Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, we weten allemaal dat er gewerkt wordt aan een nieuwe rechtspositieregeling voor het personeelsbeleid in de lokale besturen. Het stond ook in de beleidsnota.
Ik wilde er nu even op terugkomen, minister, omdat we allemaal lokaal bezig zijn met de begrotingscontroles en de aanpassingen die moeten gebeuren. In het totaalpakket van een begroting vergt het personeel toch wel veel middelen. Dat komt nu op het lokale niveau weer heel actueel ter sprake. Op het terrein – en dan heb ik het over ontmoetingen en besprekingen met collega-burgemeesters in de regio, maar ook in onze politieke familie, merk je toch wel dat het niet makkelijk is om goedgeschoold personeel aan te trekken.
We merken ook lokaal in onze regio een carrouselbeweging van mensen die voortdurend van de ene gemeente naar de andere stad trekken. Het is toch belangrijk dat de lokale besturen een modern hr-beleid kunnen voeren, iets wat u zelf ook voorstaat, minister. We moeten dat op punt stellen, zeker in het postcoronatijdperk, en we zullen op een nieuwe manier gaan werken. Dit kader zal belangrijk zijn om ons als lokale besturen attractief te maken voor goedgeschoold personeel en om het naar onze steden en gemeenten aan te trekken.
Minister, wat is de stand van zaken van de besprekingen? Wanneer denkt u met een kader te kunnen komen? Welke krachtlijnen hanteert u in de totstandkoming van dit nieuwe kader?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Miert, dit is een heel terechte en ook een heel actuele vraag, en dit om drie redenen. U hebt ze eigenlijk al wat opgesomd in uw vraagstelling.
We komen ten eerste uit de coronacrisis. Het zal blijken dat dat toch een duurzame impact heeft op hoe we lokaal met onze organisatie omspringen en hoe we onze lokale administraties uitbouwen.
Ten tweede zit men op dit moment in heel veel gemeente- en stadshuizen te cijferen, te rekenen, te discussiëren, van gedachten te wisselen en na te denken over hoe we onze meerjarenplanningen moeten aanpassen in een eerste postcovidperiode, als ik dat zo mag zeggen. Pas op, we zijn nog niet helemaal vrij van covid, maar mentaal zitten we toch wat in een andere fase. Hoe krijgen we onze begroting op orde? Ik probeer dat vanop afstand ook op het thuisfront goed op te volgen om te kijken dat men daar de juiste beslissingen neemt, maar ik heb een sterke ploeg en ben ervan overtuigd dat ze dat ook zal doen, dit voor het geval dat ze meeluistert.
Een derde element is natuurlijk de krapte op de arbeidsmarkt, en dat is niet te onderschatten. De lokale besturen voelen ook die druk. Er is echt een roep om medewerkers op de arbeidsmarkt, van alle soorten, zowel hooggeschoold, kortgeschoold, whatever.
Dat is eigenlijk een unieke situatie. We hebben dat nog al wel eens meegemaakt, maar niet zo acuut als nu, denk ik. Je voelt dat onze administraties ook moeilijkheden hebben om mensen te vinden. Een modernisering van onze rechtspositieregeling is dus absoluut noodzakelijk.
U moet weten dat de huidige besluiten dateren uit 2007 en 2010. We hebben in ons regeerakkoord en in mijn beleidsnota duidelijke opties genomen. We willen meer ruimte voor de lokale besturen om zelf die rechtspositieregeling in te vullen door voor meer autonomie, een eenvoudiger statuut en een moderner statuut te zorgen.
Voor het zomerreces heb ik dan ook op 16 juli 2021 aan de Vlaamse Regering meegedeeld welke stappen ik reeds ondernomen heb en wat mijn volgende stappen zijn om deze doelstelling uit het regeerakkoord en uit mijn beleidsnota te realiseren.
U vraagt me naar de stand van zaken. Wel, een nieuw besluit schrijven dat de loon- en arbeidsvoorwaarden bevat van de personeelsleden van de lokale besturen wil en kan ik ook niet alleen doen. Daarvoor moet ik het sociaal overleg alle kansen geven. Het sociaal overleg bestaat uit de vertegenwoordigers van de werkgevers – lees de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) – en de sociale partners, de vertegenwoordigers van de personeelsleden.
In de mededeling aan de Vlaamse Regering van 16 juli heb ik duidelijk aangegeven dat ik dit najaar dit sociaal overleg alle kansen wil geven, binnen het Comité C1. De gesprekken zijn momenteel lopende en worden afgerond op het einde van dit jaar. De volgende maanden staan dus in het teken van het informele sociale overleg tussen de partners van het Comité C1.
Met het nieuwe kaderbesluit wil ik begin 2022 naar de Vlaamse Regering voor een eerste principiële goedkeuring. Dat is de procedure die we hebben afgesproken. Ik engageer me om dit nieuwe kaderbesluit in werking te laten treden ten laatste op 1 januari 2023. Ik voorzie een handleiding bij dit nieuwe besluit dat de nodige verduidelijkingen en preciseringen bevat.
Daarnaast zal ik ook een modelvoorbeeld van een lokale rechtspositieregeling opstellen. U bent burgemeester in een centrumstad. Daar heeft men een eigen personeelsdienst die voldoende is uitgebouwd en die eigenlijk in staat is – op z’n minst toch theoretisch – om zelf zo’n lokale rechtspositieregeling concreet te maken, maar het is toch handig om zo’n modelbesluit te hebben waarvan men dan kan afwijken of nog verder of minder ver kan gaan dan het model.
Ten slotte wil ik ook een digitaal platform om de besturen op een moderne en passende wijze te ondersteunen en te informeren.
Dan is er uw vraag naar de krachtlijnen. Ik heb het zelf ook vaak ondervonden, maar ik stel vast dat vandaag een performant en modern personeelsbeleid op tal van hindernissen botst die de zaken moeilijk maken. Vacatures voor knelpuntberoepen raken niet ingevuld, experten kunnen moeilijk worden aangetrokken of de experten die je wel hebt, worden weggekaapt door de private sector.
Als we dat willen verhelpen, moeten we een aantal dingen doen. Eerst en vooral moeten we moderniseren op het vlak van integratie, re-integratie, verloning en hr-beleid, maar we moeten ons ook conformeren aan de huidige Europese regels en een aantal uitspraken van het Hof van Justitie. Ten tweede moeten we vereenvoudigen door onduidelijkheden en struikelblokken weg te werken, maar ook door een heldere taal in het besluit te gebruiken. Ten derde moeten we de mobiliteit vergroten van het personeel in en tussen de overheidsniveaus en ook tussen de private sector en de overheid. Ten vierde moeten we de bestaande verschillen tussen statutaire en contractuele personeelsleden wegwerken. Ten slotte moet er een veel sterkere autonomie voor de lokale besturen komen zodat ze zelf een invulling kunnen geven van en antwoord bieden op de concrete situaties in hun stad of gemeente, of zelfs in hun regio, want er zijn ook regionale verschillen.
Dat zijn eigenlijk de krachtlijnen waarover we nu informeel tot 1 januari met de vakbonden en de VVSG praten. Dan zal er heel concreet een eerste principiële goedkeuring zijn begin 2022 en we zullen ten slotte op 1 januari 2023 landen.
De heer Van Miert heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw heel heldere antwoord op mijn vragen. De tijdstabel die u aangeeft, is heel duidelijk. We kunnen dan al vrij snel de eerste zaken verwachten.
U zegt het zelf en dat ervaren wij ook: de taken die de lokale besturen opgelegd krijgen, worden steeds uitgebreider en ook gespecialiseerder. Langs de andere kant is er de klant, de burger, die mondiger wordt, meer inspraak eist, en ja, ook voor meer klachten zorgt.
Dat zorgt voor een groot spanningsveld. We hebben het vorige week over de schaalvergroting gehad, die in die optiek ook wel belangrijk is om alle taken die een lokale overheid krijgt toebedeeld, tot een goed eind te brengen.
Minister, ik denk dat alles vervat is in de krachtlijnen die u uitzet. Daarnaast zorgt u ook voor de praktische kant. Die handleiding en de modellen die u wilt voorleggen, zijn zeker een vereiste om die kleinere gemeentes heel snel te laten schakelen. Wordt vervolgd volgend jaar en dan zullen wij daar zeker op terugkomen.
Ik had geen extra vragen, voorzitter.
‘Great minds think alike.’
Voilà, het wordt hier elk moment mooier.
De vraag om uitleg is afgehandeld.