Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het tekort aan huishoudhulpen via dienstencheques
Vraag om uitleg over de prijs van de dienstencheques
Vraag om uitleg over de volledige indexering van de inleverwaarde van dienstencheques
Vraag om uitleg over de verloning van de huishoudhulpen en de rentabiliteit van de dienstenchequeondernemingen
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mijn vraag gaat inderdaad over de dienstenchequesector, en niet voor het eerst in deze commissie. Ik denk dat het een belangrijke sector is voor de combinatie van werk en gezin. Ook tijdens de coronacrisis heeft het systeem van de dienstencheques zeker zijn merites bewezen.
De voorbije weken kwam het systeem vaak in de media, maar niet om de goede redenen, zal ik maar zeggen. Zo heeft de dienstenchequesector, zoals veel andere sectoren, te maken met een groot tekort aan personeel. Er zijn 7500 vacatures, en vooral in landelijke gebieden kunnen de wachttijden voor een huishoudhulp oplopen tot meer dan 2 maanden. Huishoudhulp is al een tijd een knelpuntberoep, maar het probleem is erger geworden door de coronacrisis. Veel mensen hebben tijdens de lockdown hun huishoudhulp even stopgezet en veel poetshulpen hebben intussen ander werk gevonden. Dat is uiteraard een goede zaak voor hen, maar de dienstenchequebedrijven slagen er niet in om nieuw personeel aan te trekken door de minder goede loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector. We weten dat een dienstenchequemedewerker ongeveer 11,5 euro per uur verdient, en dat is natuurlijk geen vetpot. We weten ook uit eerder onderzoek dat het om een zwaar beroep gaat. Het ziekteverzuim in de sector ligt meer dan 11 procent hoger dan op de rest van de Vlaamse arbeidsmarkt. Dat is toch wel indicatief voor de zwaarte van het beroep.
Die combinatie zorgt ervoor dat sommige grote bedrijven honderden mensen te kort hebben. De vakbonden riepen daarom ook al op om de lonen zeker de volledige 0,4 procent te laten stijgen in het kader van de loon- en arbeidsbesprekingen die nu op gang komen, en de maximale coronabonus van 500 euro te geven.
Daarnaast is er ook het probleem van de rentabiliteit van de dienstenchequesector. Door de hoge inflatie hebben we te maken met twee indexeringen die elkaar nu heel snel opvolgen. Dat betekent dat de marges van de dienstenchequebedrijven opnieuw met 24 cent gedaald zijn, terwijl uit een eerdere studie bleek dat een op de drie dienstenchequebedrijven al verlieslatend is. Een structurele oplossing voor de financiering van de sector is dan ook nodig.
Ik heb uit de Septemberverklaring begrepen dat u voorziet in een injectie om de omruilwaarde van de dienstencheque aan 100 procent te indexeren en dat recurrent, als ik het goed heb begrepen, minister. Maar ik laat natuurlijk de eer aan u om dat concreet en technisch toe te lichten. Dat is zeker een goede zaak. Maar daarnaast kan de sector in zijn geheel ook extra financiering gebruiken, aangezien we jaar na jaar op dezelfde problemen stuiten van werkbaarheid, verloning en rentabiliteit. Ik denk dat dit nog steeds wordt gedeeld door alle collega’s, want in juli 2020 keurden we hier kamerbreed een resolutie goed waarin die analyses werden gemaakt.
Minister, wij zouden willen vragen dat de extra injectie waarin u voorziet in de dienstenchequesector via de indexering van de omruilwaarde van de cheques ook ten goede komt, niet alleen aan de rentabiliteit van de bedrijven maar zeker en vooral ook aan een versterking en verbetering van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de huishoudhulpen zelf. Het is immers belangrijk dat de sector nieuw bloed vindt en dat de uitstroom beperkt blijft om zo aan de stijgende vraag van de Vlaamse gezinnen te kunnen blijven voldoen. Wij stellen voor om die injectie concreet te maken en daar voorwaarden aan te verbinden die vooral betrekking hebben op een versterking van de loon- en arbeidsvoorwaarden: een betere verloning per uur, een persoonlijk opleidingsplan om de werkbaarheid te versterken, meer en een betere omkadering voor de dienstenchequemedewerkers, beter en veilig materiaal, een lijst met standaardproducten waar ook de klanten zich aan moeten houden. Ik denk dat dat een heel gemakkelijke, misschien beperkte oplossing is voor de werkbaarheid maar wel een heel heldere en simpele. Een klant die instapt, moet zich maar aan een aantal voorwaarden houden in de hoop zijn huishoudhulp duurzaam bij hem aan de slag te houden.
We denken ook dat een betere opvolging van de gezondheid nodig is vanwege het ziekteverzuim en de uitval door langdurige ziekte in de sector. Verder geven vele huishoudhulpen aan dat het een beetje een eenzaam beroep is. Bij werkende tweeverdieners zitten zij soms een hele dag alleen in huis. Er is geen contact met collega’s. Misschien moeten we toch ook meer sociaal contact mogelijk maken door duobanen of wijkteams en die eindelijk introduceren in de dienstenchequesector.
Ik heb mijn vragen proberen aan te passen aan de actualiteit en ik kijk uit naar constructieve antwoorden.
De heer Ronse heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik de minister feliciteren, die nu mama is van een doctor. De vraag is natuurlijk van wie hij die uitzonderlijke intelligentie heeft, of is het tout court omdat het een West-Vlaming is?
Mijn vragen zijn intussen een beetje achterhaald. De volledige indexering is een heel goede zaak. Ik zag collega Bothuyne glunderend naar zijn minister kijken toen collega Gennez haar vraag stelde, met een blik dat ze dat toch weer eens goed heeft opgelost. En inderdaad terecht, want die indexering is belangrijk. Is dat nu ook voor de sector voldoende, minister? De sector signaleert het probleem al een aantal maanden en kwam vorige week met het voorstel om de cheques duurder te maken. Is dat probleem van de baan en kunnen wij nu richting een duurzaam toekomstverhaal kijken voor wat het systeem van de dienstencheques betreft? Ik durf dat alvast te hopen, zeker wanneer ik het grote budget zie waarin u voorziet, en terecht, want het is een goed systeem om het evenwicht tussen arbeid en gezin te bewaren.
We zullen op een of andere manier een systeem moeten vinden om de arbeidskrapte op te lossen, ook in de dienstenchequesector. Misschien kan de Septemberverklaring daar ook wel enige zoden aan de dijk zetten, want dankzij de jobbonus zullen die poetshulpen 50 euro netto per maand extra verdienen, op voorwaarde uiteraard dat het op federaal niveau niet wordt belast en dat de regeling-De Croo over de verhoging van de brutominimumlonen er niet voor zal zorgen dat een deel van de jobbonus wordt opgepeuzeld. De vraag is hier vooral of er nieuwe creatieve manieren zijn om toch voor extra poetshulpen te zorgen.
De heer Buysse heeft het woord.
De beroepsorganisatie voor dienstenchequeondernemingen, Federgon bond recent de kat de bel aan door te pleiten voor een volledige indexering op de inleverwaarde van dienstencheques. Die stijging is volgens de sectororganisatie noodzakelijk om de komende loonindexeringen voor werknemers op te vangen.
Inmiddels konden we – het is al gezegd – in de Septemberverklaring horen dat de Vlaamse Regering zich daartoe wil engageren. Daarnaast zijn er ook de loononderhandelingen op federaal niveau die ongetwijfeld een impact zullen hebben op de rentabiliteit van de sector. Ook collega Gennez zei al dat de vakbonden in de aanloop naar het tweejaarlijks nationaal cao-overleg een loonsopslag vragen van 0,4 procent boven op de index en een extra coronapremie van 500 euro.
Minister, u kondigde aan in overleg te gaan met de sector over de concrete besteding van die 40 miljoen euro. Met welke concrete doelstellingen gaat u naar dat overleg? Welke voorwaarden zullen eventueel aan die toezegging worden gekoppeld?
Heb ik goed begrepen dat, aangezien die 40 miljoen euro uit de besparing komt van de doelgroepenkorting, er geen afwenteling komt van de kosten van de volledige indexering op de consument?
Uit eerdere studies bleek dat het voor heel wat dienstenchequeondernemingen, zeker een op de drie, momenteel nog altijd pompen of verzuipen is. Welke andere beleidsacties onderneemt u om de rentabiliteit van die ondernemingen op peil te houden? Voert u ook daarover structurele gesprekken met de sectorfederatie?
Het is natuurlijk een goede zaak dat het werk van onze poetshulpen ook in het loonzakje beter zal worden gevaloriseerd. Hoe kan dit worden gerealiseerd zonder dat de reeds zeer beperkte marges van de dienstenchequeonderneming nog meer inkrimpen of nagenoeg verdwijnen, dus met het risico op het verminderen van een kwaliteitsvolle omkadering en de tewerkstelling van die huishoudhulpen? Hoe ziet u dat en voert u daarover gesprekken met uw federale collega´s?
De heer Ongena heeft het woord;
De collega's hebben de situatie in de sector al voldoende toegelicht, zowel de precaire situatie voor de huishoudhulpen enerzijds als die van de dienstenchequeondernemingen anderzijds.
Ik heb mijn vragen een beetje geactualiseerd, gelet op het nieuws uit de Septemberverklaring.
Minister, hoe staat u ten aanzien van de financiële haalbaarheid van de vakbondseisen over de verloning van de huishoudhulpen? In welke mate kan de jobbonus daaraan tegemoetkomen en daarin een rol spelen?
Op kruissnelheid wordt nu voorzien in 40 miljoen euro. Kunt u iets meer details geven over waarvoor die precies zal dienen? En zal dit volstaan om iets te doen aan de precaire situatie van de dienstenchequeondernemingen? Beschikt u over een actualisatie van de studie over de rentabiliteit van die dienstenchequeondernemingen? Zo ja, welke conclusies kunnen daaruit getrokken worden?
Zoals ook andere collega's al hebben benadrukt, is het belangrijk dat we oog hebben voor de werkbaarheid van de huishoudhulpen wanneer we de huidige krapte willen aanpakken. Welke maatregelen zouden we kunnen nemen om die werkbaarheid te verbeteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, er is in deze commissie al meermaals aandacht naar dit dossier gegaan. Wat werknemers betreft, klopt het dat we met een acuut tekort zitten in heel veel sectoren. De instroom van goede nieuwe mensen is een van de prioriteiten voor de sector, naast de rentabiliteit van de bedrijven en vooral ook de werkbaarheid van de jobs in de sector.
Er wordt sterk toegeleid vanuit VDAB. Ik denk dat dit hier in juni al uitgebreid is besproken. We bemiddelen richting de vacatures in de sector. VDAB zet heel sterk in op de opleiding voor dienstenchequetewerkstelling en zal dat ook blijven doen. VDAB organiseert meer dan 1500 opleidingstrajecten waarbij de dienstenchequeondernemingen en de lokale besturen worden betrokken. Zo kan breed worden toegeleid naar de opleidingen door zowel de ondernemingen, VDAB als de OCMW’s.
De arbeidsvoorwaarden zijn belangrijk om de vacatures goed te kunnen invullen. Collega Gennez heeft er in haar vorige vraag naar verwezen. Dat geldt trouwens voor elke economische sector. Een job in de dienstenchequesector heeft mooie kanten. Het is een job in de buurt, met flexibele uren en veel autonomie. Maar tegelijk is het ook een fysiek zware job in ruil voor een bescheiden loon – en dan druk ik me voorzichtig uit. Het is belangrijk om daar aandacht voor te hebben. Een hogere verloning kan de job aantrekkelijker maken en meer werknemers aantrekken, maar ook de werkbaarheid is belangrijk. Ik heb daar in het verleden al gesprekken over gehad met de sector, die vreest dat de rentabiliteit onder druk komt te staan.
We hebben drie zaken. We hebben een monitoringstool ontwikkeld op basis van gegevens van de Nationale Bank, die een zicht geeft op de financiële situatie van de dienstenchequebedrijven in het recente verleden.
Daarnaast werkt IDEA Consult een prognosetool uit die daar complementair aan is. Het doel daarvan is inzicht te krijgen op de toekomstige financiële situatie in de sector. Die tool is bijna klaar en zal in de loop van de komende weken worden besproken met de sector, waarna de resultaten ook mee gepubliceerd zullen worden in het rapport eind dit jaar.
De perspectieven inzake rentabiliteit uit de monitoringstool en het prognosemodel zijn op dit moment negatief. Daarom moest ook worden ingegrepen. Zo hebben we vorig jaar tijdens de coronacrisis de sector zeer sterk ondersteund omdat we de sector hebben opengehouden. Er werd ongeveer 100 miljoen euro vrijgemaakt om mensen in veilige omstandigheden te laten werken. Ook nu bij de begroting zijn er opnieuw middelen vrijgemaakt.
Collega Gennez, wat de budgetten betreft, zijn de middelen vrijgemaakt om de indexaanpassingen structureel op te vangen. Dat is ook al lang jullie vraag. Dat wil zeggen dat we van de indexering van de inruilwaarde van 76 procent naar 100 procent gaan. Maar zoals ik gisteren tijdens de plenaire vergadering tegen collega D’Haese zei, is dit voor mij geen blanco cheque. We gaan met sector in overleg over de wijze waarop we dit zullen invullen. Ik kijk daar naar Brussel, waar men dat ook heeft gedaan en waar men dit heeft gekoppeld aan opleidingen.
Wat de loononderhandelingen betreft, zijn de dienstencheques naar Vlaanderen gekomen maar de cao-onderhandelingen zitten nog altijd op federaal niveau. En men wil die daar ook houden. Het voordeel is dat de drie regio’s, Vlaanderen Brussel en Wallonië, nu allemaal naar 100 procent indexering gaan. Dat maakt het onderhandelingsveld iets gemakkelijker. Die onderhandelingen moeten plaatsvinden in het najaar.
Daarnaast heb ik gisteren in het parlement gezegd dat de jobbonus zoals die is uitgewerkt, een substantiële verbetering kan betekenen van de situatie van de huishoudhulpen. Die moet zo snel mogelijk worden geconcretiseerd en uitgewerkt. We wachten daarop.
Mevrouw Gennez, wat de werkbaarheid betreft, kunnen we inderdaad een lijst maken met mogelijke zaken, maar dat kan ik effectief met de sector bespreken.
Er lopen ook nog een aantal Europese projecten, onder meer over werkbaarheid. Er kunnen werkbaarheidscheques worden aangevraagd, maar het interessante daar voor mij is dat de digitalisering en de innovatieve technologie ook in die sector echt beter zouden kunnen worden gebruikt. Als ik het bestaande hulpmateriaal zie, dan moeten we die sector zelfs een beetje als pionier beschouwen, ook bij onderzoek en ontwikkeling, om het werk werkbaar te houden.
Combinatiejobs bestaan, collega Gennez. Ik vind dat ook een goed idee voor dienstenchequemedewerkers die ouder worden. Er is een probleem van opleiding. Want goed poetsen is een kunst, die ik zelf alleen maar beheers als het echt vuil is. Maar wanneer het redelijk proper is, zie ik het niet zitten om te poetsen, terwijl ik eigenlijk wel wil dat het altijd proper is. Dat is een hele vreemde vaststelling bij mezelf. Maar het is een kunst om dat te doen op een manier die je lichaam niet meer belast dan nodig. We zien daarbij dat oudere mensen dat poetsen heel goed kunnen aanleren, ook aan de jongere mensen. In die zin vind ik met twee werken wel interessant. Maar het gebeurt nog heel weinig. Dat hangt natuurlijk samen met de interne organisatie van een bedrijf. Ik wel bekijken met de sector hoe we dat kunnen aanmoedigen. Dat hoeft namelijk niet meer te kosten. Met twee kan men meer doen in een woning dan alleen. Ik vind dat dus wel interessant. Maar we moeten dat ook eens bekijken met de vakbonden, want het zou best wel kunnen dat de medewerkers daar zelf niet zo geïnteresseerd in zijn. Maar ik vind het een interessant concept. Toen ik hierover de eerste keer een vraag kreeg, ben ik moeten nagaan of dat wel kon. Maar dat kan perfect. Niets belet het om met twee in een woning te werken.
Een derde groep, die ik hier nog niet in rekening gebracht heb, is de ontvanger van de hulp. Ik wil op de vraag daarover antwoorden dat we de prijs daarvoor niet verhoogd hebben en de aftrekbaarheid niet verlaagd hebben. Er is een hele discussie gevoerd over dat al dan niet doen. Het is een politieke beslissing om dat niet te doen. Ik weet dat veel experten aanraadden om dat wel te doen. Maar we wilden postcorona de mensen niet met extra facturen opzadelen. Daarom geven we een injectie en verschuiven we de budgetten – eigenlijk van werkgevers naar werkgevers. Ik vind wel dat we helder moeten zijn over onze verwachtingen naar de gebruikers toe. Als ik het goed heb, staat morgen mijn decreet op de agenda waarmee we gebruikers kunnen uitsluiten. Ik vind dat heel belangrijk. Dat is misschien zelfs psychologisch heel belangrijk: dat er een stok achter de deur is, dat mensen die geen respect hebben voor een dienstenschequemedewerker de toegang tot die dienst ontzegd kan worden. Ik denk ook dat het goed is om een campagne te voeren naar de gebruikers rond respect en rond het materiaal dat ze voorzien. Ik ben zeker bereid om op dat vlak inspanningen te leveren. Ik vind het namelijk heel belangrijk dat aan gezinnen waar met twee uit werken wordt gegaan of gezinnen met kwetsbare mensen, de hulp geboden wordt om aan een betaalbare prijs het leven leefbaarder te maken dankzij onze huishoudhulpen.
Dat is dus het kader van vandaag, dat inderdaad veranderd is nadat de vragen ingediend werden. Ik zal daar de komende weken nog intense gesprekken over voeren.
Ik veronderstel dat iedereen enthousiast is om hierop te reageren.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik ben heel enthousiast over het antwoord, want ik heb begrepen dat we helemaal op dezelfde lijn zitten, minister. We grijpen in op de rentabiliteit door de omruilwaarde van de dienstencheques 100 procent te indexeren. We willen ook de werkbaarheid in die sector versterken. U zegt een voorstander te zijn van een aantal dingen die we hebben opgesomd, zoals duobanen, veilige en ergonomische producten en opleidingen om ‘lichaamssparend’ te poetsen. Ik denk dat dat allemaal heel goede elementen zijn, die uiteindelijk ook staan of vallen met de controle. We hebben het ook gezien tijdens de coronacrisis, waarin u extra middelen uittrok voor veiligheidsinvesteringen op de werkvloer: er waren toch wel wat bedrijven die er nog altijd de kantjes vanaf liepen op het vlak van het ter beschikking stellen van veiligheidsmateriaal enzovoort. U zegt te willen focussen op de klanten en de toegang te willen ontzeggen aan ‘freeriders’ of mensen die ronduit misbruik maken van hun huishoudhulp. Daar ga ik mee akkoord. Ik denk echter ook dat we moeten controleren en dat we, als er problemen zijn inzake de arbeidsomstandigheden bij bedrijven die er de kantjes vanaf lopen, de rekening moeten presenteren.
Ik denk dus dat er op heel veel sporen heel gericht gewerkt moet worden. Ik kijk dus uit naar de lijst van voorwaarden die u wilt geven aan de sector bij de loononderhandelingen om tot een optimale inzetbaarheid van die extra middelen te komen. U weet dat wij daar, met Vooruit, al heel lang bijzondere aandacht voor vragen: voor de poetshulpen zelf, voor de huishoudmedewerkers. Want werken aan 11,5 euro per uur in zware omstandigheden, blijft toch weinig aantrekkelijk.
De heer Ronse heeft het woord.
Als je bekijkt vanwaar we komen, staan we nu toch al vrij ver. Poetshulpen zullen per maand 50 euro netto extra verdienen. Wie het te gortig maakt, wordt uitgesloten uit het systeem. De sector, waarin het al enige tijd onrustig was, kan nu rekenen op een indexering van 100 procent van de cheques. Ik denk dat we alles in huis hebben om het systeem een stabiele toekomst te geven. Ik wil dus iedereen die daaraan meewerkte, feliciteren. Ik hoop dat er nu eindelijk een goede doorstart gemaakt kan worden en dat we heel veel poetshulpen zullen kunnen rekruteren.
De heer Buysse heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreid antwoord. Wat ik positief vind, is dat die prognose eraan komt. Soms moet men zich natuurlijk baseren op oudere studies, op oudere cijfers. Maar ik denk dat men, vanaf het moment dat het de verkeerde richting uitgaat, heel snel moet kunnen bijsturen – wat u nu blijkbaar ook doet met die volledige indexering.
Ik heb nog twee praktische vragen. Ik heb gelezen dat de sector al voorzichtig positief reageert. Maar er is natuurlijk nog geen zicht op de details van de voorwaarden die daaraan gekoppeld zijn. Mijn vraag is dus wanneer dat overleg wordt opgestart en wanneer u dat afgerond wilt hebben.
Mijn laatste vraag gaat over de prijselasticiteit. U hebt bevestigd dat er voorlopig geen gevolgen zullen zijn voor de consumenten. IDEA Consult werd al een aantal keren genoemd en heeft belangrijke studies uitgevoerd. Een van die studies die het hier kwam voorstellen, ging over de manier waarop consumenten zouden reageren op eventuele prijsaanpassingen. Dat onderzoek werd natuurlijk uitgevoerd voor de coronaperiode. Dan was er de coronaperiode, waarin mensen een heel andere kijk gekregen hebben op het werk van een huishoudhulp, niet het minst omdat heel wat mensen plots die taak zelf moesten uitvoeren. Toen kregen ze plots heel wat meer respect voor dat werk. Klopt het dat er plannen zijn om daarover een nieuw onderzoek op te starten?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Het is duidelijk dat u en de regering niet doof gebleven zijn voor de noodkreten uit de sector. Dat blijkt onder andere uit de extra budgettaire inspanningen van 40 miljoen euro, waarmee u een antwoord biedt op de zeer prangende vraag van de dienstenchequeondernemingen om hun rentabiliteit overeind te houden. Dat blijkt ook uit acties voor de huishoudhulpen zelf. Ik denk dat we met de jobbonus voor veel van die mensen al een heel concreet antwoord geven op de vraag naar extra nettoloon. Dat vind ik prima, want daarmee kunnen we het systeem overeind houden. Ik denk dat dat cruciaal is voor die 750.000 gebruikers, voor al die gezinnen die rekenen op een huishoudhulp om te kunnen blijven werken, maar ook voor oudere mensen die daar almaar meer gebruik van maken om thuis te kunnen blijven wonen. Ik denk dus dat dit een prima zaak is. We wachten de verdere details nog af, maar ik denk dat het de goede richting uitgaat.
Ik weet dat sommigen meteen naar de prijs gingen kijken, zowel naar de prijs als naar de aftrek. Ik denk dat we daarmee moeten opletten en dat het goed is dat daar niet aan geraakt wordt. Als ik het goed heb, staat er straks een verzoekschrift op de agenda van deze commissie, waaruit blijkt dat voor sommige mensen de huidige prijs van 9 euro al veel is. Ik denk dus dat we moeten opletten om daaraan te raken – los van het feit dat er richting zwartwerk gegaan wordt als daaraan geraakt wordt. Dat zou noch voor de huishoudhulp zelf, die dan in een heel precair statuut zou terechtkomen, noch voor onze economie in het algemeen een goede zaak zijn. Wij vinden de beslissingen die genomen zijn dus heel goed. Ik denk dat we daarmee een eerste belangrijk antwoord geven aan zowel de vragen van de huishoudhulpen als aan die van de ondernemingen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik wil kort even tussenkomen. Ik heb er gisteren ook al een vraag over gesteld, minister. Ik denk namelijk dat de kwestie van de lonen heel belangrijk is. Ik geef een illustratie. Het ABVV-dienstencheques heeft op zijn Facebookpagina gevraagd naar de reden waarom de wachtlijsten oplopen. Daarop kwamen vierhonderd reacties: meer loon, laag loon, laag loon, laag loon, te weinig loon, het loon is te laag … De lonen zijn heel laag. Dat werd hier ook al gezegd. Ik denk dat dat een belangrijke uitdaging is.
Er werd verwezen naar de jobbonus van 50 euro netto voor de dienstenchequemedewerkers. Dat is natuurlijk niet helemaal juist: als ze voltijds werken en meer dan 1700 euro verdienen, krijgen ze die 50 euro extra netto niet, als ze halftijds werken, wordt die jobbonus gehalveerd. We weten dat het gaat over heel lage lonen.
Het is inderdaad zo dat die onderhandelingen federaal gevoerd worden. Maar u bent natuurlijk wel de minister die elk jaar meer dan een miljard euro subsidieert in die sector. Ik denk dat het dus ook aan u is om mee de druk te zetten en ervoor te zorgen dat die bedrijven een loonsverhoging bekijken. We weten zeker wel dat een aantal van die bedrijven in moeilijkheden zitten, zeker de vzw’s. Maar de grote dienstenchequebedrijven zijn nog altijd rendabel en maken vandaag nog altijd winst op de zeer lage lonen van hun werknemers. Ik denk dat dat een heel belangrijk aspect is om mee te nemen.
Minister Crevits heeft het woord.
Er kwamen niet zo veel vragen, maar ik wil wel ingaan op de ‘algemene sentimenten’ van de collega’s. Je hebt een driehoek. Je hebt aan één punt de bedrijven, die vragen om volk, volk, volk, om te werken. Daarvoor hebben we acties opgezet. Een ander punt is de medewerkers in de sector. Collega D’Haese, u focust op het loon. Ik ontving van de sector een zwartboek met daarin respectloze zaken die medewerkers meemaken. Werkbaarheid is dus zeker een belangrijk item. Dat is ook de reden waarom de gebruiker in mijn vizier komt. Dat is dan het derde punt. Dat is een verantwoordelijkheid die we gezamenlijk hebben. Als een dienstenchequemedewerker, een huishoudhulp, in een respectvolle omgeving kan werken, is dat volgens mij even belangrijk als de vergoeding die hij krijgt. Het werk is helemaal anders, afhankelijk van de context. Dat is het vreemde: die mensen gaan niet in een bedrijf werken, maar worden betaald door een bedrijf om elders te gaan werken. Dat zorgt voor een heel complexe relatie tussen die drie punten. Maar respect is een van de sleutelwoorden.
Collega D’Haese, uw opmerking over het loon is juist. We zijn nu allerlei zaken aan het bekijken. Ik weet niet in welke loonschijf, onder welke categorie, fulltime dienstenchequemedewerkers vallen. Het zou kunnen dat die net niet aan die vereiste komt voor die 50 euro maar net iets boven het basisloon vallen. Pak me dus niet op die 50, 30 of 40 euro. Maar ze komen zeker in aanmerking, net zoals mensen tewerkgesteld in de kinderopvang in aanmerking komen. Aan wie deeltijds werkt, kunnen we natuurlijk geen volledige vergoeding geven.
Ik wil wel nog meegeven dat dit volledig losstaat van de loononderhandelingen die op federaal niveau gevoerd worden. Ik heb deelgenomen aan vergaderingen daarover, maar au fond mag ik daar niet in tussenkomen. Ik vind wel dat we, als we zoveel budgetten geven, moeten kunnen stimuleren dat het loon stijgt. Dat heeft niets te maken met de jobbonus. Ik wil niet dat die jobbonus in de weegschaal gelegd wordt, waardoor bedrijven zouden kunnen beslissen om niets te doen. Die 40 miljoen euro is ook bedoeld voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en is ook een budget dat we geven voor de indexatie. Maar dat budget voor de indexatie kan er natuurlijk wel voor zorgen dat er meer marge is voor een loonstijging. Dat vind ik een goede zaak.
Ik hoop dus dat de onderhandelingen voorspoedig verlopen en dat de vakbonden en de werkgevers elkaar kunnen vinden in de komende periode.
Zijn er nog slotbedenkingen, collega’, of gaan we vooruit?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ja, we gaan vooruit! Dat hoop ik toch echt. Ik ben dus blij met alle antwoorden.
Ik wil nog een concreet puntje meegeven, dat ik toch belangrijk vind. U zegt dat die extra middelen geen blanco cheque zijn, dat werkbaarheid zeer belangrijk is en dat er een sectoraal akkoord moet komen. Ik denk dat dat een evidentie is, als u extra middelen injecteert. Ik denk ook dat het belangrijk is om mee te geven aan de onderhandelaars – werknemers én werkgevers – dat u heel specifieke randvoorwaarden oplegt op het vlak van werkbaarheid, van omkadering, van de mogelijkheid voor duobanen, om zo het beroep attractiever te maken. Dat is voor mij een belangrijk extra aandachtspunt.
De heer Buysse heeft het woord.
Heel kort: ik heb niet echt een antwoord gekregen op mijn vragen uit de tweede ronde. Maar ik heb het aanvoelen dat dit onderwerp dit jaar nog wel aan bod zal komen. Ik had gevraagd naar het onderzoek over prijselasticiteit.
Ik dacht dat ik daar in de eerste ronde al op geantwoord had. Er lopen momenteel twee onderzoeken. De resultaten van dat tweede onderzoek zullen binnenkort opgeleverd worden en dan zullen we daarover kunnen spreken.
Ik wens u veel succes bij de opstart van het overleg me de sector.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.