Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de laatste weken werd er, zeker wat de federale begroting betreft – die nu blijkbaar ook rond zou zijn –, nogal eens gesproken over het Europese Stabiliteitspact. Ook u hebt de laatste weken heel duidelijk gesteld – we weten dat trouwens zeer zeker van u – dat de orthodoxe Europese begrotingsregels zo snel mogelijk weer zouden moeten worden geactiveerd. Dat staat deels in contrast met het eigen begrotingsbeleid van Vlaanderen waarbij een begrotingsdoelstelling wordt gehanteerd met uitsluiting van de Oosterweelwerken en de zelf gefinancierde investeringen in het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, onder andere met uitsluiting van bepaalde productieve investeringen. Bovendien verdedigde uw partijgenoot – maar ik ben het ermee eens dat we hier geen vragen mogen stellen over de politiek of over een politieke partij – en voormalig minister van Financiën Johan Van Overtveldt in de vorige legislatuur een aanpassing van die orthodoxe regels, onder andere door het uitsluiten van netto-investeringen uit het begrotingssaldo.
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) becijferde bij het aantreden van uw regering dat 3 tot 12 miljard euro publieke middelen voor bijkomende publieke klimaatinvesteringen per jaar tot 2030 nodig zouden zijn, afhankelijk van de keuzes van de regering, om de op dat ogenblik geldende Vlaamse klimaatdoelstellingen te realiseren tegen 2030. De Vlaamse Regering zei bij het begin van deze legislatuur de totale investeringsmassa met 1,65 miljard euro te verhogen. Gemiddeld is dit 330 miljoen euro per jaar, om dit in verhouding te zetten. Ongetwijfeld zullen de tijdelijke bijkomende investeringen in het kader van het relanceplan een beperkt deel van de inspanning invullen. Na deze legislatuur vallen deze budgetten wederom weg. Deze vaststellingen impliceren dat het grootste deel van de inspanning voor ons ligt.
Minister, ik zou graag uw standpunt en dat van de Vlaamse Regering kennen – dus niet uw individuele standpunt. Hoe staat de Vlaamse Regering tegenover de voorstellen om investeringen te stimuleren in het kader van de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact, zoals het uitsluiten van productieve groene investeringen, of het algemene uitsluiten van productieve netto-investeringen uit het saldo, naar analogie met een federale ex-collega van u, zoals ik daarnet heb aangehaald, wat neerkomt op het formuleren van een begrotingsdoelstelling in termen van lopende uitgaven en inkomsten?
Ziet de Vlaamse Regering het expansiever, met andere woorden: pleit de Vlaamse Regering ervoor om naar analogie met haar begrotingswerk bruto productieve investeringen, zoals Oosterweel en relance, uit het saldo uit te sluiten of sluit ze zich aan bij SERV-adviezen hieromtrent, waarin gepleit wordt om een beperkte lijst van cruciale productieve investeringen met een duidelijk financieel terugverdienmodel uit te sluiten van de begrotingsdoelstelling?
Zal de Vlaamse Regering de noodzakelijke klimaatinvesteringen uitvoeren? Hoe ziet u de financiering van een dergelijke investeringsmassa in het kader van de huidige begrotingsregels en het huidige begrotingstraject?
Aanvullend op de drie vragen wil ik nog zeggen dat ik bepaalde federale excellenties in de wandelgangen hoor zeggen dat er eventueel zou worden aangedrongen bij de Europese Unie, in het kader van de evoluties daar, dat er minder stringent zou worden omgesprongen met dat Europese Stabiliteitspact. Wat is daar de houding van de Vlaamse Regering tegenover? Want er zal natuurlijk met een standpunt naar Europa moeten worden gestapt, en niet door elk gewest afzonderlijk.
Ik kijk uit naar uw antwoorden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijjnheer Vandenhove, ik dank u voor uw vraag.
Het wordt afwachten wat de uitkomst is op Europees niveau van eventuele aanpassingen aan het Stabiliteits- en Groeipact.
Het Europese begrotingskader kent nu twee budgettaire kompassen: het structureel vorderingensaldo en de uitgavennorm. Het zou kunnen dat die laatste aan gewicht toeneemt. Binnen de uitgavennorm wordt gewerkt met een voortschrijdend gemiddelde voor de investeringsuitgaven van de overheid. Een bijkomende vraag is of er een bijkomende gedifferentieerde behandeling van overheidsinvesteringen komt.
We denken hierbij dan effectief aan een concept als netto investeringen die buiten het budgettair kompas worden gehouden. De denktank Bruegel stelt, bijvoorbeeld, voor om de netto overheidsinvesteringen enkel in economisch minder gunstige tijden buiten de begrotingsdoelstellingen te houden. Het valt economisch te verantwoorden de netto investeringen buiten de begrotingsdoelstellingen te houden, maar dit veronderstelt een duidelijke afbakening van de overheidsinvesteringen. Dat valt onder ESR7 (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen). Zo wordt de deur niet geopend om heel wat overheidsuitgaven het label ‘investeringen’ te geven. Er moet ook zicht zijn op de orde van grootte van de jaarlijkse afschrijvingen op de bestaande kapitaalvoorraad. Om de bestaande kapitaalvoorraad op peil te houden, maken die afschrijvingen immers deel uit van de lopende uitgaven.
Het voorstel van de SERV sluit aan bij het voorstel van de expertengroep met betrekking tot een blauwdruk voor een uitgavennorm. De investeringen met direct geoormerkte terugverdieneffecten, zoals de Oosterweelverbinding met zijn toekomstige tolinkomsten, worden in de blauwdruk buiten de uitgavennorm gehouden. De investeringsuitgaven zonder directe terugverdieneffecten vallen daarentegen onder de uitgavennorm, maar kunnen onder die uitgavennorm een preferentiële behandeling krijgen. In bijlage 5 bij de blauwdruk is een lijst van dergelijke prioritaire uitgaven opgenomen.
In uitvoering van het Vlaams regeerakkoord wordt deze legislatuur voorzien in 1,65 miljard euro aan bijkomende investeringen in mobiliteit, openbare werken, schoolgebouwen, infrastructuur voor onderzoek en ontwikkeling, culturele infrastructuur, onroerend erfgoed, ziekenhuis- en sportinfrastructuur en digitalisering. Om het economisch en maatschappelijk weefsel te herstellen, injecteert de Vlaamse Regering daarnaast nog eens 4,3 miljard euro in de economie. Daarmee is het relanceplan Vlaamse Veerkracht het meest ambitieuze plan ooit van een Vlaamse Regering. Het plan Vlaamse Veerkracht speelt in op verschillende beleidsdomeinen.
Een van de speerpunten is de groene transitie en meer duurzaamheid. We evolueren naar een koolstofarme economie en samenleving. We zetten onder meer in op renovatie, hernieuwbare energie, Vlaanderen als recyclagehub en met de Blue Deal ook op de strijd tegen de droogte. Daarnaast maken we werk van impulsprogramma’s voor nieuwe duurzame projecten. Vlaanderen is heel ambitieus met betrekking tot de renovatie van gebouwen en woningen. Het is de bedoeling tot 95.000 renovaties per jaar te komen. Daarvoor wordt in 2021 en 2022 437 miljoen euro meer geïnvesteerd. In het licht van de relance zal in 2021 en 2022 50 miljoen euro meer worden ingezet voor groene warmte. Het is de bedoeling met warmtenetten op een grotere schaal te werken. Vlaanderen is koploper met betrekking tot de circulaire economie en we willen daar nog verder op inzetten. Om die reden zal in 2021 en 2022 30 miljoen euro meer worden geïnvesteerd om van Vlaanderen een echte recyclagehub te maken. We zetten vooral in op de innovatie in drie grote sectoren. Het gaat om de recyclage van luiers, asbestafval, kunststoffen en textiel. Dit is natuurlijk zeer ruim. Vlaanderen kent heel wat waterintensieve industrie. Het is dan ook belangrijk op de waterbeschikbaarheid in te zetten, maar ook de industrie zelf bij de oplossingen te betrekken. Om die reden wordt in 2021 en 2022 iets minder dan 0,5 miljard euro in andere beleidsdomeinen geïnvesteerd. Vanaf volgend jaar volgen hiervoor reguliere aanbestedingsprocedures. We zullen impulsprogramma’s ontwikkelen voor nieuwe duurzame projecten. We zetten in op productieve investeringen en er komt een innovatieoffensief ter waarde van 192 miljoen euro voor duurzame oplossingen. We zetten in op bio-economie, waterstofenergie en circulaire economie.
Binnen de huidige begrotingsregels en het huidig begrotingstraject moeten we steeds streven naar een verhoging van de productieve netto overheidsinvesteringen. De investeringen in het klimaat, de duurzaamheid en de innovatie zijn investeringsuitgaven die het economisch groeipotentieel van Vlaanderen versterken en die de welvaart van de toekomst veiligstellen. Aangezien die investeringen zich op lange termijn zullen terugbetalen, kunnen we verantwoorden dat we ze met schulden financieren. De Vlaamse Regering stuurt dan ook een vorderingssaldo op exclusief de uitgaven voor de hoofdwerken aan de Oosterweelverbinding en het relanceplan Vlaamse Veerkracht.
In het huidig en toekomstig begrotingstraject moeten we meer aandacht hebben voor de beheersefficiëntie en de beleidseffectiviteit van onze uitgaven. We moeten de lopende uitgaven kritisch bekijken en er moet een shift naar meer productieve netto overheidsinvesteringen komen. Als minister van Financiën zet ik mijn schouders onder de ontwikkeling van het instrument van de uitgaventoetsing en onder de verdere uitbouw van de bredere evaluatiecultuur. De Brede Heroverweging, de prestatiegeïnformeerde begroting, de uitgaventoetsen en de spending reviews moeten toelaten werkelijk een uitgavenshift te maken.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw gedetailleerde antwoord. Ik zal het eens rustig nalezen, maar ik wil al een korte politieke vraag stellen. Heeft de Federale Regering al stappen gezet, bijvoorbeeld in de richting van het Overlegcomité, met betrekking tot een eventuele aanpassing van het Stabiliteitspact op Europees niveau of tot een aanpassing van de momenteel toegepaste criteria en de regels, zoals u net gedetailleerd hebt uitgelegd?
De heer Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik wil hier zelf ook mijn mening over geven. Wat we niet mogen vergeten, is dat investeringen in eerste instantie de facto bij de schulden terechtkomen. Als we de deur te breed openzetten, vrees ik dat meer en meer investeringen uit de begrotingsdoelstellingen zullen worden gehouden, met als gevolg dat de schuld zal aandikken. Volgens mij is het cruciaal dat er directe inkomsten tegenover staan. In crisissituaties kunnen we daar bewust van afwijken, maar als elke investering van Vlaanderen, Wallonië, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of de Federale Regering uit de begrotingsdoelstellingen wordt gehaald, zullen we volgens mij in een situatie terechtkomen waarin we schulden naar onze kinderen en kleinkinderen overdragen. Ik vrees hier niet zo maar enorm voor. Ten tijde van de vorige Vlaamse Regering zijn discussies over een aanpassing van het Stabiliteits- en Groeipact gevoerd. Toen is gebleken dat er in dit land regio’s zijn die hier veel soepeler mee willen omgaan en die de terugverdienelementen niet in beschouwing nemen. Maar ik vind dat toch wel essentieel, behalve in crisissituaties zoals we nu hebben gekend. Hoewel we dan iets voluntaristischer kunnen zijn, moeten de investeringen de productiviteit en de welvaart verhogen. Strikt genomen zie ik graag een terugverdieneffect voor de investeringen die buiten de doelstellingen worden gehouden.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me hier graag bij aansluiten. Zeker met de uitdagingen die op ons afkomen, groeit een brede consensus dat we moeten aansturen op een zekere herziening van de wijze waarop de overheidsinvesteringen in de Europese begrotingsregels in aanmerking worden genomen. Wat de relance betreft, heeft de Europese infrastructuur, die voor een dynamische economie ook ondersteunend kan werken, een beetje achterstand. De klimaatuitdaging komt er ook aan. Een update is zeker nodig. Eigenlijk passen we dat al toe. De Oosterweelverbinding was daar tijdens de vorige legislatuur een voorbeeld van. De uitdagingen met betrekking tot de klimaatinvesteringen zullen deze problematiek scherpstellen.
Mijnheer Muyters, ik wil ook rekening houden met uw woorden. Duurzaamheid betreft ook een duurzame begroting en een duurzame schuldgraad. Een duurzame begroting betekent dat we juist investeren om onze infrastructuur op punt te stellen voor het welzijn van de mensen en een dynamische economie. We moeten ook de duurzame schuldgraad in het oog houden. Dat zal wellicht bepalen in welke mate we nog budgettaire manoeuvreerruimte hebben om toekomstige crises aan te pakken. We hebben de coronacrisis gehad. Het spreekt voor zich dat overheden van landen of deelstaten die hun rekeningen beter op orde hebben, meer budgettaire ruimte hebben om in crisissituaties bij te stellen en meer maatregelen te nemen. Voor mij zijn een duurzame begroting en een duurzame schuldgraad onderdelen van de discussie over duurzaamheid.
Zoals altijd in het leven ligt het allemaal ergens in het midden. Soms voel ik ook de neiging alle sluizen te laten openzetten. De sluizen staan terecht wat meer open, maar ik pleit ervoor die duurzame schuldgraad in het achterhoofd te houden, vooral om de toekomstige generaties mogelijkheden te bieden. Als ze in grote crisissituaties terechtkomen, hebben ze dan nog voldoende budgettaire ruimte om een tandje bij te steken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Dank u wel, collega Vandenhove, voor de vraag, en minister, voor het uitgebreide antwoord, en ook voor de tussenkomsten van de andere collega’s. Ik denk in alle eerlijkheid dat we niet al te ver van elkaar zitten, alleen is de vraag hoe je kijkt naar bepaalde ingangen in het dossier. Dat Europese stabiliteitsmechanisme staat niet enkel ter discussie bij ons of in Franstalig België, maar er zijn heel wat Europese lidstaten die op dit moment aan Europa duidelijk het signaal geven dat het moeilijk is om bepaalde investeringen binnen de Europese spelregels te doen.
Wat de klimaatinvesteringen betreft, waar collega Vandenhove de vraag over gesteld heeft, zie ik toch ook meer en meer – wat mij goed lijkt – dat de tegenstellingen die men vaak opzoekt tussen langs de ene kant klimaatinvesteringen en langs de andere kant economie, naar elkaar toe aan het groeien zijn. Vanmorgen stond er in De Tijd ook een heel interessant opiniestuk van een econoom die heel duidelijk aangeeft dat, als we die economie van de toekomst – die toekomst ligt echt niet zo ver, daar zijn we vandaag aan bezig – robuust en economisch rendabel willen maken, we ook die klimaatinvesteringen gaan moeten doen. Dat zijn meteen ook economische investeringen. Ik ben het eens met veel van de dingen die gezegd worden, maar we gaan in mijn ogen wel – en jullie maken daar vanuit de Vlaamse Regering bepaalde keuzes in – heel duidelijke keuzes moeten maken. In die zin denk ik dat het een boeiend debat is om te kijken waar die grens ligt, waar de graadmeter ligt. Ik ben ook niet ongevoelig voor het feit dat het zomaar doorschuiven van schulden naar de toekomst mij al te makkelijk lijkt. Maar het mag ons ook niet ontslaan van de verantwoordelijkheid die we hebben om vandaag de stappen te zetten om die economie van de toekomst robuust te maken. In mijn ogen is dat dan vooral klimaatrobuust maken. Die twee gaan voor mij al lang hand in hand.
Ik vind het een boeiende discussie, dus ik hoop dat de commissie samen met de minister daar regelmatig nog eens van gedachten over kan wisselen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Als het gaat over de begrotingsregels, denk ik ook dat we niet zo ver uit elkaar liggen. Maar daar moeten keuzes gemaakt worden, dat is zeker waar.
Eerst een antwoord op uw concrete vraag: het is zo dat de Europese Commissie een soort openbare raadpleging doet. Daarop zal geantwoord moeten worden. Wij zullen dus ook zorgen dat we daar iets insturen.
U hebt uitdrukkelijk niet gevraagd naar mijn persoonlijke mening, maar ik ga ze u wel geven. Volgens mij moet je een heel goed onderscheid maken tussen twee verschillende discussies, die sommigen maar al te graag gaan mengen om er gemakkelijk van af te komen. Je hebt enerzijds de discussie over de vraag of Europa een streng begrotingsbeleid moet voeren. Voor mij is daar het antwoord volmondig: ja. Waarom is dat zo? Onze financieel-economische systemen zijn dermate met elkaar verstrengeld dat je moet zorgen dat elk land zich aan de spelregels houdt om te zorgen dat die verstrengeling ook behouden kan blijven. Dat heet in een niet zo modern, maar toch nog eigentijds woord ‘solidariteit’. Dat is omdat wij ons lot voor een deel aan elkaar verbonden hebben, en dan moet je ook verwachten dat iedereen zich aan de gezamenlijke afspraken die je maakt, houdt. Ik vind het jammer dat in het verleden dikwijls de grote lidstaten – zeker Frankrijk, maar ook Duitsland – een uitzondering kregen. Dat zijn dan degenen die een grote mond hebben en veel te zeggen hebben. En dan moesten de kleine zich er ook niet meer aan houden. Je krijgt dan rustig aan eigenlijk een inzakken van je systeem. Ik vind dat een zeer fout idee. Ik vind dat Europa een streng begrotingsbeleid moet voeren, omdat het ons allemaal ten goede komt, omdat we aan elkaar vasthangen. Als er ergens in één land iets gebeurt, heeft dat automatisch zijn repercussies op een ander land. Dat mag je niet laten gebeuren bij goed nabuurschap, wat toch het minimum is wat je van Europees lidmaatschap zou mogen verwachten. Dat is de ene vraag.
De tweede vraag is natuurlijk hoe die regels er moeten uitzien. Daar wil ik gerust de discussie aangaan. Er moet volgens mij een schuldnorm zijn, maar moet dat net deze zijn? Daar kunnen we over praten. Moet je echt productiviteitsverhogende investeringen à la Oosterweel en dergelijke op een andere manier in de boeken kunnen opnemen dan vandaag het geval is, waarbij je ze echt in één jaar moet opnemen? Ja, ik denk dat je daar kunt over praten. Hoe die begrotingsregels er moeten uitzien, daar kunnen we over praten. Daar ben ik het zeker mee eens. Volgens mij moet daar bijvoorbeeld een echte uitgavennorm komen, wat er nu te weinig in zit en zeker te weinig bindend is. Ik vind dat er een uitgavennorm opgelegd moet worden, omdat je met die uitgavennorm ook veel meer kunt inspelen op de individuele situatie. Die 60 procent, die 3 procent is zeer algemeen voor alle landen. Met zo’n uitgavennorm kun je je begrotingsregels meer gaan toepassen op verschillende landen. Ik denk dus dat daar veel meer aandacht voor moet zijn.
De discussie die je vandaag dikwijls ziet, is een discussie over de regels, om het feit zelf te ondergraven dat er een streng begrotingsbeleid moet zijn. Dat vind ik natuurlijk jammer, want die twee vragen staan los van elkaar. Ja, wij moeten de discussie voeren over hoe die regels er moeten uitzien, maar neen, ik vind niet dat Europa het idee van een streng begrotingsbeleid mag loslaten. Europa is dat aan zichzelf verplicht als solidaire unie waarbij de lidstaten verantwoordelijkheid opnemen tegenover elkaar. Dat mogen ze volgens mij niet lossen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik denk dat het inderdaad nuttig is dat we dit debat op een of andere manier voeren, bijvoorbeeld op het ogenblik dat Vlaanderen zijn antwoord zou overmaken aan de Europese Unie. Mijn bedoeling was eerder een technische vraag en ook de vraag naar timing, hoe de houding van Vlaanderen zich vertaalt naar wat er zich op dit moment op het federale niveau afspeelt.
Ik ben blij dat er zo veel collega’s op ingehaakt hebben. Ongetwijfeld zal dat punt terugkomen, zeker en vast. We moeten dat inderdaad in alle openheid doen, waarbij we een goed onderscheid moeten maken – dat is wat de minister ook doet, denk ik – tussen enerzijds de technische elementen van zo’n debat en anderzijds de eventuele ideologische elementen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.