Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de stimulansen voor het volgen van knelpuntopleidingen
Vraag om uitleg over het dalende aantal cursisten voor knelpuntberoepen
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, u was onlangs te gast bij De zevende dag, en dan kijken en luisteren we natuurlijk zeer aandachtig. (Opmerkingen van minister Crevits)
Dat is misschien een reden om niet meer te gaan of dat zorgt voor extra stress? In ieder geval had u het daar over een probleem waarover we het hier al vaker hadden en ongetwijfeld nog vaker zullen hebben: de krapte op de arbeidsmarkt en de knelpuntvacatures die niet ingevuld geraken. U hebt daar enkele maatregelen aangekondigd, die we natuurlijk voluit steunen. We weten namelijk allemaal dat er maatregelen nodig zullen zijn om dat probleem aan te pakken. Ik denk aan maatregelen als het talenplan dat u in het vooruitzicht stelt, om de ongeveer 34.000 werkzoekenden met een taalachterstand naar die knelpuntvacatures te leiden.
U deed daar ook een oproep om meer werk te maken van opleidingsplannen bij herstructureringen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we dat instrument veel meer gebruiken. U hebt ook gewezen op een probleempunt in Vlaanderen, waarvoor we ten volle bevoegd zijn, namelijk het sanctioneren van werkzoekenden die onvoldoende inspanningen doen om zo’n knelpuntopleiding te volgen. Bovendien is het niet altijd duidelijk of wie zo’n opleiding heeft gevolgd, dan ook effectief doorstroomt naar zo’n knelpuntvacature.
In theorie kan VDAB vandaag eigenlijk al sancties opleggen aan werkzoekenden die te weinig animo vertonen om zo’n knelpuntopleiding te volgen. U zei zelf wel heel duidelijk dat dit vandaag te weinig gebeurt, omdat de problematiek vaak groter is dan louter het weigeren van die opleiding.
Dat riep bij mij enkele vragen op, die ik graag aan u voorleg, minister.
Wat bedoelt u precies met die stelling dat er relatief weinig werkzoekenden worden gesanctioneerd vanwege die ‘grotere problematiek’? Wat zijn dan die verzachtende omstandigheden om mensen niet te sanctioneren?
Hoe groot is het fenomeen van werkzoekenden die een knelpuntopleiding weigeren te volgen en die daarvoor niet gesanctioneerd worden? Wat is de evolutie daarin? Is er een stijging of een daling inzake dat probleem?
Aangezien het sanctioneringsbeleid natuurlijk geheel een Vlaamse bevoegdheid is, vraag ik me af of u VDAB zult opleggen om kordater te sanctioneren.
Hoe ziet u de concrete uitrol van dat talenplan en van de opleidingsplannen? Ik vind het terecht dat u zegt dat daar meer werk van gemaakt zou moeten worden. Hoe kunt u ertoe bijdragen dat dat meer gebeurt?
Ik kaartte het probleem al eerder aan: iemand kan zich wel inschrijven voor een knelpuntopleiding, maar er is geen zekerheid dat hij daarna ook effectief zal doorstromen naar die knelpuntvacature. Op welke manier wilt u erover waken dat dat meer gebeurt?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ondernemingen hebben in een enquête van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) inderdaad aangegeven dat ze te kampen hebben met alarmerende aanwervingsproblemen. Twee op de drie bedrijven die willen aanwerven, ondervinden grote moeilijkheden om geschikt personeel te vinden. In het bijzonder bij grote ondernemingen, met meer dan 250 werknemers, is de situatie acuut: daar geven drie op de vier bedrijven aan dat ze erg moeilijk werknemers vinden.
De krapte op de arbeidsmarkt vormt een van de belangrijkste uitdagingen voor het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. Dat blijkt ook uit de cijfers van VDAB, met dalende werkloosheidscijfers – min 11 procent op jaarbasis – en een stijgend aantal vacatures – plus 124 procent op jaarbasis. De verwachting bij ondernemingen is dat het personeelstekort zal leiden tot een omzetdaling en zelfs een verlies aan potentiële groei.
Op een ogenblik dat bedrijven slag leveren om duizenden knelpuntberoepen in te vullen, volgen toch minder mensen een beroepsopleiding bij VDAB. Die opleidingen zijn hoofdzakelijk gericht op knelpuntberoepen. Op jaarbasis is er een duidelijke daling vast te stellen van het aantal personen dat een opleiding tot een knelpuntberoep volgt. In 2019 volgden 34.423 mensen zo’n opleiding, in 2020 waren dat er slechts 26.266.
Minister, welke stimulansen geeft VDAB aan werkzoekenden om zich in te schrijven voor een knelpuntopleiding? Ziet u hier verbeterpunten? Welke opleidingen trekken het grootst aantal werkzoekenden aan en welke zijn minder populair? Op welke manier werkt VDAB samen met werkgevers om in te spelen op acute knelpuntberoepen? Welke stimulansen biedt VDAB aan zijinstromers om zich te engageren voor knelpuntopleidingen? Is het volgens u wenselijk om in te zetten op zijinstromers voor de invulling van knelpuntvacatures? Zo ja, welke middelen worden ingezet om dit te stimuleren? Hoe verklaart u de dalende aantrekkingskracht van knelpuntopleidingen?
Ik sluit me graag aan bij deze vragen over cursisten voor knelpuntberoepen. Ik heb begrepen dat de minister graag veel vragen krijgt.
Collega’s, het gaat om een bijzonder belangrijke problematiek, die al vele jaren aansleept. VDAB zet al een tijd in op die knelpuntopleidingen, met wisselend succes. Aanvankelijk was er een voortdurend dalende tendens. In 2019 waren er dan bijna 35.000 mensen die via VDAB knelpuntopleidingen volgden. In 2020 zakte dat aantal weer – corona heeft daar ongetwijfeld voor een stuk mee te maken. Hoe dan ook is er bijzonder veel nood aan dergelijke knelpuntopleidingen.
Momenteel is er een recordaantal vacatures, een kwart meer dan in dezelfde periode van vorig jaar. We kennen ook het fenomeen van de geannuleerde vacatures. Dat aantal neemt helaas toe tot 28.000 in deze periode, voornamelijk omdat men geen geschikte kandidaten vond. De toeleiding tot knelpuntberoepen is dus essentieel. De opleiding via VDAB kan daar zeker bij helpen.
Volgens professor Struyven wordt de helft van vacatures voor knelpuntberoepen ingevuld door mensen die ergens anders aan de slag waren. Het zijn dus niet altijd werkzoekenden die na een opleiding bij VDAB instromen in zo’n knelpuntberoep maar ook vaak mensen vanuit elders in de arbeidsmarkt. Daarom zou het beleid nog meer oog moeten hebben voor die zogenaamde zijinstromers. Dat zijn mensen met een baan die een knelpuntberoep willen uitoefenen en daarvoor eventueel via een kleine bijkomende opleiding in kunnen slagen. Professor Struyven benadrukt dat er op die manier onderaan op de arbeidsmarkt plaatsen vrijkomen voor mensen die niet de achtergrond hebben om een knelpuntberoepen uit te oefenen maar op die manier wel aan de slag kunnen gaan.
De Vlaamse sociale partners en de Vlaamse Regering gaven eerder al aan de invulling van knelpuntvacatures te willen versnellen door een boost te geven aan diverse formules, bijvoorbeeld werkplekleren. Dat zijn elementen uit het akkoord ‘Alle hens aan dek’, dat jullie allemaal kennen. In juni werden er ook nieuwe formules van werkplekleren verkend, zoals ‘place and train’. Dit is een opleiding op de werkvloer op maat van het bedrijf. VDAB helpt daarbij om de geknipte kandidaat te vinden voor openstaande knelpuntvacatures. Via ‘place and train’ wordt de werknemer dan opgeleid en gevormd.
Bij knelpuntopleidingen is niet alleen de instroom een belangrijke uitdaging, maar vooral ook de uitstroom en terugdringen van de stopzettingen in knelpuntopleidingen.
Minister, hoe evalueert u die cijfers van het aantal cursisten voor knelpuntberoepen? Hoe evalueert u de cijfers inzake uitstroom naar werk en de stopzettingen van de knelpuntopleidingen? Welke opleidingen scoren hier het best en welke het slechtst? Hoe worden deze laatste dan aangepast om tot betere resultaten te komen?
In welk opzicht hebben u en VDAB oog voor die zijinstromers, zoals professor Struyven aangaf, bij het voeren van het knelpuntbeleid? Zult u bijkomende acties ondernemen om hen beter te betrekken bij het invullen van knelpuntvacatures? In hoeverre is er interesse voor die nieuwe formule van ‘place and train’ voor zowel bedrijven als werkzoekenden? Hoe wordt naar deze beide groepen gecommuniceerd om die formule beter bekend te maken?
Tijdens de werkgelegenheidsconferentie kondigde uw federale collega al aan dat er een specifieke interministeriële conferentie (IMC) zou plaatsvinden rond knelpuntberoepen. Kunt u wat meer toelichting geven bij die IMC? Wat zijn de doelstellingen en welke maatregelen liggen er concreet op tafel?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Ik heb van mijn kabinet een leeswijzer meegekregen om te antwoorden op de vragen, omdat het gaat over zeventien deelvragen die dermate divers zijn dat ze moeten worden gerubriceerd in zes grote onderdelen. Ik heb dus zes hoofdstukken mee.
Het eerste hoofdstuk gaat over de sanctionering, het tweede over het talenplan, het derde over de kwetsbare werknemers, het vierde over de zijinstroom, het vijfde over de knelpuntopleidingen en het zesde over de IMC. Daarmee wil ik maar aangeven dat dit een zeer belangwekkende problematiek is, waarover we ook veel te zeggen hebben. Toch zal ik proberen dit beknopt te doen.
Jullie kennen eigenlijk de sanctioneringsprocedure bij VDAB. Dit gaat over hoe een bemiddelaar omgaat met iemand die komt solliciteren. Is er een competentiekloof? Men maakt dan een analyse, zoekt dan het beste traject. Als de werkzoekende een traject weigert, dan stelt hij zich bloot aan transmissie en aan sanctionering. Er kunnen echter ook verzachtende omstandigheden zijn. Mensen kunnen bijvoorbeeld gewettigd afwezig zijn wegens ziekte of omdat ze door corona in quarantaine moesten gaan. Wie echter zonder geldige reden een knelpuntopleiding weigert, krijgt een waarschuwing en wordt dan gevat door een volgende stap richting transmissieprocedure. Die is erop gericht om mensen aan te sporen zichzelf bij te sturen en bereidwillig verder te werken aan hun traject naar werk. Dat iemand finaal niet wordt gesanctioneerd, kan ook het gevolg zijn van het feit dat hij tot inzicht komt en zich beter opstelt. Als de werkzoekende zijn gedrag echter niet bijstuurt, dan moet er een sanctie volgen. Ik vind dat logisch, maar anderzijds stel ik wel vast dat het aantal sancties wegens het weigeren van een opleiding zeer, zeer laag is. Dat is al uitgebreid aan bod gekomen in het verleden, heb ik gemerkt. In 2019 lag het zelfs bijzonder laag. Ik vind dus dat er op dat vlak echt, echt werk moet worden gemaakt van een meer effectieve controle en sanctionering en dat VDAB ter zake absoluut nog stappen te zetten heeft. Er is een verzachtende omstandigheid, namelijk de coronacrisis. Die heeft een impact gehad. Ik heb toen echter ook vastgesteld dat we op dit ogenblik geen correcte wettelijke basis hebben voor transmissies na digitale contactmomenten. We belandden in een periode waarin alles digitaal moest verlopen, en er was geen wettelijke basis om mensen te sanctioneren die daar niet op ingingen. Dat is natuurlijk iets om grijze haren van te krijgen. Daarom vragen we ook uitdrukkelijk om, in het kader van het nieuwe kwaliteitsbeleid dat in opvolging van de audit van het Rekenhof wordt uitgewerkt, ook het waarborgen van de kwaliteit van de transmissie- en controleprocedure mee te nemen. Minstens moet er in die decretale basis worden voorzien, want dit is natuurlijk wel frustrerend.
Ik heb het hier al gezegd: een van de zorgen is dat er voldoende transparante verwachtingen zijn ten opzichte van de werkzoekende. Die moeten ook SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden) worden uitgedrukt, op een gemakkelijke manier, zodat mensen die begrijpen. Als je aan het begin van het traject niet helder en duidelijk bent, wordt het natuurlijk wel veel moeilijker om dan bepaalde gebreken te melden of te zeggen dat iemand zich niet gedraagt op de manier die wordt verwacht. Het bemiddeling- en sanctiebeleid moet dus meer sluitend en beter.
Dan komen we bij de vragen rond de taal. We hebben een talenplan ‘Vijf voor Taal’, dat is gemaakt om de kansen op de arbeidsmarkt van werkzoekenden te vergroten. VDAB focust daarbij niet enkel op zuivere taalopleidingen, omdat de kennis van het Nederlands eigenlijk hand in hand kan gaan met de toeleiding naar een opleiding of een job. Dat kan een knelpuntberoep zijn, maar het is niet zo dat alle anderstaligen of mensen met een taalachterstand naar een knelpuntberoep kunnen worden toegeleid. Je kunt dat wel. VDAB moet ook inzetten op een duurzame matching van werkzoekenden, ook anderstalige werkzoekenden, met openstaande knelpuntvacatures. Qua opleiding koppelen we de NT2-dienstverlening (Nederlands tweede taal) de komende jaren echt intenser aan die knelpuntberoepen in de diverse beroepenclusters, om zo zo veel mogelijk anderstalige cursisten maatgericht te ondersteunen. Ik vind dus dat er wel zeer goede plannen zijn om ter zake een betere matching te krijgen.
Alle collega’s hadden ook vragen over de kwetsbare mensen. Vlaanderen heeft daarover voorstellen gedaan naar aanleiding van de IMC, in lijn met de nota ‘Elk talent telt’. Een van de concrete voorstellen is dat werkgevers en werknemers gedurende de informatie- en consultatieprocedure in het kader van de wet-Renault een sociaal plan moeten opstellen waarin er aandacht is voor de verdere integratie van de getroffen werknemers op de arbeidsmarkt en waarvan een verplicht opleidingsplan een onderdeel vormt. Waarom? Het is voor mij onbegrijpelijk dat voor werknemers wier job wordt bedreigd, niet prioritair wordt ingezet op het omscholen van die mensen naar profielen die in de toekomst noodzakelijk zullen zijn in dat bedrijf. Met de doorstarttrajecten ondersteunt Vlaanderen nu al getroffen werknemers om toekomstgericht te denken, maar voor mij moet dat echt in het sociaal plan komen dat in het kader van de wet-Renault wordt opgemaakt.
Wij vragen ook om nieuwe, creatieve formules uit te werken, zoals doorstartbegeleiding, waarbij ervaren werknemers oriënterende stages en opleidingen in andere bedrijven kunnen doorlopen. Het Sociaal Interventiefonds (SIF) van VDAB voorziet ook in de financiering van een outplacementbegeleiding voor werknemers die het slachtoffer zijn van een ontslag wegens faillissement of financiële moeilijkheden van de werkgever. Hiervoor werkt VDAB, op basis van de wet houdende de overheidsopdrachten, samen met private outplacementkantoren.
Collega Bothuyne, dan was er uw vraag over ‘place and train’. Met die nieuwe formule ambieert VDAB in eerste instantie een opleidingsaanbod te voorzien voor werknemers in de eerste maanden na de aanwerving. Binnen de vacaturewerking kunnen we zo voor bepaalde categorieën werkzoekenden een competentieversterkend aanbod voorzien. Daarvoor moet VDAB uiteraard wel eerst de juridische onderbouw geven. De eerste fase van dat project is ondertussen aangevat. Er zal een communicatieactie gebeuren bij de finale uitrol hiervan. Het principe van de terbeschikkingstelling, waarbij werknemers wier job onder druk staat, eigenlijk kunnen proeven van een functie in een andere werkomgeving, willen wij inzetten in het geval van dreigende herstructureringen. Het is nog de vraag of dat een succes zal worden, want je voelt dat er een zekere terughoudendheid is bij werkgevers om mensen ter beschikking te stellen. Dat vraagt nieuw denken. Dat is een zaadje dat nu is geplant, maar dat duidelijk nog wat water nodig heeft en moet worden gekoesterd om te kunnen groeien.
Dan waren er de vragen over de zijinstroom, vooral vragen van collega Malfroot en collega Bothuyne. Met ons plan ‘Alle hens aan dek’ willen we echt veel meer inzetten op het verhogen van de zijinstroom, bijvoorbeeld in zorg- en onderwijsberoepen. Er zijn ook verkorte opleidingstrajecten. Eentje daarvan is de erkenning van de verkorte educatieve master. Het aantal cursisten die daaraan meedoen, stijgt. Dat is dus een goede zaak. In 2020 waren 1466 werkzoekenden bezig met een lerarenopleiding met ondersteuning van VDAB. Dit is een stijging met 600 werkzoekenden ten opzichte van 2019, en een verdrievoudiging als je vergelijkt met 2018. Reclame maken voor die switch naar verkorte opleidingstrajecten, zodat mensen niet het gevoel hebben dat ze jarenlang in een studieperiode zitten, dat werkt dus. Dat zien we echt. Ik wil daar ook meer op inzetten.
Een ander voorbeeld is de modulaire opleiding verzorgende-zorgkundige. Dat stelt VDAB en de opleidingspartners in staat om eerdere competenties te valoriseren. U weet dat ik samen met collega Muyters in de vorige legislatuur een kader heb gemaakt voor elders verworven competenties (EVC’s). Ik vind dat een schitterend instrument om de competenties van mensen die bijvoorbeeld lang thuis hebben gewerkt, ook een waarde te geven, om die te erkennen. En bijvoorbeeld voor begeleider in de kinderopvang is dit interessant, omdat je daar de tools hebt om mensen kwalitatief aan de slag te laten gaan in een knelpuntberoep.
Er stond vandaag een opiniestuk over kinderopvang in de krant. Ik vind het een beetje spijtig dat je niet bereid bent om te erkennen dat mensen die thuisgewerkt hebben, dat wat je in je omgeving voor je familie en je gezin doet, waarde heeft. Volgens mij heeft dat heel veel waarde, die je dan ook kunt screenen en valoriseren, en die ervoor kan zorgen dat mensen sneller ingezet kunnen worden in een knelpuntberoep dat aansluit bij datgene waar ze vaardig in geworden zijn. Dat is niet alleen zo in de zorgsector, maar ook in andere sectoren – maar ik moet mijn spreektijd ook een beetje beperken.
Er is dus nog heel wat potentieel. Bijvoorbeeld in ICT-opleidingen gebeurt het nu ook al dat mensen …
Ik vind het telewerken interessant. Je hebt mensen die willen thuiswerken, maar die wel een aantal uren per dag vrij willen zijn. Er zijn heel interessante projecten waar mensen de boekhouding of administratie van een bedrijf doen vanuit hun thuissituatie. Je kunt in Vlaanderen op die manier nieuwe mensen naar de arbeidsmarkt halen.
Dan zijn er de specifieke vragen over de werkzoekenden en de knelpuntopleidingen. Er circuleren daarover heel veel verschillende aantallen. Dat is logisch, omdat in jullie schriftelijke vragen de ene keer wordt gefocust op knelpuntopleidingen en de andere keer op alle soorten opleidingen. Het is dus voor mij altijd moeilijk. Ik antwoord correct, maar als je de vragen naast elkaar legt, zou je de indruk kunnen krijgen dat de cijfers nogal eens verschillen. Ik geef ze daarom gebundeld.
In 2019 telde VDAB 34.423 unieke cursisten in opleiding, in 2020 waren dit er 26.266. Deze aantallen bevatten alle cursisten in opleiding, zowel cursisten in beroepsspecifieke opleidingen als cursisten in niet-beroepsspecifieke opleidingen waar geen label knelpunt of niet-knelpunt op geplakt kan worden. Dat zijn dan opleidingen rond algemene arbeidsmarktcompetenties en NT2. Deze opleidingen zijn zeer waardevol en noodzakelijk voor heel wat ‘kwetsbare’ cursisten, maar hebben geen knelpuntkarakter. Uiteraard hebben we, in een steeds krapper wordende arbeidsmarkt, nood aan opleidingen basisgeletterdheid of taalopleidingen. Niet elke cursist heeft zelfs de basiscompetentie om aan de slag te gaan. Je kunt niet iedereen in knelpuntopleidingen steken. Soms is er gewoon een basis nodig.
Dat maakt dat de niet-beroepsspecifieke opleidingen niet meegenomen kunnen worden bij het in kaart brengen van het aantal knelpuntopleidingen. Als we het aantal beroepsspecifieke opleidingen bekijken, dan telde VDAB in 2019 26.000 unieke cursisten en in 2020 23.000 unieke cursisten. Je ziet daar dus wel covidimpact. Dat is logisch, want de VDAB-opleidingscentra waren drie maanden gesloten. Als je die drie maanden in rekening brengt, is de daling van het aantal cursisten in beroepsspecifieke opleidingen zeer beperkt. Je moet alles in de context bekijken.
Binnen deze beroepsspecifieke opleidingen hebben in 2019 17.656 unieke cursisten een knelpuntopleiding gevolgd. In 2020 waren dat 16.993 unieke cursisten. Als je puur de beroepsspecifieke knelpuntopleidingen bekijkt, is de daling nog kleiner. Dat is een goede zaak. Als ik een conclusie mag maken, zien we dat drie vierde van het aantal unieke cursisten in beroepsspecifieke opleidingen in 2020 in een knelpuntopleiding zaten. Ik vind dat een behoorlijk cijfer. Bekijken we de evolutie van 2018 tot nu, dan gaat het aandeel knelpuntopleidingen binnen de beroepsspecifieke opleidingen zelfs in stijgende lijn.
Ik hoop dat dit nu helder is. Je hebt alle opleidingen, je hebt de beroepsspecifieke opleidingen en je hebt de knelpuntopleidingen. Je mag niet het aantal knelpuntopleidingen afzetten ten opzichte van het aantal opleidingen. Dat is verkeerd, omdat je basisopleidingen hebt en beroepsopleidingen, en bij die beroepsopleidingen dan de knelpuntopleidingen.
Ondanks het feit dat ik laat in mijn bed zat, vind ik dat ik het nog redelijk goed uitleg.
Met deze focus op de knelpuntopleidingen binnen de beroepsspecifieke opleidingen zet VDAB in op het invullen van knelpuntberoepen, dit zowel voor de VDAB-opleidingen als voor de opleidingen die VDAB uitbesteedt aan de partners. De aangeleerde competenties en vaardigheden in de opleiding worden op die manier ingeoefend in een realistische werkomgeving. Men probeert dat zo te doen. Bij voorkeur is er ook een vacaturegerichte opleidingsstage.
Voor de vacaturegerichte opleidingen hebben we ook een mobiel opleidingsaanbod. Collega Vanryckeghem stelt daar straks een vraag over.
De uitstroom van de knelpuntopleidingen kende een terugval in 2020, ook ten gevolge van corona, waardoor er heel wat minder vacatures ontvangen zijn en aanwervingen gebeurd zijn. Gevolg was dat de meting van de uitstroom naar werk, drie maanden na de competentieversterking, een daling kende van 66,58 procent in 2019 naar 56,71 procent in 2020. Maar, collega’s, belangrijk nieuws: in 2021 zien we in de cijfers gemeten tot en met augustus dat de uitstroom weer evolueert richting precorona, want we zitten aan 62,25 procent. Er was dus een dipje vorig jaar, maar nu zitten we weer op het niveau van twee jaar geleden.
Collega Malfroot, de knelpuntopleidingen die het meest gevolgd worden, zijn opleidingen in de zorg – verzorgende, verpleegkunde –, opleidingen in de schoonmaak en opleidingen in transport. En die schoonmaak en transport maken mij bijzonder tevreden. Ik heb gisteren, naar aanleiding van een vraag van de VRT, bekeken hoe het met het transport zit, met de truckchauffeurs, omdat er in Groot-Brittannië wat zorgen zijn. Tot mijn positieve verrassing is er bij werkzoekenden heel wat interesse om transportopleidingen te volgen. We zullen daar ook extra inzetten op cursussen om daar meer mensen in te krijgen. Met Defensie is er nu ook een akkoord om hun terreinen te gebruiken als oefenterrein. Je kunt moeilijk truckchauffeur worden zonder plaats om te oefenen.
Het volgen van die opleidingen is kosteloos. Er zijn ook een verplaatsingsvergoeding en een kinderopvangvergoeding. En er zijn ondertussen ook meer opleidingen erkend. Er zijn er nu al meer dan vijfhonderd.
De vraag over de IMC is, vind ik, al uitgebreid beantwoord bij vraag 4599 over de werkgelegenheidsconferentie. Straks daarover meer.
We hebben op de IMC onze nota ‘Elk talent telt’ op tafel gelegd. Op dit ogenblik lopen er op federaal niveau gesprekken. We hebben onze input kunnen leveren vanuit de regio’s, maar ik ben wel bezorgd over de output. Dat zal straks nog aan bod komen.
Dank u wel, en mijn excuses dat ik nogal uitgebreid ben ingegaan op jullie vragen. Maar jullie vragen waren ook wel zeer uitbundig.
Dank u wel voor de antwoorden. Het is dan ook een bijzonder belangrijk thema. Ik denk niet dat er veel belangrijkere thema’s in de arbeidsmarkt zijn. Het verdient dus wel wat aandacht.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u voor het omstandige antwoord. Ik sluit mij aan bij collega Bothuyne. Het is het grote probleem van onze arbeidsmarkt vandaag: de krapte bedreigt onze economie. Alle werkgevers en werkgeversorganisaties zeggen hetzelfde: ‘Wij zoeken volk en we vinden het niet.’ Dat moet absoluut onze aandacht blijven trekken. Ik weet ook wel dat je voor het oplossen daarvan vandaag niet enkel naar werkzoekenden moet kijken. Je moet ook in andere vijvers vissen. Maar het ligt natuurlijk wel voor de hand dat je eerst in die vijver van een kleine 200.000 werkzoekenden in Vlaanderen gaat vissen. Dan is het toch wel een probleem wanneer de sanctionering te laag ligt. Ik ga hier niet de ultraliberaal zijn die zegt dat je er wat meer met je stok moet achter zitten. Minister, u zegt zelf dat het meer sluitend en beter moet. Ik geloof dat ook. Je krijgt het niet uitgelegd. Vroeger was het vaak: ‘Er is geen werk. Het heeft geen zin om achter die mensen hun veren te zitten.’ Vandaag is dat duidelijk niet zo. Vandaag is er een overaanbod aan werk. Dan lijkt het mij logisch dat je van iemand die een uitkering geniet, mag eisen dat hij een opleiding volgt en dan ook doorstroomt en daadwerkelijk die job aanneemt. Het is goed dat er een evolutie is, dat nu al twee op de drie doorstromen na het volgen van een knelpuntopleiding. Maar een op de drie doet dat nog altijd niet. Dat moet echt een aandachtspunt blijven, specifiek voor de knelpuntopleidingen. Meer in het algemeen moet men een duidelijk signaal geven dat die verzachtende omstandigheden vandaag misschien minder geldig zijn dan anders, op een moment dat onze economie echt iedereen nodig heeft.
Minister, wat gaat u concreet doen om VDAB aan te manen om iets meer naar het instrument van de sanctionering te gaan en iets strenger te zijn in het aanvaarden van verzachtende omstandigheden?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, het waren inderdaad heel veel vragen en dus vind ik het wel fijn dat u een heel uitgebreid antwoord hebt gegeven. Ik kan natuurlijk niet op alles ingaan maar ik vermoed dat u dat niet erg vindt. Ik wil wel wat dieper ingegaan op een aantal zaken.
Er is al gesteld dat er heel veel jobs zijn maar te weinig mensen om te jobs in te vullen hoewel er toch wel heel veel werklozen zijn. Daar klopt dus iets niet. Een van de opties is heropleiden, waar u zeker op inzet, maar toch ook sanctioneren. Ik vind het goed van collega Ongena dat hij daar zelf over begint. Ik had eigenlijk niet vanuit blauwe hoek verwacht dat men meer zou willen inzetten op sanctionering. (Opmerkingen van Tom Ongena)
Tijdens een vorige vraag om uitleg was u daar toch minder enthousiast over. Maar ik vind het een goede zaak, ook van uw kant, minister, dat u werkt aan een kader. Ik denk dat we de situatie allemaal kennen. Heel veel mensen vinden geen job of wanneer ze hun job verliezen, worden ze op korte termijn opgejaagd door VDAB. Wanneer ze echter langer zonder werk zitten, worden ze dan een beetje losgelaten. Het is vooral daar dat we moeten aan werken en dat er een stimulans moet zijn om die mensen aan het werk te krijgen en om ervoor te zorgen dat werken loont. Nu zijn er mensen die het niet fijn meer vinden om een job te vinden en die genieten van een werkloosheidsuitkering en zich afvragen waarom ze nog zouden gaan werken. Wanneer ze bijvoorbeeld een deeltijdse job zouden aannemen, verdienen ze eigenlijk meer wanneer ze niets doen. Voor wie gebruikmaakt van dit systeem, vind ik het belangrijk dat we er strenger op toezien dat mensen de weg naar een job vinden. En dat geldt niet alleen voor de autochtonen maar ook voor de allochtonen. U kent daar ons standpunt over.
Minister, ik ben ook blij dat u zelf verwijst naar de transportsector. Ik ken in mijn omgeving wel wat mensen die actief zijn binnen die sector, en die beamen dat er heel veel vacatures zijn. Een eerste probleem is de taal. Het tweede probleem is het feit dat een rijbewijs zo duur is. Om een opleiding te volgen waarmee men een rijbewijs C of C1 kan halen, moet men 1200 euro betalen, wat voor veel mensen een drempel is om de stap naar die job daadwerkelijk te zetten.
U komt daar wel enigszins in tegemoet en voorziet een aantal opleidingen, maar ik weet niet of het voor de sector voldoende duidelijk is dat zij daar via VDAB gebruik van kunnen maken.
Een andere drempel zijn de zijinstromers of de mensen die zich vanuit een andere job willen inwerken in die transportsector. Zij moeten voldoen aan code 95 of de vakbekwaamheid. En daar wringt natuurlijk het schoentje. Voor de werkloze, de werkzoekende of iemand die van job verandert, is dit een dure opleiding, die zij wellicht niet onmiddellijk zullen volgen omdat ze te duur is. Wanneer we het probleem verschuiven naar de werkgever en hem laat opdraaien voor de kosten, dan is dat een financiële aderlating voor die werkgever wanneer de werknemer voor wie hij die opleiding betaalt, op termijn voor een andere werkgever gaat werken. Minister, bent u daarover in overleg met de sector of zijn er mogelijkheden om in overleg te gaan met bijvoorbeeld de minister van Mobiliteit of de andere regeringen zodat iets kan worden gedaan aan die zware vereisten die worden gesteld aan het volgen van die opleiding? Dit speelt vooral in de transportsector, omdat we daar toch heel veel vragen. Er zijn 6654 vacatures binnen de transportsector. Dat is heel veel en het lijkt me dan ook de moeite om daarop in te spelen.
Een ander probleem met betrekking tot die transportsector is dat een aantal transporteurs slechts een aantal dagen per week werken. Zij doen dan bijvoorbeeld een beroep op een gepensioneerde transporteur die voor een aantal dagen kan invallen. Die zijn echter gebonden aan een aantal uren of zijn bang om te veel bij te verdienen en op die manier te verliezen op hun pensioen. Zult u ook daar het overleg aangaan met andere sectoren?
Op de kinderopvang zal ik volgende week ingaan.
Minister, ik dank u op mijn beurt voor uw antwoord. Zoals eerder gezegd is dit echt een belangrijk thema, dat de voorbije jaren ook wel al wat aandacht heeft gekregen vanuit VDAB. In de vele jaren dat ik dit opvolg, ben ik altijd onder de indruk geweest van de wisselende rapportering van VDAB en vooral de wisselende kwaliteit van die rapportering. Ik ben blij dat u hier vandaag met duidelijke cijfers bent gekomen. Dit ligt een beetje in het verlengde van wat het Rekenhof heeft vastgesteld over de manier waarop VDAB zijn werkzaamheden organiseert en daarover rapporteert of niet rapporteert.
Ik ben blij met een aantal elementen uit uw antwoord. Ik zal er nog op twee ingaan: transmissie na digitaal contact en de juridische basis. Kunt u uitleggen hoe die concreet wordt vormgegeven? Wanneer we daar vanuit dit parlement aan kunnen helpen met een voorstel van decreet, doen we dat graag.
De matching met openstaande knelpuntvacatures is bijzonder belangrijk. Ik heb al heel veel werkgevers ontmoet die eigenlijk ontmoedigd zijn door het gebrek aan kandidaten die vanuit VDAB worden doorgestuurd en die op den duur VDAB als instroomkanaal dreigen over te slaan. Dat zou natuurlijk heel jammer en fout zijn gezien de uitgebreide opdracht die VDAB nu krijgt om niet enkel te kijken naar de werkzoekenden maar ook naar andere groepen die nog niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Dat ligt een beetje in lijn met de zijinstromers van professor Struyven. Misschien kunnen we daar ook het instrument van loopbaanbegeleiding gebruiken. Mensen die loopbaanbegeleiding krijgen en die andere horizonten willen opzoeken, zouden op die manier kunnen worden toegeleid naar knelpuntopleidingen bij VDAB en een bijkomende instroom in knelpuntvacatures kunnen genereren. Misschien kunnen we die link exploreren en gebruiken om knelpuntvacatures in te vullen.
Mevrouw Gennez heeft woord.
Minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord en de collega’s voor de vragen. Ik wil nog een ander perspectief in de discussie brengen, namelijk dat van de arbeidsomstandigheden van sommige knelpuntberoepen. We hebben de cijfers inderdaad ontvangen in het antwoord op een schriftelijke vraag die we hebben gesteld. In 2018 gaven op de lijst van knelpuntberoepen 64 beroepen aan dat zij vanwege de specifieke, vaak te zware arbeidsomstandigheden niet ingevuld geraken. In 2019 waren het er al 74 en in 2020 waren het er 84.
Ik sluit me aan bij de collega's dat ik niets heb tegen een sanctiemechanisme voor mensen die manifest niet willen werken, maar we zien wel dat de voorbije drie jaar het aantal werklozen is gedaald en het aantal arbeidsongeschikten spectaculair is gestegen. En daar zijn natuurlijk arbeidsomstandigheden ook vaak debet aan. We moeten dus niet alleen focussen op sanctionering, op opleidingen maar ook op de arbeidsomstandigheden, de lonen en werkbaar werk, die nog voor heel wat knelpuntberoepen een probleem zijn.
Zoals collega Bothuyne hier ook al aangaf, hebben we hier echt maatwerk nodig om die mismatch aan te pakken. Opleidingen, dat is allemaal goed en wel, maar uit de cijfers die we hebben ontvangen, blijkt dat er voor 50.000 van de huidige knelpuntvacatures zelfs geen vooropleiding vereist is. Dat betekent dus dat we met de 200.000 werkzoekenden en die minstens 50.000 vacatures waar geen specifieke opleiding voor vereist is, een match moeten maken. We moeten inderdaad, eerder dan generieke opleidingen te voorzien, de match maken met een bepaalde vacature, met een bepaalde werkzoekende en die aan elkaar koppelen zodat er ook sprake is van een duurzame invulling van die vacatures. Nu zien we in een aantal sectoren, bijvoorbeeld de sector van de dienstencheques, dat er 7500 vacatures zijn. Heel veel huishoudhulpen en medewerkers geven aan dat dit een zware job is, die zij niet kunnen blijven doen tot ze 65 jaar zijn. De lonen zijn ook zeer beperkt.
Ik denk dat we een heel omstandige analyse hebben gemaakt – en dat is goed – maar dat we toch ook de arbeidsomstandigheden niet mogen vergeten, omdat daar voor heel veel van die knelpuntberoepen het schoentje knelt. Ik stel dus voor om samen met de collega’s te bekijken hoe we kunnen werken aan die arbeidsomstandigheden, samen met de werkgevers uiteraard, om tot een specifiek beleid te komen dat verder gaat dan enkel de werkbaarheidscheques. Dat zijn goede instrumenten, die evenwel te beperkt zijn. Ik denk dat we onze economie, onze werkgevers en werknemers een dienst bewijzen als we die focus behouden en maatwerk bieden.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Er werd natuurlijk al heel wat gezegd in deze commissie. Bedankt alvast voor de vragen en de aanvullingen. Het valt me op dat er heel wat kopzorgen zijn omtrent die knelpuntberoepen en de opleidingen. Ik denk dat de lijst daarvoor, gezien de huidige arbeidsmarktkrapte, nog zal toenemen en dat binnenkort bijna alle beroepen op die lijst zullen staan.
Het is dus wel belangrijk om te luisteren naar de arbeidsmarkt, naar de werkgevers. De knelpunten zijn bekend. Ik denk dat de knelpuntopleidingen een belangrijk instrument zijn. Laten we eerlijk zijn: het is ook heel interessant om als werkzoekende, als werkloze, een opleiding te volgen. VDAB betaalt voor de inschrijvingskosten en het leermateriaal. In sommige gevallen wordt zelfs de uitkering behouden. Ik denk dat het ook heel belangrijk is om ervoor te zorgen dat net die knelpuntopleidingen attractief blijven. We weten ook dat een opleiding het middel is om een doel te bereiken, namelijk een job. We hebben er dus alle belang bij om Vlamingen zoveel mogelijk te prikkelen om die knelpuntopleidingen te volgen. Mijn vraag is dan ook welke instrumenten we daarnaast nog kunnen inzetten om de attractiviteit van die knelpuntopleidingen te stimuleren.
In 2019 voerde het Departement Werk en Sociale Economie een studie uit over de arbeidsmarktkrapte in Vlaanderen. Ik denk dat het, in het licht van de huidige arbeidsmarktkrapte, een opportuniteit is om die studie te actualiseren. Daaruit blijkt namelijk dat de aanpak van die knelpuntberoepen heel complex is. Ik stel dus voor om dat nogmaals te bekijken.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor deze korte aanvullingen. Ik onderschrijf heel wat opmerkingen die hier gemaakt werden.
Collega Ongena, u bent terecht ingegaan op het sanctiebeleid. We hebben daarover al heel wat discussies gevoerd, ook met VDAB. Het doel van het werkgelegenheidsbeleid is niet sanctioneren. Maar ik vind wel dat we streng maar rechtvaardig moeten zijn. Zonder een streng kader zullen mensen misschien minder gemotiveerd worden om iets te doen. Ik vind dat wat vergelijkbaar met opvoeden. Het eindpunt moet volgens mij wel een sanctie – of een transmissie, in dezen – zijn. Daarom moet het kader bij aanvang helderder zijn, zodat er nadien indien nodig actie ondernomen kan worden. Die stok achter de deur mag niet onderschat worden. VDAB moet daarin, wat mij betreft, zeker stappen zetten. Ik heb dat hier in het verleden ook al aangekondigd.
Het is natuurlijk wel zo dat het de werkgever is die mensen aanwerft. Het is dus niet zo dat elke werkzoekende aangeworven wordt. Het is perfect mogelijk dat een werkzoekende zich correct presenteert en gemotiveerd is, maar dat een werkgever hem toch afwijst. Het is geen een-op-eenrelatie. Je kan ook de schuld niet leggen bij de ene of de andere. Als we sanctioneren, moeten we natuurlijk wel zien dat we de juiste mensen sanctioneren.
Collega Malfroot, ik wil kort even ingaan op die truckchauffeurs. Als werkzoekende kan je een rijbewijs C halen via VDAB en sinds kort ook het rijbewijs B voor knelpuntberoepen. Onder andere de bouw is zeer lovend over dat traject. Ik wil daar zeker over samenzitten met de transportsector. Nu was de aanleiding de krapte in de bouw. Maar we gaan sowieso contact opnemen met de transportsector.
Collega Malfroot, ik vind uw redenering een beetje ‘oud’, omdat een werkgever die vandaag niet investeert in zijn werknemer, ten dode opgeschreven is. Opleiden is het nieuwe mantra. Je ziet dat alle werkgevers daar heel fors in investeren.
Collega Malfroot, u had ook een opmerking over werken na het pensioen. Het is expliciet vervat in de voorstellen die we aan de federale collega Dermagne hebben overgemaakt om daar aandacht voor te hebben. Ik ben dus in blije verwachting van zijn antwoord, dat ik nog niet gekregen heb.
Collega Bothuyne, ook ik krijg grijze haren van die cijfers. Ten gunste van VDAB wil ik toch meegeven dat er vaak heel gediversifieerde vragen komen – soms naar het aantal opleidingen, soms naar het aantal unieke cursisten, soms naar het statuut. Dat levert andere cijfers op. Ik heb dan voorgesteld om een ‘prikbord’ te maken met alle verschillende groepen om de juiste en meest recente cijfers te verkrijgen. Er wordt dus gewerkt aan zo’n prikbord. Wat mij betreft mag dat transparant op de website staan. Daardoor zult u misschien minder kansen hebben om schriftelijke vragen te stellen, maar dat kan leiden tot interessante vragen om uitleg, zonder dat er daarvoor allerlei deelvragen gesteld moeten worden die dan misschien leiden tot andere cijfers.
Collega Gennez, ik ga absoluut akkoord met uw opmerking over de arbeidsomstandigheden. Maar onder de rubriek ‘arbeidsomstandigheden die zwaar zijn’ valt soms ook weekend- of avondwerk. Een barman of barvrouw moet in het weekend werken. Voor de ene is dat iets heel positiefs, voor de andere is dat zwaar werk. Mensen interpreteren ‘zwaar werk’ niet altijd op dezelfde manier. Maar het klopt dat die cijfers stijgen. Werkbaarheid is een van de belangrijkste uitdagingen voor ons. Ik zeg vaak: je moet investeren in het aantrekken van mensen die nu niet op de arbeidsmarkt actief zijn, zoals kwetsbaren of werkzoekenden, maar je moet ook investeren in de mensen die nu werken, om te vermijden dat ze uitvallen. Ik ga dus absoluut akkoord met uw opmerkingen daarover.
Collega Bothuyne, u had het over de focus op transmissie. Ik denk dat dat decretaal vastgelegd is, al weet ik niet of het opgenomen werd in het verdiepingsdecreet. We kunnen aan jullie vragen om dat er, eventueel via een amendement, in op te nemen als dit wordt voorgelegd aan het parlement. Maar die regeling wordt momenteel voorbereid.
Wat ik geleerd heb, is dat een aantal zware zorgen, zoals rugproblemen en stressproblemen, te maken hebben met arbeidsomstandigheden. Ik pas die werkbaarheid even toe op mezelf. Sinds we hier opnieuw fysiek verwacht worden in het parlement, zijn mijn rugproblemen spectaculair toegenomen. Dat heeft te maken met het feit dat ik weer 8, 9 tot 10 uur per dag zit. Zitten, zitten, zitten, zitten. Ik had eigenlijk willen vragen om om de 55 minuten 5 minuten pauze te houden om te kunnen rondwandelen, want op mij heeft dat zitten een zeer negatief effect. Maar ik heb daardoor ook geleerd dat de Vlaamse overheid een preventieadviseur heeft die advies geeft inzake ergonomie. Ik was heel aangenaam verrast toen die vrouw vorige week bij mij kwam. Er worden ook opleidingen gegeven aan de kabinetten en de administraties. Ik vind dat we daar veel meer gebruik van moeten maken en er veel meer een beroep op moeten doen. Voor mij was dat nieuw. Ik zeg dat nu publiekelijk: het is misschien fout dat ik dat pas na zoveel jaren weet. Maar het toont wel aan dat die diensten misschien nog wat te weinig in de spotlights staan – ook als het gaat over werkbaarheid.
Collega Gennez, dat geldt ook voor innovatie. We zien dat er voor bijvoorbeeld poetsen zeer veel interessante hulpmiddelen zijn dezer dagen, die veel te weinig ingezet worden. Het zal straks nog aan bod kome als het gaat over dienstenchequemedewerkers. Maar poetsen vandaag is niet meer hetzelfde als poetsen twintig jaar geleden. Het is natuurlijk ook van belang dat mensen die een poetshulp inschakelen, mee investeren in goed materiaal. Op dat vlak is ook nog wat progressie te maken.
Het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) over werkbaar werk moet dus aangepast worden. Dat zal ook met de Vlaamse sociale partners besproken worden.
Collega’s, ik ga absoluut akkoord met jullie opmerkingen over maatwerk voor knelpuntvacatures. Dat is net wat VDAB beoogt met de werkgeversaanpak: inspelen op knelpuntvacatures. Uiteraard is er ook de individuele beroepsopleiding (IBO).
Collega Claes, er is een jaarlijks knelpuntrapport op basis van kwantitatieve en kwalitatieve cijfers. U hebt de incentives voor werkzoekenden zelf opgesomd. De belangrijkste incentive zit in het besef dat je een goede, duurzame job hebt gedurende je loopbaan. Het is ook van belang dat we bij werkzoekenden de scope van wat ze denken te kunnen ook een beetje verbreden. Want je hebt ook mensen die zeer eng kijken naar welke job ze willen. Zowel bij werkgevers als bij werkzoekenden moeten we daar wat verbreding in brengen.
Tot hier mijn, hopelijk ook voor jullie interessante, gedachten.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw bijkomende antwoorden. Het is natuurlijk zo dat de finaliteit van uw werkgelegenheidsbeleid niet het sanctioneren mag zijn. Maar dat is het natuurlijk ook niet. We geven heel veel wortelmaatregelen. Denk aan de jobbonus die er nu aankomt, waardoor we mensen ook extra nettoloon gaan geven om toch maar aan het werk te gaan. Maar die stok is ook belangrijk, minister. Op het moment dat onze arbeidsmarkt in brand staat, krijg je het gewoon niet uitgelegd dat je 200.000 werkzoekenden hebt en bijvoorbeeld in de horeca – we hebben het er nog over gehad – 3000 vacatures niet ingevuld raken. Ik reken er echt op dat het signaal richting VDAB gegeven wordt dat men daar strikter gaat zijn en dat de daling met 44 procent die er vorig jaar was in het aantal doorverwijzingen, ook heel snel wordt omgekeerd.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Wat dat sanctioneren betreft, zien wij dat heel simpel: het is niet de bedoeling om iedereen achter de veren te gaan zitten, begrijp me niet verkeerd, maar het is wel een feit dat hoe langer je uit roulatie bent, hoe langer je uit het ritme bent, hoe moeilijker het wordt om opnieuw aan de slag te gaan en hoe meer vaardigheden je verliest. Vandaar dat wij ook veel belang hechten aan die sanctionering, of op zijn minst aan het opvolgen van die mensen. Dat is de reden waarom wij daarop hameren.
Ten tweede, wat betreft de transportsector: ik vind het heel interessant dat u zegt dat u met hen wilt samenzitten. Uiteraard moeten zij investeren, maar mijn punt was hier vooral dat je, om nieuwelingen aan te trekken, als werkgever uiteraard kunt investeren in én die code 95 én dat rijbewijs, maar dat, als je niet weet hoelang ze blijven, dat een dure investering is. Daar moet men het best de koppen eens bij elkaar steken om tot een oplossing te komen die voor beide partijen zinvol is.
Ten derde: ik ken niet juist de mogelijkheden die er zijn om die knelpuntberoepen te volgen, of bijvoorbeeld die code 95. Maar kan men daar het traject niet verkorten? Ik weet niet hoelang ze werkloos moeten zijn, vandaar eigenlijk mijn vraag. Kan dat op een of andere manier gemakkelijker gemaakt worden zodat er nog meer mensen zijn die toegang krijgen tot die opleidingen? Misschien kan dat ook wel zinvol zijn.
Ik zal mijn slotbedenking beperken tot het bedanken voor de bijkomende toelichting en vooral een afspraak maken om daar binnenkort ongetwijfeld nog eens op terug te komen bij volgende vragen om uitleg.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.