Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Zoals in alle geledingen van de maatschappij is ook bij de inburgering de digitalisering fors vooruitgegaan door corona.
U hebt ook aangegeven dat hiervoor in het kader van Vlaamse Veerkracht 15 miljoen euro voorzien is door onder andere in te zetten op de verdere uitrol van de Kruispuntbank Inburgering (KBI), een centraal CRM-systeem (customer relationship management), een betere dienstverlening voor de inburgeraars door een betere combinatie van werk en lessen, maar ook op minder administratie voor de docenten en meer tijd voor een individueel traject, wat uiteraard ook de uitdaging zal zijn vanaf 2022.
Ook de inburgeraars en leerkrachten geven aan dat ze bijzonder tevreden zijn over de mogelijkheid om in plaats van alleen klassikale lessen ook digitale lessen te kunnen volgen en geven.
Minister, wat zal er precies met deze extra middelen gebeuren? Hoe zal de dienstverlening versterkt worden? Welke conclusies hebt u al getrokken uit de reeds opgestarte oefeningen, evaluaties en onderzoeken?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Partyka, voor de vragen.
Het is inderdaad zo dat wij een grote bevraging hebben gedaan van onze inburgeraars. Daar hebben in totaal 4866 mensen aan deelgenomen. De algemene tevredenheid lag op 98 procent, wat toch wel extreem hoog is. Ik was er zelf ook wel wat verbaasd over, omdat het toch wel een grote omschakeling is naar dat digitale lesgeven. Er werden verschillende onderdelen getoetst. Heel interessant is de vraag naar welke lesvorm hun voorkeur uitgaat. 44 procent zegt naar de combinatie klassikaal en digitaal, 24 procent kiest alleen voor klassikaal. Drie vierde van de mensen wil dus graag in een digitaal of gedeeltelijk digitaal traject zitten. Dat biedt toch wel perspectieven om nog aan efficiëntie, klantvriendelijkheid en kwaliteit te winnen.
U vraagt welke projecten wij vooral voor ogen hebben. Het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII) werd aangesteld om het strategisch project rond de digitalisering van inburgering te coördineren. Het doet dat ook voor de andere agentschappen.
Binnen dit project worden zes grote werven opgezet. Ten eerste is er de actualisering van de Kruispuntbank Inburgering. De huidige applicatie is verouderd. Ze bestaat al sinds 2013. De actualisering moet een betere gegevensuitwisseling met partners mogelijk maken, alsook een betere monitoring.
Het tweede traject is het opstarten van een digitaal klantenportaal om efficiënter, effectiever en meer klantgericht te kunnen werken.
Ten derde moet men een CRM-platform uitbouwen, waarbij men aan ‘community building en digital marketing’ werkt – we spreken hier binnenkort meer Engels dan Nederlands. Daarmee kunnen de contacten en communicatie met de klanten op een meer professionele manier gebeuren. Dat leidt tot een beter klantenbeheer, betere doelgroepencommunicatie en digitale werving.
Het vierde traject is inzetten op online leren en testen, door onder meer de oprichting van een online leerplatform voor maatschappelijke oriëntatie (MO) en de ontwikkeling van een digitale MO-test. U weet dat wij ook gaan testen.
Ten vijfde is er de digitalisering van de Nederlandse taalverwerving door de optimalisering van het aanbod videotolken, de inzet van vertaaltechnologie en online taaloefenkansen.
Het zesde en laatste traject wil de digitale competenties van de inburgeraar versterken. De digitalisering van publieke diensten en de samenleving heeft een impact op het leven van de inburgeraar. Daarom gaan we inzetten op de digitale vaardigheden van de inburgeraar, bijvoorbeeld door een screening en een kort opleidingstraject.
U vraagt mij welke conclusies er uit de reeds opgestarte oefeningen, evaluaties en onderzoeken is gekomen. Wel, over de tevredenheid heb ik al gesproken. De online lespakketten zijn een win-winsituatie voor inburgeraars en agentschappen. De inburgeraar moet geen verplaatsing maken, en kan het volgen van MO-lessen combineren met andere activiteiten of vormingen. Ten slotte kan het agentschap de lessen MO in talen die minder voorkomen gemakkelijker clusteren. Dat was een groot probleem in het verleden: dat mensen die slechts een beperkt aantal talen spraken, die zeldzaam zijn, soms heel lang op een wachtlijst stonden vooraleer er een voldoende groot klasje bijeen was gevonden om die mensen te doceren over maatschappelijke oriëntatie. Ofwel werd met heel kleine klasjes gewerkt, wat natuurlijk naar kostprijs heel hoog was. Nu kunnen we Vlaanderenbreed clusteren, van De Panne tot Voeren zal ik maar zeggen. Iedereen die een taal spreekt die ik zelfs niet kan uitspreken, laat staan dat ik ze zou kunnen spreken of verstaan, die kunnen we nu digitaal clusteren in één gemeenschappelijke klas.
Uit de coronacrisis bleek ook dat de cursisten inburgering veel voordelen zien in de digitalisering, maar ook dat er een groep is die nood heeft aan een digitale basisopleiding. Daar wordt nu ook in voorzien. Eigenlijk is ook dat een winst die verder gaat dan alleen maar het volgen van de les, mevrouw Partyka, want digitale vaardigheden hebben we in onze samenleving vandaag altijd en overal nodig.
Uw derde vraag was hoe ik de voorkeur van leervorm van cursisten en lesgevers met elkaar ga verzoenen en of het mogelijk zal zijn om zowel digitaal, hybride als fysiek les te volgen. Ja, dat gaat inderdaad zo blijven. Afhankelijk van het profiel en de wensen van de cursist zullen de verschillende lesvormen mogelijk blijven. We moeten blijvend aandacht hebben voor mogelijke beperkingen van bepaalde doelgroepen. Daar mogen we niet blind voor zijn. We zijn dat in het algemeen in onze maatschappij ook niet. Als we bijvoorbeeld spreken over ‘gemeente zonder gemeentehuis’, dan weten we altijd dat dit een slogan is, waarachter nog altijd mensen zullen zitten die nood hebben aan fysieke contacten. Dat gaan we altijd moeten kunnen blijven aanbieden. Dat geldt hier eigenlijk niet anders.
De eerstvolgende uitgebreide evaluatie is gepland voor eind 2022. Uiteraard gebeurt er steeds een permanente evaluatie op individueel vlak. Maar de globale, algemene evaluatie is dus voor eind volgend jaar. Factoren die hierbij aandacht zullen krijgen zijn: klantvriendelijkheid, tevredenheid, efficiëntiewinsten en de duurtijd van het traject.
Ik hoop dat ik daarmee een antwoord heb gegeven op uw belangrijkste vragen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Ik denk dat het, samen met het nieuwe inburgeringstraject, een gamechanger kan zijn. De uitdaging is om aan zoveel mogelijk mensen een zo groot mogelijk aanbod te doen. Ik ben blij om te horen dat er bij de zes werven toch een paar zijn die voor de eindgebruiker echt heel belangrijk zijn. Digitale competenties, online leren, videotolken: als 98 procent van de mensen aangeeft dat ze graag digitaal willen leren, dan is dat een kans om daar ook helemaal op in te zetten. Ik denk dat het ook nieuwe perspectieven geeft: naar de manier van lesgeven en ook naar de inburgering, die je specifieker of uitgebreider kuny maken voor wie dat wil, of elementair, voor wie dat niet wil. Het geeft dus echt wel heel veel opportuniteiten. Ik denk ook dat het de kwaliteit van de inburgering significant kan verhogen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik heb twee heel korte bemerkingen, minister. Uiteraard denken ook wij, van onze kant, dat het een goede zaak is dat er werk gemaakt wordt van de digitalisering. Dat is een zeer goede zaak.
Maar, ten eerste, zien wij dat er relatief veel van het budget gaat naar het programmateam, toch als je het totale budget van dat project bekijkt. Wij hadden toch graag van u een verduidelijking gekregen waarom dat aan de hoge kant ligt.
Ten tweede: het heeft er natuurlijk mee te maken – en het is iets dat bij ons altijd terugkomt, dat weet u ondertussen wel – maar de juridische dienstverlening die het agentschap verleent, dat is een deel van hun takenpakket, maar wij stellen ons daar toch wel grote vragen bij. Het feit dat zij zich bezighouden met federale taken – alles wat te maken heeft met migratiebeleid – dat behoort niet tot het takenpakket van het agentschap, denken wij. Dus, telkens wanneer dit ter sprake komt, brengen wij dit onder uw aandacht.
Minister Somers heeft het woord.
Ik heb een aantal reacties, of bedenkingen.
Eerst en vooral, ik ben het eens met u, mevrouw Partyka, dat dit een echte gamechanger kan zijn, dat dit een heel fundamentele verandering kan zijn in de kwaliteit van ons inburgeringstraject. Ik hoop daar zelfs ook internationale aandacht voor te krijgen. Ik probeer ook een internationaal netwerk uit te bouwen van ministers die bezig zijn, niet zozeer met migratie, maar wel met integratie en samenleven. Migratie is vaak een federale aangelegenheid. Ik heb de gelegenheid gehad om vorige week op bezoek te gaan in Noordrijn-Westfalen. Dat is een deelstaat waarmee we in Vlaanderen goed samenwerken, we hebben binnenkort ook een gemeenschappelijke ministerraad. Dat gaat daar over 18 miljoen mensen, dat is in omvang toch drie keer Vlaanderen. Zij hebben ook heel wat bevoegdheden rond integratie en samenleven in diversiteit. Ik heb er gepraat over ons inburgeringstraject, en er is daar wel veel interesse voor, vooral ook voor het digitale aspect, wat op veel plaatsen toch een nieuwigheid is.
Ten tweede, wat daarin vooral een winst zou kunnen zijn – naast de dingen die u hebt opgesomd zie ik nog een extra winst – is dat je veel meer maatwerk kunt leveren. Vandaag zetten wij mensen in een klas die kortgeschoold tot hooggeschoold zijn, van analfabeet tot prof. Ik overdrijf – nee ik overdrijf eigenlijk niet, want het is de realiteit. Die mensen krijgen allemaal op dezelfde manier maatschappelijke oriëntatie. Ik geef misschien een extreem voorbeeld, maar een professor staatsrecht, die moet leren over de fundamentele gelijkheid, die mag dat toch wel op een ander niveau krijgen. Daar mag je zelfs ook iets meer van verwachten, of je kunt hem iets meer meegeven dan iemand die maar kortgeschoold is en een heel andere begeleiding nodig heeft. Ik geloof dus heel sterk in dat maatwerk.
Dan ga ik naar de vraag van mevrouw Sminate, eerst en vooral wat het programmateam betreft. Er is in het agentschap echt wel nood aan zo’n programmateam, zeker als je die doorgedreven digitalisering wilt. Er is gewoon niet genoeg knowhow en techniciteit in het AgII om dat te doen. Ik zou zelfs graag willen verwijzen naar onze Vlaamse administratie. Daar is de minister-president, zoals u weet, erg met digitalisering begaan, en terecht. Ik vind dat ook een hele grote uitdaging en ik probeer daar ook vanuit de lokale besturen hard aan mee te werken. Het heeft ook voor een stuk te maken met zijn opleiding als informaticus, denk ik. Hij lacht er altijd mee, want dat was in de jaren 80, en dat is het ‘stenen tijdperk’. Maar hij heeft daar toch een focus op gehouden. Maar zelfs daar, in onze Vlaamse administratie, waar de techniciteit wel sterk aanwezig is, hebben we ook nood aan serieuze externe ondersteuning. Binnen het agentschap is die techniciteit eigenlijk niet aanwezig. Wij moeten zeker tot eind 2023 op zo’n programmateam inzetten. Ik wil van die digitalisering echt een succes maken. Dat maakt dat bij zo’n digitaliseringsprocessen vaak – dat is een frustratie – nogal een groot deel van de uitgaven gaat naar de mensen die dat programma moeten dragen en onderstutten. Ik denk dat we dat hier echt op een juiste manier doen. Ik versta het als men daarnaar kijkt. Ik deed dat ook toen ik burgemeester was en ik moest ICT-programma’s invoeren. Dan merkte ik altijd opdat die consultants en die ondersteuning veel geld kosten. Maar zonder een degelijke en duurzame ondersteuning blijf je in de marge foefelen, en hier willen we het echt goed doen. Ik vrees dus dat dat onvermijdelijk is.
Uw tweede opmerking ging over federale bevoegdheden. In het internationaal familierecht, in heel dat regelgevend kader, zijn er ook regels – en daar moeten we blij om zijn – die tot de Vlaamse bevoegdheden en autonomie behoren. Heel dat internationaal rechtskader is niet meer alleen louter federaal. Daar zitten ook hoe langer hoe meer elementen in die bevoegdheden zijn van Vlaanderen, bijvoorbeeld sinds wij verantwoordelijk zijn voor het groeipakket en dergelijke. Wij concentreren ons ook op het ondersteunen van Vlaamse instanties. Ik weet dat u daar waakzaam bent, en dat u vindt dat dat niet te ver moet gaan. Ik vind trouwens ook dat het niet te ver moet gaan. Maar ik vind dat een juridische ondersteuning, die zich richt naar datgene waar we in Vlaanderen mee bezig zijn, ook wel belangrijk blijft.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, ik wens u succes met een snelle uitrol van het hele traject.
De vraag om uitleg is afgehandeld.