Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dit is een vraag die ik aanvankelijk gericht had aan uw collega Crevits, maar die doorverwezen werd naar deze commissie.
Het gaat over arbeidsmatige activiteiten (AMA) die onbezoldigde bezigheden zijn voor mensen tussen 18 en 65 jaar voor wie betaalde beroepsarbeid op middellange termijn niet, nog niet of niet meer mogelijk is door een of meer belemmeringen van medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale aard (MMPPS). Mensen die aan AMA doen, zoeken samen met een erkende AMA-begeleider een passende werkpost waar ze taken kunnen uitvoeren die aansluiten bij hun interesses en mogelijkheden. Dat kunnen heel uiteenlopende zaken zijn: keukenhulp, huishoudelijke taken, groenonderhoud, semi-industriële activiteiten, administratie en zo veel meer.
HIVA, het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving van de KU Leuven, heeft nu onderzoek gedaan naar hoe de huidige populatie die AMA verricht, eruitziet en welke verbeterpunten er zijn. Ze komen daarbij tot de conclusie dat AMA een goed initiatief is met een duidelijke meerwaarde. Arbeidsmatige activiteiten bieden een houvast voor personen met een psychische kwetsbaarheid en kunnen zelfs een verschil maken tussen heropname of niet. In het HIVA-onderzoek worden heel wat positieve effecten voor een diverse doelgroep belicht. AMA biedt een zinvolle dagbesteding die zich onderscheidt van vrijwilligerswerk of een hobby, en de medewerkers kunnen zichzelf blijven ontplooien en nieuwe zaken leren. En natuurlijk is ook het sociaal contact een positief effect.
AMA kan in verschillende soorten werkplaatsen aangeboden worden, maar toch valt het op dat AMA vooral in de non-profitsector voorkomt. En hoewel doorstroom naar de arbeidsmarkt kan, is het geen doel op zich. Voor doorstroom richting betaalde arbeid in de profitsector vinden coördinatoren het momenteel moeilijk om de brug te slaan naar de profitsector. Eenmanszaken zouden namelijk ook interessante werkplaatsen kunnen zijn.
Het onderzoek geeft verder nog aan dat coördinatoren een goed netwerk en overzicht hebben van potentiële werkplaatsen. De kans om een werkplaats op maat te vinden van een AMA-werknemer neemt daardoor toe.
Maar er is volgens het werkveld nood aan meer externe werkplaatsen. De onderzoekers vragen dan ook om meer in te zetten op bekendmaking bij organisaties en bedrijven en gehoor te geven aan de vraag uit het werkveld naar administratieve vereenvoudiging en informatieverstrekking. Tot slot suggereren de onderzoekers om de huidige leeftijdsgrens tot 65 jaar op te trekken.
Volgens de onderzoekers zou de overheid een rol kunnen spelen in het creëren van een platform om kennis en expertise te delen tussen erkende AMA-begeleiders. Bent u dezelfde mening toegedaan, minister? Hoe ziet u deze rol voor de overheid?
Hebt u ondertussen al deze signalen voor administratieve vereenvoudiging ontvangen? Hoe wilt u die oproep beantwoorden?
Uit dit onderzoek blijkt dat slechts een minderheid van de huidige AMA-medewerkers zelf contact heeft opgenomen met een erkend AMA-begeleider en dat de huidige populatie AMA-medewerkers ook mensen zijn die vroeger via een andere vorm van subsidiëring werden begeleid. Er is dus vooral nood aan meer bekendmaking voor werkgever en werknemer.
Minister, hoe wilt u inzetten op die bekendmaking bij potentiële werknemers? Welke acties zult u ondernemen om meer externe werkplaatsen warm te maken om zich als werkplaats aan te bieden? Ligt hierbij een specifieke focus voor werkplaatsen in de profitsector? Zullen de coördinatoren, gezien hun brede netwerk, betrokken worden bij het in kaart brengen van potentiële werkplaatsen?
Minister, hoe kijkt u ten slotte naar de huidige leeftijdsgrens van 65 jaar en naar de vraag van de onderzoekers om deze te verhogen?
Minister Beke heeft het woord.
Heel wat mensen willen een job, maar slagen daar vanwege medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale redenen niet in. Daarom zijn er arbeidsmatige activiteiten, de zogenaamde AMA’s. Die helpen deze mensen aan een zinvolle dagbesteding, bieden hun de kans zich te ontplooien op een werkplek, en kunnen een opstap zijn naar betaald werk. Dat blijkt ook uit het onderzoek van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) uitgevoerd door het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) van de KU Leuven. Over het algemeen is het evaluatierapport van HIVA zeer positief over deze maatregel.
Sommige mensen hebben een werk- of zorgproblematiek die zo groot is dat ze op korte of middellange termijn niet betaald aan de slag kunnen. Door middel van AMA’s steken ze op vrijwillige basis een handje toe in bijvoorbeeld supermarkten, scholen, bibliotheken, boerderijen of welzijns- en zorgvoorzieningen enzovoort. Onder begeleiding helpen ze met administratie, toezicht, huishoudelijke activiteiten, klusjes of andere taken die aansluiten bij hun interesses en hun mogelijkheden.
Het creëren van een platform om kennis en expertise te delen tussen erkende AMA-begeleiders is een van de aanbevelingen in het rapport. Kennisdeling is belangrijk, en gebeurt vandaag al, bijvoorbeeld door de werkgeversfederaties.
Het onderzoek van HIVA werd geïnitieerd in het kader van een bredere herziening van het decreet Werk- en Zorgtrajecten en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten, die samen met mijn collega-minister bevoegd voor het werk en de sociale economie werden genomen.
Wat AMA betreft – ik noem het AMA-welzijn – neem ik op basis van het onderzoek en feedback van de stakeholders zeker de vraag naar administratieve vereenvoudiging mee. Het gaat om een aantal kleinere ingrepen. Zo wil ik suggereren om in de toekomst te werken met één standaardovereenkomst in plaats van zelf op te stellen overeenkomsten. Een aantal van de administratieve lasten zijn er ook vanwege de federale wetgeving, die niet aangepast is aan het vernieuwende aanbod. Samen met mijn collega Crevits knoop ik daarover het gesprek aan met de federale collega’s.
Ik wil nog even benadrukken dat het bij AMA-welzijn niet gaat om werknemers. Het gaat om onbezoldigde activiteiten van mensen die geen arbeidsovereenkomst hebben. We spreken over deelnemers.
Daarnaast benadruk ik dat AMA-welzijn gericht is op een doelgroep in een kwetsbare situatie. Het is niet onlogisch dat veel mensen in AMA-welzijn terechtkomen omdat een hulpverlener aangeeft dat dit voor hen een goed aanbod zou zijn. Dat is op zich geen probleem, wel integendeel.
Het blijft wel belangrijk dat we meer werkgevers kunnen overtuigen om als werkpost te fungeren. Meer werkposten betekent een grotere kans op een buurtgericht, inclusief aanbod. En we moeten daarbij de blik richten op én de social profit, én de profit, én de publieke sector. Ik zal daarom de kaart van de bekendmaking blijven trekken en werkgevers meer en beter informeren. Ik ga daarover met de werkgeversfederaties in gesprek.
De betrokkenheid van de coördinatoren in het in kaart brengen van potentiële werkplaatsen lijkt me een zinvolle piste. Ik bekijk inderdaad of we die, ook in de geactualiseerde regelgeving, een plaats kunnen geven.
Voor mensen die een betaalde job uitoefenen, stopt het werk als ze de pensioenleeftijd bereikt hebben; voor mensen in AMA-welzijn stoppen dan ook de arbeidsmatige activiteiten. Dat is de reden waarom deze leeftijdsgrens wordt opgelegd en waarom we deze grens ook willen behouden.
Omdat de pensioenleeftijd de komende tien jaar zal stijgen, zullen we de formulering daarrond in het vernieuwde regelgevende kader ook vervangen en aanpassen, en het absolute getal 65 vervangen door ‘de wettelijke pensioenleeftijd, bepaald door de geldende pensioenregelgeving’.
Ik begrijp natuurlijk wel wat de achterliggende reden van de aanbeveling in het onderzoek is: we willen niet dat deelnemers van AMA in een zwart gat vallen eenmaal de arbeidsmatige activiteiten stoppen. Maar het is de taak van de erkende begeleider om het einde van zo’n AMA tijdig te bespreken en samen met de deelnemer na te gaan welke bezigheden er zijn die ook na de pensioenleeftijd nog mogelijk zijn.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden, minister. Het waren toch wel positieve antwoorden, als ik het zo hoor. Het zijn zaken die ook op het terrein leven. Gisteren had ik toevallig nog een gesprek met een maatwerkbedrijf dat zeer enthousiast was over AMA Werk en Sociale Economie en AMA Welzijn. Dat wilde ik toch alvast meegeven.
Het is goed dat er ingezet wordt op die kennisgeving, en het is goed dat de leeftijdsgrens toch afgestemd wordt op de wettelijke pensioenleeftijd. Dan gaat dat toch al iets omhoog, denk ik dan. Maar u benoemt het goed, minister. Blijkbaar is het toch zo dat, zodra die mensen de pensioenleeftijd bereiken, ze ook echt in een zwart gat vallen. Ik denk dat we daar toch blijvend aandacht voor moeten hebben en dat we dat moeten opvolgen. Want daar zit toch nog een kloof bij de opvolging na AMA, zodra men niet meer in aanmerking komt.
Rond de administratieve vereenvoudiging is het goed dat er met één standaardovereenkomst wordt gewerkt. Ik verwijs ook nog graag even naar de federale wetgeving rond de Déclaration Immédiate/Onmiddellijke Aangifte (Dimona). Want blijkbaar vraagt men ook vanuit het werkveld om de Dimona-aangifte af te schaffen. Men zou liever de mensen een vrijwilligerscontract geven, zodat men dan geen bijkomende aangiften meer moet doen. Aangezien AMA inderdaad onbetaald is zou dat eigenlijk moeten kunnen wegvallen. Daar hopen we dus dat dat ook geregeld kan worden.
Het is in elk geval zeer duidelijk dat het inzetten op de arbeidsmatige activiteiten voor zeer kwetsbare mensen een belangrijk issue is. Ik hoop dat we de zaken die u aangeeft, ook op korte termijn gerealiseerd kunt zien. Bedankt.
Zowel collega Verheyen als collega Claes van mijn fractie heeft daar in het verleden ook al vragen over gesteld. Nu, dat rapport van HIVA is inderdaad een interessant rapport. Collega Vandromme gaf dat ook aan. Maar dat kadert ook in de aangekondigde evaluatie van de werk-zorgtrajecten in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Minister, uw collega Crevits heeft aan collega Claes geantwoord dat u bezig bent met die evaluatie. U ging er daarnet al even op in. Mijn vraag is of dat rapport van HIVA al meegenomen is in die evaluatie. Of is die timing daar niet direct van toepassing? En zult u dat rapport ook meenemen in die evaluatie?
Minister Beke heeft het woord.
Zoals gezegd is het rapport dat we hier besproken hebben, een belangrijk rapport. Er zitten daar toch een aantal belangrijke dingen in. En als ik mij niet vergis is dat wel een element dat meegenomen wordt in het geheel.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dat was voldoende voor mij.
De vraag om uitleg is afgehandeld.