Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer De Loor heeft het woord.
In de Septemberverklaring van vorige week vestigde de minister-president de aandacht op de belangrijke rol die de lokale besturen, samen met het federale niveau, hebben opgenomen in het bestieren van de coronacrisis. De minister-president kondigde toen ook aan dat u de decentraliseringsoefening zou starten om die lokale slagkracht verder te vergroten.
Uit het regeerakkoord maar ook uit uw beleidsnota bleek al dat u werk maakt van de heropstart van de commissie decentralisatie om dat hele verhaal opnieuw op gang te trekken en te kijken welke extra bevoegdheden er kunnen worden toevertrouwd aan de lokale besturen. Daar valt natuurlijk bij op dat u telkens spreekt over gesprekken tussen enerzijds de Vlaamse overheid en anderzijds de lokale besturen. In de huidige plannen wordt niet of niet meer gesproken over de rol van de provincies. Nochtans gebeurde dat in de vorige legislatuur of zelfs legislaturen wel.
Dus de commissie Decentralisatie werd opgericht, waarbij de drie bestuursniveaus aan tafel zaten. Enerzijds de Vlaamse Overheid, anderzijds steden en gemeenten en ook de provincies. In de laatste legislatuur waren de provincies als waarnemer aanwezig, maar het was toen de bedoeling om de bevoegdheden van Vlaanderen te decentraliseren naar gemeente- of provinciebesturen. Vandaar een aantal vragen, minister.
Is het de bedoeling om de provincies niet te betrekken bij de commissie Decentralisatie? Als dat inderdaad het geval is, wat zijn daartoe de beweegredenen? En indien de provincies wel worden betrokken, welke rol zullen ze krijgen?
Hebt u al zicht op de bevoegdheden en de thema’s waarover de oefening rond decentralisatie zal worden gevoerd?
Aan het begin van de legislatuur hebt u verklaard dat er aan de provinciale bevoegdheden niet geraakt zal worden. Bevestigt u dat dit het uitgangspunt zal blijven van de commissie Decentralisatie?
Kunt u al meer inzicht geven in de timing die vooropgesteld wordt voor de werkzaamheden van de commissie Decentralisatie en voor mogelijk verdere doorbraken?
Ik kijk uit naar uw antwoorden, minister.
Minister Bart Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, gelet op het late uur kan ik met betrekking tot vragen één en drie heel kort zijn.
De provincies vallen niet in de scope van de oefening die met behulp van de commissie Decentralisatie zal worden uitgevoerd. Deze decentralisatie-oefening heeft enkel betrekking op decentralisatiebewegingen van het Vlaamse naar het gemeentelijke niveau. Dat is het uitgangspunt dat we hebben afgeklopt in de schoot van de Vlaamse Regering. Er worden dus geen nieuwe rollen toebedeeld aan het provinciale niveau. Zoals u weet worden de rol en taakstellingen van de provincies niet gewijzigd in het Vlaams Regeerakkoord. De commissie Decentralisatie zal dit beleid niet wijzigen.
Dan is er uw tweede vraag. Ik heb in de commissie van 15 juni 2021 gezegd dat het om een betekenisvolle invulling zal gaan van de agenda van de commissie Decentralisatie, waar de belangrijkste noden en verwachtingen op het vlak van decentralisatie in kaart moesten worden gebracht. Wel, daarom koos ik ervoor om zowel een bottom-up als top-downaanpak te hanteren zodat we zeker alle elementen capteren die in dit debat aan bod dienen te komen.
Wat betreft het bottom-upaspect heb ik aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een standpunt gevraagd over hun wensen en verwachtingen op het vlak van decentralisatie. De top-downbenadering houdt in dat we in de schoot van de Vlaamse Regering een zogenaamde longlist opmaken die het standpunt van de VVSG verder aanvult en verfijnt. Hierin worden de sectoren, taken en thema’s opgesomd waarbij reële vooruitgang kan worden geboekt op het vlak van decentralisatie. Deze lijst van concrete decentralisatieopportuniteiten zal worden doorvertaald in een startnota Decentralisatie die wordt vormgegeven in samenspraak met de betrokken Vlaamse sectoren.
Deze startnota zal vervolgens aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd, en bijgevolg het standpunt vormen voor de commissie Decentralisatie. Er is alvast een overeenkomst over een aantal concrete punten, bijvoorbeeld buitenschoolse opvang, leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs, de overname van onthaalfuncties van de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) door de OCMW’s, en de decentralisering van het integratiebeleid. Maar in de schoot van de Vlaamse Regering wordt hier nog verder over gedebatteerd.
Ik wil nog meegeven dat ik vanuit het streven naar een efficiënte werking van de commissie van mening ben dat deze zich moet focussen op topics waarbinnen substantiële resultaten kunnen worden geboekt op het vlak van de decentralisering.
Over uw laatste vraag: zoals net is verduidelijkt, is het opmaken van de startnota Decentralisatie de eerste stap van dit proces. Hieraan wordt momenteel hard gewerkt zodat de commissie nog dit najaar kan worden samengesteld en van start kan gaan. Daarna krijgt de commissie Decentralisatie de opdracht om tegen het voorjaar van 2022 met voorstellen te komen die aangeven hoe we de decentralisatie kunnen implementeren. Dit zal gebeuren in inhoudelijke werkgroepen die aangestuurd worden door de commissie. Vervolgens presenteren de werkgroepen de resultaten van hun werkzaamheden aan de commissie Decentralisatie die deze zal valideren. Indien er geen volledige consensus zou bestaan kan de commissie ook steeds een voorstel doen aan de Vlaamse Regering.
Wat ten slotte de vervolgfase betreft: de uitvoering van de gemaakte afspraken valt onder de verantwoordelijkheid van de functioneel bevoegde ministers en administraties, uiteraard in nauwe samenwerking met het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) en mezelf. De commissie Decentralisatie monitort dan minstens jaarlijks, maar liefst nog frequenter, de uitvoering van het afgeklopte programma via een opvolgingsverslag dat zal worden meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
Ik hoop dat ik daarmee een antwoord heb gegeven op uw concrete vragen.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, dank u wel. U hebt een antwoord geven op mijn concrete vragen, maar u hebt geen concrete antwoorden gegeven op mijn concrete vragen. Ik zal mij verduidelijken.
Ten eerste, wat de provincies betreft, had ik ook gevraagd naar de beweegredenen waarom het niet is gebeurd. Dat het niet zou gebeuren, kan ik ook in uw beleidsnota lezen. Daarom heb ik gevraagd naar de overwegingen waarom de provincies er niet bij worden betrokken. We hebben op dat vlak natuurlijk al een hele evolutie achter de rug. In de legislatuur 2009-2014 zaten de provincies wel als volwaardige partners aan tafel, in 2014-2019 zaten ze als waarnemer aan tafel en nu worden ze weggeschoven van de tafel. Ik blijf in het duister tasten waarom dat het geval is.
Ten tweede, wat het inhoudelijke betreft, de bevoegdheden en de thema's, daarover bent u ook nog niet concreet. U verwijst naar de startnota en hebt het over ‘dit najaar’ wat de timing betreft. We zijn ondertussen al in het najaar. Wanneer mogen we die concreet verwachten? Wanneer mogen we de opstart van de commissie concreet verwachten?
U zei net voor de zomer – ik denk in antwoord op een vraag van collega Warnez – dat u zelf ook bezig bent met een oefening over welke zaken er zouden kunnen worden gedecentraliseerd. Hoe ver staat het daarmee? Is die oefening rond? Kunnen wij daarover beschikken?
Tot slot, minister, heb ik vernomen dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) u een brief heeft gestuurd. Waarschijnlijk was dat naar aanleiding van de uitnodiging die u hen hebt bezorgd. De brief bevat een aantal randvoorwaarden. Ik denk dat er daar heel belangrijke zaken in staan bij die randvoorwaarden. Het gaat onder andere over het schrappen in de al te detaillistische uitvoeringsregels, dat dat ook al veel beleidsruimte kan geven en dat het niet altijd hoeft te gaan over extra bevoegdheden. Het gaat over 100 procent transparantie en een geïntegreerde aanpak op Vlaams niveau. Ook een bevoegdheidsverschuiving richting Vlaanderen moet kunnen. Hoe staat u tegenover de randvoorwaarden die de VVSG u heeft bezorgd?
De heer Warnez heeft het woord.
Collega De Loor, ik dank u voor uw vraag. Ik was wat verrast, maar uiteraard tevreden met de vraagstelling die een steun voor de provincies is. Ik leid daaruit een positief signaal vanuit uw fractie af, collega De Loor, over het goede werk dat de provincies leveren.
We moeten allemaal eerlijk zijn: we weten ook wel waarom er in het regeerakkoord staat dat de provincies bestuurlijke rust krijgen in deze legislatuur, ook al hadden wij ze graag – en dat weet iedereen – ook rond de tafel gezien in deze oefening.
Minister, ik heb nog een vraag over een andere uitspraak. U hebt in de pers gezegd dat een pakket van 225 miljoen euro klaarligt om te decentraliseren. U zult onze steun krijgen, in het bijzonder als het gaat over dienstverlening die we dichter bij de burger en daardoor sterker kunnen brengen. Dat pakket, die 225 miljoen euro, is dat dan die eigen oefening? Of is dat al aangevuld met die VVSG-oefening? Ik ga ervan uit dat dat dan zal worden verfijnd in de komende maanden. Maar ik heb daar twee vragen over. Ten eerste, zouden die lokale besturen rechtstreeks input doen via de VVSG of is er al duidelijkheid over de methodologie, hoe die mandatarissen worden geconsulteerd? Ten tweede, ik ga ervan uit dat het antwoord positief is voor de lokale besturen. Maar kunt u bevestigen dat dit geen besparingsoefening is?
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral, het is zeker geen bijkomende besparing. Dat is niet de inzet.
Ten tweede, het pakket is tot stand gekomen in de schoot van de regering. Dat is een eerste pakket dat we nu zullen voorleggen aan de VVSG. Ik wil dat debat alle ruimte geven. Ik wil de VVSG de kans geven om daar op een zinvolle manier op te reageren. Wie de VVSG daarbij betrekt, behoort tot de autonomie van de organisatie. Zij zijn de belangenbehartiger van de lokale besturen en moeten de kans krijgen om het zelf te doen.
Ik kom tot de vraag over de timing.
Mijnheer De Loor, ik denk dat ik heel duidelijk ben geweest. Dat begint nu. De volgende oefening is voor het najaar van 2021. Ik kan daar niet concreter over zijn. Het is voor de komende weken. U weet dat het jaar op 31 december 2021 afloopt. Het is vandaag 5 oktober 2021. Dat is nog drie maanden, maar als we daar de kerstvakantie aftrekken, hebben we nog twee en een halve maand om hiervoor te zorgen. In die periode zal dat starten.
Wat de reden betreft, moeten we eerlijk en duidelijk zijn tegen elkaar. U ziet een duidelijke evolutie. Ik zie diezelfde evolutie ook. Ik stel vast dat er een fundamenteel meningsverschil over de toekomst van de provincies is. Er zijn partijen in de meerderheid die geloven dat de provincies een sterke toekomst hebben. Er zijn partijen die geloven dat dit aflopend is en dat die toekomst in het verleden ligt. Dat is geen positieve of negatieve appreciatie van de mensen die voor de provincies werken. Het zijn gewoon verschillende opties met betrekking tot de provincies.
Op basis van het Vlaams regeerakkoord hebben we de optie de bevoegdheden van de provincies de komende jaren te respecteren. Ze worden niet bij deze decentraliseringsoefening betrokken. Wat zou anders gebeuren? Bepaalde partijen zouden stellen dat we bevoegdheden van de provincies moeten afnemen en aan de lokale besturen moeten geven. Andere partijen zouden stellen dat we Vlaamse bevoegdheden aan de provincies moeten geven. We weten op voorhand dat dit een patstelling is. We hebben op voorhand beslist dat we dit niet willen. We zullen elkaar niet pesten en geen politieke energie weggooien. Dat heeft geen enkele zin. We werken vanuit het perspectief dat de Vlaamse overheid een aantal bevoegdheden naar de gemeentebesturen zal doorschuiven en dat de provincies zullen worden gerespecteerd. Bij haar aantreden zal de volgende Vlaamse Regering meedelen wat ze met de provincies van plan is.
We kennen de posities van de verschillende partijen. We kennen de positie en de goede argumenten van CD&V. We kennen de positie en de goede argumenten van Vooruit. We kennen de positie van mijn partij, van de N-VA of van Groen. Alle partijen hebben ter zake hun kaarten op tafel gelegd. We moeten respecteren dat de combinatie van al deze verschillende standpunten erin bestaat dat er deze legislatuur ten aanzien van de provincies een respectvolle standstill is.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, als we de decentralisatieoefening maken, moeten we vanuit het subsidiariteitsprincipe vertrekken. De bevoegdheden moeten gaan naar het beleidsniveau waar ze het best thuishoren. Dat moet met een open geest gebeuren, maar ik stel, jammer genoeg, vast dat die open geest hier niet echt aanwezig is. Dat is niet goed voor de decentralisatieoefening. We kunnen veel verder komen als dat met een open geest gebeurt en als alle partners aan tafel zitten. Ik zal dit verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.