Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik wil u een vraag om uitleg stellen over het Nationaal Actieplan Gendergerelateerd Geweld van federaal staatssecretaris Schlitz. De federale en Vlaamse cijfers tonen aan dat dit actieplan, dat de Federale Regering heeft goedgekeurd, nodig is. Begin augustus 2021 is op de blog ‘Stop Feminicide’, die bijhoudt hoeveel vrouwen door hun ex-partner worden vermoord, genoteerd dat in 2021 al 13 slachtoffers zijn gevallen. Dat aantal is ondertussen gestegen en bedroeg op het moment waarop ik mijn vraag om uitleg heb ingediend al 21 slachtoffers. Vorig jaar heeft de blog maar liefst 24 dodelijke slachtoffers van gendergerelateerd geweld geregistreerd.
Met haar Nationaal Actieplan Gendergerelateerd Geweld wil de staatssecretaris de slachtoffers beter ondersteunen en de daders beter opvolgen. Een van de elementen zou een duidelijke definiëring van het begrip ‘femicide’ zijn, zodat het beleid een beter zicht op de achtergrond van de dossiers en een beter inzicht in de situaties van gendergerelateerd geweld krijgt, zodat doeltreffender kan worden ingegrepen en kan worden vermeden dat dergelijke situaties in fataal geweld uitmonden. De staatssecretaris heeft een sensibiliseringscampagne voor de slachtoffers en hun omgeving aangekondigd. De artsen zullen worden geïnformeerd over de manieren om met slachtoffers een gesprek over partnergeweld te kunnen aangaan. De vraag of femicide als een apart misdrijf in het strafwetboek moet worden opgenomen, dan wel als een verzwarende omstandigheid moet worden beschouwd, ligt nog ter discussie op tafel.
Minister, het actieplan zou nog dit jaar worden goedgekeurd. De staatssecretaris heeft uitdrukkelijk vermeld dat hierover overleg met de gemeenschappen zou worden gepleegd. Is er over de totstandkoming van het actieplan overleg geweest met de regio’s in het algemeen en met Vlaanderen in het bijzonder? U kunt hier een kort antwoord op geven. Een andere minister heeft me op een gelijkaardige vraag ooit geantwoord dat elk beleidsniveau moet doen wat het mag of kan doen. Dat is een zeer kort antwoord, maar dat verwacht ik van u niet.
U zou kunnen antwoorden dat u zich niet te moeien hebt met federale plannen, maar ik vraag u toch of u tevreden bent met de inhoud van het actieplan. Ligt dit plan in de lijn van de Vlaamse visie?
Zijn er al contacten met de staatssecretaris geweest in verband met de juridische omschrijving van het begrip ‘femicide’?
Welk standpunt zult u, indien het nog niet heeft plaatsgevonden, tijdens dat overleg verdedigen? Welk standpunt hebt u, indien het wel al heeft plaatsgevonden, ingenomen? Moet dit volgens u als een autonoom misdrijf worden erkend en vervolgd? Vindt u de huidige situatie, waarin gender bij de bestraffing van geweld enkel als een bezwarende omstandigheid wordt beschouwd, voldoende?
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, u weet dat ik, tot uw grote frustratie, graag uitgebreid antwoord, maar ik zal proberen de timing in het oog te houden.
Wat de opmaak van het actieplan betreft, hebben we al vaak contact gehad met staatssecretaris Schlitz. Wat we lezen, verontrust ons wel. We hebben er herhaaldelijk op aangedrongen de validatie van het actieplan over het zomerreces heen te tillen. Samen met een aantal andere Vlaamse ministers onderhandel ik volop over de inhoud van het plan. Ik ben staatssecretaris geweest en ik ben nu bevoegd voor de justitie. We hebben een Vlaams actieplan en ik vind het belangrijk gendergerelateerd geweld op een serieuze manier te bestrijden, maar dan niet vanuit een zeker wokegegeven. Wie het nationaal actieplan goed leest, merkt toch een aantal zaken.
Ik geef een aantal voorbeelden van hoe hiernaar wordt gekeken.
Men zegt daar: “Het gewicht van de patriarchale, culturele tradities en genderstereotiepen die maar al te vaak nog aan het werk zijn in onze samenleving spelen een hoofdrol in de mechanismen van het ontstaan en het in stand houden van verschillende vormen van gendergerelateerd geweld. Te vaak blijven we mannen zien als actief, sterk, dominant en vrouwen als passief en zachtaardig.” Iets verder herinnert men ons aan de noodzaak van de strijd tegen seksueel geweld. Men zegt verder in het actieplan dat “de verkrachtingscultuur die alomtegenwoordig is in onze samenleving en meer in het bijzonder in studentenkringen ”. Sta mij toe om te zeggen dat het mij toch wel verontrust om zulke zaken te lezen in het actieplan. U weet dat ik destijds de zorgcentra na seksueel geweld heb opgericht. Alle slachtoffers waren welkom. Uiteraard zien we uit de cijfers ook dat vooral vrouwen slachtoffer zijn. Maar om een actieplan te schrijven waarin staat dat we gendergerelateerd geweld zullen bestrijden en daarbij de schuld steken op de mannen, dat vind ik niet de juiste invalshoek.
De eerste versie van het plan dat we in juni kregen, stond heel ver van onze visie. 90 procent van de acties was enkel en alleen gericht op de aanpak van geweld op vrouwen, waardoor mannen werden uitgesloten van het toepassingsgebied. En dat vind ik gewoon niet goed. Ik vind dat we ook geweld op mannen moeten meenemen. Een geïntegreerd beleid is het meest succesvol. En uiteraard zijn het voornamelijk vrouwen die slachtoffer worden van intrafamiliaal geweld. We zien daar de percentages. Maar we zien ook dat ook mannen het slachtoffer kunnen zijn. Ik vind het dus niet goed om ze uit te sluiten. Daardoor verhoog je het taboe van mannelijke slachtoffers nog meer. Want het is nu al moeilijk voor mannen om ervoor uit te komen dat ze slachtoffer zijn van gendergerelateerd geweld.
Zoals ik eerder al heb gezegd, wordt gendergerelateerd geweld ook gereduceerd tot het gevolg van de historische organisatie van de samenleving op basis van ongelijke machtsverhoudingen en discriminatie van vrouwen. Uiteraard speelt dit een rol, maar er zijn natuurlijk nog heel veel andere factoren die een rol spelen bij het tot stand komen van geweld, en het zou een slag in het gezicht zijn van slachtoffers die als gevolg van andere dynamieken slachtoffer zijn en op deze manier niet worden erkend. Ik denk bijvoorbeeld aan drugs, middelenmisbruik, agressieproblemen, geldproblemen, alcoholproblemen en noem maar op. Dat zijn ook oorzaken.
De eerste voorzet was voor ons dus niet in orde. Die houdt geen rekening met de realiteit en discrimineert ook slachtoffers onder elkaar. Daarom wou ik zo’n plan absoluut niet goedkeuren twee weken na het ontvangen ervan.
We hebben deze zomer onze Vlaamse opmerkingen, die ik u nu meegeef, bezorgd. Het plan is gedeeltelijk herschreven, maar we zetten de onderhandelingen verder. We zijn er nog niet. We komen tot een plan waar we ons als Vlaanderen ook volledig in kunnen herkennen.
Wat uw laatste vraag betreft, rond feminicide, kan ik meegeven dat in het kader van de opmaak van het nationaal actieplan hierrond reeds uitwisselingen zijn geweest met staatssecretaris Schlitz, maar ik heb geen beslissingsmarge op de federale strafbaarstellingen.
Als Vlaams minister van Justitie sta ik echter niet achter een aparte strafbaarstelling. Ik vind het niet correct dat we de ene moord boven de andere zouden stellen. Bovendien gaat de problematiek van partnergeweld veel verder dan enkel een vrouw vermoorden alleen omdat ze een vrouw is. Vaak zijn er ook nog andere elementen.
De internationale definitie van feminicide hield destijds vooral in: het bewust aborteren van vrouwelijke foetussen in China bijvoorbeeld of de vrouwenmoorden in Mexico. Wat partnermoord betreft, kies ik zelf bewust voor de term partnermoord en zou ik een verzwarende omstandigheid laten erkennen. Ik hoop dan ook dat ze dat bekijken in het licht van het nieuwe strafwetboek. Het mag niet zo maar een symboliek zijn, het moet meer zijn dan dat. Het gegeven van het vermoorden van een vrouw alleen omdat ze een vrouw is, kan een verzwarende omstandigheid zijn en een extra straf ontlokken.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik denk dat het vrij volledig is in functie van de gestelde vragen.
Ik heb misschien nog één concrete vraag: is er een timing? U zegt dat het al een paar keer over en weer gegaan is in de gesprekken met het federale niveau. Het is immers belangrijk – ik heb dat toen ook aan uw collega-minister geantwoord, die mij niet zo gedetailleerd geantwoord had –: de mensen die met dat probleem zitten, willen dat dat opgelost wordt en hebben er eigenlijk geen boodschap aan of dat federaal of Vlaams is. Is er dus een zicht op de timing, zowel wat het plan betreft als eventueel het definitieve overleg met de federale overheid over de al dan niet aparte klassering van het misdrijf? Ik begrijp dat u niet voor die aparte klassering bent. Uiteraard ben ik het volledig met u eens als u zegt dat we de schuld niet op de mannen moeten steken.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik ben eigenlijk zeer tevreden dat u dergelijke uitspraken en passages die jammer genoeg voorkomen in het nationaal actieplan, ook in vraag stelt en niet klakkeloos gaat volgen. Ik vind het ook zeer jammer dat de mannen steeds als dé grote boosdoener gezien worden – ik zie hier heel veel tevreden mannen rond mij. In de meeste gevallen is uiteraard de vrouw het slachtoffer van dergelijk geweld. Maar zoals reeds aangegeven, mogen we niet vergeten dat helaas ook mannen slachtoffer kunnen worden van dergelijk geweld. In Mechelen bijvoorbeeld is er onlangs een lotgenotengroep opgestart voor mannen die intrafamiliaal geweld ervaren. Er wordt dus een veilige plek geboden waar mannen terechtkunnen, waar ze steun kunnen zoeken bij elkaar en waar ze andere mannen met gelijkaardige verhalen tegenkomen. Het is heel belangrijk om dat uit de taboesfeer te halen.
Minister, ik begrijp dat dat voornamelijk onder de bevoegdheid van minister Beke valt, maar ik weet dat de aanpak van deze problematiek u zeer nauw aan het hart ligt. Daarom vroeg ik mij ook af of u er een zicht op hebt, na overleg met minister Beke, of er voldoende van die lotgenotengroepen aanwezig zijn voor mannen en of deze lotgenotengroepen de mannen ook voldoende bereiken.
Minister Demir heeft het woord.
Eind november zouden we toch stilaan tot een finale fase moeten gaan. Wij wachten eigenlijk op wat staatssecretaris Schlitz gedaan heeft met onze opmerkingen en bedenkingen die we vanuit Vlaanderen meegegeven hebben.
Wat uw vraag betreft, collega Blancquaert, kijk ik vooral naar wat ik zelf binnen mijn eigen bevoegdheden kan doen. We zijn nu een lotgevallengroep gestart binnen het Family Justice Center voor mannen die slachtoffer zijn van intrafamiliaal geweld. We zien dat er toch wel vraag naar is om dat taboe te doorbreken. Dat loopt nu. Wij zullen daar ook een verdere evaluatie van maken. Het is heel belangrijk dat zij ook naar buiten durven te komen. Daarom vind ik het nationaal actieplan zeer gevaarlijk, omdat dat echt vertrekt van een uitsluiting. Daarom zei ik ook dat daar volgens mij toch wat woketoestanden in zitten. Het uitsluiten van mannen vind ik niet goed. Zij kunnen ook slachtoffer zijn.
Men moet ook naar andere oorzaken kijken: alcohol, drugs, agressie, weet ik veel. Dat missen wij eigenlijk in het nationaal plan. Die opmerkingen zijn allemaal gegeven. Ik hoop dus dat we tot een vergelijk kunnen komen. Zo niet, is dat jammer voor het nationaal actieplan en vooral voor de slachtoffers, want ik weet hoe belangrijk het is dat je een gedragen en sterk plan hebt dat je dan vervolgens kunt uitrollen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.