Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer De Roo heeft het woord.
Voorzitter, dank u dat ik te gast mag zijn in deze commissie.
Minister, op 8 september overleed in Gent een 35-jarige fietser nadat hij was uitgegleden op de natte tramsporen. Dat is een heel jammerlijk feit, dat we allemaal zeer diep betreuren.
De tramsporen in Gent hebben al langer een slechte reputatie. Uit een onderzoek van de spoedartsen van het UZ bleek dat van alle geregistreerde fietsongevallen in Gent er een kwart op de tramsporen gebeurde. Dat is een zeer groot aantal. Diezelfde spoedartsen schatten in dat elk jaar ongeveer vijfhonderd fietsongevallen worden veroorzaakt doordat mensen met hun wielen in de tramsporen blijven steken of vallen bij het kruisen ervan.
De stad Gent werkt aan oplossingen en wil onder andere fietslessen organiseren om mensen en zeker ook de schoolgaande jeugd te leren hoe ze over die tramsporen moeten fietsen. Ze werkt onder andere ook aan alternatieve fietsroutes die de tramsporen mijden. Maar het is natuurlijk een problematiek die niet alleen eigen is aan de stad Gent. Het is van groot belang dat de verkeerssituatie voor fietsers aan tramsporen ook in de rest van Vlaanderen veiliger wordt gemaakt.
Minister, kunt u een overzicht geven van de studies die De Lijn de afgelopen tien jaar heeft gevoerd om de veiligheid voor fietsers aan de tramsporen te verhogen? Welke proefprojecten zijn er eventueel geweest in de afgelopen tien jaar? Wat zijn de conclusies van die uitgevoerde studies en proefprojecten?
Wat zijn uw plannen om de verkeerssituatie voor fietsers aan de tramsporen veiliger te maken? Kunt u de werkwijze van het lopende onderzoek ook wat toelichten? Welke mogelijkheden ziet u eventueel in een meer veilige aanleg van het wegdek rond die tramsporen? Welke mogelijkheden ziet u eventueel in de ontwikkeling van kunststof die de tramsporen opvult, maar toch nog de tram doorlaat?
Op welke manier ondersteunt u steden en gemeenten om met deze problematiek aan de slag te gaan? Welke acties plant u daaromtrent?
Minister Peeters heeft het woord.
U stelt terechte vragen, die zeker recentelijk naar aanleiding van een zeer spijtig ongeval eens te meer in beeld komen. Naar aanleiding van dat ongeval, heb ik De Lijn gevraagd om daar een grondiger onderzoek naar te voeren. Want uit de cijfers blijkt inderdaad dat een kwart van de ongevallen met fietsen in Gent te maken hebben met vallen aan de tramsporen. Ja, dan moet daar toch wel degelijk iets aan worden gedaan. Wat dat betreft, dank ik u zeker voor uw vragen.
De Lijn zelf geeft aan dat het geen nieuw probleem is. Ze kennen het probleem en hebben al een aantal maatregelen genomen. Voor tramsporen die niet worden gebruikt, zorgt men voor een vulling van de railgleuf. Dat zult u wellicht wel weten. Men doet dat met een soort van vloeibare lijm en rubberkorrels, zodat het daar al veel vlakker is. Dat zou onder meer zijn gebeurd in de Vervaenestraat en de Belfortstraat en zou ook gepland zijn voor de Sint-Michielshelling.
Verder zegt De Lijn ook dat ze op drukke kruispunten vaak een metalen profiel plaatsen om de betonnen rand te beschermen tegen afbrokkeling door dwarsend of afslaand verkeer. Maar een metalen profielplaat zorgt, zeker als die nat is, voor meer gladheid. Men geeft nu aan dat men dat tot een absoluut minimum zal beperken om zo het vallen door fietsers op die gladde, natte metalen platen tot een minimum te herleiden.
Verder geeft De Lijn ook aan dat ze de opgietstrook stroever willen maken door ervoor te zorgen dat die maximaal 3 millimeter lager ligt dan de rail zelf. Zo zijn er minder oneffenheden en worden er minder valproblemen veroorzaakt.
Men geeft natuurlijk ook aan dat de meest veiligheidsverhogende maatregel is om te zorgen voor een vrije bedding voor fietsers versus tramlijnen. Maar zeker in een historische stad als Gent is dat niet altijd overal aanwezig.
De Lijn heeft zelf dan ook nog aangegeven dat ze binnenkort zal samenzitten met het stadbestuur, om te bekijken wat er daar verder kan gebeuren, of er eventueel nog extra signalisatie kan komen om de fietsers echt bewust te maken van de risico’s die er zijn. Tegelijkertijd heb ik zelf aan De Lijn gevraagd om een grondige diepteanalyse te maken. Want als de cijfers inderdaad zo hoog zijn, denk ik dat er toch meer maatregelen moeten worden genomen om die valpartijen te voorkomen. En uiteraard moeten we daarop inspelen bij de investeringen die we in de toekomst plannen. U hebt wellicht vernomen dat er nog ruim 7,5 kilometer aan tramsporen bij komt in het Gentse, bij de tramlijnen 7 en tramlijnen 4. Daarbij zal er zeker rekening worden gehouden met alle mogelijke veiligheidsaspecten.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De grootste uitdaging gaat natuurlijk over tramsporen die wél in gebruik zijn. Het is goed dat De Lijn in overleg treedt met het stadsbestuur. Zoals u aangeeft, is het in een historische stad heel moeilijk om aparte trambeddingen of aparte fietspaden aan te leggen.
De meest veilige plaats is normaal gezien tussen de tramsporen, omdat dat de breedste plaats is. In Nederland duidt men die aan met pijltjes, waar de fietsers dan op kunnen rijden. Het grote probleem bij ons in Vlaanderen lijkt mij dat er heel wat controleputten liggen, waardoor het daar eigenlijk heel onaangenaam en zelfs zeer gevaarlijk fietsen is. Er zijn heel veel hoogteverschillen in het midden van die trambedding.
Minister, ik heb een bijkomende vraag. Welke acties worden er ondernomen door De Lijn om ervoor te zorgen dat er meer wordt nagedacht over het wegontwerp tussen de trambedding, waarbij fietsers veiliger in het breedste gedeelte van de bedding kunnen gaan fietsen?
Ten tweede, ik heb er daarnet al naar verwezen: er is vaak sprake van een soort van kunststof, een soort van rubber dat in de tramsporen kan worden gebracht, waardoor fietsers er wel over kunnen rijden, maar de zware wielen van de tram de kunststof opzij duwen. Dat is moeilijke materie: die rubber moet natuurlijk tegen warme zomertemperaturen kunnen, maar ook tegen vriestemperaturen. De ontwikkeling daarvan loopt wat spaak, als ik het zo mag zeggen. Er is geen enkel bedrijf dat die stoffen wil ontwikkelen.
Minister, ziet u mogelijkheden om daarop tussen te komen en bedrijven te motiveren om toch producten te gaan ontwikkelen die hiervoor geschikt kunnen zijn en zo de verkeersveiligheid voor fietsers kunnen verhogen?
De heer Maertens heeft het woord.
Mijnheer De Roo, ik dank u voor uw vraag. Het is een problematiek die al zeer lang aan de gang is. Het is natuurlijk bijzonder spijtig dat we in een dodelijk ongeval de aanleiding moeten zien om de problematiek nog eens onder de aandacht te brengen.
Ik kreeg tijdens die periode het voorstel van mijn medewerker om er een vraag over te stellen, maar ik wilde dat bewust niet doen, omdat ik de man in kwestie bijzonder goed heb gekend. Het was een Izegemnaar. En dus ligt dat nog altijd een beetje emotioneel bij mij.
Maar ik vind het zeker een goede suggestie, collega De Roo, om samenwerking te zoeken met bedrijven, voor innovatieve oplossingen. We moeten veel meer kijken naar andere landen, die daar heel competitief mee omgaan. In Singapore bijvoorbeeld zorgt de overheid voor een aantal open vragen, waarvoor de privésector dan wordt gevraagd een oplossing te onderzoeken, te ontwikkelen. Er wordt daar dan een wedstrijd aan gekoppeld. Misschien zijn er daar wel mogelijkheden toe in Vlaanderen?
Maar minister, ik wil u vooral vragen om ook eens te kijken in het buitenland. We zijn niet het enige land waar er tramsporen in de centra zijn. In Lissabon bijvoorbeeld is dat ook het geval, net als in andere steden. Misschien moeten we eens op zoek gaan hoe men dat in andere landen aanpakt, want het is een problematiek die wereldwijd soms bijzonder verstrekkende gevolgen heeft.
De heer Bex heeft het woord.
De aanleiding van deze bespreking is natuurlijk bijzonder betreurenswaardig. Ik denk, minister, dat we inderdaad op zoek moeten gaan naar die innovatieve toepassingen. Ik heb daar ook een schriftelijke vraag over gesteld. Maar we moeten ook durven te erkennen dat De Lijn een belangrijke verantwoordelijkheid heeft in het beheer van die wegenis op en rond de sporen en dat ze dat gewoon onvoldoende doet. Misschien zijn er onvoldoende budgetten voor, misschien is er onvoldoende aandacht voor, maar het ligt er, zeker in Gent, vaak heel slecht bij.
Ik geef een concreet voorbeeld van de laksheid waarmee daarmee wordt omgegaan. Dat heeft nu niets met het gevaar voor de fietser te maken, maar ik kreeg een bericht van iemand die zegt dat ze heel veel geluidshinder hebben van die tramsporen van De Lijn in Gent. Ik zal het antwoord dat zij van De Lijn kregen niet volledig voorlezen, maar ze zeggen onder andere dat ze weten dat de wielen breder lopen dan hun sporen. Hierdoor durven zij in aanraking te komen met het wegdek en kan het zijn dat trilling op die manier, via kassei of asfalt, wordt doorgegeven. Het is wel zo: na enige passages is de bestrating ingesleten en vermindert dit fenomeen. Ik vind dat een nogal onbevredigend antwoord van een overheidsdienst die zoveel overlast veroorzaakt. Dat wilde ik u vandaag meegeven.
Ik heb nog een vraag specifiek over de tramsporen. In Antwerpen werd er door De Lijn een raamcontract afgesloten om ervoor te zorgen dat de herstellingswerken van het wegdek op een snelle en efficiënte manier kunnen gebeuren. In Gent bestaat dat blijkbaar niet, wat toch wel een bijzondere situatie is. Er zijn in Vlaanderen drie plaatsen waar er trams rijden. Het zou toch logisch zijn dat De Lijn ook in Gent de verantwoordelijkheid neemt om ervoor te zorgen dat de weg rond die tramsporen in perfecte staat is. Hoe kijkt u daarnaar? En spoort u De Lijn aan om ook in Gent zo’n raamcontract af te sluiten?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, ik begin met dat laatste. Ik weet op dit ogenblik niet of er in Gent inderdaad geen raamcontract is en in Antwerpen wel. Ik zal navragen wat daarvoor de reden zou kunnen zijn.
De Lijn geeft ons alleszins aan dat ze in het verleden al een aantal testen heeft uitgevoerd om die railgroef in functie van meer fietsveiligheid op te vullen. Maar als dat te stroef is, wat belangrijk is voor meer vlakheid voor de fietser, geeft dat ook wel weer een groter risico op de ontsporing van de tram. Ook qua onderhoudskosten zou dat een enorme impact hebben voor de tram. Men maakt daar de afweging inzake haalbaarheid.
Ik herhaal: dat is de uitleg die ik heb gekregen. Maar zodra er slachtoffers vallen ... Dit is inderdaad een heel triest verhaal. We moeten dit debat nu voeren naar aanleiding van een dodelijk slachtoffer. Dan denk ik dat men hier toch heel duidelijk de afweging moet maken van verkeersveiligheid boven alles en dat men ervoor moet zorgen dat die fietsers zich te allen tijde veilig kunnen verplaatsen.
In die zin neem ik zeker de suggesties mee om te kijken naar de omliggende landen. Ik had al vernomen dat onder meer een aantal testen zijn uitgevoerd in Sheffield, Zürich en Genève, waarbij men ook met dergelijke problemen kampte. Ik neem aan dat men daar eventueel wel wat mosterd kan gaan halen. Ik hoor dat Nederland hier als suggestie wordt aangehaald. Dat zullen we zeker meenemen.
Wat het element van innovatie in dit verhaal betreft, denk ik dat er wel een aantal ingenieuze ideeën naar boven kunnen komen als men dat aan een bepaald onderzoeksforum voorlegt. Ik verwijs naar het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), dat gebruikmaakt van het Programma Innovatieve Overheidsopdrachten (PIO). Dat zou ook in dit geval kunnen.
Ik dank jullie in elk geval voor jullie vragen en bemerkingen. We nemen dat zeker verder mee op in een vervolg, opdat dergelijke spijtige ongevallen hopelijk niet meer zouden gebeuren.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Collega’s, dank jullie om aan te vullen.
De aanleiding van het debat is inderdaad te betreuren. Het is zeker geen nieuwe problematiek. Ik ben te gast in deze commissie, maar uit de signalen van de vorige tussenkomsten hoor ik toch dat iedereen ernaar streeft om zoveel mogelijk mensen op de fiets te krijgen. En als fietser kom je in een stadscentrum op een bepaald moment ook wel tramsporen tegen.
Het goede nieuws voor Gent was inderdaad deze week dat zowel tramlijn 4 als tramlijn 7 een uitbreiding krijgen. Dat goede nieuws moeten we kunnen omarmen met ook positief nieuws voor de fietsers in de stad. We moeten er alles aan doen om de verkeersinfrastructuur te verbeteren. Ik hoop dat we kunnen leren uit proefprojecten uit andere landen en dat we op die manier innovatieve oplossingen kunnen uitrollen in Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.