Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, bijna twee jaar geleden, op 7 november 2019, kondigde u aan dat u 2 miljoen euro extra zou besteden aan de vijf Vlaamse universiteiten om jonge onderzoekers beter te laten doorstromen naar de arbeidsmarkt. Daarnaast zou het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO) ook in specifieke maatregelen voorzien zodat jonge onderzoekers naast hun onderzoek bijvoorbeeld ook een betaalde stage in een bedrijf zouden kunnen volgen. In het actieplan was er ook aandacht voor mentaal welzijn en stress, gelet op de gegevens van het Expertisecentrum O&O Monitoring (ECOOM) waaruit bleek dat bij doctorandi het mentaal welbevinden onder druk stond.
Minister, ik heb daarover een aantal vragen aan u. Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot het actieplan? Heeft er een evaluatie plaatsgevonden van deze acties en wat zijn de resultaten daarvan? Is er veel gebruikgemaakt van de mogelijkheid om betaalde stages te volgen dankzij de maatregel? Wordt dat ook op andere manieren gestimuleerd? Op welke manier zult u de overstap van jonge onderzoekers naar de arbeidsmarkt verder faciliteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u wel. Ik zal misschien eerst de situatie een beetje schetsen. De afgelopen twee decennia is het aantal jonge onderzoekers in Vlaanderen zeer fors toegenomen. De wetenschappelijke excellentie blijft natuurlijk het belangrijkste, maar alsmaar meer doctoraatsstudenten zoeken nadien een job op de arbeidsmarkt in plaats van een lange academische carrière uit te bouwen. Negen op de tien doctorandi hebben een loopbaan buiten de universiteit.
De stap van de universiteit naar de arbeidsmarkt is niet altijd evident. Daarom hebben we in 2019 2 miljoen euro extra geïnvesteerd in jonge onderzoekers. 1 miljoen hiervan was recurrent, zodat er sinds 2019 elk jaar 5 miljoen kan worden geïnvesteerd in de omkadering van jonge onderzoekers aan de Vlaamse universiteiten via het OJO-programma (Omkadering van Jonge Onderzoekers).
Het FWO voorziet voor mandaathouders inderdaad sinds 2019 de mogelijkheid om 20 procent van hun tijd te besteden aan andere activiteiten dan onderzoek. Op die manier kunnen de onderzoekers tijdens hun doctoraat al in contact komen met het werkveld, door bijvoorbeeld een stage te doen. Uiteraard is dit zinvol om de stap naar de arbeidsmarkt te verkleinen na het doctoraat. Ook werd bij het FWO de mogelijkheid gecreëerd om een deel van het onderzoek uit te voeren bij een andere organisatie dan de eigen universiteit, een onthaalinstelling. Op die manier kunnen onderzoekers al tijdens hun mandaat in contact komen met andere organisaties, waar zij dan weer andere skills kunnen aanleren.
Collega De Roo, u hebt het in uw vraag ook terecht over het mentale welzijn van de onderzoekers. De mogelijkheid om opleidingen te voorzien voor dat welbevinden van jonge onderzoekers bestond al impliciet in dat OJO-programma, maar werd sinds 2019 ook expliciet ingebouwd. Onze universiteiten beschikken overigens over een zeer degelijk onderbouwd welzijnsbeleid.
De beleidsevaluaties worden vijfjaarlijks uitgevoerd. De vorige evaluaties van het FWO en het OJO-programma vonden plaats in 2018, waardoor de volgende dus gepland zijn in 2023.
Uiteraard wordt er ook tussentijds gemonitord. Zo zien we dat verschillende universiteiten ook expliciet hebben ingezet op opleidingen die onderzoekers ondersteunen voor stress en mentaal welzijn.
Sinds de invoering in aanvraagronde 2019 hebben momenteel 18 aspiranten een stage gedaan en hebben 25 melding gemaakt van een nevenactiviteit. Dit laatste kan gaan over een activiteit als freelancejournalist, om een seminarie te geven, bijles te geven, een onbezoldigd mandaat op te nemen enzovoort, maar ook om als vrijwilliger in een vaccinatiecentrum te werken of een onbetaalde weekendshift in het ziekenhuis op te nemen.
Die aantallen zijn misschien een minderheid, maar de afgelopen periode was er natuurlijk de coronacrisis, zodat er minder mogelijkheden waren voor de onderzoekers. We denken dus niet dat er op dit moment al nuttige conclusies kunnen worden getrokken. Maar ik vind het principieel heel belangrijk dat we de mogelijkheid van die stages hebben gecreëerd.
We vermoeden dan ook dat het vooral onderzoekers zullen zijn die in het laatste deel van hun doctoraat zitten, die gebruik willen maken van de mogelijkheid van een stage. We zullen de impact van die maatregel pas over twee of drie jaar kunnen evalueren, omdat we pas in 2019 zijn gestart.
Zoals gezegd hebben we dit programma voor de omkadering van jonge onderzoekers in 2019 recurrent versterkt.
Het aanleren van allerlei skills die naast de onderzoekswereld ook nuttig zijn voor de arbeidsmarkt blijft dus een doorlopend element in mijn beleid voor jonge onderzoekers.
Collega’s, ik wil jullie als primeur meedelen dat ik gisteravond een mailtje van de rector van de KU Leuven kreeg waarin stond dat de faculteit Rechtsgeleerdheid van de KU Leuven in de ranking stijgt naar de tiende plaats, maar dat voor onderzoek de faculteit de wereldwijde nummer 1 is geworden in de ranking. Dat is nooit eerder geëvenaard in Vlaanderen, in geen enkele discipline. Dit is dus een hart onder de riem van de onderzoekers, in dezen aan de rechtsfaculteit van het KU Leuven. Het is toch een opsteker van formaat om in die discipline de eerste te worden in de wereld. Dan moet je toch al wat presteren.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de primeur. Het bewijst dat het Vlaamse onderzoek in onze verschillende universiteiten van wereldniveau is, en als dat kan worden verzilverd met een eerste plaats, dan is dat natuurlijk een bevestiging, ook van het gevoerde beleid ten aanzien van de universiteiten.
18 aspiranten hebben stage gedaan, 25 zouden een nevenactiviteit hebben gedaan: dat zijn inderdaad lage cijfers. Ik begrijp dat het moeilijk is om conclusies te trekken na een coronacrisis. De huidige krapte op de arbeidsmarkt zal misschien ook wel iets doen aan die cijfers. Ik weet niet of er cijfers bestaan over hoe moeilijk of gemakkelijk doctorandi momenteel kunnen overstappen naar die arbeidsmarkt. Hebt u cijfers of inzichten of die nood daar echt is? Wanneer zou blijken dat die nood niet zo hoog is, op welke manier zult u dan proberen om de cijfers van doctorandi die effectief een stage doen, te doen stijgen?
De minister is excellent geplaatst om de arbeidsmarktpositie van doctorandi te bekijken en te onderzoeken.
Minister Crevits heeft het woord.
De melding van die top 1-plaats kwam drie dagen na het doctoraat van mijn zoon. De excellente raadgever Tom heeft in de voorbije maanden zijn doctoraat afgewerkt. Alle kleine beetjes helpen. Dat is wel interessant.
Collega De Roo, ik zal het eens bekijken, hoe we een antwoord kunnen bieden op uw laatste vraag.
Ik wil zeker niet negatief zijn. De werkzaamheidsgraad van onze doctorandi is zeer, zeer, zeer, zeer hoog. De reden waarom we die mogelijkheid hebben geopend, is omdat een doctoraat een zeer academische activiteit is. Het is nuttig om een bepaald stukje van je tijd te kunnen besteden aan iets anders. Ik vond dat zelf zeer belangrijk. Op zich is er rond werkzaamheidsgraad totaal geen probleem.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, dank u voor het aanvullende antwoord. Het is inderdaad waar dat je tijdens het opmaken van een doctoraat heel wat competenties verwerft die je niet altijd op de arbeidsmarkt zou kunnen verwerven. Omgekeerd blijft het ook belangrijk om de competenties en skills die je nodig hebt op de arbeidsmarkt, te kunnen verwerven tijdens het afwerken van dat doctoraat. Ik vind daarom het initiatief zeer waardevol en ik hoop dat de cijfers in de komende jaren verder kunnen stijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.