Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, dit is misschien wel iets dat we onze studenten achteraan in de zaal moeten voorleggen, namelijk hoe ze zelf hun speelplaats zouden willen herinrichten, zodat het zowel voor hun welzijn als voor hun fysieke ontwikkeling goed is. Want dat is net de vraag die ik hier vandaag ook wil stellen.
Speelplaatsen van scholen zijn een gedroomde speelplek voor onze kinderen. Ook voor de mensen uit de buurt kan het een fijne ontmoetingsplek zijn. Zeker in de stad, waar de druk op open ruimte en speelruimte vaak bijzonder hoog is, maar ook in een dorp, waar er al heel wat druk op open ruimte en speelruimte is, kunnen speelplaatsen en bij uitbreiding schoolinfrastructuur een grote meerwaarde betekenen voor de plaatselijke samenleving. Maar jammer genoeg gaat de schoolpoort na de schooluren vaak op slot. En dat is bijzonder jammer.
De Ambrassade organiseerde afgelopen dinsdag nog een studiedag met als thema ‘Speelplaats met toekomst’. In Klasse las ik een interview met Peter Bosschaert waarin een pleidooi wordt gehouden om de schoolpoort open te zetten voor de buurt.
Uit een schriftelijke vraag van eerder dit jaar bleek dat er al een hele weg is afgelegd om te komen tot een maximaal buitenschools gebruik van schoolinfrastructuur: 57,35 procent van alle Vlaamse basisscholen stelt zijn schoolinfrastructuur nu al ter beschikking voor buitenschools gebruik. Voor secundaire scholen ligt het Vlaamse gemiddelde op 74,4 procent. Vanuit de federale overheid faciliteert men alvast het ook na de schooluren gebruiken van schoolgebouwen. Minister Van Peteghem liet onlangs nog weten dat hij een soepele toepassing van de wet hanteert voor de bouw en verhuur van schoolgebouwen. Het verlaagde btw-tarief van 6 procent blijft gelden, ook als schoolgebouwen maximaal worden ingezet tijdens schoolvakanties, weekends en avonden. Vanmorgen hoorden we daar nog bezorgdheden over bij het gemeenschapsonderwijs, maar ik vermoed dat dat opgelost is.
Minister, rond deze thematiek heb ik de volgende vragen voor u. Hoe zult u de scholen ondersteunen om hun speelplaats, en bij uitbreiding hun lokalen, buiten de schooluren ter beschikking te stellen? Hoe zult u de goede praktijken inzake gedeeld gebruik van schoolgebouwen en speelplaatsen beter bekendmaken bij de scholen en hen stimuleren om hier ook werk van te maken in hun eigen dorp of stad? Gaat u in gesprek met uw collega Somers over hoe scholen vanuit de lokale besturen kunnen worden ondersteund wat deze thematiek betreft?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik hecht wel veel belang aan het stimuleren van het multifunctioneel gebruik van onderwijsinfrastructuur, en dus ook van de speelplaatsen. Als we als samenleving heel veel geld veil hebben voor de onderwijsinfrastructuur, als wij in deze regeerperiode 3 miljard euro investeren in onderwijsinfrastructuur van een zeer gedegen kwaliteit, dan denk ik dat we daar ook wel bepaalde voorwaarden aan mogen verbinden die ten bate zijn van de gemeenschap, in dit geval veelal van de lokale gemeenschap, zodat die nieuwe infrastructuur ook altijd kan worden gebruikt door het verenigingsleven, door volwassenenonderwijs, door avondonderwijs, door allerhande andere activiteiten buiten de schooluren in de week en in het weekend.
Het lijkt me dan ook positief als men ook federaal eenzelfde kader zou willen creëren voor de openstelling van de schoolinfrastructuur, net zoals we dat op Vlaams niveau doen. Zo zorgen we er op Vlaams niveau bijvoorbeeld voor dat er een vrijstelling van onroerende voorheffing is. Daarom heb ik met collega Somers een brief geschreven aan minister Van Peteghem om formeel de bevestiging te krijgen dat het maximaal extra openstellen van schoolinfrastructuur kan blijven genieten van het verlaagde btw-tarief. Ik hoor daar wel goede signalen over, maar ik denk dat we nog geen formele bevestiging hebben gekregen. Ik hoop dat dat dan louter een formaliteit wordt.
In het verlengde van het Masterplan Scholenbouw 2.0 willen we dus ook een principiële verplichting voor de openstelling van schoolinfrastructuur. We maken de openstelling dus principieel verplicht voor de ruimten en gebouwonderdelen die zich in alle redelijkheid tot openstelling kunnen lenen. Dat zal ook altijd wel een zekere appreciatie zijn, want situaties verschillen natuurlijk altijd. Men moet natuurlijk de mogelijkheid creëren om een aparte toegang te maken. Ik kan mij indenken dat dat in sommige stedelijke contexten iets minder voor de hand ligt. We hebben ook steeds benadrukt dat zo’n decretale verplichting er wel pas zou komen als er zekerheid bestaat over het behoud van het verlaagde btw-tarief. De kwestie, heb ik begrepen, is het aandeel van het gebruik – dus het aantal uren, heel eenvoudig gesteld – waarin die infrastructuur zou worden gebruikt voor andere doeleinden dan onderwijs. Op basis daarvan zou men niet langer kunnen genieten van het preferentiële btw-tarief. Daar komt de discussie in grote lijnen op neer.
Daarnaast, los van die discussie, moeten we natuurlijk het multifunctionele gebruik van die schoolinfrastructuur verder stimuleren. We doen dat door diverse acties, die tot doel hebben te informeren en te sensibiliseren. We hebben tips en tricks over de openstelling en het multifunctioneel gebruik van onderwijsinfrastructuur vertaald in een handige folder.
Bij nieuwbouwprojecten moedigen we dat ook aan via de scholenbouwgids. Daarin zijn concrete goede praktijken en voorbeelden te vinden. Die gids is momenteel in ontwikkeling. We stimuleren de scholen heel specifiek om ervoor te zorgen dat hun infrastructuur multifunctioneel kan worden gebruikt.
We stimuleren ook publiek-private samenwerking en het samen investeren met andere investeerders – zowel openbare als private investeerders – en gebruikers, om in functie van de desiderata van bepaalde lokale gebruikers ook de infrastructuur anders in te richten en om te voorzien in een gemeenschappelijke financiering. Het voor de hand liggende voorbeeld is een sporthal, waarbij je ervoor zorgt dat die ook wordt afgestemd op de noden en de verlangens van lokale sportclubs of lokale besturen en dat zij mogelijk kunnen participeren in een financiering.
In het Strategisch Plan 2030 van het gemeenschapsonderwijs wordt werk gemaakt van de continue evolutie van de samenleving. Een school is niet langer alleen dat stenen gebouw, maar maakt ook deel uit van de lokale gemeenschap. In de visie van het gemeenschapsonderwijs is ze in de eerste plaats een dynamische leer- en leefgemeenschap, maar met een open blik op de wereld en op de lokale gemeenschap. Scholen worden aangemoedigd om hun infrastructuur buiten de schooluren ook open te stellen voor de omgeving, zodat onze scholen echte knooppunten zijn waar kinderen, jongeren en volwassenen elkaar ontmoeten om te leren van en met elkaar. Tegelijk vormt de school een spil in een lokaal ecosysteem, met verschillende partners en verschillende spelers.
Waar mogelijk wordt ook bij bouwprojecten rekening gehouden met de bereikbaarheid en toegankelijkheid.
Er wordt ook in overleg met steden en gemeenten bekeken waar een groene omgeving door de school en de buurt gezamenlijk kan worden gebruikt, zodat niet alleen infrastructuur, maar ook open ruimte kan worden gedeeld. We proberen daarbij de praktische bezwaren zo goed mogelijk te ondervangen en vragen ook een aanpassing in denkwijze voor de buurt en de school, onder andere op het vlak van veiligheid, maar daar wordt samen op ingezet.
Tot slot wil ik meegeven dat we met Sport Vlaanderen, vanuit Onderwijs, in 2021 en ook dit jaar projectoproepen hebben gelanceerd voor het openstellen van schoolinfrastructuur en/of speelplaatsen/sportpleinen, naar analogie met eerdere oproepen in de vorige regeerperiode. Voor die oproepen voor het naschoolse openstellen van sport- en bewegingsinfrastructuur is 10 miljoen euro voorzien. We vragen daarbij om de oudere infrastructuur zo aan te passen dat die kan worden opengesteld voor het lokale sportleven, maar evengoed voor jeugdbewegingen en voor de bredere lokale gemeenschappen.
Tot slot is het uiteraard een van de belangrijkste elementen dat we vanuit de Vlaamse Regering een investeringsbeleid voeren voor schoolinfrastructuur. En dat doen we sterk, zowel op reguliere wijze, als via alternatieve financieringen via DBFM-projecten (Design Build Finance Maintain). U kent Scholen van Vlaanderen. Daarmee zijn we ook aan de slag. Via die weg zouden we zo’n 1 miljard euro willen investeren in schoolinfrastructuur.
Ik wil nog meegeven dat we scholen willen stimuleren tot gedeeld gebruik en multifunctionele infrastructuur. We willen goede praktijken op zo verschillend mogelijke manieren communiceren naar scholen. Het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) onderzocht veertien nieuwe projecten van onderwijsinfrastructuur met zo’n multifunctioneel gebruik en heeft op grond daarvan praktische aanbevelingen geformuleerd. Ik had al verwezen naar die handige folder die luidt ‘Word een multifunctionele school tips en tricks’, die, zoals de titel doet vermoeden, tips en tricks bundelt over multifunctionaliteit. We hebben die folder opgenomen in de nieuwsbrief en hij staat ook op de website. Ik kan hem u aanbevelen.
Ook binnen het gemeenschapsonderwijs worden praktijkvoorbeelden over bouwprojecten gedeeld. Onze acties van informeren, sensibiliseren en stimuleren omtrent die doelstelling zijn trouwens niet enkel gericht naar onderwijsinstellingen, maar ook naar lokale besturen en voorzieningen in andere domeinen, zoals welzijn, sport, werk, cultuur en wonen.
Het komt er eigenlijk op aan om te proberen de noden en verlangens samen te brengen en ervoor te zorgen dat men wel attent is: wanneer men kiest voor nieuwe schoolinfrastructuur moet men ook eens de lokale scan doen van wie er vragende partij zou zijn om te participeren, misschien zelfs ook in de financiering. Maar we moeten ervoor zorgen dat de 3 miljard euro die wordt geïnvesteerd in schoolinfrastructuur een groter nut heeft voor de totale Vlaamse gemeenschap dan enkel voor ons onderwijs.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik wil starten met het verwijzen naar een goed voorbeeld, waar ik zelf ben langsgegaan, in het Sint-Amandscollege in de mooie stad Kortrijk. Iemand daar wees mij de weg naar zijn mooie school, waar een nieuwe speelplaats werd gerealiseerd. Ik wil de taakbelasting van de directeurs niet verhogen, maar het was in elk geval een zeer goed voorbeeld. Ik kreeg daar een mooie rondleiding van de directeur.
Die mooie voorbeelden zijn zeer inspirerend voor heel wat andere mensen. Want je voelt dat heel veel schoolbesturen, schooldirecteurs, maar ook leerkrachten, toch wat weigerachtig staan ten opzichte van het delen van hun infrastructuur. Al was het maar omdat de emmer al vol is en men zegt: ‘Moeten we dat er nog bijnemen?’
Terwijl – en u haalt dat heel sterk aan, minister, en ik volg dat ook – de middelen die we investeren in scholenbouw niet alleen voor onderwijs maximaal moeten renderen, maar eigenlijk voor de hele samenleving.
U verwees ook naar de ecosystemen. Collega Yalçin stelde daar deze ochtend nog een vraag over ten aanzien van het gemeenschapsonderwijs. Al die zaken bevestigen alleen maar dat we allemaal op dezelfde lijn zitten.
Ik kan u alvast bevestigen dat er een formele beslissing is gekomen van minister Van Peteghem, in antwoord op een vraag van onze CD&V-collega Matheï in de Kamer. Dat werd vorige week of twee weken geleden behandeld. Ik heb dat ook gelezen in een persbericht. Op die manier weet ik dat dat positief werd bevestigd. Maar ik vermoed dat de brief nog onderweg is.
Verder denk ik, minister, dat u de inspiratiegids die dinsdag werd voorgesteld er verder op moet nalezen. U haalt aan dat er wordt samengewerkt met Sport. Ik kan er alleen maar van uitgaan dat, als u het andere petje van minister van Sport op hebt, u ook nadenkt op welke manier u goed kunt samenwerken met de minister van Onderwijs.
Ik zat in een van de panels. En wat ik daar vaak hoorde – en ik kan dat zelf ook onderschrijven – is dat er vraag is naar afstemming van de verschillende projectoproepen. Ik geef een voorbeeld uit mijn eigen stad Poperinge, waar de directeur aan de alarmbel trok en zei dat hij niet wist welke middelen er bestonden om zijn onderwijsinfrastructuur open te stellen voor de rest van de samenleving. Zo had hij nog nooit gehoord van de onthardingsmiddelen die zijn voorzien bij minister Demir, terwijl dat ook iets is waarop men kon intekenen. Misschien moet u de inspiratiegids er dus ook bijnemen, naast alle andere zaken die u aanhaalde. Want daar staan ongelooflijk veel mooie aanbevelingen in.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, mevrouw Vandromme heeft haar vraag ingediend voordat de studiedag had plaatsgevonden en voordat de inspiratiegids was gepubliceerd. Ik was zelf ook aanwezig op die studiedag. Ik zat in het panel over de beleidsaanbevelingen aan de Vlaamse Regering. Dat was bijzonder interessant. Ik heb een vraag ingediend, maar ik vrees dat ik toch zal moeten aansluiten, omdat ik anders volgende week mijn vraag niet zal kunnen stellen.
Maar ik had eigenlijk nog heel veel vragen en ik weet niet of u op alles voorbereid zult zijn, minister. Maar ik zal ze toch stellen. En misschien kunt u er dan op antwoorden.
Ik vroeg mij af of u inderdaad kennis had genomen van die inspiratiegids? Want dat gaat over veel meer dan gedeeld gebruik alleen – dat is één aspect – maar dat gaat ook over die vergroening, over het gezondheidsaspect, speelplaatsen die aanzetten tot bewegen enzovoort.
Hebt u die aanbevelingen bekeken? Welke wilt u ter harte nemen?
Waar denkt u dat er aanpassingen nodig zijn in de regelgeving? Want u hebt al gesproken over dat gedeeld gebruik en dat u daar zult kijken of er decretale aanpassingen moeten gebeuren. Maar wilt u dat bijvoorbeeld ook doen op het vlak van het percentage ontharding? Want dat is natuurlijk heel belangrijk. En nu wordt verharding eigenlijk meer gesubsidieerd dan het ontharden van speelplaatsen. En net voor die waterdoorlatendheid enzovoort lijkt dat tweede belangrijk.
Zijn er aanpassingen nodig in het subsidiemechanisme, om die vergroening en die bewegingsbevordering van speelplaatsen te stimuleren?
En wat we ook zien, is dat lagere scholen zich al vaak bewust zijn van het belang van avontuurlijke, natuurlijke speelplaatsen. Maar voor het secundair onderwijs is dat veel minder het geval. Ik verwijs naar de projectoproep; er waren veel minder secundaire scholen die daaraan deelnamen. Nochtans is ook voor jongeren, eerder dan voor kinderen, een groene omgeving zeer goed voor hun leerprestaties, hun mentaal welzijn enzovoort. Maar daar heb je andere noden en andere vragen. Wilt u ook dat bekijken? En bent u van plan om daar ook ‘best practices’ te verzamelen en die andere aanpak op maat van jongeren te gaan promoten? Op welke manier?
Mijn belangrijkste vraag is of er nog zo’n tweede projectoproep komt, minister, over beleidsdomeinen heen, waar elk beleidsdomein inderdaad wat middelen voorziet, maar die middelen gebundeld worden en men opnieuw een aanvraag kan doen voor het vergroenen van de speelplaats. Bent u dat van plan, eventueel met aangescherpte voorwaarden? En hoe zou dat er dan kunnen uitzien? Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Ja, wat de 'shitload' van vragen betreft die daarna zijn gekomen: die gaan natuurlijk over veel meer dan zuiver multifunctioneel gebruik, die gaan over vergroening, ontharding. Die mag u mij zeker schriftelijk bezorgen. Maar dat zijn zaken die dikwijls eerder van operationele aard zijn, een inspiratiegids voor diegenen die de concrete plannen moeten uittekenen.
Maar ik wilde nog even inpikken op wat collega Vandromme aanhaalde. Waarop we zeker moeten inspelen, zijn de praktische kanttekeningen. Want je hebt enerzijds de infrastructuur. Maar wat vele scholen in de praktijk nog een beetje remt, is dat men praktisch nadenkt over hoe men dat nu zal doen met de openstelling daarvan, hoe men dat georganiseerd krijgt, wie er zal bepalen wie welke uren mag komen. Quid met de deling van de kosten, de verantwoordelijkheid voor de opkuis, de verzekeringstechnische verantwoordelijkheid? Ook die aspecten nemen we allemaal mee. Ook de energiekosten en het delen van de energiekosten: welke verdeelsleutel zul je daarin hanteren?
Daarom is het heel belangrijk dat we die goede praktijkvoorbeelden kunnen uitwisselen en met vaste schema’s kunnen zeggen: hier, dat is ‘off the shelf’, zo organiseert men het daar. Ik heb nu ook goede praktijkvoorbeelden gezien waarbij dat betrekkelijk vlotjes loopt. Ik heb daar heel veel kritische vragen rond gesteld – wat met dit en dat? – en ze hebben op alle vragen wel een antwoord. Er bestond grote tevredenheid over het delen van die infrastructuur.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Collega’, uw vragen zijn zeer interessant. Het kan interessant zijn om dat thema sowieso vast te pakken, ook met De Ambrassade en MOEV, die die inspiratiegids hebben opgesteld, en te vragen of we eventueel zelf mooie voorbeelden kunnen gaan bezoeken.
Wat ik vooral leerde, is dat niet iedereen het warm water hoeft uit te vinden. Zo was er het voorbeeld van Antwerpen waar men het project Sleuteldragers heeft, waar mensen uit de buurt de sleutel van de school hebben en die kunnen openstellen, zodat dat een ontlasting is voor de directeur en de leerkrachten. Daarnaast was er ook het voorbeeld van een soort van contract tussen de gebruikers en de school. Als iedere directeur daar zelf naar op zoek moet gaan en nieuwe reglementen of afspraken moet maken ... Ik denk dat dat zaken zijn die we kunnen delen.
Collega’s, ik stel voor om eens op zoek te gaan naar die goede voorbeelden en het debat hierover verder te voeren.
Dank u wel, mevrouw Vandromme, ik denk dat we vooral op zoek zullen moeten gaan naar data die nog vrij zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.