Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de stijgende woningprijzen zorgen een beetje voor onrust, ondanks het feit dat verlaagde registratierechten voor jonge starters een goede zaak zijn. In Vlaanderen zijn de huizen tijdens de eerste jaarhelft van 2021 gemiddeld 5,1 procent duurder geworden in vergelijking met het jaargemiddelde van 2020. Als je rekening houdt met de inflatie van 1,3 procent, gaat het om een reële prijsstijging van 3,8 procent. Een huis in Vlaanderen kost gemiddeld 322.274 euro. De prijs van appartementen is in Vlaanderen met 4,6 procent gestegen. De reële prijsstijging bedraagt 3,3 procent.
De Vlaamse Regering schafte in 2020 de woonbonus af voor de eerste woning. Om de kopers van een eerste woning te compenseren, werd toen ook besloten om de registratierechten op de eerste woning te verlagen tot 6 procent. In de Septemberverklaring werd beslist om deze weg verder in te slaan en het tarief te verlagen tot 3 procent. Verder werd er ook beslist om de registratierechten voor wie zijn eerste woning grondig energiezuinig renoveert, te laten zakken naar 1 procent. De registratierechten voor een tweede woning zouden dan weer stijgen van 10 naar 12 procent. Minister, toch blijft het onduidelijk, als we de recente persberichten lezen, of het om een algemene tariefverhoging gaat voor elke vorm van vastgoed die niet de gezinswoning is.
Minister, wat denkt u dat de impact van uw maatregel zal zijn op de verhuursector? U zegt altijd dat u alles zeer goed bestudeerd hebt. Ik ben ervan overtuigd dat u goed nagedacht hebt over wat de impact zou zijn van deze maatregel op de verhuursector.
Wat gaat volgens u de impact zijn op de huurprijzen? Velen vrezen dat de verhoogde registratie van 10 naar 12 procent doorgerekend zal worden in nieuwe huur.
Welk effect zal de tariefwijziging hebben op het huuraanbod?
Welk effecten zullen de tariefwijziging hebben op het aantal nieuwe huurwoningen? Het zou kunnen dat het aantal huurwoningen zal dalen omdat meer mensen zich een woning willen aanschaffen.
Minister, er is ook deze vraag die een beetje op kritiek stuit – u bent er niet volledig voor bevoegd, behalve als het om sloop en heropbouw gaat: wat zal de impact zijn op nieuwbouw? Want als de huurprijzen en de verkoopprijzen toch enigszins een klein beetje normaal stijgen en niet zoals het laatste jaar, dan hebben we ook nood aan voldoende nieuwbouw. Men zegt dat als dus uiteindelijk vooral renovatie gestimuleerd wordt, de nieuwbouw dubbel concurrentieel is omdat je daar ook met een btw van 21 procent zit, tenzij het gaat over sloop en heropbouw: dan geldt 6 procent, een tijdelijke maatregel van één jaar. Om alles een beetje te kunnen stabiliseren, moeten we ervoor zorgen dat er eventueel toch nog voldoende gronden aangesneden worden. Daar zit heel veel vertraging op. We zien dat ook in de sociale huisvesting. Minister, hoe zult u dat stimuleren, eventueel in samenwerking met de minister van Omgeving?
Zullen de fiscale wijzigingen ook een effect hebben op het aanbod woningen op lange termijn?
Zal de tariefverlaging voor eerste woning geen prijsverhogend effect hebben op de woningmarkt? Persoonlijk denk ik dat niet. Ik denk dat jonge mensen nu eigenlijk een concurrentieel voordeel hebben van toch 9 procent, of zelfs van 11 procent als ze energetisch gaan renoveren. Meer bepaald een jonge starter moet nu concurreren met soms wat oudere mensen van 40, 50 jaar die al een tweede woning willen verwerven. Natuurlijk wordt in een vrije markt de prijs bepaald door diegene die het meeste kan bieden. Jonge mensen zitten meestal aan hun limiet. Het is een goede zaak dat de kosten waar ze geen lening voor krijgen, fel gereduceerd worden, waardoor ze een betere concurrentiepositie krijgen ten aanzien van de beleggersmarkt.
Minister, er is ook wat ontevredenheid. Dat heb je natuurlijk altijd als u een nieuwe positieve maatregel invoert. Als dat in de Septemberklaring aangekondigd wordt en de akte van mensen staat veertien dagen later te verlijden, dan denkt men: ‘Ja, dat is toch wel jammer dat we nu die duurdere registratierechten nog moeten betalen, hadden we drie maanden later die actie kunnen verlijden, dan zou ons dit een stevige duit in het zakje bespaard hebben.’ Ik krijg toch vaak via mail de vraag of er voor deze mensen in de tijdelijke overgangsfase nog een bijkomende maatregel voorzien kan worden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, dank u wel voor uw vragen. Eerst even algemeen: in mijn opinie is economie voor een groot deel psychologie en dus ook een beetje een menswetenschap. U vraagt zeer veel wat het effect gaat zijn op iets. Op de woningmarkt – elke markt trouwens – heb je heel veel elementen die spelen, en misschien nog meer op de woningmarkt, omdat daar ook de rente speelt.
Ik kan niet met wetenschappelijke zekerheid zeggen – ik denk dat dat zelfs altijd maar in beperkte mate mogelijk is – hoe dat precies impact gaat hebben. Ik hou daar graag een slag om de arm. Ik heb dat altijd gedaan. Ook bijvoorbeeld bij de woonbonus zijn we daar altijd voorzichtig in geweest. We zijn zeker dat de woonbonus een opdrijvend element weggenomen heeft, maar we hebben nooit gezegd dat de prijzen niet meer zouden stijgen, omdat daar nog heel veel andere elementen spelen, met name de historisch lage rente die de prijzen omhoog duwt. Ik wil daar gewoon tussen haakjes meegeven dat we daar voorzicht mee moeten zijn.
Dan kom ik aan uw vragen. Ik wil nog graag even de doelstelling van de hervorming duiden. We weten allemaal dat het vooral voor jonge starters of voor starters in het algemeen op de huizenmarkt steeds moeilijker wordt om een eigen woning te verwerven. Dat komt niet alleen door de prijs, maar ook door de hoge inbreng die men doet, de verhouding tussen dat wat men kan lenen en het deel dat men zelf moet inbrengen. Er wordt altijd meer eigen inbreng gevraagd. Dat maakt het moeilijker. Dat is een gevolg van de strengere richtlijnen van de banken over het beleenbaar bedrag. Ik verwijs naar het maximum beleenbaar percentage en het feit dat het verkooprecht niet geleend kan worden. Het bedrag dat je nodig hebt voor de registratierechten kun je dus niet lenen.
De afschaffing van de meeneembaarheid is dan weer ingegeven door het feit dat dit voordeel zorgt voor een enorme administratieve rompslomp die de komende jaren alleen maar erger zou worden en zowel de notaris als de burger kopzorgen bezorgt. Het systeem van de meeneembaarheid was ook veel te weinig bekend. Toen men dat geconstrueerd heeft in 2005 was de bedoeling daarvan om de mobiliteit op de huizenmarkt te vergroten, maar we weten nu dat dat effect eigenlijk minimaal was, vooral omdat mensen het te weinig kenden. Ik heb dat trouwens gisteren ook mogen ervaren. Ik heb een college mogen geven aan de Hogeschool Gent (HOGENT) aan driehonderd – uiteraard – jongere mensen, maar toch studenten vastgoed, en ik heb gevraagd wie de meeneembaarheid kende. Dat was minimaal. Er waren zeer weinig mensen die dat kenden. Vandaar ook het feit dat dat weinig effect had op die mobiliteit. Door de meeneembaarheid geleidelijk aan af te schaffen en tegelijkertijd de registratierechten voor de enige ‘eigen’ woning te verlagen – er wordt dikwijls eerste woning gezegd, maar het is de enige, dat is een belangrijk onderscheid – kom ik aan deze problematiek tegemoet. Hiermee bevorder ik het eigenaarschap van jonge gezinnen en alleenstaanden.
U stelt zich vragen over de impact die deze maatregel kan hebben op de diverse deelmarkten van de woningmarkt. Ik ga eerst in op de impact op de koopmarkt, om dan vervolgens over te gaan naar uw vragen over de impact op de huurmarkt en op de nieuwbouwactiviteit.
Eerst en vooral wat betreft de impact op de koopmarkt en de woningprijzen: u weet dat de woningprijsevolutie het resultaat is van een combinatie van diverse lange- en kortetermijnfactoren zoals de lage intrestvoeten, de effecten van corona – het feit dat die markt een tijdje gesloten geweest is –, het temperend effect op de prijzen van de afschaffing van de woonbonus, enzovoort. Het is dus complex samenspel van factoren.
We willen twee elementen aanstippen. Enerzijds doen we een verlaging van de registratierechten voor de aankoop van de enige gezinswoning, maar we compenseren dat door een verhoging van de registratierechten van de tweede woningen. Dat zou elkaar dus min of meer in evenwicht moeten houden. We weten vandaag dat in veel gevallen die twee met elkaar in concurrentie komen. Je hebt investeerders-kopers, mensen die een belegging zoeken voor hun spaargeld. Het spaarboekje werkt niet meer en de beurs is dikwijls nog te risicovol voor veel mensen. Ze gaan dan eerder kijken naar de vastgoedmarkt. Ze komen in concurrentie met de starters op die woningmarkt, die een enige en eigen woning kopen. We proberen die twee in evenwicht te brengen. Anderzijds zullen de lagere registratierechten niet meegerekend worden in de uitleencapaciteit. In veel gevallen – ik zeg niet altijd, ik hou daar een grote slag om de arm – gaan jonge mensen naar de bank, ze zeggen wat hun inkomen is en vragen wat ze kunnen afbetalen. De bank zegt hoeveel ze per maand kunnen terugbetalen en hoeveel ze dus kunnen lenen. Dat staat los van het feit dat u dan nog 10 of 20 procent van de aankoop zelf moet financieren en de registratierechten. Dan maken de jonge mensen hun rekening. Ze weten hoeveel ze kunnen lenen op basis van hun inkomen en hoeveel ze moeten samen sparen om een aankoop te kunnen doen. Aan die uitleencapaciteit wordt met deze hervorming niet geraakt, maar wel aan dat bedrag dat men moet samen sparen. Dat zal men nu sneller kunnen doen.
Men gaat bijvoorbeeld voor de 30.000 euro die men na berekening nog zelf moet hebben om aan te kopen – 10 procent van de aankoopwaarde van de woning en nog eens 10.000 euro voor notariskosten enzovoort –, voor een woning van 200.000 euro, 3 procent minder betalen– dat is toch 6000 euro. Dat betekent dat ze dus eigenlijk al kunnen gaan kopen als nog maar 24.000 euro hebben gespaard. Dat is toch een groot verschil. Het maakt vooral een groot verschil op het moment zelf, want men gaat sneller op de markt kunnen komen.
Voor de inwerkingtreding moeten nog een aantal details – belangrijke details, daar ben ik niet blind voor – worden uitgewerkt. In het kader van het programmadecreet moet dit nog worden afgeklopt. Er zijn dus nog een aantal zaken die moeten worden beslist. Wat de meeneembaarheid betreft, is het zo dat we uitdrukkelijk hebben beslist dat men gaat kunnen kiezen voor het meest voordelige tarief of systeem tot eind 2023. Tot dan zal men kunnen kiezen om ofwel gebruik te maken van de meeneembaarheid en de 6 procent te betalen, ofwel maar 3 procent te betalen, maar dan kan men geen gebruik meer maken van de meeneembaarheid. Een overgangsperiode van meer dan twee jaar lijkt me billijk te zijn.
Het is mijn inschatting dat de impact op de huurmarkt beperkt zal zijn. Ik geef een aantal elementen mee. De kosten voor investeerders stijgen inderdaad, maar die stijging is beperkt. Bovendien heeft de verhoging van de registratierechten enkel een impact op de kosten van het bijkomend aanbod op de huurmarkt, en dat is maar een kleine fractie van het totale aanbod. Een deel van het bijkomend aanbod wordt bovendien gerealiseerd via nieuwbouw, en dat is niet onderhevig aan registratierechten, maar aan de btw. Experts geven ook aan dat ze niet verwachten dat investeerders zullen afhaken. Zeker met de huidige stand van de rentevoeten blijft vastgoed nog altijd een zeer aantrekkelijke belegging.
De vooropgestelde maatregelen moet het voor gezinnen ook mogelijk maken om niet langer te moeten huren en de droom van een eigen woning waar te maken. Dit zou in globo ook een verlichtend effect op de huurmarkt moeten hebben. We proberen het moment van intreden op de huizenmarkt wat te vervroegen zodat instappers wat sneller kunnen gaan. Meestal zijn het gezinnen die vandaag huren, en we denken dat er dus al een mild positief effect op de huurmarkt kan zijn.
Wat betreft de impact op de nieuwbouwactiviteit, is het belangrijk te weten dat nieuwbouw onderhevig is aan de btw en niet aan registratierechten. Ik ga er dus van uit dat de impact zeer beperkt zal zijn. De bouwgrond zal inderdaad wel onderhevig zijn aan het tarief van 12 procent, voor zover die apart wordt aangekocht. Door de registratierechten te verlagen van 5 naar 1 procent bij ingrijpende energetische renovatie, stimuleren we wel de renovatie van de bestaande gebouwen. Dit zorgt ervoor dat algemeen de energie-efficiëntie van ons vastgoed verbetert zonder open ruimte aan te snijden. Dat heeft natuurlijk effect op het klimaat.
Daarnaast is er op federaal vlak ook het verlaagd btw-tarief voor sloop en heropbouw dat we vanuit de Vlaamse Regering maximaal steunen. Voor ons mag dat zelfs uitgebreid zijn. Men heeft nu een aantal beperkingen opgelegd en het ook in tijd beperkt tot eind 2022. Voel u gerust vrij om bij de federale overheid te pleiten voor een verlenging, want naar mijn aanvoelen is het een van de beste klimaatmaatregelen tegenover de kostprijs, die natuurlijk niet min is. De klimaatwinst die we boeken, is volgens mij wel te verantwoorden. Voel u vooral vrij om bij de federale overheid te pleiten om die maatregel te verbreden en vooral te verlengen.
Mevrouw Van Volcem, u hebt een bijkomende vraag gesteld aan het einde van uw vraag. Ik begrijp die die frustratie, natuurlijk. Ik krijg die mails trouwens ook, en alle begrip daarvoor, maar je kunt daar geen oplossing voor geven. Als je dat wilt vermijden, is de enige manier om dat volledig uit te sluiten, nooit een belastingverlaging doorvoeren. Een belastingverlaging gaat altijd op een bepaald moment in en je kunt ze nooit retroactief goedmaken. We hebben ze aangekondigd tijdens de Septemberverklaring op 27 september. Als we zouden zeggen dat we vier maanden daarvoor al die mensen ook deze verlaging geven en terugbetalen, maar dan zijn er mensen die vlak daarvoor ook hebben aangekocht en dan sturen die natuurlijk mails.
Ik heb daar alle begrip voor, maar die kritiek ga je altijd hebben, bij elke belastingverlaging. Dat gaat altijd op een bepaald moment zijn. Er is altijd een harde lijn. Dat kan je niet vermijden. De enige manier om dat te vermijden is om nooit een belastingverlaging door te voeren. Ik neem aan dat u daarvoor niet zou pleiten, ik al zeker niet. Ik heb dus alle begrip voor die frustratie, maar ik denk dat we daar geen sluitend antwoord op kunnen bieden.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is altijd jammer dat de vragen om uitleg altijd een beetje achterhaald zijn omdat intussen ook al veel duidelijk geworden is. Zoals u weet, ben ik niet voor belastingverhogingen, alleen maar voor -verlagingen. Ik vind overigens dat men in Vlaanderen en ook in België veel te veel belastingen moet betalen. Eigenlijk is de Vlaming geboren met een baksteen in de maag. Iedereen droomt van een eigen woning. Ik vind het toch een fantastische maatregel. Als je bijvoorbeeld als jongere een huis hebt van 300.000 euro, kun je met een registratierecht van 3 procent – 9.000 euro – en als je energetisch zou renoveren van 1 procent, een woning verwerven. Dat betekent als je met twee bent en je je vakantiegeld gespaard hebt, je al een beetje in staat zou moeten zijn om die 1 procent registratierechten te kunnen betalen. Dat vind ik zeer positief, omdat veel alleenstaanden nooit in staat waren om die registratierechten zelf te sparen.
Ik betreur wel een beetje in uw antwoord, dat u spreekt van een inleg van 10 procent. De banken vragen meestal toch 20 procent. Minister, ik blijf dat een hoge inleg vinden. Men steekt zich natuurlijk weg achter Europese richtlijnen. Ik ben daar zeer veel mee bezig. De prijzen stijgen overal – in Europa, in de wereld – maar bijvoorbeeld in Zwitserland en in Nieuw-Zeeland is er eigenlijk een heel ander systeem. Daar stijgen de prijzen nog zoveel meer. Waarom? Omdat de mensen daar alleen de intresten afbetalen. Dat hebben wij in Vlaanderen en in België niet. Wij moeten ook altijd een stuk kapitaal terugbetalen. Dat maakt dat het risico voor de banken veel minder is. Doordat wij ook dat kapitaal moeten terugbetalen, is ook de maandelijkse aflossing hoger, waardoor dat ook een stukje in het prijseffect van de te kopen woningen meespeelt. Minister, ik zou u als minister van Wonen toch willen vragen om alstublieft eens samen te zitten met de banken en te vragen – zoals u zegt – om 10 procent. 10 procent samen sparen is al veel gemakkelijk dan 20 procent. 60.000 euro sparen met twee jongeren, daar doe je toch al een aantal maanden over. Als je 1000 euro per maand samen spaart, dan moet je al vijf jaar sparen. Niet iedereen krijgt geld van zijn ouders. Vroeger kon je dat toch ook doen op basis van je diploma of uitzicht op werk of andere zaken. De werkloosheid is nog nooit zo laag geweest. Dus als je werk hebt, een inkomen hebt en ook kapitaal afbetaalt, zou men eigenlijk ook van die 20 procent naar 10 procent moeten kunnen gaan. Andere Europese landen staan leningen toe met enkel intrestafbetaling, wat een veel groter risico is en eigenlijk een bankkrediet in de hand kan werken. Als je ook kapitaal afbetaalt, heb je een gedeeld risico.
Mevrouw Van Volcem, kunt u afronden?
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Ik hoop dat u erop kunt antwoorden. Het tarief in rechte lijn bij schenkingen is nu 3 procent tussen 1 en 150.000 euro. Zult u ook de schenkingsrechten in die zin aanpassen? Anders vrees ik dat er nog weinig geschonken zal worden en dat mensen eigenlijk gewoon hun huizen zullen verkopen. Als je dat dan ook koppelt aan energierenovatie, denk ik dat dat ook een quick win kan zijn voor … (onverstaanbaar) … woningen die in het bezit zijn van heel wat oudere mensen.
De heer Veys heeft het woord.
Ik heb een louter technische vraag voor de minister. We hadden het er vorige week even over in de plenaire vergadering. Mij is verteld dat het budgetneutraal is. Als we abstractie maken van de maatregel over de meeneembaarheid, klopt het dan dat de maatregel van het verlagen van 6 procent naar 3 procent en 1 procent bij energetische renovatie voor de eerste en enige woning, en het verhogen van 10 procent naar 12 procent voor de tweede, derde, tachtigste woning – ik zeg maar iets – op zich budgetneutraal is en dat de meeneembaarheid eigenlijk de winst voor de begroting is?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, inderdaad, dat is wat er ongeveer gebeurt. De kost voor de begroting van de verlaging van 6 procent naar 3 procent is ongeveer 300 miljoen euro. De opbrengst voor de begroting van de verhoging van 10 procent naar 12 procent is ook ongeveer 300 miljoen euro. Die twee heffen elkaar dus op. Bij de meeneembaarheid winnen we ongeveer 140 miljoen euro. Door die overgangsmaatregel denken we dat we die opbrengst pas in 2024 zullen hebben, na twee jaar overgangsmaatregel. Die redenering klopt. De 140 miljoen euro die we gaven aan de meeneembaarheid was bedoeld om de mobiliteit op de huizenmarkt te verhogen, maar we denken dat dat niet lukte. Uit verschillende analyses blijkt dat dat daar weinig toe bijdroeg. Uit andere analyses weten we dat de verlaging van 6 naar 3 procent die mobiliteit wel iets zou versnellen. In die zin deden we een nutteloze uitgave vanuit de begroting, die we nu kunnen schrappen. Ik denk dat dat een verstandige beslissing is. U schetst het dus juist.
Mevrouw Van Volcem, u hebt het veel over bankregels en dergelijke meer. Ik heb daar natuurlijk ook mijn bedenkingen bij, maar ik ga mij daar als minister van de Vlaamse Regering niet over uitspreken. Ik wil er wel op wijzen dat het idee dat mensen een bedrag lenen dat overeenkomt met de waarde van een woning, waarover een paar weken geleden discussie was, correct is. Ik vind dat een goede zaak. Men doet mensen geen plezier door ze meer te laten lenen en hen zwaardere schulden te laten aangaan dan de waarde van de woning waar een hypotheek op rust. Mocht men dat wel toelaten, dan zou men daar mensen meer in de problemen brengen.
Er is natuurlijk ook wel iets voor te zeggen dat de banken daarin geresponsabiliseerd moeten worden. Dat die regels opgelegd krijgen om daar voorzichtig mee te zijn, lijkt mij ook niet onlogisch, gezien de crisis van 2008-2009. U geeft het voorbeeld van Zwitserland en dergelijke meer. Ik ken het systeem niet in al zijn aspecten. Maar als ik het u hoor uitleggen, namelijk alleen maar intrest betalen en geen kapitaal, dan neem ik aan dat ook de eigendom nooit helemaal bij de koper komt te liggen en dat daar zeker een hypotheek op blijft liggen. In ons systeem heet dat huren. Dat komt ongeveer op hetzelfde neer.
Voor de schenkingsrechten zijn er op dit ogenblik geen plannen. Ik denk ook niet dat dat nodig is. Maar goed, dat moeten we dan eens bekijken. We zullen zien welk effect dat de komende maanden en jaren heeft.
Tot slot was ik heel verbaasd te vernemen dat u er blijkbaar in slaagt om op enkele maanden tijd 60.000 euro te sparen. Dat lijkt mij heel goed gespaard.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dat is een beetje een flauwe opmerking. U hebt niet goed geluisterd. Ik heb gezegd: zestig maanden aan 1000 euro. U hebt het niet goed gehoord. U moet de dingen nog eens herbekijken.
Minister, ik denk dat u mij niet goed snapt en ook de banken niet goed snapt. Wat ik eigenlijk wil vragen – ik zal het nog eens herhalen – is dat u als minister van Wonen overlegt met de banken voor jonge mensen die willen lenen. U hebt uw best gedaan voor de registratie. De banken hebben wij niet in de hand. Zij vragen 20 procent inleg. Wat ik vraag is dat u een overleg hebt dat ze die 20 procent zouden willen verminderen naar 10 procent, omdat dat een veel lagere barrière is om iets aan te kopen. Wat is uw argument? Ik geef het u mee.
Ik geef het mee: omdat wij in Vlaanderen niet alleen intrest aflossen, maar ook kapitaal, zodat er altijd een gedeeld risico is, door die 10 procent en doordat men kapitaal aflost. Dit is in tegenstelling met andere landen waar banken leningen geven met louter intrestaflossing. Waarom doet men dat, minister? Als je louter intrest aflost, blijf je toch eigenaar. De mensen speculeren op meerwaarde, op een prijsstijging. De intrest is misschien dezelfde als een huurprijs, maar na bijvoorbeeld vijf of tien jaar, verkoopt men en heeft de koper die de intrest heeft betaald, toch de meerwaarde die hij kan realiseren. Dat doen wij in Vlaanderen niet. Ik denk dat het argument zeker bij banken kan worden gebruikt om jonge mensen, in plaats van 20 procent, 10 procent te laten betalen, zoals het vroeger was, wat nooit voor problemen heeft gezorgd. Het probleem van de bankencrisis is overgewaaid uit de Verenigde Staten. Waarom was dat? Omdat zij het systeem hanteren waarbij er louter intresten worden betaald en geen kapitaalaflossing is. De banken hebben dus meer leningen toegestaan aan jonge mensen.
Ik hoop dat ik het duidelijk heb uitgelegd, want anders zal ik u nog eens documentatie sturen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.