maar ook bij de leden van het college van burgemeester en schepenen, ben ik ervan overtuigd dat dat bijzonder zwak scoort naar werkbaarheid en verstaanbaarheid.
Wat het versterken van de gemeenteraad betreft, ben ik zeker positief over uw voorstel. Ik ging vandaag een gelijkaardig initiatief voorstellen. Maar het uwe zit beter in elkaar, of het is al concreter.
‘Great minds think alike.’
Dat hebt u gezegd, hé.
Het tegengaan van de erosie van de gemeenteraad, ik denk dat dat een goede omschrijving is. De gemeenteraad van Zottegem heeft gisteren nog vergaderd. Als ik zie wat er allemaal geëvacueerd wordt en welke discussies er aan de kant gehouden worden, dan verwondert het mij ook niet dat de meeste mensen daar gewoon bij zitten en zich afvragen wat ze daar uren zitten te doen op een avond. Ik denk dus dat het een zeer goed initiatief is, waar Vooruit heel graag aan participeert.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik denk dat u hier de juiste analyses en conclusies meegegeven hebt en dat de acties die u opnoemt, zeker aan een en ander zullen bijdragen. Maar ik denk niet dat we het mogen vergelijken met het bedrijfsleven. Ik denk dat het nog net iets vrijblijvender is, zeker in de kleinere gemeenten, dan dagdagelijks om den brode te gaan werken. Het is belangrijk en men doet ook heel nuttig werk, maar voor een bedrijf werken of in een gemeenteraad zetelen, daar zit toch nog een klein onderscheid.
Maar ik merk dat wij dikwijls drie keer hetzelfde doen, minister, dat we in de politieraad, in onze commissiewerking en in de gemeenteraad dezelfde discussie voeren. Ik weet niet of u erop kunt of wilt antwoorden, maar denkt u dat het dan misschien beter is dat we die brandweervergaderingen, die politievergaderingen opnieuw in de schoot van de gemeenteraad houden en zo iedereen daar weer bij betrekken en het allemaal een beetje meer inhoud geven?
De heer Warnez heeft het woord.
Het is een thema dat we hier in deze commissie natuurlijk al vaak besproken hebben. We hebben ook al een gedachtewisseling met de VVSG gehad over het statuut van de lokale mandatarissen. Ik geloof ook oprecht dat het nu het moment is om er iets aan te doen. Minister, ik volg u volledig dat we dat gaan moeten doen over de partijen heen. Als we dat gaan politiseren, dan hebben we al verloren vooraleer we begonnen zijn. Hartelijk dank dus daarvoor, minister.
Ik denk ook dat het niet alleen zal gaan over het loon en het presentiegeld, voor alle duidelijkheid, want daar wordt het heel vaak mee gelijkgesteld. Onze burgemeesters en schepenen, of raadsleden zeker, doen dat niet voor de centen. Als je de campagne en de steunkaarten enzovoort ervan aftrekt – dat weten we ook allemaal –, dan moet je het daarvoor zeker niet doen. Maar het gaat soms wel over een aantal kleinere zaken. Een schepen of een burgemeester bijvoorbeeld kan niet in bijberoep gaan werken volgens het statuut van bijberoep. Dat is zeer raar. Of als je politiek verlof neemt, denk ik dat je daar volgens mij financieel ook te hard voor gestraft wordt.
Het gaat dus inderdaad ook over meer dan het statuut zelf, het gaat ook over de impact van raadsleden. Ik zeg heel vaak: een parlementslid heeft minder rechten dan een gemeenteraadslid, puur juridisch gezien, maar een parlementslid is veel beter ondersteund en heeft er ook veel meer tijd voor. Dat heeft dan wel te maken met het statuut.
Een oefening met de BBC rond de impact lijkt mij heel interessant, zeker als we kijken naar het Nederlands model – niet dat alles goed gaat in Nederland. Daar heeft men een gelijkaardig systeem, de planning- en controlcyclus (PCC), en daar heeft men een soort digitaal platform waarbij gemeenteraadsleden ook heel gemakkelijk vertaalbare acties kunnen volgen uit hun PCC. Dat is misschien iets dat wij in Vlaanderen ook kunnen implementeren. Ik weet dat dat in een aantal grootsteden al bestaat, maar dat bestaat zeker en vast niet in alle steden en gemeenten. Dat is misschien wel een instrument dat we kunnen gebruiken.
Ik ben heel tevreden over de acties die u hebt opgesomd, minister, alleen maar lof daarvoor. Het is ook goed dat er een werkgroep is vanuit Vlaanderen over dat statuut. Ik herinner mij wel uit de gedachtewisseling met de VVSG dat daar werd voorgesteld om een soort lokaal federaal Vlaams platform op te richten. Het is goed dat er vanuit Vlaanderen iets gebeurt. Maar als het gaat over bijberoepen, over sociale statuten, hebt u dan ook intenties om uw collega’s Van Peteghem en Vandenbroucke daarbij te betrekken? Want ik denk dat we het alleen op Vlaams niveau echt niet gaan doen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Het is inderdaad een zeer goede vraag van collega De Loor. Ik heb bij de minister al in het voorjaar cijfers opgevraagd met betrekking tot het aantal wissels van burgemeesters en schepenen in deze legislatuur. Die lagen wel iets lager dan in de vorige legislatuur, maar er blijven toch een groot aantal wissels komen. Minister, als ik zie wat er in de laatste dagen aangekondigd wordt van mensen die het schip verlaten, verwacht ik in de komende periode nog een toename van die cijfers.
In de onmiddellijke omgeving hier in West-Vlaanderen, onder andere in Kortrijk, verlaat een schepen het schip omdat hij tijd nodig heeft voor zijn privébedrijf. Dat is een van de redenen die kunnen meespelen. Nu, er zijn verschillende redenen. Een schepen verhuist nog niet zo snel naar een andere gemeente. Ik zou dat als burgemeester ook niet zo rap doen, want ik zou mijn eigen stad niet kunnen missen – ik denk, minister, u Mechelen ook niet. Er kunnen heel veel redenen zijn. Ik heb altijd al wat raar zitten kijken naar het grote verschil tussen gemeenteraadsleden en schepenen. Ik ben ervan overtuigd dat schepenen en burgemeesters goed ondersteund moeten worden, want de job wordt steeds uitdagender. Maar het verschil tussen de ondersteuning van de gemeenteraadsleden en de ondersteuning van schepenen – bijvoorbeeld in een grote stad – is toch wel zeer groot. Het is een groot verschil op het vlak van logistieke steun, maar ook financieel. Stel, je wordt maar net geen schepen in een stad en je moet gemeenteraadslid zijn. Dan is er natuurlijk wel een heel, heel groot verschil.
De verruwing van het discours in de politiek speelt ook een grote rol, niet alleen in de gemeenteraadszaal, maar ook in de media en vooral op de sociale media. Een aantal mensen hebben het bijzonder moeilijk met het feit dat ze door het slijk worden gehaald door de publieke opinie. Iedereen die in de politiek stapt – u weet dat, minister, en ook de voorzitter weet dat, we weten dat allemaal – doet dat met heel veel engagement, heel veel motivatie en heel veel moed. Maar binnen de kortste keren, zodra je een mandaat bekleedt, ben je een zakkenvuller, een poenpakker en een graaier. Dat is natuurlijk iets wat sommige mensen voor een stuk kunnen verdragen, maar een aantal mensen hebben het daar bijzonder moeilijk mee. In mijn omgeving zie ik collega’s van mij, burgemeesters, die moeten werken zonder persoonlijke medewerker omdat de schrik erin zit om in de publieke opinie te worden afgeschilderd als profiteurs. Ik stel vast dat mensen die ik ken, die steden hebben van 30.000 inwoners, geen enkele persoonlijke medewerker hebben. Dat betekent dat de burgemeester zijn eigen agenda moet invullen. Dat zijn natuurlijk zaken die eens onderzocht moeten worden. Zoals gezegd, ondanks de bestuurservaring die sommige mensen hebben, wordt het allemaal zeer gecompliceerd.
Ik zou ook nog één ding daaraan willen toevoegen. Gemeenteraadslid zijn betekent ook uitgesloten worden van een heleboel andere zaken waar je bijvoorbeeld als zelfstandige wel zou kunnen aan deelnemen. Er zijn ook heel wat negatieve kanten aan. Een gemeenteraadslid mag niet deelnemen aan een aanbesteding, mag niets leveren enzovoort. We moeten ook daar eens kijken. Ik denk dat er wat taboes moeten sneuvelen, minister.
De heer Van Miert heeft al namens onze fractie gesproken, maar gelet op het belang van dit debat en de insteek van collega De Loor wil ik toch ook nog een element toevoegen. Hier zijn heel wijze woorden gezegd. Heel veel elementen werden aangebracht als reden waarom mensen stoppen. Sommigen doen het uit ontgoocheling, anderen hadden andere verwachtingen. Er is één ding dat we moeilijk vanuit Brussel kunnen beïnvloeden en dat is de cultuur die men lokaal creëert. Wat wil ik daarmee zeggen? Er zijn zaken die je verplicht moet agenderen op een gemeenteraad, maar je hebt toch ook nog wel een autonomie om te agenderen wat je wilt, om bepaalde debatten zelf aan te zwengelen. Ik heb in de oppositie gezeten en ik ben al een hele tijd burgemeester. Ik heb ervaren dat een cultuur binnen de gemeenteraad van eenzelfde gemeente kan veranderen. Er kan op een bepaald moment meer luisterbereidheid zijn, een constructieve dialoog. En hoe meer die constructieve houding aanwezig is, des te meer kun je agenderen en kom je tot een bevredigende ervaring van eenieder die daar zetelt.
Ik sluit af, minister, met een van de eerste punten die u aanhaalde. De budgetbesprekingen zijn aartsmoeilijk geworden, hoewel we nu eigenlijk met beleidsdoelstellingen werken die zes jaar overschrijden. De doelstellingen zijn heel klaar en helder geformuleerd, maar de budgetlijnen die ertegenover staan maken het soms heel moeilijk voor eenieder. Het is, bij wijze van spreken, alleen nog de directeur samen met de schepen van Financiën – in het beste geval – die nog echt die klaarheid hebben. We moeten ervoor zorgen dat de transparantie daar kan verbeteren door het debat aan te zwengelen. Dat wou ik er nog aan toevoegen: een oproep naar de driehonderd gemeenten om zelf ook te zorgen voor een constructief debat. Dat kunnen wij als parlement en u als minister niet doen. Dat moet men lokaal zelf doen.
Minister Somers heeft het woord.
Op mijn beurt wil ik iedereen bedanken. Dit is inderdaad een heel constructieve gedachtewisseling, waarbij iedereen interessante bijdragen heeft geleverd. Ik wil nog even antwoorden op de vragen die gesteld zijn.
De VVSG-nota zou binnen enkele weken ter beschikking zijn, mijnheer De Loor. De VVSG is daar momenteel aan aan het werken. Binnen enkele weken moeten we die hebben en dan zullen we aan de slag kunnen. De studie van het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing zou volgend jaar worden opgeleverd, in 2022.
Dan zou ik ook nog willen zeggen dat de voorzitter met wat hij over de lokale cultuur gezegd heeft natuurlijk een punt heeft. We hebben vanuit het parlement minder greep op de lokale cultuur, die er een kan zijn van openheid en dialoog versus een lokale cultuur van polarisatie en negativiteit. Dat bepaalt heel veel, daar moeten we niet flauw over doen. En ook wat collega Tommelein gezegd heeft over de verruwing op de sociale media en het feit dat je als gemeenteraadslid soms ook heel hard aangepakt kunt worden, klopt. Niet iedereen heeft daar zin in. Het is juist dat dit mensen ontgoochelt, afschrikt of doet besluiten om niet langer mee te werken.
Het is mijn innige overtuiging dat de vernieuwing niet zozeer zit in het financieel statuut of in de ondersteuning. We moeten bekijken of we meer moeten doen en of er meer moet gebeuren, dat is evident. Maar je wordt daar niet rijk van. Wie zei het, collega Warnez? Als je na de gemeenteraad nog iets gaat drinken om het bij te leggen met diegene waar je ruzie mee gemaakt hebt of om na te praten over je overwinningen, afdrachten aan de partij en nog een beetje opzij voor de pensenkermis, dan leg je er geld bij. Een gemeenteraadslid doet het daar niet voor. Men doet het eigenlijk vanuit een politieke overtuiging, om in zijn gemeente mee het verschil te maken, een greep te hebben. En dan is het natuurlijk frustrerend om één keer per maand in een gremium te zitten waarbij je vaststelt dat het schepencollege alles al beslist heeft. Veel van de debatten zijn gevoerd en er kan alleen in de marge nog een beetje over gepraat worden. Een gemeenteraadslid denkt dan: ‘Ik ben eigenlijk gedoemd om op zeer punctuele dingen tussen te komen, en ik heb daardoor geen greep.’ Dat ligt soms een deel aan de gemeenteraadsleden, want er wordt ook gezegd: ‘Wie geen weg heeft, zal er wel een vinden om zijn ding te doen.’ Maar dat is vandaag de dag toch wel de realiteit. En dat geldt ook voor onze gemeenteraadsleden in de meerderheid, want die zijn helemaal de pineut. Zij hebben het nog moeilijker, want ze hebben ook nog eens een politieke loyauteit tegenover hun collega’s in het schepencollege. De meerderheidsfracties in het parlement ondervinden trouwens ook elke dag hoe moeilijk die evenwichtsoefening is. En als ze dan toch tussenkomen slaan ze onnodig door en beginnen ze kritiek te geven. Dat is dan ook onbegrijpelijk. Maar bon, lokaal is dat, mijnheer Warnez, ook zo. Dat is een deel van de politieke logica en van het politieke handelen. We moeten dat optillen. Als ik terugkijk, herinner ik mij dat de debatten twintig jaar geleden meer inhoud hadden. Het ging meer ten gronde.
De heer Van Miert stelt, deugniet als hij is, de vraag over politie en brandweer. U weet, mijnheer Van Miert, dat dit federale bevoegdheden zijn. Ik durf mij daar als Vlaams minister niet over uit te spreken. Ik hou mij op mijn eigen erf. Maar de vraag stellen is ze misschien een beetje beantwoorden. Ik ga er niet verder op in.
De heer De Loor heeft het slotwoord in dit uitermate interessant debat.
Dank u, minister, voor het antwoord. Ik kijk uit naar de resultaten van het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing en naar de nota van de VVSG. Ik ben blij, minister en collega’s, dat er extra actie wordt ondernomen en dat er een tandje bij wordt gestoken. Misschien moeten we op zoek gaan naar de gemeenteraad die zichzelf moet heruitvinden, misschien moeten we een nieuwe rol voor gemeenteraadsleden gaan zoeken, misschien moeten we ook eens kijken naar buitenlandse voorbeelden. Hoe zit het concept van de gemeenteraad daar in elkaar? Ze hebben misschien andere concepten voor het organiseren van de lokale democratie. We moeten ons maximaal voorbereiden op 2024, als we onze lokale besturen, onze gemeenteraden, krachtiger willen maken. Daarvoor is een bijsturing noodzakelijk. We kijken met Vooruit uit naar de initiatieven die u neemt. We zullen er heel graag aan deelnemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.