Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, voor het zomerreces zei u dat tegen het begin van het volgende parlementair werkjaar, dus september 2021, de organisatie van het kenniscentrum milieueffectenrapportage (MER) zou worden klaargezet. Dat past in uw doelstelling om het omgevingsinstrumentarium te hervormen, waarbij u streeft naar een vereenvoudigde en kwalitatieve milieueffectenrapportage. Ook de vergunningverlening wilt u hervormen. U zegt in uw beleidsnota daarvoor in 2020 te starten met een globale evaluatie van de werking van het Omgevingsvergunningsdecreet.
Nu is de context drastisch gewijzigd. De grootschalige vervuiling door 3M legt de zwaktepunten van het Vlaamse milieubeleid open en bloot. Groot is de verontwaardiging dat een bedrijf als 3M een eeuwigdurende vergunning krijgt zonder een voorafgaande milieueffectenrapportage – wel een MER-screening – en zonder onderzoek naar grensoverschrijdende effecten.
Minister, hoever staat u met de hervorming van de milieueffectenregelgeving? Is het kenniscentrum MER reeds opgestart? Welke onderzoeken zijn er momenteel gaande en wat zijn de resultaten daarvan? Wat zijn de volgende stappen dit jaar en volgend jaar? Zult u extra middelen en personeel aanwerven in het kader van de hervorming van de MER-regelgeving en de oprichting van het kenniscentrum MER?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, er wordt vandaag volop geschreven aan de nieuwe regelgeving voor de MER door een ambtelijk-politieke stuurgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van de administratie en het kabinet. Er wordt daarbij op regelmatige tijdstippen overlegd met shareholders, zoals de MER-deskundigen en de MER-coördinatoren. Het kenniscentrum MER zal operationeel zijn vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe MER-regelgeving, gepland voor 1 januari 2023.
Ik heb al gelezen dat sommigen beweren dat ik met die hervorming heel de milieueffectenrapportage aan de kant wil zetten, maar dat is niet de bedoeling. De bedoeling is om vooral te focussen op de kerntaak, en dat is milieueffectenrapportage. In die zin zijn we aan het hervormen.
De doelstelling is om in het najaar het ontwerpdecreet rond te hebben. Nadien moeten de nodige uitvoeringsbesluiten aangepast worden. Daarnaast moeten in 2022 de noodzakelijke voorbereidingen getroffen worden om dan in 2023 operationeel te zijn met de nieuwe wetgeving, het kenniscentrum MER, inclusief een vernieuwd uitwisselingsplatform met actuele MER-methodologieën, digitale ondersteuning en een vernieuwd kwaliteitszorgsysteem met de betrokken actoren.
Simultaan met het schrijven van de nieuwe regelgeving wordt bekeken welke financiële middelen en fulltime-equivalenten (fte’s) noodzakelijk zijn om de hervorming in de praktijk toe te laten passen en te laten operationaliseren. Deze oefening past ook in een globalere reorganisatie en kerntakenoefening binnen het departement Omgeving. Ik wil vandaag dus ook nog niet vooruitlopen op eventuele investeringsbeslissingen. Een aandachtspunt is dat men ook in de overgangsfase de hoge dossierdruk optimaal moet kunnen verwerken, naast het verder uitwerken en uitrollen van de nieuwe wetgeving en het kenniscentrum MER.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik heb daar nog een bijkomende vraag bij. De Vlaamse Regering heeft de Europese plan-MER-richtlijn niet correct omgezet. Het Europees Hof van Justitie oordeelde al in 2018 dat er een ruimere definitie nodig is voor plannen en programma’s die aan een plan-MER en MER-screening worden onderworpen. Vorig minister Joke Schauvliege wist dat de verordeningen onwettig waren en wilde de uitspraak van concrete dossiers bij de Raad van State of de Raad voor Vergunningsbetwistingen afwachten. Nu is het gebeurd. Afgelopen zomer viel een belangrijk precedent. De Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft een groot deel van het algemeen bouwreglement van de stad Gent onwettig verklaard. Hoever staat u met de correcte omzetting van de richtlijn? Hoe zult u in de toekomst dergelijke incidenten vermijden?
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Eerder stelde collega Coenegrachts ook vragen omtrent deze materie. Gelet op de relevantie van dit thema, lijkt het mij opportuun om ook nu opnieuw aan te sluiten. Minister, ik vind het alleszins goed dat u dat kenniscentrum opzet en dat u die hervorming doorvoert. Het is belangrijk dat heel die MER-procedure haalbaarder wordt, ook voor de mensen van het Departement Omgeving zelf: taken en tijdsbesteding, herwaardering en dergelijke meer.
De recente rechtspraak waar collega Schauvliege naar verwijst, is de vorige keer ook al aan bod gekomen. Ik heb de indruk dat u daar toch alleszins mee bezig bent. Misschien kunt u inderdaad nog wat meer toelichting geven over de timing daaromtrent en de extra middelen die u daarvoor zult vrijmaken.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, we zijn natuurlijk nog lang niet aan de eindconclusies van de commissie over 3M, maar ik denk dat één conclusie toch al heel duidelijk is. Als je eeuwigdurende vergunningen wilt afleveren – en ik heb er grote bedenkingen bij of het een verstandige zaak is om dat te doen – zul je in ieder geval zeer zorgvuldig vooraf moeten controleren of het goed is om die vergunning af te leveren, en aan welke voorwaarden. Dat is een evidentie die nogal voor zichzelf moet spreken. De evidente conclusie daaruit is dat er meer MER-onderzoek nodig is, en niet minder.
In die zin vond ik uw verwijzing naar de hoge dossierdruk en het feit dat de snelle afhandeling gegarandeerd moet blijven, een beetje verontrustend. Want daar volgt maar één simpele conclusie uit, en dat is dat u meer mensen, meer middelen en meer inspanningen nodig hebt om die grondigere MER-onderzoeken te doen. Ofwel moeten we stoppen met eeuwigdurende vergunningen af te leveren. Dat is misschien een nog nuttigere conclusie. Een van de twee had ik u toch graag wat luider en duidelijker horen zeggen, want ik heb de indruk dat u er nogal rondfietst op dit ogenblik, met alle sympathie.
Minister Demir heeft het woord.
Ik ben er inderdaad misschien aan het rondfietsen, collega Tobback, omdat we nog volle bak bezig zijn met de nieuwe regelgeving. Er zijn op dit moment nog geen knopen doorgehakt. Ik wil daar ook nog niet op vooruitlopen. Wij zijn binnen het Departement Omgeving ook een globale oefening aan het maken. Dat is een departement met meer dan duizend medewerkers. Ik vind het belangrijk dat we al die medewerkers goed inzetten. Er is ook een kerntakenoefening lopende binnen dat departement. We hebben binnen de dienst handhaving bijvoorbeeld ook een audit lopen. Alles zal dus wat bijeenkomen, om dan te kijken welke afdelingen bijvoorbeeld extra versterking nodig hebben en of er misschien zaken en taken zijn die niet meer tot onze bevoegdheid horen. Ik wil daar nog even op wachten.
Ik heb heel duidelijk gezegd dat de focus van de MER-regelgeving het effect op milieu is. Dat moet de hoofdtaak en de focus zijn. Het is daarrond dat we de stenen zullen bouwen, rond de nieuwe wetgeving en het kenniscentrum MER, waar we natuurlijk ook digitale ondersteuning bij zullen hebben.
Wat betreft de rechtspraak van het Hof van Justitie en het Grondwettelijk Hof, collega Schauvliege, denk ik dat het niet meer dan normaal is dat we daar ook rekening mee houden. Dat is de evidentie zelve. Je kunt ook niet wegkijken van die recente rechtspraak. Dat wordt dus meegenomen.
Collega De Coninck, ik heb aangegeven dat het de bedoeling is dat we op 1 januari 2023 gaan starten. En qua investeringen ga ik nog niet vooruitlopen op de oefening.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, net als in het debat over de Septemberverklaring belooft u opnieuw dat u uw administratie zult herorganiseren. Sta mij toe dat ik dat nogal een magere belofte vind. Ik heb ook de Vlaamse Brede Heroverweging gelezen voor het Departement Omgeving en gezien dat daar nog gigantisch veel opdrachten op de plank liggen, opdrachten die we met Vlaanderen niet voldoen. Ik kan me dus niet voorstellen dat die duizend mensen nu met hun vingers zitten te draaien en niet keihard aan de slag zijn. (Opmerkingen van minister Demir)
Ik zeg niet dat u dat gezegd hebt, maar ik kan me niet voorstellen dat die mensen niet keihard werken, zeker gelet op de opdracht die nog op de plank ligt. Een daadkrachtig milieubeleid staat of valt met voldoende personeel om de wetgeving uit te voeren, op te volgen, te controleren en bij te sturen. Ik vind het dan ook jammer dat u hier niet het engagement neemt om ook die administratie te gaan versterken. Want met alleen reorganiseren – de zoveelste reorganisatiegolf – zal het niet lukken.
Ik ben bereid om te luisteren. Hoe zou u het doen? Zeg het maar.
Minister, wat u nu zegt, is dat u een beetje gaat reorganiseren. (Opmerkingen van minister Demir)
Uit alles wat wij zien in de Onderzoekscommissie PFAS-PFOS, blijkt dat daar volk en middelen te kort zijn om de opdrachten te vervolledigen. Uit die heroverweging blijkt dat ook. U zult er dus niet komen met alleen maar een beetje te herorganiseren. (Opmerkingen van minister Demir)
De vraag om uitleg is afgehandeld.