Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik heb een tweetal vragen opgesteld. De eerste vraag gaat over de juridische eerstelijnsbijstand voor slachtoffers van seksueel geweld. Als minister stelt u steeds het slachtoffer centraal. Dat doet u al sinds uw aantreden. U investeert hierbij in de diensten van slachtofferonthaal, zet daarbij sterk in op de kwaliteit van de hulp aan slachtoffers en u werft ook extra justitieassistenten aan.
Daarnaast werden in 2020 ook reeds de eerste contacten gelegd met de zorgcentra na seksueel geweld en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen om een samenwerking tussen de zorgcentra en de Commissie voor Juridische Bijstand uit te bouwen. U wilt ervoor zorgen dat slachtoffers van seksueel geweld op een snelle en accurate manier informatie en advies ontvangen over hun juridische vragen door gespecialiseerde advocaten van de Commissie voor Juridische Bijstand. Want slachtoffers van seksueel geweld zitten heel vaak met juridische vragen, en dat tijdens een zeer moeilijk periode.
Om de advocaten hierop voor te bereiden, hebt u specifieke opleidingen rond seksueel geweld voorzien. De opleidingen werden in april opgestart en alle ingeschrevenen zouden normaal tegen eind oktober alle modules moeten hebben gevolgd. Om deze eerstelijnsbijstand uit te rollen start u eerst met een proefproject in het zorgcentrum van Gent, vooraleer dit te verankeren in de andere centra.
Op de vooravond van de Europese Dag van het Slachtoffer, in februari 2021, kondigde u aan dat u slachtoffers die zich na seksueel geweld bij een zorgcentrum aanmelden, een gratis gesprek met een gespecialiseerde advocaat wilt aanbieden. U wilt dat in de eerste plaats doen via de Vlaamse juridische eerstelijnsbijstand. Maar daarnaast wilt u komen tot een wettelijke verankering van dit recht voor alle slachtoffers – u ging dat toch aankaarten –: de zogenaamde Salduzwet voor slachtoffers, die eigenlijk tot stand moet komen op het federale niveau. Zij moeten dat dus bekijken en zij moeten kijken hoe dat vormgegeven kan worden.
Hoe zijn die opleidingen tot nu toe verlopen? Hoeveel ingeschrevenen waren er? Zijn er voldoende ingeschrevenen om dit takenpakket ook werkelijk uit te voeren?
Kunt u meer toelichting geven bij het proefproject in Gent? Hoeveel budget trekt u hiervoor uit? Op welke termijn wenst u deze aanpak uit te rollen naar de andere zorgcentra in Vlaanderen en naar alle slachtoffers van andere feiten?
Wanneer hebt u overleg gepleegd met de federale minister omtrent de Salduzwetgeving voor slachtoffers? Wat was het resultaat van dit overleg? Welke stappen moeten er hier nog in worden gezet?
Minister Demir heeft het woord.
Wat de opleidingen betreft, kan ik misschien eerst meegeven dat van de duizend advocaten die strafrecht hebben als voorkeursmaterie, er uiteindelijk een driehonderdtal ingeschreven zijn. Ik kan dus alleen maar stellen dat de opleidingen succesvol zijn en dat er hieraan ook een grote nood was.
In eerste instantie had ik op aanraden van de Orde een 70-tal plaatsen voorzien. Aangezien die na één dag volzet waren, heb ik meteen bijkomende plaatsen voorzien om alle geïnteresseerde advocaten de kans te geven de opleiding te volgen. De eerste cyclus met 70 plaatsen startte op 20 april 2021 en wordt eind oktober afgerond. Een tweede cyclus startte op 17 september 2021, met 223 ingeschrevenen die de opleiding midden maart 2022 zullen afwerken. Dat is dus echt enorm veel. Dat is goed omdat we op die manier ook voldoende advocaten zullen hebben die de slachtoffers van seksueel geweld op een juiste manier goed advies kunnen geven. Momenteel wordt concreet in kaart gebracht hoeveel advocaten nodig zijn om de permanentie in samenwerking met de zorgcentra te kunnen garanderen. Op die manier zal elk slachtoffer dat zich aanmeldt bij een zorgcentrum en nood heeft aan juridische bijstand, er ook gebruik van maken.
Toen we destijds – in 2017, denk ik – de drie eerste zorgcentra na seksueel geweld hadden opgericht, was het mijn bedoeling dit nog verder uit te rollen. Vier jaar later hoop ik dat men daar dus snel mee voortdoet. Maar ik had daar ook altijd een wetenschappelijk comité bij gezet, dat ook een evaluatie moest doen. Een van de evaluaties die naar voren kwamen, was dat er eigenlijk een vacuüm was rond juridisch advies, dat die slachtoffers heel goed worden opgevangen in die zorgcentra en dat ze daar ook alles onder één dak vinden: politie, justitie, de forensisch verpleegkundigen, gynaecologen, psychologen enzovoort.
Dat is heel belangrijk om het slachtoffer de eerste zorgen te geven en goed op te vangen. Maar natuurlijk begint daarna de mallemolen van justitie. De slachtoffers hebben daar echt wel goede begeleiding bij nodig. Dat kwam ook voort uit de evaluatie: er is eigenlijk wel een hiaat, er is eigenlijk nood aan die juridische ondersteuning. Dat was de reden waarom wij vanuit Vlaanderen gezegd hebben dat we daarvoor gingen zorgen via de eerstelijnsbijstand, temeer omdat we ook zien dat daders van seksueel geweld ter voorbereiding van hun verhoor heel goed worden voorbereid door hun advocaten. Daar is dus wel een discrepantie, vind ik. En ik vind gewoon dat we de slachtoffers niet in de steek moeten laten. Ik sta er ook altijd van versteld: die daders van seksueel geweld en van verkrachtingen komen dan met de duurste advocaten af, die het hele verhoor gezellig voorbereiden. Maar ik vind dat wij als overheid toch ook de slachtoffers juridisch goed moeten bijstaan. Vanuit die gedachte heb ik het idee opgevat om daar vanuit Vlaanderen de nodige hulp te voorzien.
De grote lijnen van het proefproject zelf werden intussen samen met het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, dat de zorgcentra na seksueel geweld coördineert, uitgetekend. Deze nota werd ook goedgekeurd door de stuurgroep van de zorgcentra. Met het proefproject zullen slachtoffers de mogelijkheid krijgen om zeer snel na de feiten, nog voor het indienen van de klacht, als ze dat willen juridisch advies in te winnen. De opgeleide advocaten van de juridische eerstelijnsbijstand zullen hen kunnen bijstaan bij vragen over de procedure, het indienen van een klacht, hun rechten, enzovoort. Daarnaast kunnen slachtoffers zo ook, net zoals daders door Salduz, voorbereid worden op hun verhoor. Slachtoffers zullen gericht, vrijblijvend en onafhankelijk worden bijgestaan bij de juridische aspecten van hun slachtofferschap, op een manier die hun belangen centraal stelt. Heel concreet zal een slachtoffer dat zich aanmeldt in het zorgcentrum, geïnformeerd worden over de mogelijkheid om een advocaat voor eerstelijnsbijstand te consulteren. Een permanentielijst van opgeleide advocaten zal beschikbaar worden gemaakt en toelaten om binnen een zeer kort tijdsbestek een consultatie in te plannen via telefoon, videoconferentie of op een fysieke locatie. De medewerkers van het zorgcentrum kunnen het slachtoffer mee ondersteunen door bijvoorbeeld met zijn of haar toestemming het verhaal toe te lichten aan de advocaat zodat het slachtoffer dit geen tweede keer moet doen, of indien het slachtoffer het wenst, door deel te nemen aan de consultatie. Indien er een langdurige juridische begeleiding nodig zou zijn, zal de eerstelijnsadvocaat warm doorverwijzen naar ofwel de tweedelijnsbijstand in samenwerking met het bureau voor juridische bijstand ofwel een gespecialiseerde advocaat.
Momenteel worden deze grote lijnen verder uitgewerkt in praktische afspraken. Hieruit zal ook blijken hoeveel advocaten er nodig zullen zijn om de permanentie te voorzien en hoeveel bijkomende middelen hiervoor nodig zijn. Ik verwacht hier de komende maand meer duidelijkheid over.
Wat de Salduzwetgeving voor slachtoffers betreft, ben ik inderdaad in overleg met de federale collega. Hij gaf aan dat hij niet verder zou gaan met het idee, maar dat hij wel de inkomensgrens voor slachtoffers voor een pro-Deoadvocaat zal verlagen. Ik denk dat daar in de federale fractie misschien toch wat vragen over gesteld moeten worden.
Intussen doe ik wel binnen mijn bevoegdheden alles wat ik kan om slachtoffers beter bij te staan. Als het project in Gent positief geëvalueerd wordt, zal ik een uitrol voor de rest van Vlaanderen bekijken.
Wat de invulling van het personeelsplan betreft, stijgt bovendien de capaciteit van de diensten slachtofferonthaal met bijna 30 procent. Ook in het nieuwe personeelsplan zal ik bijkomend inzetten op slachtofferonthaal. U weet dat daar veel te weinig mensen waren om slachtoffers te begeleiden: een dertigtal bij het begin van de legislatuur, als ik mij niet vergis. Dat is natuurlijk veel te weinig om slachtoffers op een fatsoenlijke manier te begeleiden en op te vangen, vandaar dus de versterking die we doen. Dat is ook de reden waarom we de bevraging doen bij de slachtoffers, omdat we dan goed kunnen weten hoe we de extra medewerkers bij het slachtofferonthaal kunnen inzetten, maar ook omdat het agentschap Justitie vorm zal krijgen. We beginnen in Vlaanderen eigenlijk met een blanco blad voor dat agentschap Justitie.
Ik vind dat dan ook de gelegenheid om voor de eerste keer een bevraging te doen bij slachtoffers of familieleden, om dat dan ook mee te nemen. We weten allemaal hoe de hulpverlening daartegenover staat, of de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), of de maatschappelijke assistenten. Die doen natuurlijk schitterend werk, maar ik denk dat het hoog tijd is dat we ook de slachtoffers eens aan het woord laten en zien hoe zij dat ervaren hebben toen ze door de Vlaamse justitie, door de justitiehuizen geholpen zijn. We doen dat natuurlijk altijd met het oog op het veel beter aanpassen van het systeem en om de slachtoffers beter te begeleiden.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Eerst en vooral denk ik inderdaad dat die extra opleiding een noodzakelijke stap was, dat wij onze advocatuur gaan opleiden en de nodige punten aanleren om om te gaan met de slachtoffers. Het is ook belangrijk dat, als er nieuwkomers komen, die ook de kans krijgen om aan die opleidingen deel te nemen. Daarom mijn vraag: is het de bedoeling om dat naar de toekomst toe ook nog aan te bieden?
Ik zie dat u als bevoegd minister hier heel veel ambitie toont, echt die slachtoffers centraal stelt. Ik vind het dan ook enorm betreurenswaardig dat het voorstel om de Salduzwetgeving ook voor slachtoffers uit te werken, door de federale minister Van Quickenborne aan de kant geschoven wordt. Dat is zeker iets dat wij met onze federale fractie verder gaan aankaarten. U hebt het zonet heel juist gezegd: we moeten bekijken wat de werkelijke vraag is van die slachtoffers. Daarom is die bevraging ook zo belangrijk. Wat is hun eigen realiteit, waar zien zij de problemen? Daarop moeten we verder gaan werken. Laat dat vacuüm naar juridisch advies, die werkelijke ondersteuning nu net zoiets zijn, want voor hen is dat echt een doolhof om hun weg in te vinden. Dat zorgt voor heel wat extra complicaties, die zij op dat moment echt niet nodig hebben.
Minister, ik denk dat u hier heel hard op werkt. Ik hoop, en ik ben er zeker van, dat u daar ook heel hard op zult voortwerken. Een minister staat nooit alleen, dus bij dezen ook een dikke proficiat aan de administratie en aan uw kabinet om daar de nodige aandacht op te vestigen en daarmee aan de slag te gaan.
Een kleine vraag was naar de opleidingen die ook in de toekomst voorzien zullen worden voor de nieuwkomers binnen de advocatuur.
Minister Demir heeft het woord.
Het wordt uiteraard bestendigd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.