Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over de berekening van de organisatiegebonden punten. Zoals u weet hebben we daar in deze regeerperiode naar gekeken, om die beter en efficiënter in te zetten. Ik denk dat dat een goede zaak is, maar er is misschien toch iets dat de efficiëntie van die organisatiegebonden punten aantast. Dat is het feit dat die berekend worden op basis van de organisatiegebonden kosten van de twee voorafgaande jaren. Het gaat, voor alle duidelijkheid, over organisatiegebonden kosten voor cashbudgetten in het kader van de steun voor mensen met een beperking.
Het feit dat die organisatiegebonden kosten berekend worden op basis van de twee voorafgaande kalenderjaren heeft een aantal nadelige effecten.
Onder andere is het zo, dat een vergunde zorgaanbieder die op het einde van het jaar zijn activiteiten opstart, de twee volgende jaren veel minder organisatiegebonden kosten zal ontvangen – of vergoed zal worden voor organisatiegebonden kosten via de budgetten – dan een vergunde zorgaanbieder die opstart op 1 januari van het volgend jaar. Dat komt doordat er teruggerekend wordt tot twee jaar voordien. Dat impliceert dat vergunde zorgaanbieders financieel gestimuleerd worden om zo laat mogelijk op te starten, wat gezien de noden in de sector, natuurlijk niet de bedoeling is.
Een tweede effect is dat, wanneer een budgethouder – iemand die recht heeft op die steun – beslist om over te stappen van een vergunde zorgaanbieder naar een niet-vergunde zorgaanbieder, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) dan twee keer moet betalen voor die organisatiegebonden kosten: eenmaal aan de vergunde zorgaanbieder waarvan de persoon vertrekt, en een keer aan de persoon zelf, die zijn zorg dan gaat inkopen bij een niet-vergunde zorgaanbieder.
Ik hoop dat ik dit een beetje duidelijk heb weergegeven. Het is niet echt praktisch dat die berekening op zich wordt gebaseerd op de kosten van de twee voorafgaande jaren. Het zou veel logischer en veel efficiënter zijn als die kosten gewoon berekend worden op het jaar waarop het persoonsvolgend budget betrekking heeft. Op die manier moet geen tijd en geld verspild worden met afrekeningen, maar krijgt elke zorgaanbieder de organisatiegebonden punten waar hij of zij recht op heeft.
Waarom is dat belangrijk? Wel, omdat we er net in deze regeerperiode naar kijken om die organisatiegebonden punten efficiënter te maken. In veel gevallen zal dat ook betekenen dat het met minder organisatiegebonden kosten kan. Maar het is dan natuurlijk wel goed dat de organisatiegebonden punten die worden toegekend, ook zo efficiënt mogelijk worden besteed.
Gezien deze feiten, vernam ik graag of u dit eventueel wilt bekijken en een aanpassing wilt doen om de berekening van die organisatiegebonden kosten te herzien, zodat die niet meer twee jaar terugrekent?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de regelgeving voorziet inderdaad dat de organisatiegebonden kosten worden toegekend op basis van de twee voorgaande jaren. Voor startende zorgaanbieders geldt deze regeling in het eerste jaar van de opstart niet. Zij ontvangen organisatiegebonden kosten op het aantal ingezette personeelspunten, of de cashbesteding in dat jaar zelf. In het tweede jaar vallen zij onder de gewone regeling. Deze opstartregeling brengt inderdaad mee dat als een organisatie laat in het jaar start, er in het tweede jaar beduidend minder organisatiegebonden kosten worden toegekend dan bij een organisatie die in het begin van het jaar start, ongeacht de besteding in cash of een voucher. Ik zal aan het VAPH vragen om na te gaan of, en hoe, de opstartregeling verder verfijnd zou kunnen worden. Eventuele voorstellen zal ik dan op basis van niet-terugkoppeling aan de Vlaamse Regering voorleggen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Hartelijk bedankt om dit te bekijken. Ik wil misschien ook even de bredere context schetsen, want dit lijkt misschien iets technisch, maar als het gaat over steun voor mensen met een beperking, zijn er vele honderden technische zaken die toch een groot verschil kunnen maken.
We hebben nu, in deze legislatuur, 270 miljoen euro extra budgetten voor mensen met een beperking. Dat is een heel groot bedrag. We gaan nu bekijken hoe we daar zoveel mogelijk mensen mee kunnen helpen. En dat wil ook zeggen dat je dat budget zo efficiënt mogelijk besteedt. En die organisatiegebonden kosten zijn daar een onderdeel van. Het is misschien niet het grootste onderdeel – er zijn andere zaken zoals het analyseren van prioriteitengroep 2 of 3, et cetera – maar het is toch ook niet onbelangrijk, als je weet dat die voorheen toch een aanzienlijk deel van de budgetten uitmaakten.
Als we daar gaan naar een efficiëntere besteding, wat het voornemen is van deze legislatuur, dan denk ik dat het een goede zaak is dat we die berekening op dat vlak ook aanpassen. Ik ben dus zeer blij dat u dat wilt meenemen. Ik zou verheugd zijn mocht het ook tot resultaten leiden, maar dat zullen we dan in de verdere opvolging zien.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik wil mij graag aansluiten bij de vraag van de collega, omdat wij in het verleden vooral gesproken hebben over besparingsmaatregelen bij de organisatiegebonden kosten. En in dat kader ben ik de infonota van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) van 14 januari 2020 met nummer INF/19/79 tegengekomen, en ik wil u daar toch vier zinnen uit voorlezen. “Het VAPH start nog in het eerste kwartaal 2020 gesprekken op met de vergunde zorgaanbieders om een aangepast organisatiegebonden financieringsmodel uit te werken met linken naar kwaliteitsindicatoren op vlak van kwaliteit, innovatie en efficiëntie. Het nieuwe model dient de zorgaanbieders de nodige flexibiliteit te garanderen, aan te zetten tot sociaal ondernemerschap en hen er ook voor te belonen.”
Minister, u hebt daarjuist gerefereerd aan een vraag die u aan het VAPH zult stellen. Wilt u hun ook vragen hoever zij staan met dit rapport?
Minister Beke heeft het woord.
Dat zal ik doen.
Maurits Vande Reyde heeft het woord.
Ik ga even in op wat collega De Martelaer zei, want dat is een zeer interessante opmerking. Die oefening is inderdaad lopende. Ik denk wel dat we dat niet als een besparingsmaatregel ‘as such’ mogen zien. Ik denk dat het hier gaat over hoe we zoveel mogelijk mensen kunnen helpen met de budgetten die voorhanden zijn. Ik denk dat dat toch een gemeenschappelijk doel is voor ons allemaal.
Wat die organisatiegebonden punten betreft: ik denk dat we allemaal weten dat er in de sector nu heel veel verscheidenheid is op het vlak van vergunde en niet-vergunde zorgaanbieders. En die hervorming is, zoals u eigenlijk letterlijk hebt voorgelezen, erop gericht om te kijken hoe we naar de meest efficiënte besteding kunnen gaan, en hoe organisaties zich daar ook in kunnen aanpassen en verbeteren, om zich op die nieuwe leest te schoeien.
Ik denk dat dat niet zozeer een besparing maar wel een hervorming is naar het meer efficiënt inzetten van budgetten. En daar ben ik alleszins nog steeds een groot voorstander van.
De vraag om uitleg is afgehandeld.