Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Brouns heeft het woord.
Op 15 december 2020 behandelden we hier in de commissie al de vraag over het Mechelse project SAMEN, dat kon rekenen op 115.000 euro steun vanuit Vlaanderen. Het doel van het project is om vanuit een nauwe samenwerking tussen politie, parket en preventie- en hulpverlening de straatcriminelen intensiever te kunnen opvolgen en veel sneller te kunnen berechten, om te voorkomen dat ze afglijden in een crimineel milieu en zouden hervallen, natuurlijk ook met het oog op het leed en de schadeloosstelling van de slachtoffers. Dat is heel belangrijk in die aanpak.
In mijn eigen provincie Limburg bestaat dergelijk project reeds geruime tijd. We hebben het er toen ook over gehad. Al in 2017 startte de politiezone CARMA het project M. Intussen zijn alle negen politiezones aangesloten bij dit project, onder de coördinatie van het parket in Limburg. De resultaten van dit project, dat ook de focus heeft op die snelle afhandeling en integrale benadering van parket, politie en hulpverlening, zijn zeer goed. Er bestaat intussen ook heel wat expertise op dat vlak.
In antwoord op de vraag stelde u toen, minister, dat u op korte termijn binnen het gerechtelijk arrondissement Antwerpen wou starten met drie proefprojecten. Het was de bedoeling om te kijken naar het nuttige project en het goede voorbeeld uit Limburg, namelijk het project M. Nadien zou ook bekeken worden hoe het verder kon uitgerold worden over de rest van Vlaanderen. Intussen heb ik voor u een aantal vragen, minister, naar de stand van zaken en de uitrol van de drie proefprojecten binnen het gerechtelijk arrondissement Antwerpen.
Wat is de stand van zaken van de financiële en de personele ondersteuning van die drie projecten? Hoeveel justitieassistenten worden daarbij ingezet? Wat zijn de eerste ervaringen met en resultaten van deze drie projecten? Zijn er reeds verbeterpunten gesignaleerd? Zijn er reeds bijsturingen nodig geweest. Zo ja, welke? En tot slot: hoe ziet u de continuïteit van die projecten, die toch wel belangrijke voorbeelden zijn om tot een soort van nieuwe blauwdruk te komen wat integraal veiligheidsbeleid betreft? Hoe ziet u de financiering van dergelijke projecten in de toekomst?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u voor de vraagstelling, meneer Brouns. Voor alle duidelijkheid misschien toch even algemeen meegeven dat ik dit heel interessante project niet alleen doe. Collega Demir en collega Beke hebben samen met mij dat project voorgesteld op de rechtbank in Mechelen. Het zit op het snijpunt van onze drie bevoegdheden. En, zoals u weet, werken we in de Vlaamse Regering altijd uitstekend en constructief samen.
Ik zal u een stand van zaken geven van de projecten, want dat was uw vraag.
Eerst en vooral wat het project in Mechelen betreft: het proefproject in het arrondissement Mechelen is gestart op 1 januari 20121. Het omvat een pregerechtelijke en gerechtelijke fase. Wat betreft de personele capaciteit en de financiële ondersteuning: binnen het Openbaar Ministerie zijn er drie parketmagistraten die deeltijds worden ingeschakeld voor het project in Mechelen. De politiediensten hebben op hun beurt een SAMEN-team opgericht, dat bestaat uit vijf politiemensen. Binnen het justitiehuis is de nodige capaciteit beschikbaar. Bij de start is beslist om bijkomend twee justieassistenten in te schakelen om het SAMEN-project op te volgen. Op 1 februari ging een casusregisseur aan de slag, waarvoor ik een subsidie van 150.000 euro heb toegekend. Mijn collega minister Beke steunt het Mechelse project aanvullend met een budget van 225.000 euro voor extra capaciteit in het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) en bij Jeugdzorg Emmaüs. Hij doet dat tot september 2024. Er is ook een actieve stuurgroep, die al acht keer is samengekomen. Een aantal werkprocessen zijn reeds uitgewerkt, zoals een aanmeldingsformulier, een draaiboek die de ketenaanpak stroomlijnt en een protocol voor elektronische gegevensuitwisseling. Er zijn reeds twaalf aanmeldingen binnen dit project: vijf vanuit de politie, vier binnen het kader van de bemiddeling bij gemeentelijke administratieve sanctie (GAS), een dossier via de dienst sociale preventie, een dossier via het jongerenaanbod van het CAW (JAC) en één via de sociale dienst. Dat is de stand van zaken voor het project Mechelen.
Dan ga ik naar Antwerpen voor het project Deurne-Noord. Het project Deurne-Noord bevindt zich nog in een voorbereidende fase, waarbij de samenwerking tussen parket, politie en het lokaal bestuur vorm krijgt. De concrete werkwijze van de SAMEN-aanpak moet nog worden uitgerold. In deze wijk is wel een stadsmarinier aan de slag en die zit reeds met de afdelingsprocureur van het parket aan een zogenaamde ‘tactische tafel’, die zich gebiedsgebonden buigt over drie thema’s in de wijk: malafide handel, seriële krotverhuur en jongerenoverlast. Zowel de stad, het parket als de politie hebben reeds extra personele en budgettaire engagementen opgenomen. Er komt een SAMEN-team binnen de politiediensten en een SAMEN-aanspreekpunt binnen het parket. Dat is vergelijkbaar met Mechelen. Om de pregerechtelijke werking op zeer korte termijn slagkracht te geven, wordt een casusregisseur aangeworven. Daartoe ken ik nog dit jaar een subsidie toe aan de stad. De voorbereiding is lopende.
Het derde is het project Neteland. Dat gaat over de gemeenten Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Olen en Vorselaar. De gerechtelijke fase is in de gehele politiezone Neteland recent op 1 september 2021 gestart. Er is één SAMEN-magistraat die de dossiers afhandelt. Er is ook reeds binnen de politie een SAMEN-team opgericht met twee voltijdse inspecteurs. Daarnaast zijn er twee maatschappelijke assistenten binnen de dienst Jeugd en Gezin aangesteld op het SAMEN-project. De voorbereiding van het pregerechtelijke luik is eveneens lopende. Ook hier wordt binnenkort een casusregisseur aangesteld, waarvoor ik op zeer korte termijn een subsidie zal toekennen. Je ziet dus overal dezelfde structuur. Mechelen loopt wat voorop, Antwerpen en Neteland zitten in volle opstartfase.
Wat zijn de eerste ervaringen met de resultaten? Ik moet me daarbij vooral beperken tot de inzichten uit het Mechelse project, gegeven de stand van zaken van de andere twee projecten. Van de procureur des konings de heer Franky De Keyzer hoor ik positieve signalen. Hij meldt onder meer dat de samenwerking tussen het justitiehuis, het politionele SAMEN-team en het openbaar ministerie bijzonder constructief verlopen. De eerste beperkte resultaten tonen dat de doorlooptijden korter zijn en dat verdachten en slachtoffers dus een snellere respons krijgen. Op dit ogenblik is het nog te voorbarig om de effectiviteit in globale zin te beoordelen, alsook de impact op eventuele recidive. Daar hebben we meer tijd en een langer tijdsbestek voor nodig. De verdienste van dit project is evenwel dat dit wordt opgevolgd.
Wat betreft het pregerechtelijke luik en de eerder vermelde twaalf aangemelde dossiers stak ik mijn licht op bij de stad Mechelen. Die vertelde mij dat voor elk van de jongeren een plan van aanpak volledig op maat werd opgemaakt. Deze jongeren zullen begeleid worden door de partnerorganisaties, waarbij de casusregisseur het overzicht behoudt en zorgt voor afstemming en opvolging.
Er zijn ook aandachtspunten. Zo vormt het beroepsgeheim soms een rem op de ketensamenwerking. Maar op dit vlak is er een protocol 458ter, dat u kent en weet te citeren, met het parket opgesteld en goedgekeurd. Dat betekent dat dossiers onder het gedeeld beroepsgeheim behandeld kunnen worden en dat de politie ook zonder toestemming van de betrokkene een dossier kan doorsturen, weliswaar met kennisgeving. Er vindt ook heel wat intervisie plaats tussen de verschillende projecten. Dat leidt tot een boeiende kennisdeling en inzicht in de andere accenten en klemtonen tussen de projecten. Bijvoorbeeld: in Mechelen wordt gefocust op de 18- tot 25-jarigen, in Antwerpen omvat de aanpak ook minderjarigen. Dat laatste vraagt een meer gezinsgericht werken. Vanuit die kennisdeling wordt nu ook voor het Mechelse project een uitbreiding van de doelgroep naar de 16-plussers overwogen, zeker omdat ze op de transitie zitten tussen minderjarigheid en meerderjarigheid.
Wat de continuïteit en de financiering betreft, gaan we naar drie proefprojecten in het arrondissement Antwerpen. Een tussentijdse evaluatie wijst op positieve inzichten. De aanpak lijkt dus beloftevol, maar we kunnen nu nog geen definitieve conclusies trekken. De proefprojecten lopen drie jaar en worden ook academisch opgevolgd door de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Er is dus heel wat kennisdeling en intervisie, wat belangrijk is wanneer we later willen uitrollen of bijsturen.
Zonder twijfel zullen we de komende jaren de uitwerking en effecten van de pilootprojecten goed in kaart kunnen brengen. Die evaluatie hebben we ook nodig. Ook collega Demir heeft daarop gewezen in antwoord op een vraag van u.
Het engagement ten aanzien van deze projecten is op politiek niveau groot. Mijn collega’s Beke en Demir zetten zich daar ook hard voor in. Dat sterkt mij in de overtuiging dat we daar ook, na de proefperiode en eenmaal de evaluatie achter de rug is, een structureel vervolg van kunnen maken, eventueel bijgestuurd.
We zijn nu volop aan het uitrollen. Voor een evaluatie is het nog iets te vroeg maar de eerste signalen zijn beloftevol. Ik hoop dat we dit structureel kunnen uitrollen tijdens de volgende jaren.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw positief antwoord. Ik voel positiviteit in uw antwoord, al zijn de drie projecten misschien nog vrij jong. Er is verwezen naar het project M in de provincie Limburg, dat thans is uitgerold over verschillende politiezones. In essentie hebben ze allemaal hetzelfde doel, namelijk de integrale benadering vanuit het casusoverleg. Het gaat dus over de verschillende disciplines, waaronder de component hulpverlening, justitie en politie.
Ik benadruk in het lik-op-stukverhaal ook de snelheid van afhandeling. We zien vandaag een doorlooptijd van dertig dagen in die dossiers waarin volgens die welbepaalde methodiek wordt gewerkt. Ik voel heel goed dat daar potentie is, dat daar een blauwdruk kan liggen voor een echt lokaal integraal veiligheidsbeleid. Het casusoverleg is ons en ook u bekend vanuit de lokale integrale veiligheidscellen. Daar stuit men op die problematiek over wat hier net is aangehaald. Ook op het beroepsgeheim worden antwoorden geboden. Ik geloof daar dus heel sterk in. Wanneer men dit soort van werking uitlegt aan de gewone Vlamingen, dan vragen zij zich af of niet iedereen zo werkt bij de aanpak van criminaliteit en waarom dit proefondervindelijk moet worden geprobeerd in Vlaanderen, terwijl dit soort van beleid volgens mij het beste antwoord biedt op het voorkomen van het verder afglijden naar criminaliteit.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik noteer dat u die evaluatie positief tegemoet ziet. In Antwerpen en Mechelen is het weliswaar nog wat te vroeg. Maar ik denk dat de multidisciplinaire benadering van de lokale integrale veiligheidscellen de enige juiste weg is om in te slaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.