Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de strijd tegen partnergeweld
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik heb mijn vraag om uitleg ingediend naar aanleiding van de Panoreportage over partnergeweld, dus niet enkel gefocust op geweld op vrouwen, want dit kan evengoed gaan over geweld op mannen.
Collega’s, nadat we vorig jaar werden opgeschrikt door de moord op onze voormalige collega Ilse Uyttersprot drukte de reportage van Pano twee weken geleden ons opnieuw met de neus op de feiten. Volgens de cijfers krijgt 1 op de 5 vrouwen te maken met partnergeweld. In de meest ernstige gevallen overlijdt het slachtoffer. 24 gevallen daarvan verschenen vorig jaar in de pers. Het werkelijke aantal ligt wellicht hoger.
Een steeds terugkerend element bij partnergeweld is dat het geweld gradueel toeneemt en dat de situatie heel lang kan blijven voortduren. Voor de betrokkenen is het vaak enorm moeilijk om zichzelf uit de situatie te halen. Ze raken verstrikt in een eindeloze cyclus van meer geweld, bedreigingen, stalkinggedrag enzovoort. Overigens erkennen slachtoffers zich vaak niet als dusdanig en leggen ze de schuld bij zichzelf. Daardoor kunnen er soms jaren verstrijken vooraleer er ook maar iets verandert, en voor sommigen komt alle hulp helaas te laat. Het is dan ook cruciaal dat signalen van partnergeweld tijdig worden herkend, zowel door het slachtoffer als door mensen in de omgeving. Het gaat om zaken die soms een voorbode kunnen zijn van dodelijk partnergeweld of ex-partnergeweld. Tijdig ingrijpen redt dan ook mensenlevens.
Een ander opvallend element bij partnergeweld is dat eenzelfde dader soms ook meerdere slachtoffers kan maken, en zich dus schuldig maakt aan wat we serieel partnergeweld kunnen noemen. Liesbet Stevens van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen zei hierover dat sommige landen daarom mensen waarschuwen over het feit dat hun partner in het verleden al geweld gebruikte. Dat kan er zeker toe bijdragen dat het nieuwe slachtoffer sneller de ernst van een situatie kan inschatten.
Er zijn de jongste jaren in ons land, en zeker ook in Vlaanderen, heel wat verschillende sterke initiatieven genomen om partnergeweld aan te pakken en slachtoffers te ondersteunen. Minister, denk daarbij bijvoorbeeld maar aan de hulplijn 1712, de Family Justice Centers (FJC’s) en het tijdelijk huisverbod dat kan worden opgelegd aan daders van intrafamiliaal geweld. Relatief nieuw is dat er ook meer aandacht gaat naar de opvolging en behandeling van daders van geweld. Zo lanceerde de hulplijn 1712 nog maar op 19 mei van dit jaar een campagne die zich richtte op mensen die gemakkelijk overgaan tot gewelddadig gedrag en daar iets aan willen doen. Het is belangrijk om de dingen die goed werken, ook verder te blijven versterken en ervoor te zorgen dat ook iedereen bereikt wordt. Het is dan ook heel positief dat er momenteel wordt onderzocht op welke manier de werkwijze van de FJC’s, waar politie, parket, het justitiehuis en tal van hulpverleningsdiensten nauw samenwerken, verder kan worden uitgerold in Vlaanderen. In een eerdere communicatie hierover van minister Demir werd aangegeven dat er dit najaar drie proefprojecten zouden worden opgestart en dat er ook specifiek aandacht zou zijn voor de problematiek van stalking.
Minister, werd er al een evaluatie gemaakt van de campagne van 1712 die zich richt op daders van geweld? In hoeverre leidde die tot meer oproepen van daders? En is er een zicht op de mate waarin die oproepen leidden tot een doorverwijzing naar de professionele hulpverlening? Hoe staat u tegenover de praktijk uit onder meer het Verenigd Koninkrijk om mensen te informeren over het gewelddadige verleden van hun partner? Partnergeweld blijft een groot probleem. Hoe kan er nog sterker worden ingezet op preventie, op het herkennen van signalen, zowel door rechtstreeks betrokkenen als door derden, op het informeren over het hulpaanbod en de uitwegmogelijkheden, op het sensibiliseren van betrokkenen om over te gaan tot het zetten van stappen om de situatie te verbeteren, kortom, op elk element in heel de ketenaanpak die we altijd naar voren schuiven om partnergeweld aan te pakken?
Welke mogelijkheden zijn er vandaag voor slachtoffers om gemakkelijker toegang te krijgen tot financiële hulp, zodat ze bijvoorbeeld mogelijkheden hebben om te kunnen verhuizen? We zien dat dat vaak een drempel is, bijvoorbeeld omdat men problemen heeft om zelfstandig te gaan wonen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek voor de verdere uitrol van de Family Justice Centers? Wanneer zal die verdere uitrol kunnen gebeuren?
Mevrouw Blancquart heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik ga niet herhalen wat collega Schryvers zonet heeft uitgelegd. Het klopt dat naar aanleiding van de Panoreportage nog maar eens duidelijk werd hoe prominent partnergeweld helaas nog steeds aanwezig is in onze samenleving en welke gevolgen dat met zich kan meebrengen voor het slachtoffer. Uit de reportage bleek dat er maandelijks twee dodelijke slachtoffers vallen door partnergeweld.
Vroegtijdig ingrijpen bij partnergeweld is ongetwijfeld cruciaal om verdere escalatie en een dodelijke afloop te vermijden. In de aanpak van partnergeweld spelen de FJC’s dan ook een belangrijke rol. Collega Schryvers haalde het ook al aan: in het actieplan ter bestrijding van seksueel geweld staat dat de mogelijkheden om verder te investeren in een intersectorale en systeemgerichte aanpak van intrafamiliaal seksueel geweld onderzocht zullen worden aan de hand van een wetenschappelijk onderzoek. Hierbij zou er vertrokken worden vanuit de bestaande systemen van ketenaanpak en de FJC’s.
Minister, gaat u, in overleg met de andere bevoegde ministers, initiatieven nemen om meer zicht te krijgen op het aantal vrouwen dat slachtoffer wordt van partnergeweld met een dodelijke afloop?
Hoever staat het met het onderzoek om meer te investeren in een intersectorale en systeemgerichte aanpak van intrafamiliaal geweld? Welke initiatieven neemt u nog om ervoor te zorgen dat er bij partnergeweld tijdig ingegrepen wordt? Welke knelpunten zijn er volgens u in de aanpak van partnergeweld en hoe zullen die aangepakt worden?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de campagne van 1712 waarnaar u verwijst, was hoofdzakelijk gericht op personen die uit onmacht of in een stresssituatie naar geweld grijpen in de familiale context. Deze campagne is pas in juli afgelopen en werd nog niet geëvalueerd. Ik kan wel meegeven dat 1712 in de periode van de campagne meer oproepen ontving. Dat kan zeker toegeschreven worden aan het effect van de campagne.
Alhoewel de specifieke reden tot contactname niet wordt bevraagd, stellen we in het algemeen vast dat in periodes waarin 1712 campagne voert, dit merkbaar is in het aantal contactnames met 1712.
In maart 2021, naar aanleiding van de uitzending van de docureeks ‘Als Je Eens Wist’ over partnergeweld, heeft hulplijn 1712 een campagne gevoerd gericht op betrokkenen bij partnergeweld. Deze campagne werd uitgebreid geëvalueerd, en hiervan geef ik u graag enkele cijfers mee.
In maart 2021 kreeg hulplijn 1712 874 oproepen. Dit waren 299 oproepen meer dan in februari. Die 874 oproepen gingen over 1175 gemelde personen, mogelijke slachtoffers van geweld, misbruik en kindermishandeling. Meer dan de helft hiervan – 621 – zijn slachtoffers van kindermishandeling, een vierde – 247 – slachtoffers van partnergeweld.
Als we de periode van maandag 8 maart tot vrijdag 2 april 2021 – dat is de periode waarin de docureeks werd uitgezonden en de 1712-campagne liep – vergelijken met de maand voordien, dan zien we bij de oproepen aan 1712 een verdubbeling van het aantal personen betrokken in een vechtscheiding en bijna een verdubbeling van het aantal personen betrokken bij partnergeweld. Deze gegevens illustreren dat publieksgerichte campagnes van hulplijn 1712 leiden tot een hogere contactname met de hulplijn.
De pistes om mensen te informeren over het gewelddadige verleden van hun partner, die in de reportage met verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk worden gesuggereerd, kunnen wat mij betreft, net als andere suggesties uit de reportage, onderzocht worden. Maatregelen die in die richting gaan, zijn uiteraard niet de bevoegdheid van Welzijn.
Er wordt momenteel gewerkt aan een nieuw actieplan Gendergerelateerd Geweld, waarin de aanpak van partnergeweld een belangrijk onderdeel is. In dit actieplan zullen acties opgenomen worden die inspelen op de verschillende zaken die u aanhaalt in uw vraag: preventie, informeren, sensibiliseren en herkennen van signalen die kunnen wijzen op partnergeweld. Ook partnergeweld met dodelijke afloop, een thema waar u specifiek naar vroeg, krijgt hierbij aandacht.
Wat het inzetten op informeren en sensibiliseren betreft, geef ik u alvast twee zaken mee. Mijn kabinet bekijkt met de betrokken administraties op welke manier we op korte termijn informatie- en sensibiliseringcampagnes kunnen opzetten, gericht op plegers van familiaal en seksueel geweld.
Ook 1712 zelf blijft, met mijn steun en in partnerschap met andere organisaties en overheden, inzetten op campagnes. In het najaar plant 1712 een aantal initiatieven die betrokkenen bij partnergeweld en andere vormen van familiaal geweld moeten aansporen contact te nemen met het gratis, laagdrempelige en professionele aanbod van de hulplijn.
Dit najaar zal 1712 met middelen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) in Brussel een campagne voeren rond familiaal geweld gericht op omstaanders. En in samenwerking met de provinciehoofdsteden worden bekendmakingscampagnes gepland in het kader van 25 november, de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen.
De Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) bieden begeleiding aan alle personen betrokken in een situatie van partnergeweld. Ze begeleiden hen met als doel veiligheid te installeren, het geweld te stoppen en te voorkomen dat geweld zich opnieuw voordoet. Deze begeleiding maakt veelal deel uit van een integrale benadering en begeleiding, waarbij ook begeleiding wordt geboden bij een mogelijke woonproblematiek met aandacht voor onder meer rechtendetectie gericht op een verbetering van de financiële situatie, of schuldproblematiek met aandacht voor het greep krijgen op de eigen financiële situatie. Waar nodig wordt binnen deze integrale begeleiding gezocht naar mogelijkheden voor financiële en materiële ondersteuning. Deze mogelijkheden kunnen zowel binnen het eigen CAW-aanbod liggen als bij partnerorganisaties. Financiële steun op zich is een bevoegdheid van de betrokken OCMW’s.
Het onderzoek rond de laagdrempelige instap en ketenaanpak voor slachtsoffers van intrafamiliaal geweld wordt gevoerd in opdracht van de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving. Bij dat onderzoek zijn ook de Family Justice Centers betrokken. Ik verwijs voor een actuele stand van zaken door naar mijn collega.
Er lopen verschillende acties om actoren op de eerste lijn te sensibiliseren rond partnergeweld en de rol die zij hierin kunnen opnemen. Zo ontwikkelde de huisartsenvereniging Domus Medica een e-learning over partnergeweld. De huisarts is vaak goed geplaatst om signalen op te pikken en ook de nodige zorg te installeren. Met deze e-learning wordt getoond hoe de huisarts de problematische dynamieken bespreekbaar kan maken om vervolgens met de patiënt aan de slag te gaan.
Daarnaast loopt momenteel ook een proefproject onder de naam CAVAsa, een samenwerking tussen apothekers en de actoren van het geïntegreerd breed onthaal (GBO). Door in te zetten op samenwerking willen deze partners elkaars rol versterken met als effect situaties van familiaal geweld bespreekbaar te stellen en op een gepaste manier aan te pakken. Binnen dit project wordt opleiding voorzien en materiaal ontwikkeld voor apothekers om signalen van familiaal geweld te kunnen detecteren, bespreekbaar te maken en passend te kunnen doorverwijzen.
Ik verwees ook al naar de campagnes en de acties van 1712, waarmee we slachtoffers of potentiële slachtoffers en daders willen motiveren om het geweld bespreekbaar te stellen en samen met 1712 te bekijken hoe dit kan stoppen.
Verdere initiatieven blijven echter nodig. In dat verband sprak ik al over het nieuwe nationale actieplan Gendergerelateerd Geweld.
In september 2020 bezorgde GREVIO haar eindrapport over de manier waarop in België uitvoering wordt gegeven aan de bepalingen van het Verdrag van Istanbul. Dit rapport was gebaseerd op het rapport dat door de Belgische overheden werd opgemaakt, de alternatieve rapporten die door middenveldorganisaties werden opgesteld en de vaststellingen van GREVIO tijdens haar bezoek in oktober 2019.
Het GREVIO-eindrapport bevat verschillende goede praktijken, knelpunten en aanbevelingen voor de verdere uitvoering van de bepalingen van het Verdrag van Istanbul. Het rapport biedt ons belangrijke inzichten in de knelpunten die een onafhankelijke groep van experts hebben vastgesteld en bevat belangrijke aanbevelingen die we ter harte moeten nemen.
Het nieuwe nationale actieplan Gendergerelateerd Geweld zal zoveel mogelijk rekening houden met de aanbevelingen van dit GREVIO-rapport.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitvoerig antwoord, zelfs in de huidige omstandigheden, waarin we aan uw stem horen dat de hele namiddag antwoorden geven, begint te wegen.
Minister, het is natuurlijk wel een heel belangrijk thema dat u aanhaalt. Het is natuurlijk waar – dat heb ik daarstraks ook gezegd –: het gaat over de ketenaanpak, waarin elke schakel van de keten belangrijk is. Daarop moet worden ingezet, van preventie over sensibilisering naar hulpverlening, naar politioneel optreden, naar daderopvolging, naar zorg voor het slachtoffer, en vanzelfsprekend tot bestraffing van daders. Uw cijfers bewijzen weer eens dat campagnes zinvol zijn en dat telkens wanneer 1712 bijvoorbeeld zich richt naar een bepaalde doelgroep of een bepaald thema onder de aandacht brengt, we zien dat dat toch heel wat in beweging brengt. Dat is dus wat we moeten blijven doen: echt slachtoffers, maar ook de omstaanders en heel hun omgeving blijven motiveren en sensibiliseren om zaken niet te tolereren, te zoeken naar hulp voor henzelf, ook voor daders, zodanig dat geweld stopt of dat men alleszins kan stoppen om zelf slachtoffer te zijn van geweld en dat er wordt opgetreden tegen daders.
Minister, ik zal u met betrekking tot een aantal zaken die u gezegd hebt, nadien verder bevragen. Maar ik had nog één vraag naar aanleiding van het antwoord dat u gegeven hebt op een actuele vraag in november van vorig jaar naar aanleiding van de dag van uitroeiing van geweld tegen vrouwen. Dat ging over de opvangcapaciteit in de CAW’s. Wanneer iemand het slachtoffer is van partnergeweld – dat hebt u daarjuist ook gezegd – moeten we die persoon de gelegenheid geven om bij de partner weg te gaan, of ervoor te zorgen dat er een tijdelijk huisverbod opgelegd kan worden. Maar men moet mogelijkheden hebben, zowel financieel als naar huisvesting enzovoort. U hebt toen gezegd dat u ging vragen aan de CAW’s om het aanbod voor crisisopvang voor dergelijke situaties te versterken. Wordt daar ondertussen ook nog verder op ingezet of hebt u reactie gekregen vanuit de CAW’s over de oproep die u toen gedaan hebt?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Mijn fractie en ik zijn er ook echt van overtuigd dat het zeer belangrijk is om de problematiek ten gronde aan te pakken. Ik ben dan ook blij dat u erkent dat verdere initiatieven nodig zijn en ook nodig blijven. We blijven dat ook opvolgen.
Meestal als we het over partnergeweld hebben, nu naar aanleiding van die Panoreportage, hebben we het ook meestal over de vrouw als slachtoffer. In de meeste gevallen is de vrouw ook het slachtoffer van dergelijk geweld, maar ik denk dat we ook niet mogen vergeten dat helaas ook mannen slachtoffer kunnen worden van dergelijk geweld. In Mechelen is er bijvoorbeeld onlangs een lotgenotengroep opgestart voor mannen die intrafamiliaal geweld ervaren en er wordt dus een veilige plek geboden waar mannen terechtkunnen, waar ze steun kunnen zoeken bij elkaar en waar ze andere mannen met gelijkaardige verhalen tegenkomen. Ik vraag mij dan ook af, minister, of u er een zicht op hebt of er voldoende van dergelijke lotgenotengroepen aanwezig zijn voor mannen en of deze groepen mannen ook voldoende bereiken.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is inderdaad mooi wat u zegt over 1712, oprecht. Het is natuurlijk wel ook maar – met alle respect voor 1712, die mensen kunnen ook niets anders bieden – een beginpunt. Dan komt de stap van melding making enzovoort. Dat blijkt voor heel erg veel mensen een heel hoge drempel te zijn.
Een mens kan in een minuut niet veel bijvragen stellen, dus dat ga ik niet doen, maar toch wel twee bijvragen. Een van de grote problemen – collega Schryvers heeft dat ook al aangehaald – is huisvesting wanneer mensen een melding maken. Want mensen gaan natuurlijk nadenken over de manier waarop ze ervoor kunnen zorgen dat ze, als ze een melding maken, een veilig onderdak hebben.
Bij die huisvesting moeten slachtoffers uit hun eigen huis gaan en moeten zij zelf naar een vluchthuis of iets dergelijks gaan. Zijn er pistes mogelijk waarbij plegers of mensen die van het plegen van seksueel geweld of van geweld worden beschuldigd, zelf uit huis gaan? Worden die onderzocht? Is de behuizing in vluchthuizen intussen al gratis voor mensen die slachtoffer zijn van seksueel en ander partnergeweld?
Een andere belangrijke factor is de volgende. We hebben daarnet al het jaarverslag Jeugdhulp besproken. Een aantal slachtoffers van intrafamiliaal geweld melden mij dat zij aarzelen om melding te maken omdat dan, op zich via een goed mechanisme, ook de zorg voor de kinderen wordt belicht, en dat zij schrik hebben dat – in hun woorden – ‘de kindjes worden afgepakt’. Dat is eigenlijk wel heel erg, dat je, als je dan durft melding te maken van intrafamiliaal geweld, onder dat soort dreiging terechtkomt. Op welke manier worden die twee evenwichten bewaard? Wordt ervoor gezorgd dat via de reflex om kinderen veilig te houden, slachtoffers van seksueel en intrafamiliaal geweld niet extra slachtoffer worden doordat zij melding maken?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wou hierbij twee punten aanhalen. Ten eerste gaat er terecht heel veel aandacht naar de slachtoffers van dat intrafamiliale geweld, de mensen waarop geweld wordt gepleegd, in vele gevallen de vrouw, soms de man. Maar ik wil toch een beetje een lans breken. Als er in dat gezin kinderen zijn, kan het zijn dat het geweld wordt uitgeoefend op de partner, maar die kinderen zijn daar ook en zien dat ook allemaal. Ik wil daar toch een oproep doen dat dat luik heel sterk meegenomen moet worden.
Ten tweede, wat betreft het risicotaxatie-instrument: er is gezegd dat dat er federaal gaat komen. Op Vlaams niveau wordt dat ook uitgewerkt, ook in het kader van de begeleiding en de behandeling van daders van onder andere seksueel misbruik. Ik wil er toch voor pleiten dat we daar niet voor veel versnippering gaan en dat die instrumenten die Vlaanderen reeds ontwikkeld heeft, ook verder worden gebruikt in het licht van wat hier vandaag voorligt.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Schryvers, wij hebben in de coronacrisis inderdaad middelen uitgetrokken voor extra capaciteit in hotels en op andere plaatsen. Volgens mij, voor zover ik de zaak nu inschat, volstaat de huidige capaciteit wel om plaatsen te voorzien. Dat is dus niet meer het grootse probleem waar we voor staan. Maar er wordt natuurlijk constant gezocht naar geschikte locaties, noodwoningen, sociale woningen, een beetje in functie van de situatie en ook van de veiligheid.
Wat de lotgenotengroepen en de vraag daaromtrent betreft, hebben we inderdaad een oproep gehad rond lotgenotengroepen voor slachtoffers van seksueel geweld, ook in het kader van het actieplan seksueel geweld dat opgemaakt wordt.
Wat de tijdelijke huisverboden betreft: dat is inderdaad een piste die mogelijk is, maar die natuurlijk altijd alleen maar kan na een juridische uitspraak. Die kunnen niet zomaar.
De vluchthuizen zijn niet gratis. Er is een dagvergoeding voor opvang door de CAW’s. Dat geldt ook voor andere opvangvormen. Maar als mensen dat niet kunnen betalen, zijn er natuurlijk de OCMW’s. Het OCMW waar de woonplaats van de betrokkene is, is daarvoor verantwoordelijk. Dat is ook geregeld in een omzendbrief van de federale minister, zodat het OCMW van de woonplaats ook effectief betaalt, ook al is het verblijf tijdelijk op een andere locatie.
Wat de kinderen betreft, collega Daniëls: dat is een terecht opmerking. De Kindreflex is uitgerold in de CAW’s in het kader van ‘Zorgen voor morgen’, dus net om dat perspectief ook mee te nemen. Ik denk dat het geweld tussen volwassenen in het bijzijn van kinderen ook beschouwd kan worden als een vorm van kindermishandeling, dus wanneer de kinderen er getuigen van zijn. Men moet zich daar dus inderdaad absoluut goed bewust van zijn .
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, nogmaals bedankt voor uw antwoorden. Dat was niet meteen het volledige antwoord op mijn bijkomende vraag. Maar dat is geen probleem, ik zal die schriftelijk indienen.
Ik wil wel de collega’s Groothedde en Daniëls nog bedanken voor hun opmerking betreffende de aanwezigheid van kinderen in gezinnen waar partnergeweld en ander geweld plaatsvindt. Ik denk dat dergelijke situaties op zich al schrijnend zijn, maar als er dan ook nog eens kinderen bij komen kijken, dan … (onverstaanbaar) … Minister, we blijven dit zeker samen met u mee opvolgen, en ik wens u alvast veel beterschap.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.