Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, deze Vlaamse Regering heeft zichzelf tot doel gesteld om te komen tot een duurzaam, slim en innovatief wegennetwerk en werk te maken van een nieuwe wegcategorisering.
Om tot een nieuw theoretisch model te komen werd een evaluatie uitgevoerd door het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) en is een studie uitgevoerd door de Onderzoeksgroep voor Stadsontwikkeling van de Universiteit Antwerpen, samen met MINT nv. Dit heeft in 2019 geleid tot de publicatie 'Naar een slim, veilig en robuust wegennet als onderdeel van een geïntegreerde visie op mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling'.
Daaruit is het concept van het robuust wegennet gevloeid, waarbij men volledig afstapt van de huidige bekende wegcategorisering en overstapt op drie hiërarchische lagen: het hoofdwegennet, met Europese- en Vlaamse hoofdwegen; het dragende netwerk, met regionale- en interlokale wegen; en het lokale wegennet, met lokale ontsluitingswegen en -erftoegangswegen. Zo stapt men tevens af van de boomstructuur en wordt er vanaf heden gewerkt met een netwerk van rasters. Zo kan er een beter onderscheid gemaakt worden tussen verbindings- en ontsluitingswegen.
Op 7 oktober 2020 zijn deze zes nieuwe wegcategorieën, samen met de nieuwe algemene principes voor de wegencategorisering, goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Daarop volgt het toekennen van categorieën aan wegsegmenten. Men heeft er telkens voor gekozen om een hogere instantie het voorstel voor categorieën te laten maken, terwijl andere instanties daarop hun advies mogen geven.
Zo maakte de Vlaamse Regering het voorstel voor het hoofdwegennetwerk en kunnen de vervoersregio’s daarop hun advies geven. De vervoersregio’s zijn dan weer gemachtigd het voorstel voor het dragende netwerk te maken, en winnen daarvoor advies in bij lokale gemeentes. Het lokale wegennet zal dan weer voorgesteld worden door de gemeentes, die advies krijgen van de vervoerregio’s.
De inrichtingsprincipes voor het hoofdwegennet werden daarbij opgesteld door een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), MOW, De Lijn, De Werkvennootschap en het Departement Omgeving. Voor het dragende netwerk is een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van dezelfde instanties, inclusief de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
Minister, kunt u reeds meer toelichting geven bij de inrichtingsprincipes voor het dragende netwerk?
Het belang van het advies van vervoerregio’s en lokale besturen kan niet onderschat worden. Dat is cruciaal, er wordt maximaal rekening mee gehouden. Zij zijn het best geplaatst om veelgebruikte sluipwegen in kaart te brengen. Hoe gaat u garanderen dat het advies van lokale besturen wordt opgenomen door Vlaanderen?
Wat is de verwachte timing van de te maken voorstellen en adviezen van de Vlaamse Regering, de vervoersregio’s en de lokale besturen rond de nieuwe wegcategorisering?
Zult u de categorisering aan het parlement voorleggen alvorens het definitief besluit te nemen?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega Brouns, we hebben in het Maasland jarenlang moeten palaveren en studeren om tot een finale conclusie te komen over de wegcategorisering van de N78. De N78 heeft momenteel verschillende soorten categorisering, om te duiden dat het niet altijd evident is.
De bestaande wegcategorisering dateert van 1997 en is nog verankerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Daarom werd in het regeerakkoord opgenomen dat dit moest veranderen. Het moest vereenvoudigd worden en zo is een nieuwe wegcategorisering ontstaan. Er zijn zes types, verdeeld over drie lagen: het hoofdwegennet, het dragend wegennetwerk en het lokaal wegennet.
Specifiek wat die inrichtingsprincipes betreft voor het dragend netwerk, kan ik u het volgende zeggen. Het dragend wegennet bestaat uit regionale wegen en interlokale wegen en kan bij capaciteitsproblemen van het hoofdwegennet ingeschakeld worden. Op dit ogenblik zijn de voorbereidende werken lopende rond het maken van die inrichtingsprincipes. Ik neem aan dat ik die zo snel mogelijk teruggekoppeld krijg van de administratie. U hebt zelf de instanties aangegeven die binnen het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, inclusief de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten daar allemaal mee bezig zijn. Het is de bedoeling dat we van onze administraties zo snel mogelijk meer duidelijkheid krijgen over deze inrichtingsprincipes.
Het principe is alleszins dat deze inrichtingsprincipes een soortgelijk statuut hebben als de vademecums die we vandaag kennen binnen het Agentschap Wegen en Verkeer. Het is de bedoeling dat zij veel minder in detail gaan om niet de polemiek te krijgen zoals we die in het verleden in onze eigen regio kenden. De bedoeling is om daar de grote basisprincipes in op te nemen die de functie van de weg herkenbaarder moeten maken, waarbij tegelijkertijd ruimte is voor flexibiliteit en ook rekening kan worden gehouden met de ruimtelijke context ter plaatse.
Er is op dit ogenblik nog geen ontwerpselectie van het dragende netwerk beschikbaar, omdat dit wordt uitgewerkt door de vervoerregioraden. De lokale besturen worden via de vervoerregiowerking betrokken. Het advies over de selectie van de Europese en Vlaamse hoofdwegen en het voorstel van selectie voor het dragende netwerk passeren langs de vervoerregioraden.
Voor de lokale actoren wordt er voldoende inspraak voorzien per regio in klankbordgroepen, peergroupsessies, reflectiekamers en werktafels in het kader van de opmaak van de regionale mobiliteitsplannen. In dat kader van die regionale mobiliteitsplannen zal bepaald worden welke wegen worden geselecteerd voor het dragende netwerk en welke meer ontsluitingswegen of erftoegangswegen zijn. Voor dit laatste zijn het vooral de gemeenten die de pen vasthouden.
AWV zal in co-voorzitterschap met de VVSG tevens de inrichtingsprincipes voor lokale wegen uitwerken. Hierbij worden de gemeenten via de VVSG maximaal betrokken. Ook hier geldt dat het algemene richtlijnen zijn, niet op detailniveau, zodat er nog altijd alle mogelijke flexibiliteit zal zijn.
De nieuwe wegencategorisering zal pas worden uitgetekend, wanneer alle regionale mobiliteitsplannen afgerond zijn. U zult begrijpen dat we eerst die regionale mobiliteitsplannen moeten hebben. Daar staat geen concrete timing op. Zodra we deze regionale mobiliteitsplannen hebben, kunnen we verder met de wegcategorisering, zodat de vervoerregioraden eigenlijk maximaal de pen vasthouden.
Op de vraag of dit nog aan het parlement moet worden voorgelegd, moet ik negatief antwoorden. Dat was ook niet echt de intentie bij de opmaak van het verzameldecreet. Bij het verzameldecreet is de nieuwe wegcategorisering ingevoerd op basis van het decreet Basisbereikbaarheid. Het is niet de bedoeling dat dat nog eens helemaal terug moet naar het parlement. Het vloeit voort uit onze eerder aangenomen decreten.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. U verwees zelf naar het verleden. Het klopt dat onder andere de N78 maar ook de N73 en vele gewestwegen in de ruimtelijke structuurplannen een bepaalde categorisering kregen die weinig tot niet in overeenstemming was met de realiteit. Dat waren vaak lokale wegen, maar in de praktijk hadden die ook een doorgaande functie met internationaal vrachtverkeer en dergelijke. De bezorgdheid daar is om dat te kunnen handhaven, en dat we hetgeen we in theorie afspreken en plannen, ook in overeenstemming brengen met de werkelijkheid. Als we een bepaalde typering van een weg vragen en als dusdanig afkloppen, dan moet dat ook in overeenstemming zijn met de realiteit. Als het een lokale weg is, heeft die geen verbindende functie. Daar zijn wel wat mogelijkheden, zoals vrachtwagensluizen met ANPR-camera’s (Automatic Number Plate Recognition) en noem maar op. Maar ik stel vast dat het in de praktijk brengen ervan geen evidente zaak is, dus daar vragen we wel aandacht voor.
Iets wat ons ook soms wel wat zorgen baart is dat het hoger net, het hoofdwegennet bij congestie kan afzakken naar het dragende netwerk, waarbij dat dragende netwerk die congestie eigenlijk voor een stuk moet opvangen. Dat is toch ook iets wat aandacht vraagt, omdat we vandaag toch ook al heel wat congestie zien op gewestwegen, met kernen die dichtslibben. Dat is toch iets wat de nodige aandacht vergt bij de uitrol, denk ik.
En dan is er de aansluiting op het vrachtroutenetwerk. We hebben dat hier al eens gezegd. Ik denk dat dat cruciaal is. Vanaf het ogenblik dat de nieuwe categorisering vastligt, moet ook het vrachtroutenetwerk en de vervoersregio, dus ook het Vlaamse niveau, daar volledig op afgestemd worden.
Ik kan vandaag inderdaad wel bevestigen dat in de vervoerregio maximaal rekening wordt gehouden met de input van de lokale besturen, maar dat het een huzarenstukje zal zijn om dat dan ook effectief in die richting te gaan sturen – ik noem het handhaven. Zo is het verkeer dat op een bepaald type van weg verwacht wordt, daar ook effectief. Zo komt de rest, heel concreet het doorgaand internationaal vrachtvervoer, op een hoger niveau.
Ik heb geen specifieke verdere vragen, wel een aantal bezorgdheden over hoe we dat effectief gaan kunnen handhaven.
De heer Bex heeft het woord.
Ik wil kort aansluiten bij de bezorgdheden van collega Brouns, en ik wil specifiek het belang van dat overleg met de lokale besturen benadrukken. We moeten echt vermijden dat dat doorgaand verkeer bijvoorbeeld terechtkomt op het dragend netwerk, wat soms ook een ringweg rond een gemeente of stad kan zijn. Daar vraag ik veel aandacht voor.
Een tweede punt is dat dat STOP-principe (eerst stappers, dan trappers, dan openbaar en tot slot privévervoer) toch ook wordt meegenomen in deze hele afweging.
Ik heb ook een vraag over dat vrachtroutenetwerk. Kunt u wat meer verduidelijken op welke manier dit hele proces ertoe zal leiden dat het vrachtroutenetwerk eindelijk eens op poten staat en zal werken?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank voor de bedenkingen, die zeker allemaal terecht zijn, en voor de bijkomende vraag. Wat het vrachtroutenetwerk en de verdere uitrol van het dragend netwerk als dusdanig betreft: daar zijn onze vervoerregioraden specifiek mee bezig. Dus zodra zij op dat vlak een en ander hebben afgeklopt, kunnen we daar sowieso mee verder.
Maar dat neemt niet weg dat we ons bij een aantal criteria – er is verwezen naar het aantal vrachtwagens die her en der ook voor congestie zorgen op het dragend netwerk, en niet alleen op het hoofdwegennetwerk – nog eens goed moeten beraden en nog eens goed alle cijfers in kaart moeten brengen van de huidige selectie. Dat is gebeurd op basis van een aantal cijfers uit het verleden, bijvoorbeeld van het aantal vrachtwagens die her en der reden. Ik denk dat we goed moeten overwegen of die cijfers nog allemaal up-to-date zijn. Men verwijst onder andere ook naar het verhaal van de VITO-kaart (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) van 2017, en die is niet altijd meer up-to-date, zeker in welbepaalde provincies.
Kortom, voor we definitief alles afkopen, moeten we nog wat grondiger onderzoek doen. En tegelijkertijd, wat betreft het dragend wegennet en het vrachtnetwerk, kijken we ook naar de vervoerregioraden, zodra zij hun werk klaar hebben. Het is alleszins een ‘work in progress’, en ik hoop dat we daar straks snel meer duidelijkheid rond hebben.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik vind het goed dat u nog eens verwijst naar concrete tellingen en cijfers. Ik denk dat mijn allereerste parlementaire vraag ging over het tellen van doorgaand vrachtverkeer op lokale wegen. Het gaat om een weg die een typering ‘lokaal’ had, dus niet voor doorgaand verkeer, maar die als dusdanig wel heel wat verkeer te verwerken krijgt, iedere dag opnieuw. We hebben daar samen nog gestaan, aan de rotonde op de N73 in mijn eigen gemeente, Kinrooi. We hebben die volledige oost-westas, en zo heb je er in heel wat provincies. We hebben de N73, de poort vanuit het oosten, vanuit Duitsland verder richting de Antwerpse haven. We hebben daar tellingen gedaan, omdat het via de ANPR-camera’s, aanwezig op het traject, niet mogelijk was. Daaruit blijkt dat daar dagelijks, naargelang de dag en het tijdsstip, 500 tot 800 vrachtwagens zijn, waarvan 10 procent effectief internationaal doorgaand verkeer is. Die komen vanuit Bremen en die moeten in Geel zijn, richting Antwerpen. En die nemen dan de gewestweg. Die moeten dus echt op het hoofdwegennet.
Het is natuurlijk niet zo evident om daar dan lokaal op te gaan sturen. We hebben de vervoerregio en de nieuwe typering. We gaan dan naar het vrachtroutenetwerk. Maar dat effectief handhaven en dat effectief sturen ... We hebben die telling gedaan met onze politiezone. Zij geven aan dat het echt niet evident is om daar gepast op te gaan sturen. Dat is dus echt wel een bezorgdheid die we hebben. Die nieuwe categorisering, de vervoerregio, en ook het vrachtroutenetwerk, dat is heel goed, maar je moet dan onder andere met de gps-beheerders onderhandelen. Je hebt vrachtwagensluizen. Dat zijn een aantal systemen die eventueel kunnen worden ingeschakeld. Dat is ook een beetje een oproep aan Vlaanderen om, als we die plannen en die nieuwe categorisering hebben, daar een instrument te hebben om dat ook effectief te kunnen afdwingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.