Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over het tijdelijke verbod op herinschrijving in de sociale huur
Vraag om uitleg over de aangekondigde zwarte lijst van sociale huurders
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Het is natuurlijk vreemd dat we nu die vragen hebben als we vanmorgen daarover eigenlijk al grotendeels het debat gevoerd hebben. Maar goed, ik heb gemerkt dat het blijkbaar een gevoelig thema is, maar volgens onze fractie is het ook absoluut noodzakelijk om eindelijk iets te doen aan de problematiek van overlast bij sociale huur. Het gaat gelukkig – u hebt dat vanmorgen al gezegd – over een kleine minderheid, maar ik ben ervan overtuigd dat een grote meerderheid u daar heel dankbaar voor is. Als iemand een beroep kan doen op een sociale woning, dan mogen we natuurlijk toch verwachten dat hij die als een goede huisvader beheert. We zijn het er toch allemaal over eens dat sociale huur gaat over rechten, maar ook over plichten. We mogen als samenleving toch wel een minimum aan respect verwachten als we die rechten aan iemand toekennen. Als dat respect er niet is, dan vind ik het niet meer dan normaal dat diegene die overlast veroorzaakt, daar ook de gevolgen van ondervindt en elders niet zomaar meteen een nieuwe woning kan verkrijgen. Eerlijk gezegd vind ik de discussie die vanmorgen plaatsvond, redelijk hallucinant. Dat je er kritiek op kunt uiten dat we proberen om die rotte appels eruit te krijgen, ik kan dat eerlijk gezegd niet begrijpen.
Minister, u hebt vanmorgen gezegd dat het over een kleine groep gaat. Hebt u concrete cijfers van de gevallen in de voorbije jaren? Kunt u de concrete procedure toelichten? Is er een beroepsmogelijkheid voorzien?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Op 21 september, minister, was er de communicatie over het invoeren van een zwarte lijst voor malafide sociale huurders. De titel zorgde even voor verwarring en verbazing, omdat onder invloed van de studie van het Steunpunt Wonen de plannen voor zo’n zwarte lijst eerder werden afgevoerd wegens juridisch en praktisch totaal onhaalbaar. De communicatie ging echter over het tijdelijk inschrijvingsverbod voor sociale huurders die uit de woning werden gezet door rechterlijke tussenkomst wegens het veroorzaken van ernstige overlast of ernstige verwaarlozing van de sociale huurwoning. Dat is het artikel 166 van het decreet houdende wijzigingen van diverse decreten met betrekking tot wonen.
De manier van communiceren van die dag schoot bij verschillende organisaties in het verkeerde keelgat. Vanuit de makelaars en verenigde eigenaars reageerde men gepikeerd dat u blijkbaar wel de relaties met de pers goed onderhoudt, maar niet de moeite neemt om op hun brieven omtrent hetzelfde onderwerp te antwoorden. Vanuit de sociale sector was men niet gelukkig met de zoveelste focus op enkele rotte appels in plaats van op de noden die er zijn voor tienduizenden Vlaamse gezinnen. De bekommernis van de makelaars en de eigenaars was natuurlijk dat de mensen die uit huis gezet werden, zich zouden moeten wenden tot de private markt.
Natuurlijk – collega Sminate heeft het al benadrukt – dienen deze maatregelen uiteindelijk om de rechtvaardigheid van het systeem te verbeteren. Dat is de reden waarom dat in het regeerakkoord werd opgenomen en waarom we dat in het beleid hebben opgenomen en dat decreet hebben goedgekeurd. Zelfs bij mensen die eigenlijk nood hebben aan sociale tegemoetkomingen, zijn er limieten aan wat we kunnen verdragen wanneer ze de leefbaarheid van een buurt ondergraven of de woning schade toebrengen. Laat dat duidelijk zijn. Maar uit de reacties op het artikel kunnen we afleiden dat het voornaamste effect een verdere stigmatisering is van de sociale huur. Het gaat over de meest schandalige gevallen op die tienduizenden huurders. Het gaat over een handvol mensen die het voor iedereen verpesten, de kantjes ervan af lopen, terwijl er ontzettend veel mooie en goede verhalen zijn van sociale huur.
Het helpt niet, minister, dat u het antwoord schuldig moet blijven op de vraag, die overigens ook al vaak in deze commissie is gesteld: wat moet er dan eigenlijk gebeuren met die mensen die uitgezet worden en een herinschrijvingsverbod krijgen? De private verhuurders krijgen – mijns inziens terecht – het gevoel dat de probleemgevallen uit de sociale huur naar hen worden doorgeschoven, terwijl de sociale sector zich zorgen maakt over wat deze mensen zichzelf en anderen kunnen aandoen nadat ze uit het vizier van begeleiding verdwijnen én over het imago van de sociale huur.
Die mensen komen dan op de straat te staan en dat is niet meer het probleem van Wonen, zegt u. Maar het wordt wel een probleem als die mensen op uw straat komen te staan, want dan gaan we met zijn allen naar het OCMW of naar het lokale bestuur en klagen dat aan. Dat pikken we niet. Dat kunnen we niet aanvaarden. Los dat op.
Dat laatste kunnen we overigens missen als kiespijn. Uit cijfers blijkt dat niet alleen 650 miljoen euro uit 2020 is moeten worden overgedragen naar dit jaar, maar dat ook in de eerste helft van 2021 nog maar 250 miljoen euro is opgenomen, oftewel 14 procent van de 1,7 miljard euro die in 2021 beschikbaar is voor de bouw en renovatie van sociale woningen.
We vrezen, minister, dat door de focus te leggen op deze wanpraktijken bij een uiterst kleine groep, de weerstand en protest tegen sociale woningbouwprojecten niet zal afnemen. Het draagvlak zal daardoor afkalven. We weten dat er vandaag al bijzonder veel energie gaat naar de geplande bestuurlijke hervorming, de eengemaakte woonmaatschappij, het principe van ‘één woonactor’. Op 30 juni stelden we in de plenaire vergadering de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat de beschikbare budgetten in de sociale huur toch gespendeerd worden. U kondigde toen aan om in de komende weken op te lijsten wat u daaraan kunt doen.
Minister, wat is de concrete aanleiding voor de communicatie omtrent het tijdelijk inschrijvingsverbod?
Hoeveel van de mensen die vandaag uit hun woning gezet worden wegens overlast of het toebrengen van schade – dat is reeds mogelijk –, belanden vandaag opnieuw in een sociale woning?
Hoe garanderen we dat alle begeleidingsmogelijkheden uitgeput zijn alvorens overgegaan wordt tot uithuiszetting?
Kunt u intussen meer vertellen over hoe u ervoor zult zorgen dat het budget voor sociale woningbouw en renovatie effectief zal worden opgenomen, zodat voorziene budgetten hun weg eindelijk vinden naar het terrein?
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Voorzitter, minister, de sociale verhuurkantoren en de sociale huisvestingsmaatschappijen gaan vanaf 1 januari 2023 aan de slag met een zwarte lijst van sociale huurders. De collega’s gaven het al aan.
U geeft zelf aan in verschillende media en in Terzake op 21 september 2021 dat u hiermee een stevig signaal wilt geven dat van sociale huurders mag worden verwacht dat ze met hun sociale woning als een goede huisvader omgaan. Solidariteit moet inderdaad van twee kanten komen. Wij zijn al jaren vragende partij om misbruiken en vandalisme in de sociale en private huursector steviger aan te pakken. Bij het afvoeren van de dynamische lijsten van malafide huurders, verhuurders en makelaars delen wij uw ontgoocheling.
Dat het slechts om een klein aantal zou gaan op jaarbasis mag voor ons – in tegenstelling tot de collega’s – geen argument zijn om dit niet door te voeren. Niet elk dossier van vandalisme of overlast komt bij de vrederechter terecht. Het werkelijke probleem is veel verder verspreid dan we beseffen, en deze maatregel zal een ontradend effect hebben en eveneens sociale huurders motiveren om hun verantwoordelijkheid op te nemen.
Toch hebben we enkele bedenkingen bij de concrete uitwerking van de zwarte lijst. Terwijl de bewuste huurders voor een periode van drie jaar de kans op een sociale woning ontzegd wordt, worden ze wel in de richting van de private verhuursector geduwd. De private huursector stelt zich dan ook terecht de vraag of er hier geen sprake is van discriminatie aangezien zij geen inzage krijgen in deze bewuste lijst wegens privacyredenen. Dat deze lijst niet openbaar kan worden gemaakt, begrijpen we. Toch zou er een mogelijkheid moeten zijn dat private verhuurders kunnen nagaan wie uit de sociale huursector wordt gezet.
Wat ook ontbreekt in deze maatregel, is op welke manier deze huurders opgevolgd gaan worden. Als deze huurders op straat worden gezet, is het probleem misschien wel opgelost voor de SHM, maar niet voor de huurder zelf.
Mijn vraag is dan ook: zullen deze huurders ook van andere sociale voordelen worden uitgesloten die eigenlijk gerelateerd zijn aan het feit dat ze een sociale woning huren? Ik denk bijvoorbeeld aan andere tegemoetkomingen die de Vlaamse Regering neemt op het vlak van sociaal wonen, zoals de Vlaamse woonlening en dergelijke meer?
Zullen de huurders die na de uitsluiting van drie jaar opnieuw inschrijven en opnieuw hetzelfde gedrag vertonen, strengere maatregelen opgelegd krijgen? Wij hebben altijd al gepleit voor een graduatie van de straffen, waarbij het wat ons betreft, niet is uitgesloten dat iemand die herhaaldelijk – en dat zijn inderdaad en gelukkig maar enkelingen – vandalisme pleegt in de sociale woningsector, levenslang wordt uitgesloten van het recht op een sociale woning.
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie om dat nog eens onder de aandacht te brengen. Ik zal straks mijn voorbereid antwoord voorlezen, om er zeker van te zijn dat we al jullie vragen hebben beantwoord.
Maar in alle eerlijkheid, ik heb de heisa hierover helemaal niet begrepen. Eerst en vooral, het is op 9 juli goedgekeurd in de plenaire vergadering. Mevrouw Moerenhout en mijnheer Veys hebben daar toen naar verwezen. Maar verder is toen het decreet goedgekeurd waarin het stond.
Ten tweede, wij hebben daar geen communicatie over opgezocht. Het zijn anderen die die communicatie hebben gezocht, en wij hebben gereageerd. Ik denk zelfs dat de term ‘zwarte lijst’ al zeker niet voor de eerste keer door ons is gebruikt en ook niet gelanceerd. Maar zelfs dan nog! Dan nog, wat zou daar het probleem mee zijn? Er zijn hier mensen die zeggen dat het gaat over een zeer klein aantal. Ja, het is ook een zeer klein aantal van de chauffeurs dat dronken rijdt. Het is een zeer klein aantal van de chauffeurs dat te snel rijdt. Er zijn nog veel ergere misdaden, misdrijven die door een zeer klein aantal mensen worden gedaan. En waarom zou je dat dan niet aanpakken? Waarom zouden we daar dan geen beleid voor voeren? Is een feit dat iets weinig gebeurt een reden om het niet aan te pakken? Daar ben ik het totaal niet mee eens.
Trouwens, er zijn mensen die daar ooit boeken over hebben geschreven en nu collega zijn in de Vlaamse Regering. Ik verwijs naar de brokenwindowstheorie. Als je een bepaalde kleine situatie laat bestaan, niet onmiddellijk aanpakt, niet gaat remediëren – een gebroken venster is dan de metafoor die daarvoor wordt gebruikt – dan verziekt dat algauw een hele buurt. Dat is het beeld, het is een metafoor. Als je zo’n situatie niet aanpakt, dan zal dat redelijk snel groeien en krijg je een volledige, verrotte samenleving, of wijk, sociale woonwijk in dit geval. Wel, daar doe ik niet aan mee. Óók als het weinig gebeurt, óók als het maar enkelingen zijn, óók als het uitzonderingen zijn, vind ik dat het moet worden aangepakt.
En trouwens, het is ook een principiële kwestie. Wat is de woonnood van iemand die het nodig vindt om zijn appartement of woning te vernielen? Dat moet je mij eens uitleggen. Wat is de woonnood van iemand die aan voordelige voorwaarden een woning ter beschikking krijgt van de samenleving, als hij het nodig vindt om die woning te gaan vernielen? Geef me daar eens een antwoord op. En je moet goed weten waarover het gaat. Er zijn ondertussen ook wel wat voorbeelden van. Het zijn allemaal verschillende situaties, er zijn vaak verschillende achtergronden. Ik kom daar straks op terug. Maar er zijn wel degelijk al begeleidingsmaatregelen genomen, vooraleer we hierbij uitkomen.
Waarover gaat het? Het gaat over mensen die effectief tot een kot in de nacht ambras maken, lawaai maken. Ik geef een concreet voorbeeld. Zo vond iemand het nodig om tot 's morgens vroeg het Eurosongfestival zeer luid op te zetten. Horror! Maar het gaat ook over vernielingen aan de deuren, over barbecues binnen in huis, het gaat over afval in de gangen laten staan of voor de deur van de buren leggen, het gaat over uw gevoeg doen – het is daarnet al aan bod gekomen – bij de buren, het gaat over scheldpartijen, over dreigen met geweld – geweld zelf is natuurlijk nog veel erger. Het gaat over zulke situaties. Wel, leg me eens uit: wat is de woonnood van iemand die dat sociaal voordeel op die manier gebruikt? Leg mij dat eens uit. Ik vind het dus een goede zaak dat we daarmee omgaan.
En dan zegt men: ‘Ja maar, dat was vroeger ook al mogelijk.’ Ja, inderdaad. Maar het was vroeger ook al mogelijk om direct de dag nadat de vrederechter je had gezegd dat je uit de woning werd gezet, je onmiddellijk opnieuw in te schrijven. En dan krijg je natuurlijk een draaideurfenomeen. Waar zit daar het afschrikkend effect in? Ik word buitengezet, maar ik kan me morgen meteen weer gaan inschrijven. En dikwijls hebben die mensen dan ook een zeer hoge woonnood, waardoor zij door de toewijzingsregels nog eens alle anderen op de wachtlijst voorbijstaken. Ze hebben het dus zelf verpest, ze hebben het voor zichzelf onmogelijk gemaakt, en dan zijn zij nog de eersten die anderen voorbijsteken op een wachtlijst. Daar kan toch niemand mee akkoord gaan, hoop ik?
Ik kom tot mijn derde en laatste punt. Alsof een vrederechter dat zomaar doet. Alsof een keer een sigarettenpeuk op de grond – dat was het voorbeeld dat in de reportage aan bod kwam – voldoende is om te worden buitengezet. Nee, helemaal niet. Het gaat hier effectief over een lange tijd, over aanhoudend gedrag. En dan is er de sociale huisvestingsmaatschappij, waarin ik in ieder geval het vertrouwen heb – de ene doet dat ongetwijfeld al beter dan andere – dat er begeleiding wordt opgezet, dat er wordt gepraat. In de toelichting die we doen, gaan we na of sociale huisvestingsmaatschappijen voldoende die welzijnsbenadering doen. Er is dus al een heel traject – met waarschuwingen, met brieven, met face-to-facecontact, eventueel met buurtwerkers enzovoort – doorlopen. En pas dan zal de huisvestingsmaatschappij – mijnheer Veys, u kunt dat getuigen: een huisvestingsmaatschappij gaat daar niet licht over, die gaat dat pas op het laatste doen – de vraag stellen aan de vrederechter: ‘Kijk, hier valt niet mee te praten, we krijgen hier geen oplossing uitgewerkt, dialoog werkt niet meer, we hebben een andere oplossing nodig. En jammer, maar wij zien geen andere oplossing dan het stopzetten van dat huurcontract.’ Dan nog zal de vrederechter daarover oordelen. Er zullen weinig mensen zeggen dat een vrederechter dat niet in eer en geweten zal doen en dat die dat huurcontract alleen maar zal opzeggen als het effectief de spuigaten uitloopt en als er geen andere mogelijkheden meer zijn.
Maar nu moet u mij, met die kennis, eens uitleggen wat het nu het grote probleem is met deze maatregel, die door een meerderheid van het parlement decretaal is goedgekeurd? En bijkomstig, ik heb daarvoor geen media gezocht, mevrouw Jans, maar wat zou er mis zijn met die media? Is dat geen goed signaal naar de samenleving dat we dergelijke uitwassen aanpakken? Doen we dan niet hetzelfde met verkeersovertreders of met misdaden, misdrijven of onwelvoeglijkheden die er gebeuren? Die worden ook aangepakt. En waarom zou het verkeerd zijn om daarover te communiceren?
Allemaal goed en wel. Het is jullie goed recht om die vragen te stellen en die opmerkingen te maken. Iedereen mag daarover zijn mening hebben. Maar u moet mij maar eens antwoorden op de drie vragen die ik u net heb gesteld. Ik denk dat u het daar verkeerd voorhebt.
Ik zal mijn voorbereiding voorlezen, om zeker te zijn dat ik geen zaken ben vergeten. Het is een gebundeld antwoord.
Bij wijze van inleiding wil ik de maatregel nog eens goed toelichten. Die vloeit voort uit het Vlaamse regeerakkoord, dat het volgende vermeldt: “Als een sociaal huurcontract door een rechter is ontbonden door toedoen van de huurder, kan die zich gedurende drie jaar niet meer opnieuw inschrijven bij een andere sociale huisvestingsactor.” Dat is wat er in het regeerakkoord staat.
In het decreet van 9 juli 2021 – dat is nog niet zo heel erg lang geleden, het is nog niet in de vergetelheid geraakt – is die maatregel verder uitgewerkt als een bijkomende inschrijvingsvoorwaarde. Ten eerste, ex-huurders van wie de sociale huurovereenkomst is beëindigd door rechterlijke tussenkomst wegens het veroorzaken van ernstige overlast of ernstige verwaarlozing van de sociale huurwoning, kunnen zich tot drie jaar na die beëindiging niet opnieuw inschrijven voor een sociale huurwoning. Ten tweede, de verhuurder zal de beëindiging van de huurovereenkomst om die redenen registreren in het centraal inschrijvingsregister. Ten derde, als de ex-huurder zich opnieuw wil inschrijven voor een sociale huurwoning, zal er dus drie jaar verstreken moeten zijn alvorens dat opnieuw kan. Ik moet eraan toevoegen dat er in het decreet staat dat er om billijkheidsredenen, wanneer mensen zich echt herpakken of andere problemen opgelost geraken, zelfs nog kan worden afgeweken. Maar dat moet dan natuurlijk wel worden gevraagd.
De motieven voor die maatregel zijn evident. Sociale huur gaat over rechten en plichten. We doen met z’n allen, elke Vlaamse belastingbetaler, veel moeite om zoveel mogelijk mensen die het écht nodig hebben, een sociale woning aan te bieden. We mogen dan ook verwachten dat de sociale huurder zijn plicht vervult om de woonst adequaat te onderhouden. Dat lijkt me echt niet zoveel dat we als samenleving vragen in ruil voor wat we bieden, namelijk een woonst. We kunnen dan ook niet tolereren dat huurders dit zomaar naast zich neerleggen en zorgen voor ernstige overlast en verwaarlozing. Ik heb het dan nog niet eens gehad over de medebewoners. Want er zijn ook buren die daar last van hebben en die dat moeten ondergaan. En dat kunnen we gewoon niet tolereren.
En daarom zorgen we voor deze wijziging. Vandaag was het zo dat een sociale huurovereenkomst al om deze redenen door de vrederechter kon worden beëindigd. Maar het was ook zo dat men zich de dag na de beëindiging van de huurovereenkomst opnieuw kon inschrijven en soms zelf meteen een andere sociale huurwoning kon betrekken. Dan krijg je een draaideurfenomeen.
Naar mijn aanvoelen is dat extreem onrechtvaardig – en velen vinden dat met mij – voor de kandidaten die wel met de woning omgaan als een goede huisvader én voor alle mensen die op de wachtlijst staan.
Tot zover de algemene kadering. Ik zal nu ingaan op de specifieke vragen die er nog geweest zijn.
Uit de statistieken van de VMSW blijkt dat het hier gaat om ongeveer een tweehonderdtal huurders, bekeken op zowel het SHM- als het SVK-patrimonium. Het mag duidelijk zijn dat het hier gaat om een kleine groep hardleerse huurders. Niemand ontkent dat, maar het is voor mij onbegrijpelijk dat dat zou worden aangehaald als reden om het niet aan te pakken. Dat begrijp ik niet.
Het is ook niet zo dat de private huurmarkt overspoeld zal worden met malafide huurders. Dat neemt niet weg dat ik de reactie vanuit die hoek wel kan begrijpen. Zoals u weet, was het namelijk ook mijn bedoeling om voor de private sector een dynamische lijst voor malafide huurders, verhuurders en makelaars op te stellen. Maar zoals u weet, heeft het Steunpunt Wonen die mogelijkheid onderzocht en stootte het op juridische en praktische bezwaren. Diezelfde juridische en praktische bezwaren spelen niet op de sociale huurmarkt. Dat lijkt mij ook vrij evident.
Ik vind dat ook jammer, voor alle duidelijkheid. Ik heb de laatste keer op een vraag van collega D’haeseleer ook heel uitvoerig geantwoord dat ik dat jammer vind, maar helaas kunnen we daar niet direct iets aan doen. Het is daarbij wel mijn verwachting dat deze nieuwe inschrijvingsvoorwaarde ook vooral preventief gaat werken. Ik hoop dat althans. Het is mijn onwrikbare geloof in de goedheid van de mens dat mij ertoe noopt om te denken dat dat een preventief karakter zal hebben en dat mensen dan wel tot inkeer gaan komen. Het zou dan ook mooi zijn als die maatregel een gedragsverandering zou teweegbrengen bij die groep van huurders.
Daarnaast waren er ook een aantal vragen over de preventieve begeleidingsmogelijkheden van deze huurders. Hier kan ik met de hand op het hart zeggen dat die zeker aanwezig zijn. Dat is de evidentie zelve. Mensen die de sector kennen, weten dat ook. Een sociale verhuurder gaat absoluut niet lichtzinnig om met verzoeken om uithuiszetting aan de rechter. Zij zullen altijd eerst inzetten op dialoog en preventie. Ook de rechter op zijn beurt oordeelt met een volle toetsing over de vordering tot ontbinding of vraag tot validatie van een opzegging, ingesteld door de sociale verhuurder.
Met betrekking tot de beroepsmogelijkheid is het zo dat de ex-huurder verhaal kan instellen bij de toezichthouder tegen de beslissing van de verhuurder om de beëindiging van de huurovereenkomst te registreren in het centraal inschrijvingsregister als hij van oordeel is dat de beëindiging van de huurovereenkomst niet gebeurd is op de vereiste motieven.
Het is in dat verband ook relevant om aan te stippen dat ook de mogelijkheid in de regelgeving voorzien is dat de verhuurder deze inschrijvingsvoorwaarde wegens billijkheidsredenen niet toepast. Het inroepen van billijkheid kan mogelijk een perspectief bieden aan de ex-huurder om zich te herpakken of zich te laten begeleiden. Ook het gegeven dat de huurder zich eigenlijk niet mag inschrijven, maar dat dit wel zou kunnen als hij verantwoordelijkheid opneemt, kan een krachtig signaal zijn. De verhuurder kan die inschrijving afhankelijk stellen van een verplichte begeleiding.
Dan waren er nog een paar specifieke vragen van u, collega D’haeseleer. U stelt de vraag of deze ex-socialehuurders ook uitgesloten worden van andere sociale voordelen voor dezelfde periode, zoals bijvoorbeeld de Vlaamse woonlening. Dat is niet het geval. En uw laatste vraag was of een ex-huurder een inschrijvingsverbod van zes jaar zal krijgen als hij na een inschrijvingsverbod van drie jaar opnieuw uit huis wordt gezet om die redenen. Dat is op dit moment ook niet zo voorzien in de huidige regelgeving.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Nadat ik de krantenartikelen hierover gelezen had, was mijn verontwaardiging ook redelijk groot. Dus ik deel die met de minister. Ik ben blij dat er hier vandaag toch ook nog een kleine nuance wordt gelegd en dat er gezegd wordt dat er effectief limieten zijn aan wat we kunnen verdragen als er overlast is. Maar zeggen dat deze maatregel het draagvlak voor sociale huur niet ten goede komt, daar heb ik het absoluut heel erg moeilijk mee. Ik blijf ervan overtuigd, net als u, minister, dat we hierop moeten blijven focussen, want diegenen die geconfronteerd worden met die overlast in die wijken, zullen hier absoluut bij gebaat zijn. Zeggen dat hierdoor het imago van sociale huur verpest wordt? Integendeel, het zijn net diegenen die de overlast veroorzaken, die het imago van sociale huur verpesten.
Ik heb ook gehoord dat we de focus moeten verleggen naar het bouwen van meer sociale woningen. Uiteraard is dat een deel van het beleid dat moet worden gerealiseerd, maar dit is slechts een klein aspect van heel het nieuwe decreet. Het is toch niet omdat je probeert om bepaalde wantoestanden uit de wereld te helpen, dat je niet tegelijkertijd andere delen van het beleid kunt uitvoeren? Bovendien heb ik tijdens de bespreking ook geen enkele vorm van kritiek hierop gehoord, niet vanuit de oppositie en zeker ook niet vanuit de meerderheid, beste collega's. Maar dat dan via de media wel doen, dat vind ik redelijk hallucinant. Minister, u hebt zeker de steun vanuit onze fractie, en ik ben ervan overtuigd ook vanuit het overgrote deel van onze samenleving.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik kom graag nog even tussen na het antwoord van de minister.
Minister, u hebt de kernvraag gesteld: is er een reden om iets dat zeer weinig voorkomt, niet aan te pakken? Neen, natuurlijk niet. Natuurlijk niet, mevrouw Sminate. Want zoals ik in mijn opiniestuk en in mijn mediaberichten hierover zeg: “Het is logisch dat dit” – en ‘dit’ gaat over mensen die met wangedrag hun sociale woning aanpakken – “niet kan worden getolereerd.” Wij zijn daar altijd duidelijk over geweest. Daarom hebben we dat ook voorzien in het Vlaamse regeerakkoord, dat we samen hebben opgesteld. Daarom hebben we hier ook samen regelgeving rond gemaakt. Daarom hebben we die hier in de commissie ook goedgekeurd. En natuurlijk hebben wij die ook in de plenaire vergadering goedgekeurd. Dat is absoluut het punt niet.
Ook vandaag zeg ik in mijn vraag opnieuw heel duidelijk: “Natuurlijk dienen die maatregelen uiteindelijk om de rechtvaardigheid van het systeem te verbeteren. Ook bij mensen die eigenlijk nood hebben aan sociale tegemoetkomingen zijn er limieten aan wat we kunnen verdragen wanneer ze de leefbaarheid van een buurt ondergraven of de woning schade toebrengen.” Dat is het punt niet. Daarover gaat het helemaal niet. Wij zijn het daarover eens. Dat spreekt voor zich.
Het punt is dat ik veel verontwaardiging hoor. Vandaag zag ik hier bij het antwoord op mijn vragen een vurige minister, een gedreven minister, die enthousiast uitlegde hoe verontwaardigd hij was dat ik namens onze fractie heb aangegeven, zoals u ook erkent, mevrouw Sminate, dat dit een klein deelaspect is. We hebben daar behoefte aan – en dat is vanmorgen ook gebleken – op een moment dat er 170.000 mensen op een wachtlijst staan, op een moment dat die wachtlijst groeit met 15.600 mensen die recht hebben op een sociale woning, op een moment dat er tienduizenden huurders zijn.
U hebt terecht aangegeven, minister, over wat voor soort toestanden het concreet gaat. Ik heb enige ervaring met de sociale sector. We hebben destijds het project Woonbegeleiding opgezet in Limburg. Ik kan me perfect voorstellen over welke situaties dit gaat. U hebt zich nog ingehouden in uw voorbeelden. Daarom vind ik het ook belangrijk om te gaan kijken wat er gebeurt met die mensen. Want ze uit de sociale woning zetten is één stap. En dan? Dan gaan ze rondhangen, aan het bushokje, aan de school, aan de kerk, in het centrum, op straat. Dat probleem lost zich niet op. Men neemt die problemen mee.
Als ik dan zie dat we zowel in de toewijzingen van de sociale woningen als in de gunningen van de toekomstige sociale woningen er niet in slagen om op cadans te blijven, dan vind ik dat we ook daarover verontwaardigd mogen zijn. En dan hoop ik dat we met evenveel energie en met evenveel eensgezindheid kunnen kijken hoe we daar werk van kunnen maken.
Ik ben het oneens met de eerdere spreker. Ik denk dat we door enkel en alleen te focussen op die kleine groep rotte appels, het draagvlak doen afnemen. Want ik merk bij lokale besturen, bij wijkcomités, bij bewoners, bij mensen, dat men vaak een probleem heeft wanneer men sociale projecten bouwt in de omgeving of plannen daartoe heeft. Ik vind dat zo jammer.
Vaak zijn dat supermooie projecten, ik denk dan concreet aan nieuwbouw. Dat zijn gebalanceerde projecten. Ik vraag me dan af hoe het toch mogelijk is. Ik ken persoonlijk veel positieve verhalen. Mensen die in sociale huisvesting wonen, zijn vaak gepensioneerde mensen of werkende mensen, mensen die net zoals u en ik het beste proberen te maken van hun leven. Natuurlijk mag u spreken over het beleid en wat we doen. Maar laten we ook met evenveel enthousiasme die positieve verhalen, de goede projecten eens in de kijker brengen, om zo het draagvlak te creëren. Wij hebben hier in Brussel één opdracht: budgetten voorzien, zorgen dat er gebouwd wordt, maar laat ons ook duidelijk maken dat sociale woningbouw niet een kleine verzameling is van een groep marginale mensen, maar dat dat eigenlijk prachtige projecten zijn voor gezinnen, voor alleenstaanden, die net zoals u en ik er het beste van proberen te maken, elke dag en elke maand.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Minister, u hebt zich een beetje opgewonden. Wat mijn partij betreft, was dat niet echt nodig, want wij staan voor de volle honderd procent achter u in dezen en ook achter deze maatregel. We vergeten dikwijls de levens- en de woonkwaliteit van de mensen die daarrond wonen, van de buren van deze vandalen. Iedereen kent ongetwijfeld tientallen voorbeelden van mensen die overwegen om te verhuizen omdat een van de buren zich niet gedraagt zoals het hoort, vandalisme of overlast pleegt of dag en nacht lawaai veroorzaakt. Iedereen weet ook dat voor de vrederechter overgaat tot uithuiszetting, er meestal inderdaad al een heel traject van begeleiding aan voorafgegaan is. Dat kent een heel lange doorlooptijd. Ook deze kant van het verhaal mag men zeker en vast niet vergeten.
U hebt in het antwoord op mijn vraag inderdaad ook gesteld dat die gradaties van sanctionering momenteel niet voorzien zijn. Ik zou er wel op willen aandringen dat u dat overweegt om er, eventueel na een korte evaluatie van deze maatregel, in de toekomst werk van te maken. Het kan inderdaad niet zo zijn, ook al is dat een tussenperiode van drie jaar, dat mensen recidief gedrag vertonen in de sociale woningen. Voor mijn part zou voor de heel zware gevallen een levenslange uitsluiting absoluut mogelijk moeten zijn.
Er is wel begeleiding voor de uithuiszetting. Maar als de uithuiszetting een feit is, worden die mensen eigenlijk losgelaten op de private huurmarkt. Ik weet ook dat er heel wat juridische bezwaren opgedoken zijn. Dat is ook de reden waarom die lijst van malafide huurders en verhuurders werd afgevoerd. Er moet toch eens onderzocht worden of er geen mogelijkheid is om een informatiedoorstroming over die mensen naar de private huurmarkt te laten plaatsvinden. Ik weet dat er heel wat juridische obstakels zijn, maar men kan de problemen toch niet doorsturen naar de private verhuurders, dus ik denk dat er nood is aan doorstroming van informatie en eventueel aan een aanspreekpunt. Ik zou willen vragen om daar in de toekomst ook verder over na te denken.
De heer Veys heeft het woord.
Het is onze eerste fysieke vergadering in tijden. Ik had gehoopt dat het debat wat scherper zou zijn. Hier ben ik toch wel een beetje van geschrokken. Het ging nogal luid. Het rare is dat, behalve de heer D’haeseleer, het toch vooral de meerderheid was die hier vragen over stelde. Ik vond gisteren in de plenaire vergadering dat de meerderheid goed op één lijn zat, maar er borrelt hier toch wel iets. (Opmerkingen van minister Matthias Diependaele)
Minister, die uitspraak is voor uw rekening. (Gelach)
Ik begreep de tussenkomst van collega Sminate deze ochtend in het begin al niet goed. Dat ligt gevoelig. Minister, u spreekt van ‘heisa’. ‘Heisa’ is voor mij nog iets anders, eerlijk gezegd. Dat is wel wat moeilijk, want ik heb hier toch niemand gehoord die die maatregel echt aanvalt. Ik ga het ook nog eens duidelijk stellen voor Vooruit. Ik ben zelf ook voorzitter; u hebt dat zelf ook al gezegd. Ik heb zelf al mensen moeten buitenzetten.
Ik volg collega Jans met haar opmerking ‘door continu te focussen op die kleine, kleine minderheid die over de schreef gaat’ – u hebt dat zelf aangegeven, ik ga daar absoluut mee akkoord – ‘en dat de andere verhalen te weinig verteld worden’. Mevrouw Smeyers had het eerder ook al over de tegenstand tegen lokale sociale woonprojecten die er is. Misschien moeten we ook eens een keer vertellen over – of zal ik het misschien eens doen – ‘bij Nathalie, waar je altijd van de vloer kunt eten’ en ‘bij Nicole, waar je altijd een koffie drinkt en waar alles altijd heel mooi gepoetst is’. Zij zijn in de meerderheid. Minister, het zou misschien niet slecht zijn dat u dat ook eens een keer straf benadert. U mag dat gerust ook luid doen wat mij betreft. Ik vind dat toch belangrijk. We gaan akkoord dat iemand die overlast veroorzaakt, uit de woning wordt gezet wordt en even geweerd wordt uit sociaal wonen. Juist is juist. Erover is erover. Maar het probleem van overlast is niet opgelost door de huurders uit te sluiten. Dat is wel een beetje de kritiek op het probleem. Dat is het probleem verschuiven. Ik begrijp ook dat de Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) wat misnoegd is dat die naar de private huur zouden uitwijken, maar de begeleiding is ook belangrijk. De begeleiding is preventie en zorg, waar je vooraf wat centen in steekt, om achteraf niet met een duurdere factuur te eindigen.
Minister, gaat u extra begeleiding voorzien? Hebt u er al over gepraat met minister Beke? U sprak daarnet van buurtwerkers en weet ik veel wat allemaal. Ik denk dat dat misschien nog eens bekeken kan worden met het kabinet van Welzijn. Zeker in het kader van het fusietraject is die huurbegeleiding zeer belangrijk. U hebt de oplossing misschien ook: de ‘skaeve huse’. Vorig jaar is er nog een vraag over gesteld. U zou daar in het tweede deel van de legislatuur op werken. Zit dat in de 154 miljoen euro voor projecten die mogelijk on hold worden geplaatst indien de relance of de economische groei niet goed oploopt? Ik maak me daar wat zorgen over: u voert nu het ene in zonder dat de echte oplossing er al is. Laat ons dan hopen dat de oplossing er uiteindelijk toch komt.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Goeiemiddag, ik zou toch eens willen benadrukken dat dat eigenlijk een stok is om te slaan. Ik vind dat eigenlijk een goede stok. Minister, ik sta daar eigenlijk volledig achter. Wie een sociale woning heeft, krijgt zoveel voordelen ten aanzien van de wachtenden en anderen in de samenleving. Als u grosso modo 1000 euro inkomen hebt, betaal je 220 euro huur. Als je 1500 euro loon hebt, betaal je gemiddeld 360 euro huur. Dat is minder dan een studentenhuisvesting. Dus als je dat voordeel van de overheid krijgt, een disproportioneel voordeel ten aanzien van alle andere mensen die op een wachtlijst staan en niets krijgen, dan vind ik het maar logisch dat je je gedraagt, dat je geen schade toebrengt, dat je je als goede buur gedraagt. Ik vind dat de puntjes op de i. Ik vind het een goede zaak dat dat gecommuniceerd wordt. Ik heb niemand gehoord die daartegen is. Iedereen vindt dat maar normaal dat als je een sociale woning krijgt, je je gedraagt.
Maar ik kan u ook zeggen – ik ben advocaat – dat tegen dat je uit een sociale woning gezet wordt door de vrederechter … Mijnheer Veys, u weet dat ook: dat gebeurt heel weinig. Je ziet dat aan de cijfers. Maar het signaal naar de amokmakers, dat je kunt zeggen ‘manneke of vrouw, let op, als u zo doorgaat, moet u niet denken dat u naar de volgende sociale woning gaat verhuizen, dan gaat u mogen huren aan volle pot’, vind ik wel iets waarbij ze misschien een beetje zullen kalmeren en hun gedrag gaan aanpassen. Ik hoop eigenlijk dat ze er niet uit worden gezet, maar dat de maatregel en de sanctie op hun gedrag ertoe zullen leiden dat ze zich zo niet meer zullen gedragen.
Natuurlijk ben ik ook bezorgd dat de amokmakers dan naar de private huur gaan en dat er dan een verschuiving is. Maar de bedoeling moet zijn dat zij zich door de sanctie die boven hun hoofd hangt, aanpassen en zich gedragen, zodanig dat ze zich niet meer moeten laten uitzetten. Dat is de bedoeling van de maatregel, en minister, ik steun u daar volledig in.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, u vraagt of het een probleem is omdat het over een beperkt aantal mensen gaat. Natuurlijk is dit geen probleem omdat het over een beperkt aantal mensen gaat. Ik hoop niet dat dat de kritiek is die er de voorbije dagen en weken geweest is, dat dat daarom draait. Wij zijn altijd mild kritisch geweest over deze maatregel, in tegenstelling tot wat collega Sminate zei. Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk moet er hier betaald worden, natuurlijk mag er geen overlast zijn. Ik ken die verhalen ook. Die zijn totaal onaanvaardbaar. Daar moet absoluut streng op worden ingegrepen. Daar ga ik helemaal mee akkoord.
Maar die overtuiging mag u natuurlijk niet doof maken voor de kritieken en de breed gebruikte kritieken die er de voorbije periode gekomen zijn. Waar gaan die over? Die gaan over waar de mensen heen moeten. Kort samengevat, collega Jans heeft het ook al gezegd: wij weten wie die mensen zijn. Dat zijn vaak mensen met een psychiatrische achtergrond. Dat is niet eenvoudig. Het is ongelooflijk complex om met die mensen om te gaan. Verdienen de buren al die overlast? Absoluut niet. Is het dan de oplossing dat de overheid, in casu u nu, ze dan maar gewoon op straat zet? Nee, dat is de oplossing natuurlijk ook niet. Zeker als we kijken naar de wachtlijsten, zeker als we kijken naar alle andere sociale problematieken, is dat niet de oplossing. Zo verplaats je gewoon het probleem. Je verplaatst het probleem naar de private huurmarkt, waar de private verhuurders dan weer aan de alarmbel trekken.
Ofwel, en daarover spraken vorige week experten in het nieuws, gaat men die mensen – hun achtergrond kennende – waarschijnlijk naar de straat verplaatsen. Dan kan de maatschappelijke kost nog veel hoger worden. Dat lijkt mij niet de oplossing.
Mijn fractieleider zei het vorige week in Terzake heel helder: dakloosheid aanvaarden als minister van Wonen is gewoon een morele grens te ver. Dat is volgens mij de essentie van de kritiek. Hoe gaat u dat vermijden, minister? Het is heel complex – daar zijn we het allemaal over eens – en onaanvaardbaar, en er moet streng worden opgetreden, maar u schuift wel degelijk een probleem door. U schuift het door naar de private huursector of naar de straat, waardoor ook de nodige maatschappelijke problemen zullen ontstaan door uw beleid of uw maatregel.
Hoe gaat u dat oplossen? Hoe gaat u dat in het geheel oplossen en niet alleen in de sociale woonsector? Hoe gaat u dat monitoren? Hoe gaat u dakloosheid vermijden? U kunt zich daar als minister van Wonen niet gewoon bij neerleggen. U kunt niet zeggen ‘dan verdienen ze het maar om op de straat te slapen’, noch voor hen, noch voor de maatschappelijke gevolgen. Als u vraagt: ‘Wat is het probleem?’ Wel, dat is het probleem. Geef daar alstublieft antwoord op.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik denk niet dat deze minister dakloosheid zomaar wil aanvaarden. Dat is echt niet de intentie.
De minister citeerde een mooie metafoor. Die is zo ongelooflijk waar. Ik zie het in mijn eigen gemeente. Ik heb het hier al aangehaald. Wat één persoon kan doen in een volledige verkaveling, in een volledige buurt, wat een negativiteit die kan veroorzaken, en hoeveel invloed die heeft. Hij kan verkrijgen dat de bewoners van sociale woningen allemaal over een en dezelfde kam worden geschoren, dat we er bepaalde projecten heel moeilijk doorkrijgen omdat alle mensen denken dat alle sociale huurders zoals die rotte appels zijn.
Het is waar, collega Jans en collega Veys, we moeten de mooie verhalen zeker meer naar voren brengen. Er zijn heel veel positieve verhalen. In eerste instantie moeten we de rotte appels aanpakken. Dat zorgt voor zoveel problemen. Ze hebben zoveel invloed, ook al zijn het er maar een paar. Ze zijn gelukkig niet met heel veel.
We willen allemaal nog meer sociale woningen, maar als we dit blijven aanvaarden, wordt het voor de lokale besturen steeds moeilijker om een mooie mix te hebben van sociale en private woningen in mooie buurten.
Minister Diependaele heeft het woord.
U hebt mij nog niet opgewonden meegemaakt. Daar moet u niet bang voor zijn.
Mevrouw Moerenhout, denk toch zelf eens na over wat u juist gezegd hebt. Het gaat hier over mensen die het zelf om zeep helpen. Die zelf het samenleven onmogelijk maken. Die het zo ver drijven dat een sociale instelling – zoals ik een SHM nog altijd zie – het niet meer pikt en naar de vrederechter stapt. De vrederechter zegt dan: u doet als overheid alles wat u kunt, maar dit is niet meer aanvaardbaar. En dan vraagt u mij of ik me neerleg bij iemand op straat zetten. Ik? Neen, die mensen zelf zijn verantwoordelijk! Daar zit een cruciaal verschil. Sommigen vinden dat de overheid alle verantwoordelijkheid van individuen moet overnemen. Ik vind dat niet. Ik vind dat in onze samenleving de mensen nog altijd een minimum aan verantwoordelijkheid dragen.
Je hebt natuurlijk het recht om uit de samenleving te treden – zeer boeiende discussies van twintig jaar geleden – en volgens mij doen zij dat hierdoor. Ze houden zich aan geen enkele samenlevingsnorm, geen enkele minimale overeenstemming om te kunnen samenleven. Ze onttrekken zich daaraan. Dat is hun keuze, hun verantwoordelijkheid. Geen probleem, maar dat geldt voor beide kanten. Mevrouw Moerenhout, we zijn het daar fundamenteel over oneens.
Ik hoor hier de meesten zeggen dat het een goede maatregel is, maar het beperkt zich tot twee zaken: de communicatie en wat er gebeurt met die mensen.
Die laatste vraag eerst: ik denk dat die mensen met een andere problematiek zitten dan te vatten is onder woorden, mevrouw Jans. Dat was natuurlijk het deel van uw opiniestuk dat niet geschreven is, dat gaat over de welzijnsproblematiek. Dat gaat inderdaad over mensen met sociologische, psychologische en/of verslavingsproblematieken. Als de maatschappij daarin nog een verantwoordelijkheid heeft, zal het via Welzijn moeten gebeuren. Daar valt zeker iets voor te zeggen, maar u moet daarvoor niet bij mij zijn.
Twee, de communicatie. Daar volg ik jullie niet, eerlijk waar niet. Mijnheer Veys, ik weet niet hoe u weet dat er bij Nathalie van de vloer gegeten kan worden, maar dat zijn net de mensen die ik hier verdedig met deze maatregel.
Ik mag de huurders toch bezoeken?
Dat weet ik wel. Het was maar om te lachen.
Het zijn net die mensen – en men moet er niet eens van de vloer kunnen eten – die op een normale manier gebruikmaken van het sociale voordeel dat ze krijgen van de overheid, van de samenleving, uit solidariteit, en dat is de overgrote meerderheid, daar ben ik het absoluut eens met jullie, die we verdedigen met deze maatregel.
Het gaat over enkelingen die niet kunnen samenleven. Ik vind het wel degelijk belangrijk om te communiceren naar de brede samenleving en zeker naar die groep sociale huurders, dat we dergelijke mistoestanden aanpakken, net om te zorgen voor een draagvlak voor sociaal wonen. Als we aan de samenleving kunnen zeggen dat mensen met een eigendom in het buitenland geen recht hebben op een sociale woning, dat de samenleving dat goed vindt en gemakkelijker bereid is om solidariteit te betonen. Ik ben ervan overtuigd dat als we communiceren dat we de mensen die hun sociale woning misbruiken, die kapotmaken, of het samenleven daar onmogelijk maken, eruit zetten en geen recht geven om er opnieuw een beroep op te doen, dat de brede samenleving dat normaal vindt. Dat zal ze een goede zaak vinden en dan zal ze overtuigd blijven van de solidariteit. Op lange termijn, als we aantonen dat we dergelijke mistoestanden aanpakken, zal dat het draagvlak voor sociaal wonen zowel bij de huurders als bij de brede samenleving vergroten. De manier die hier wordt voorgesteld doet dat, maar doet dat vooral zeer stil, en ik ben het daar absoluut niet mee eens. Het tegendeel is waar.
Mijnheer D’haeseleer, men kan dat onderzoek nog eens gaan doen, maar zo’n zwarte lijst op de sociale markt doorgeven aan de private markt, gaat niet om evidente privacyredenen. Daar kan nog een heel debat over worden gevoerd, maar dat zal niet gaan. We weten – ik spreek daar geen steun noch afkeuring voor uit – dat er op sociale media door private huurders systemen op poten worden gezet – ik heb daar zeker bedenkingen bij – om dergelijke problemen met persoon X of Y te communiceren. We hebben dat onderzocht, ik had dat graag gehad, maar dat blijkt niet mogelijk te zijn.
Toen ik deze morgen binnenkwam, was ik blij dat er iemand op de eerste rij kwam zitten, collega Veys, maar ik denk dat we volgende week een lege eerste rij zullen hebben.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik ben zeker bereid om de plaats van collega Veys volgende week in te nemen.
Ik hoor hier bijna iedereen zeggen dat dit een goede maatregel is, dat we de rotte appels eruit mogen gooien. Er wordt meteen bij gezegd dat we daarop niet mogen focussen.
Ik lees in de artikelen en opiniestukken hierover: “Maak werk van 170.000 wachtende Vlamingen en focus niet enkel op die 170 probleemgevallen.” Als dat geen sfeerschepping is, weet ik het ook niet meer.
De minister heeft vanmorgen nog een heel uitgebreide toelichting gegeven bij alle maatregelen die worden genomen om die sociale woningbouw een boost te geven. Er wordt helemaal niet gefocust op die 170 – het zijn er 200 zegt de minister – probleemgevallen. Dat wordt helemaal niet gedaan in het beleid dat vandaag gevoerd wordt. Ik denk echt dat het negatieve imago van sociale huur veeleer zal worden beïnvloed door dit soort opiniestukken dan door de rotte appels eruit te halen. Neen, ik denk echt niet dat het probleem wordt verschoven, of dat er een verkeerde focus wordt gelegd. Het is een en-enverhaal. Dat is hier vandaag heel duidelijk geworden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik vind het goed dat we onze standpunten even hebben kunnen verhelderen, want dat bleek inderdaad toch wel nodig. Maatregelen die gericht zijn naar een kleine groep waarvoor een oplossing moet worden gevonden, werden voorzien in het regeerakkoord, werden goedgekeurd en worden uitgevoerd. Daarover is er geen discussie.
Maar dat neemt niet weg dat we aandacht mogen hebben voor de grote uitdaging die voor ons ligt. Een wachtlijst van 170.000 mensen, dat mag ons ook verontwaardigd maken. 15.600 mensen erbij. En bovendien – en dat vind ik dan toch wel wat verontrustend, dat is niet enkel een aanvoelen –hebben we vorig jaar veel minder woningen toegewezen dan de jaren ervoor en het aantal gunningen voor de nieuwe sociale woningen liggen ook lager dan een aantal jaren ervoor. We hebben dus een grote uitdaging, veel werk voor de boeg. We zullen er niet komen met te zeggen dat we een recordbudget hebben. We moeten ervoor zorgen dat er woningen worden gerenoveerd, verbouwd, bijgebouwd. En ik deel daarin de mening van collega Verheyen: laten we de problemen aanpakken, maar laten we alstublieft ook meer aandacht geven aan die vele, vele positieve en mooie verhalen van huidige bewoners, van vroegere bewoners, van buurten, van de wijkwerking. Er zijn zoveel mooie verhalen. Dat komt vast iedereen, en zeker het draagvlak voor sociaal wonen, ten goede.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Vooreerst wil ik zeggen dat opgewonden zijn toch een heel subjectief gegeven is dat door iedereen op een heel diverse manier wordt ingevuld. En als de minister zegt dat hij vandaag niet opgewonden was, dan wil ik het eigenlijk niet meemaken indien hij in realiteit, naar zijn eigen maatstaven, wel opgewonden zou zijn. Maar dit terzijde.
Voor de rest heb ik er weinig aan toe te voegen, minister. Wij staan in dezen volledig achter uw beleid. En ik heb er absoluut geen probleem mee dat u daarover communiceert. Ik stel zelfs vast dat collega Van Volcem dit steunt, wat toch ook al enige tijd geleden is. Ook vanuit die richting is er dus alleen maar goed nieuws voor u. Wij hopen in ieder geval dat deze maatregel effectief wordt gebruikt en dat die zijn effect heeft op het vlak van preventie in de praktijk. Wij staan er volledig achter.
Minister Diependaele krijgt nog even het woord omdat hij daarnet een vraag van collega Veys over de ‘skaeve huse’ niet heeft beantwoord.
Minister Diependaele heeft het woord.
Er is geen specifiek budget voorzien voor die ‘skaeve huse’. We zullen bekijken of we dat met reguliere middelen kunnen doen. Maar de knelpunten zijn er. En we zullen nu de komende jaren – de tweede helft – bekijken wie en waar. Want het zal ook aan de lokale besturen zijn, die daar een locatie voor moeten vinden om dat te doen. Maar dat is het debat dat we in de tweede helft van de legislatuur zullen voeren.
Trouwens, het bouwen is één zaak. En dat kunnen wij natuurlijk vanuit Wonen bekijken. Maar er zal vooral een vraag zijn rond ondersteuning, om dat uit te werken. En dat is wat er nog moet worden rondgefietst.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.