Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Interpellatie over de onderbenutting van het investeringsbudget voor sociale woningbouw
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, thematisch zijn de vragen gelinkt aan elkaar, net zoals het woonbeleid zelf, alles is verbonden aan elkaar.
Ik had u graag wat vragen gesteld over het bindend sociaal objectief (BSO). Dat geeft gemeenten de opdracht om binnen een vastgestelde termijn op hun grondgebied een aantal bijkomende sociale huurwoningen te realiseren. Het huidige BSO loopt sinds 2009, onder toenmalig minister Keulen. De Vlaamse Regering besliste in 2016 om het gewestelijk objectief voor sociale huurwoningen te verhogen naar 50.000 woningen en de streefdatum te verleggen naar 31 december 2025. Ieder oneven jaar gebeurt er een voortgangstoets, in de even jaren en een gewone meting.
Uit de laatste meting van het sociaal woonaanbod, op 31 december 2020, blijkt dat er sinds de nulmeting uit 2007 amper 30.111 sociale woningen bij zijn gekomen. Ik zeg ‘amper’ omdat dit tegenover de langste wachtlijst ooit een beperkt aantal is. Zelfs indien we het aantal ‘geplande’ woningen – dat zijn er 13.792 – meetellen, komen we meer dan 6000 woningen tekort tegen 2025.
Bij ministerieel besluit van 8 januari 2021 houdende goedkeuring van de lijst met de definitieve onderverdeling van gemeenten in categorieën in het kader van de voortgangstoets van 2020, bleek dat 13 gemeenten onderverdeeld werden in categorie 2b. Dat zijn gemeenten die niet op schema zitten én in hun plan van aanpak niet kunnen aantonen dat ze voldoende inspanningen leveren.
In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 3 juli 2020 over dit onderwerp, antwoordde u het volgende: “Gemeenten die in het kader van de voortgangstoets van 2020 definitief ingedeeld worden in categorie 2b, zullen net zoals voorheen de vraag krijgen om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met een of meer lokale sociale woonactoren.”
Er zit dus een sanctiemechanisme in de procedure, maar dat werd tot vandaag nog nooit toegepast. U erkende dat in de commissievergadering van september 2020 en zei toen: “Ik geef ook nog mee dat ik in 2021, na het doorlopen van de huidige voortgangstoets, de diverse procedurestappen zal evalueren, samen met de gemeenten en de sociale woonorganisaties.”
De Vlaamse Regering kan ook maatregelen van activeringstoezicht nemen ten aanzien van Vlaamse besturen in gemeenten die niet tijdig hun bindend sociaal objectief behalen. Die besturen kunnen na een aanmaning verplicht worden om hun onbebouwde percelen in de betrokken gemeente te ‘activeren’, dat wil zeggen maatregelen nemen om de percelen uit het register van onbebouwde percelen te schrappen.
Minister, acht u de doelstelling van een nettotoename met 50.000 gerealiseerde sociale huurwoningen tegen 2025 nog steeds haalbaar? Kan dat nog lukken als de gemeenten en sociale huisvestingsmaatschappijen hun best doen?
Welke en hoeveel van de dertien gemeenten die bij de voortgangstoets 2020 definitief in categorie 2b zijn beland, hebben een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met lokale sociale woonactoren? Welke gemeenten uit categorie 2b deden dat niet?
Heeft de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) reeds het initiatief genomen om een sociaal woonproject op te starten in de gemeenten die geen overeenkomst wensten af te sluiten? Is ze dat van plan? Bent u dat van plan? In welke gemeenten wel en in welke niet?
Hebt u het huidige sanctiemechanisme voor gemeenten die het BSO niet volgen en onvoldoende inspanningen leveren, reeds geëvalueerd, zoals u aangekondigd had? Wat is er uit de evaluatie van de diverse procedurestappen gekomen?
Bent u van plan om – indien bepaalde gemeenten onvoldoende inspanningen blijven leveren – maatregelen van activeringstoezicht te nemen ten aanzien van Vlaamse besturen in gemeenten die niet tijdig hun bindend sociaal objectief dreigen te behalen?
De interpellatie handelt over de onderbenutting van het investeringsbudget voor sociale woningbouw. In die zin is alles verbonden binnen het Vlaamse woonbeleid, het Vlaamse woonlandschap. Maatregelen op private huur hebben een impact op de eigenaarsmarkt, maar de inspanningen met sociale huur kunnen wel een verschil maken op de private huurmarkt.
Minister, de voorbije week zocht u de media op om te spreken over uw beslissing om sociale huurders van wie de huurovereenkomst door tussenkomst van de vrederechter beëindigd is wegens ernstige overlast of ernstige verwaarlozing van de sociale huurwoning, drie jaar uit te sluiten uit de sociale huur. Dat is de zogenaamde zwarte lijst. Dit gaat om enkele tientallen gevallen op jaarbasis. Eerder dit jaar verscheen u ook in de media om uw maatregelen aan te kondigen rond de controle op onroerend bezit van sociale huurders in het buitenland. Hoewel – en dat heeft mijn fractie ook aangegeven – deze beide maatregelen aanvullend kunnen bijdragen tot het wegwerken van de wachtlijst in de sociale huur – met andere woorden, er kunnen daardoor woningen vrijkomen –, stellen wij vast dat u vergeet uw kerntaak, namelijk het realiseren van extra sociale woningen, naar behoren uit te voeren. Dat gaat over een budget dat meer dan de helft uitmaakt van het woonbudget.
Want een grote uitbreiding van het sociale woonaanbod is de enige échte oplossing voor die lange wachtlijst. Het is de langste wachtlijst ooit. Idealiter moeten we van 6 naar 15 procent sociale woningen in Vlaanderen gaan. Als we kijken naar de buurlanden, zien we dat er in Nederland 29 procent sociale woningen zijn en in Frankrijk 18 procent. We zijn de uitzondering, maar dat is geen goede zaak. De ambitie moet terecht hoog liggen. En ik had in het begin van deze legislatuur ook de indruk dat die ambitie effectief hoog lag. Die 4,5 miljard euro is een heel groot bedrag. Dat geeft u telkens aan, minister, en dat klopt ook. En wanneer men spreekt over recordbudgetten, ga ik akkoord. Maar van recordinvesteringen kunnen we pas spreken als die zak geld wordt omgezet in bakstenen, in woningen die we kunnen verhuren aan mensen die het niet breed hebben. We horen de minister echter nooit spreken over de realiteit van vandaag, namelijk een enorme onderbenutting van die recordbudgetten. Ook vorige week nog, in de studio van Terzake, werd enkel dat benadrukt. Een recordbudget zou een record aan extra woningen moeten betekenen, maar niets is minder waar. Er blijft vandaag meer geld liggen dan dat er in stenen wordt omgezet. Ik heb u al enkele schriftelijke vragen gesteld rond FS3-toewijzigingen (financieringssysteem). We hebben in juni vastgesteld dat amper 14 procent van het voorziene budget tot op dat moment was toegewezen. Ik verneem ook vanuit de sector dat diezelfde slakkengang zich aan het doorzetten is. De Vlaamse Regering gaat dit jaar met een recordbudget zelfs minder realiseren dan de voorbije jaren. Het gemiddelde bedrag aan toewijzingen ligt de laatste jaren op zo’n 750 miljoen euro per jaar. Er is dit jaar een budget van 1,7 miljard euro voorzien voor bouw en renovatie en het lijkt erop dat we de 750 miljoen, die we doorgaans halen in een jaar, niet zullen bereiken. Dat betekent dat er minstens 1 miljard euro zal blijven liggen.
Minister, ik heb u daar eerder al een vraag over gesteld. Het is mogelijk dat die middelen worden overgezet naar latere jaren. Maar hoe dan ook betekent dat tijdverlies, tijdverlies in tijden waar mensen zeer lang moeten wachten. We kunnen ons dat tijdverlies eigenlijk niet permitteren, want het is tijd die die mensen op de wachtlijst absoluut al lang niet meer hebben.
Als een minister met veel geld minder presteert, dan schort er iets aan het beleid. Minister, u slaagt er niet in om de slechte leerlingen, die hun BSO niet halen, te responsabiliseren. U gaat wel een bovengrens opleggen bij gemeenten die aan 15 procent sociaal huuraanbod zitten. Zij mogen niets meer doen. Ik kan dat begrijpen vanuit een overweging van spreiding. Maar het is dan toch wel vreemd dat die slechte leerlingen ermee wegkomen.
Ondertussen remt u verder de bouw af door die herstructurering in te voeren, het traject naar de woonmaatschappijen, waarover we het in deze commissie al vaak hebben gehad. Die vraagt heel veel energie, focus en tijd voor de bouw van extra sociale woningen.
Dit is een verhaal dat we vanuit de Vooruitfractie al een tijdje op de agenda zetten. Ik was dan ook blij verrast, en oprecht blij, dat er vorige week een opiniestuk verscheen van mijn collega Vera Jans van CD&V, een meerderheidsfractie. Zij ergert zich in haar opiniestuk aan het contrast tussen het grote enthousiasme waarmee die strenge maatregelen, die weinig resultaat zullen hebben in het voorzien van meer sociaal huuraanbod, worden benadrukt, ten opzichte van het gebrek aan enthousiasme en daadkracht bij het uitbreiden van het sociaal woonaanbod.
Minister, u zegt vaak dat u daar ook bezorgd over bent. U hebt dat al een paar keer gezegd, maar wij willen graag actie zijn. Het is toch het grootste deel van uw begroting en het zou toch bovenaan de prioriteitenlijst moeten staan.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het FS3-budget voor 2021 van 1,7 miljard euro voor de bouw en renovatie van sociale woningen daadwerkelijk zal worden omgezet in renovaties en de bouw van extra sociale woningen? Hoe verklaart u het enorm lage aantal FS3-toewijzingen voor 2021? Erkent u dat dit een gevolg is van het fusietraject? Of spelen daar andere factoren, die volgens u primaire factoren zijn?
Waarom remt u de bouw van extra sociale woningen af door enerzijds een bovengrens van 15 procent op te leggen en anderzijds een fusietraject op te starten dat alle focus bij sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) weghaalt van de bouw van extra sociale woningen? Hoe verzoent u dergelijke beleidsmaatregelen met de recordbudgetten die voorzien zijn voor de bouw van extra sociale woningen?
Hoe zult u ervoor zorgen dat elke gemeente haar BSO haalt tegen 2025? We mogen toch hopen dat dat de minimumambitie is. In welke gemeenten hebt u al maatregelen van activeringstoezicht genomen, om zo besturen te verplichten om hun onbebouwde percelen te activeren?
Welke maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat het fusietraject minder impact heeft op het aantal nieuwe projecten, zodat we weer projecten kunnen plannen en dat geld kunnen omzetten in bakstenen? Want dat is toch nog altijd de essentie.
Minister Diependaele heeft het woord.
Bedankt voor uw vraag, mijnheer Veys. Ik wil eerst één punt opmerken, een detail: ik heb vorige week hiermee niet zelf de media opgezocht. Wij hebben vragen gekregen vanuit de media nadat een verhuurdersorganisatie daar de media mee had opgezocht. Wij hebben daar het initiatief niet toe genomen. Dat gezegd zijnde, ben ik wel iedereen dankbaar die de maatregel onder de aandacht bracht. Want ik denk dat het wel een goede maatregel is, absoluut. Ik denk dat het ook goed is voor het draagvlak voor sociaal wonen dat mensen weten dat we dergelijke zaken aanpakken en dat we zorgen dat die woningen terechtkomen bij diegenen die er ook zorg voor willen dragen. Ik heb er dus absoluut geen enkel probleem mee dat dat in de media is gekomen. Integendeel zelfs, ik denk dat het absoluut nodig is.
Ik ben het helemaal met u eens dat dit niet de grote oplossingen zijn. Dat heb ik ook nooit beweerd. Zoals u in uw interpellatie aanhaalt, zijn dat niet de grote oplossingen waarmee we heel veel woningen vrij gaan krijgen. Maar ik denk wel degelijk dat het belangrijk is om daarover te communiceren, om te zorgen dat mensen weten dat we dergelijke mistoestanden ook aanpakken. Dat vergroot alleen maar – of behoudt op zijn minst – het draagvlak voor sociaal wonen.
We gaan een gebundeld antwoord geven op uw vragen. Ik denk dat dat het gemakkelijkst is. Ten eerste is het relevant om te wijzen op de historische trend inzake de benutting van de budgetten. Het is zo dat de laatste vier jaar de benutting schommelde rond de 750 miljoen euro op jaarbasis. U weet dat we beschikbare kredieten evenwel nog verder opgetrokken hebben. Voor de volledige legislatuur hebben we nu een bedrag van 4,5 miljard euro. Geen enkele voorgaande regering, ook niet onder sp.a, heeft ooit zo’n groot bedrag ter beschikking kunnen stellen. Toen was het zelfs nog maar de helft.
We zijn dus inderdaad bijzonder ambitieus en we willen er uiteraard voor zorgen dat er zoveel mogelijk sociale huurwoningen bij komen en dat dat budget maximaal benut wordt. Maar we kunnen dat niet alleen. Vanuit de regering is het mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden vervuld zijn, budgettair en organisatorisch. Daar proberen we ook voor te zorgen. Maar ik kan natuurlijk zelf geen sociale woningen bouwen. Dat doen we als regering niet zelf. Daarvoor moeten we rekenen op de sociale huisvestingsmaatschappijen, die daar de verantwoordelijke actor voor zijn. En ik ben er ook van overtuigd dat die SHM’s alle mogelijke inspanningen daartoe leveren.
We moeten daarbij echter rekening houden met verschillende elementen die het niet eenvoudig maken om die kredieten te benutten. Eerst en vooral: de capaciteit van de sector op zich. Daar werken we overigens aan, met de vorming van de woonmaatschappijen. Het is de bedoeling dat de vorming van de woonmaatschappijen de sociale huisvestingsmaatschappijen – het zullen dan de woonmaatschappijen zijn – toelaat om nog beter te gaan bouwen en dus nog meer capaciteit te hebben om te bouwen in de toekomst.
Ten tweede zijn er de vaak langere doorlooptijden van de projecten door het verplichte lokale woonoverleg. Ten derde: de recente coronacrisis, met de gekende impact op de bouwsector en de grondstofprijzen. En er zijn dan nog een paar redenen, zoals de vergunningstrajecten en dergelijke meer. Onder andere daardoor is er al een tijdje een langzame opbouw van budgetoverschot. Met het bijkomende budget voor dit jaar is dat overschot inderdaad nog toegenomen.
Ook hebben we zelf de afgelopen maanden en weken absoluut niet stilgezeten. Ik had voor de zomer aangekondigd dat we actie zouden ondernemen, en in nauw overleg met de sector hebben we al een reeks maatregelen genomen. Een ander pakket wordt zo snel mogelijk geïnitieerd.
Wat is er reeds verwezenlijkt? Eerst en vooral is het zo dat de beoordelingscommissie (BeCo) normaliter vier keer per jaar samenkomt. Projecten moeten die commissie verplicht passeren, hetgeen vaak een vertraging creëerde. Maar om de doorstroming in de programmatie te versnellen, hebben we de BeCo continu gemaakt. Projecten zullen nu dus vlotter moeten doorstromen.
Er is ook een nieuwe oproep voor de woonbeleidsconvenanten gelanceerd. Een 170-tal gemeenten werden aangeschreven met de vraag of ze een nieuw convenant wilden afsluiten, om zo financiering te krijgen voor bijkomende sociale woningen.
Ook hebben we reeds ingezet op het aanbieden van groepsaanbestedingen om de projectontwikkeling makkelijker te maken. Dat is bijvoorbeeld de jaarlijkse lancering van de bekende CBO-oproepen (constructieve benadering overheidsopdrachten) en de SVK Pro-oproepen (sociaal verhuurkantoor). De SHM’s kunnen reeds ook afnemen van twee groepsaanbestedingen die gedurende vier jaar lopen: ‘Design and Build’ voor maximaal 25 woningen en ‘Design and Insulate’ voor de renovatie van daken. Op dat spoor gaan we ook verder.
Er staan nog nieuwe instrumenten in de steigers die maatschappijen moeten toelaten om sneller en meer te bouwen: het eerste zal dit jaar nog gelanceerd worden. Het betreft een raamcontract voor Design and Build+. Hiermee zouden we de bestaande grens van 25 units opentrekken richting grotere aantallen, dit specifiek gericht op appartementen. Daarnaast is de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) reeds bezig met een voorbeeldbestek Design and Build waarbij maatschappijen zelf dergelijke projecten kunnen lanceren, los van het Vlaamse raamcontract.
En we mikken op een nieuw set instrumenten om volgend jaar te lanceren. Dat zijn er een viertal. Eerst en vooral is er CBO+: we gaan de huidige CBO uitbreiden met de mogelijkheid om ook te renoveren gebouwen in te brengen. Dat gaat dan over bestaande private gebouwen renoveren tot sociale woningen en overdragen aan de SHM’s. Het lijkt op de formule ‘aankoop goede woningen’, maar ze worden eerst gerenoveerd door de initiatiefnemer voor ze worden overgedragen aan de SHM. Ten tweede is er Design and Insulate+. Hier breiden we de huidige Design and Insulate uit met de isolatie en de renovatie van de gebouwschil. Ten derde is er Design and Build+: de huidige Design and Build kan worden uitgebreid naar de marges boven de 25 woningen en kan zo worden gebruikt voor appartementen of in het kader van vervangingsbouw. Ten vierde voorzien we via Design and Renovate in een groepsaanbesteding waarbij de SHM’s de plannen van te renoveren gebouwen ter beschikking stellen met als einddoel een totaalrenovatie.
Ik heb ook de VMSW de opdracht gegeven om een oefening te doen rond de simulatietabel en de subsidieplafonds die aangeven tot welke bedragen een sociaal woonproject gefinancierd mag worden. Dat zal bekeken worden in functie van de stijgende grondstofprijzen. U weet dat daar ook een enorme uitdaging in de woningbouw algemeen ligt en dus ook voor sociale woningen. Dat plaatst de maatschappijen voor moeilijkheden. Ik denk dat dat trouwens heel belangrijk is, iets wat we niet zo gemakkelijk kunnen oplossen. Ten slotte hebben we de administratie gevraagd om een taskforce met de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) op te richten om deze ontwikkelingen verder te versnellen en een oefening op te starten om in een gesprek met de sector na te gaan welke de meest specifieke problemen zijn inzake doorstroming van de projecten op de projectenlijst. Ik denk dat we hiermee alles doen om binnen onze mogelijkheden een maximale benutting van de beschikbare kredieten te bekomen.
Dan kom ik aan uw derde vraag. Wat die 15 procent betreft, daar hebben we bij de bespreking van het decreet ook al uitgebreid over van mening gewisseld. Ik weet dat we daar van mening verschillen. Ik vind dat op zich ook geen probleem, maar ik blijf erbij dat de beperking van woonbeleidsconvenanten tot 15 procent sociale woningen in een gemeente gaat over een ruimere visie op de maatschappij dan alleen sociaal wonen. De inplanting van sociale woningen brengt ook een sociale impact met zich mee. Volgens ons is het belangrijk dat er een spreiding gebeurt. Over heel Vlaanderen moet een bijdrage worden geleverd om mensen met woonnood, in structurele armoede, te ondersteunen. Daarom is er deze maatregel.
Het gaat ook maar om een beperkt aantal gemeenten. Ik weet dat jullie vanuit de oppositie – alle respect daarvoor, voor alle duidelijkheid – er graag mee schermen alsof hiermee de te lage cijfers van woningbouw opgelost zouden zijn, maar het gaat over vijf gemeenten over heel Vlaanderen die hieronder vallen. De perceptie dat hiermee een grote omslag gemaakt zou kunnen worden, lijkt me onzinnig.
Voor alle duidelijkheid, de lokale besturen mogen nog altijd sociale woningen bijbouwen boven 15 procent, maar dan zonder subsidies van de Vlaamse overheid. Niemand verbiedt hun om verder te bouwen, ze kunnen alleen geen beroep meer doen op de FS3-lening. Dat is in het verleden ook vaak gebeurd. Het is aan de autonomie van de lokale besturen om dat te beslissen.
Inzake het BSO is de meest recente momentopname die van 31 december 2020. Hieruit weten we dat het gaat om 30.111 gerealiseerde en 13.792 geplande sociale huurwoningen – samen ongeveer 44.000 woningen. U zei het zelf al.
Er zal dus inderdaad nog een inspanning nodig zijn om de doelstelling van 50.000 extra woningen te bereiken. Ik roep alle sociale woonactoren en gemeenten dan ook op om blijvende inspanningen te leveren om hun woonaanbod uit te breiden. Zoals daarnet toegelicht, stellen wij daar de middelen en tools voor ter beschikking.
Ik deel dan ook de ambitie dat zo veel mogelijk gemeenten hun BSO behalen. Alleen ben ik er niet van overtuigd dat sanctionerende maatregelen, zoals een activeringstoezicht of financiële sancties, ook maar één bijkomende sociale woning zullen opleveren. Want hoe je het draait of keert: zelfs wanneer ik bijvoorbeeld zou beslissen dat de VMSW een sociaal woonproject moet realiseren in een van die gemeenten, dan nog blijf je afhankelijk van de medewerking van de gemeente – al was het maar via de vergunningsverlening. Die moet door hen worden afgeleverd. Ze hebben dus wel degelijk een sleutel in handen.
Dat neemt niet weg dat we het opvolgen aan de hand van de voortgangstoets. Zo werd eind 2020 vastgesteld dat er twee zogenaamde 2b-gemeenten waren die naar aanleiding van de voortgangstoets 2018 geen samenwerkingsovereenkomst hadden afgesloten. Dat waren Kraainem en Sint-Genesius-Rode. Dat zegt al iets. Bij deze gemeenten werd de begeleiding door Wonen-Vlaanderen versterkt. Sint-Genesius-Rode bezorgde inmiddels een overeenkomst, en ook Kraainem zal die ook voor eind november moeten bezorgen.
Het is ook wel belangrijk om de positieve elementen te belichten. Uit de cijfers blijkt dat in 293 van de 300 Vlaamse gemeenten, of 98 procent, een bijkomend sociaal woonaanbod gerealiseerd of gepland is. Dit ligt geheel in lijn met de ambitie van het BSO om een betere spreiding in Vlaanderen te krijgen. Er vallen slechts 13 gemeenten in categorie 2b. Dat zijn de gemeenten die het groeipad sociale huur niet volgen en onvoldoende inspanningen leveren om het BSO te bereiken.
Welke maatregelen zullen we nemen om te zorgen dat het fusietraject minder impact heeft op het aantal nieuwe projecten? We vernemen op het terrein op dit moment dat dit een heel grote impact heeft. Ik betreur dat. Ik begrijp het wel, we willen dat wel begrijpen. We hebben een heel zware opdracht gelegd bij die sociale woonactoren op het terrein. We kunnen alleen maar waardering opbrengen voor hun inzet. Maar ik geef toe dat ik betreur dat die oefening de kerntaken van de sociale woonactoren en huisvestingsmaatschappijen sterker belemmert dan gewenst. We hadden dat helemaal niet gewenst uiteraard.
De omvorming van de SHM’s en SVK’s tot woonmaatschappijen is een fundamentele reorganisatie van het sociaal woonlandschap: de belangrijkste en meest ingrijpende ooit. De doelstellingen van deze hervorming kennen jullie. Het is de bedoeling een sterkere en performantere sector met een betere dienstverlening ten behoeve van de (kandidaat-) huurder te creëren. We hebben de uitdaging voor de sector nooit ontkend. De ambities zijn zeer hoog. We moeten die uitdaging aangaan. We moeten de transitie doormaken.
Maar zoals ik al gedurende heel het proces heb benadrukt, zorg ik tegelijk voor ondersteuning van de actoren – zowel de SHM’s als de SVK’s – om dit fusieproject te ondersteunen. We voorzien in een centrale stuurgroep woonmaatschappijen, waarin de koepels HUURpunt, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) onder leiding van mijn kabinet het proces begeleiden. De verschillende steunmaatregelen worden in deze stuurgroep besproken. De VMSW heeft een gedetailleerd draaiboek rond de vorming van de woonmaatschappijen uitgewerkt. De VMSW heeft een bestek voor de organisatieontwikkeling van de toekomstige woonmaatschappijen gelanceerd. Uit deze overheidsopdracht zullen vijf consultancybedrijven worden gekozen waaruit de woonmaatschappijen in spe door middel van een minicompetitie kunnen kiezen. Er is een thematische werkgroep met de VVH en de VMSW om na te gaan hoe de geplande projecten zo maximaal mogelijk gevrijwaard konden blijven.
Door deze ondersteuningsinitiatieven, en tal van andere maatregelen, zorgen we ervoor dat de impact van de omvorming tot woonmaatschappij minder weegt, zodat de verantwoordelijken voor de sociale huisvestingsmaatschappijen zich ook tijdens de transitie kunnen wijden aan hun belangrijkste opdracht: bijkomende sociale woningen bouwen.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
U zei dat u het wel een goede maatregel vond. Ik verwijs hierbij naar de zwarte lijst en buitenlands eigendomsonderzoek. Is dat een effectieve maatregel? Zal die ervoor zorgen dat we veel sociale woningen vrijmaken en de wachtlijst snel oplossen? Ik zei het al eerder: die heeft een effect, maar puur kwantitatief geraken we daar niet ver mee. In die zin, minister, en dat was ook de reden voor mijn interpellatie: leg uw focus toch juist.
Een draagvlak voor sociale woningen en sociale woningbouw is belangrijk in de Vlaamse samenleving; daar ben ik het mee eens. Maar er zijn andere manieren om dat te bereiken. Ik ben zelf voorzitter van een SHM. Geloof me, heel veel sociale huurders vinden het niet zo leuk hoe over hen wordt gesproken. Dat is stigmatiserend. Er zijn overal wel wat problemen, in alle soorten populaties, maar sociale huurders zijn vooral mensen die geen breed inkomen hebben en ongelooflijk kunnen worden geholpen door de Vlaamse overheid om vanuit een goede thuis vooruit te kunnen gaan.
Gisteren ging het erover in de plenaire vergadering. Een job is de beste bescherming tegen armoede, maar een sociale woning verlaagt het armoederisico met 40 procent en is even cruciaal. Dat is een van de belangrijkste redenen waarom Vooruit daarvoor pleit, een woning moet voor iedereen betaalbaar zijn zodat de mensen aan het einde van de maand iets overhouden om deel te nemen aan de maatschappij. Dan gaan we collectief, alle Vlamingen, er samen op vooruit.
De historische trend die u aangeeft, klopt. Wonen heeft het grootste budget ooit. Natuurlijk, naarmate de jaren vorderen en de wachtlijst groeit, is het logisch dat er een groter budget komt. Er is wel iets dat ik een beetje betreur. Ik vond dat gisteren in de plenaire vergadering ook al het geval. Wij hebben hier ook in de regering gezeten. De laatste keer was dat ook samen met uw partij. Uw partij is al zeventien jaar aan het besturen in Vlaanderen. Bij iedere budgettaire discussie is er een viceminister-president van de N-VA betrokken geweest. Dat aan elkaar doorschuiven, daar hebben sociale huurders geen boodschap aan.
U zegt dat de woonmaatschappijen meer capaciteit krijgen om projecten te initiëren na de fusie. Hoe dan? Dat inhoudelijk traject zie ik voorlopig niet. Gaan we meer inzetten op mensen die bouwgronden prospecteren? Gaan we zorgen voor meer werfleiders die de bouwprojecten kunnen begeleiden? We hebben het er in de hoorzitting met de SHM’s over gehad. Dat zijn knelpuntprofielen. In die optiek – dat gaat over het traject, ik ben voorzitter van een SHM – stel ik vast dat op een personeelsprotocol sinds 27 juli niet geantwoord is. Hebt u inmiddels geantwoord op de vraag van werkgevers en werknemers? Is er al een planning om dat vooruit te laten gaan? Ik ben blij dat u toegaf dat het traject van de woonmaatschappij een impact heeft op de realisaties. We rekenen op u om te zorgen dat dat goed vooruitgaat.
De maatregel inzake de BeCo – we hebben het er al over gehad – is zeer goed. Ik ben u daar oprecht dankbaar voor.
Ik stel zelf vast bij een project van ons dat wij worstelen met het prijsplafond. We weten dat de bouwprijzen opgedreven zijn. Dat is slechts twee keer per jaar dat die worden geëvalueerd. We moeten nu dus wachten tot januari om een project te kunnen voortzetten. Dat zou mogelijk enkele maanden tijdverlies betekenen. Ik zou graag concreet willen weten: wanneer zou er een aanpassing kunnen worden gemaakt?
U zei dat slechts een beperkt aantal gemeenten aan 15 procent zit. Maar er zijn er nog eens vijf – dat zijn er dan al tien, het dubbele – die met 13,14 procent ook dra in de problemen kunnen komen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Het verwerven van bouwgronden is ook geen evidentie. Dat heeft te maken met het belang van wat er wordt gerealiseerd op die bouwgronden voor de financiering van de gemeente. De Vlaamse overheid heeft natuurlijk ook gronden in eigendom. Bent u bereid om met collega-ministers te bekijken of jullie Vlaamse grond kunnen inzetten, desnoods als ruilgrond, om bouwgronden te verkrijgen, zodat we vooruit kunnen plannen en met dat nieuwe BSO, dat echt ambitieus zal moeten zijn – want zelfs als dit BSO gerealiseerd geraakt, is die wachtlijst nog zo lang –, er samen voor te zorgen dat dat kan gebeuren, dat dat in orde komt?
Ten slotte heb ik nog een vraag. Wat is het standpunt van deze meerderheid rond die sociale woningbouw? Ik haalde daarnet het opiniestuk van mijn collega aan. ‘Dit kunnen wij niet tolereren’, stond daar letterlijk in. Wat is het standpunt van deze meerderheid rond sociale woningbouw?
Ik wil niet vooruitlopen op een collega die straks nog het woord neemt. Maar een andere meerderheidsfractie discussieert hier vaak met u over het feit dat die sociale woningbouw niet vooruitgaat en dat dat in sociale huurpremies moet worden gestopt. Dat is ook een andere visie dan wat u daarnet vertelde. Minister, wat is nu het standpunt van deze meerderheid? Komen jullie overeen? En hoe zullen jullie er samen voor zorgen dat die sociale woningbouw weer vooruit kan gaan? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Goedemorgen, iedereen. Het is natuurlijk een boeiende interpellatie. Het is een beetje triestig dat ik het moet zeggen: een intentie of een doelstelling in een regeerakkoord schrijven, is natuurlijk een nobele zaak, maar ik heb al jaren aangekondigd dat je bij het inschrijven van doelstellingen en intenties ook rekening moet houden met de realiteit. En de realiteit vandaag is – de heer Veys heeft het ook al aangehaald – dat er nog weinig gronden beschikbaar zijn. Om gronden te verwerven, moeten ook de bouwmaatschappijen … De gronden geraken stilaan op, er is nog 1700 hectare voor alle gemeenten en steden. En sommige steden die al dichtbevolkt zijn, zoeken misschien extra gronden, de SHM’s ook, maar stoten op hun limieten.
Een tweede facet dat daar heel belangrijk bij is, is natuurlijk – u mag dat niet onderschatten, mijnheer Veys, wellicht ervaart u dat ook in Kortrijk – de rechtspraak en de inspraak die daaraan voorafgaan. U ziet dat heel wat bouwproductenprojecten heel wat vertraging kennen, omdat de omgeving niet meer wenst dat er wordt gebouwd in open gebied. Als men gewoon is om op grond en schaapjes te kijken, en de sociale huisvestingsmaatschappijen bouwen meestal geen huizen, maar willen een maximaal rendement en bouwen hoge appartementen, dan zijn de omliggende mensen daar eigenlijk niet zo tevreden mee. En wat de inspraak betreft, weet u dat de bezwaren meestal worden afgewezen, omdat de lokale besturen vaak verweven zitten in de sociale huisvestingsmaatschappijen. Uiteindelijk komt er dan een beroep bij de deputatie, gaat men naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen en is men drie, vier, vijf jaar weg.
Deze zomer heb ik trouwens ook gezien dat zelfs minister Demir daarin een demarche neemt. Als minister tekent zij zelf een beroep aan tegen heel wat sociale huisvestingsprojecten, onder andere in Brugge en in andere gemeenten. Dat zorgt voor een vertraging van de bouw van sociale woningen. Ik denk dat de violen ook daar eens moeten worden gestemd.
Ik ben reeds twaalf jaar lid van de commissie Wonen. Een van de vorige ministers van Wonen was Marino Keulen. Hij kwam uit een aannemersfamilie, net zoals – als ik mij niet vergis – de huidige minister van Wonen. Maar het is zo dat ook de aannemers beperkt zijn.
Als je vandaag een klein huisje wilt verbouwen, of een of twee woningen wilt zetten, dan is het eigenlijk heel, heel moeilijk om aannemers te vinden. Zelfs in de wegenis zien we dat, als men aanbestedingen uitschrijft, er soms maar één iemand is die inschrijft. Dat is eigenlijk ook niet goed voor de prijzen vandaag. En Marino Keulen, de toenmalige minister, heeft mij altijd gezegd dat de capaciteit om sociale woningen te bouwen, eigenlijk gelimiteerd is, door de capaciteit in de bouw, tot 2500 woningen per jaar. Meer doen kan soms één jaar lukken, maar over alle jaren zul je aan een gemiddelde van ongeveer 2500 woningen op jaarbasis zitten.
Minister, ik denk dat het louter bouwen … Mijnheer Veys, u zegt het: u ziet sociale woningen als bakstenen bouwen. Ik wil in Vlaanderen meer sociale woningen voor mensen die het nodig hebben, maar voor mij moet dat niet altijd de nieuwbouw zijn in de open ruimte. Ook het sociale woningbeleid moet moderner worden, zich aanpassen aan de tijd, net zoals elke andere bouwer in de stad of in Vlaanderen dat moet doen. Mijn mening is dus dat we toch ook eens moeten nadenken over nieuwe recepten. Er staan vandaag inderdaad 170.000 mensen op een wachtlijst. Het was nooit eerder zoveel als vandaag, terwijl er 4,5 miljard euro ter beschikking is en we dus dit jaar met 1 miljard euro onderbenut krediet zullen zitten, dat wellicht zal worden overgedragen naar het volgende boekjaar. Met al deze Exceltabellen met onderbenutte kredieten worden de 170.000 wachtenden niet geholpen. De vraag is wat we daaraan kunnen doen.
Ik ben ervan overtuigd – en daarom ben ik ook voorstander van de fusie, al zal dat wel wat administratieve rompslomp geven – dat een integratie van SVK’s en SHM’s tot één woonactor per gebied er eigenlijk toch toe zou moeten kunnen leiden dat we ook via SVK, SVK Pro en via het in huur nemen van woningen, meer mensen kunnen helpen op korte termijn.
U zegt het zelf, mijnheer Veys, in verband met de doorlooptijd om een open gebied aan te snijden. Je moet ook de wegenis vergund krijgen. Je moet eerst de wegenis aanleggen en dan beginnen te bouwen. Dat duurt gemakkelijk vier, vijf, zes jaar.
Wat de communicatie betreft over de 170 amokmakers in de sociale woningen, denk ik dat geen enkele verhuurder graag amokmakers heeft. Maar aan de andere kant, minister, zullen die 170 mensen die amok maken in een sociale woning, dan wel op de private markt terechtkomen. Zo wordt het probleem doorgeschoven.
Collega Van Volcem, kunt u afronden?
Ja. Minister, hoe zult u uw beleid aanpassen om van een naoorlogs recept tot een moderne manier van sociale huisvesting te komen, die meer mensen helpt op korte termijn?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, we sluiten ons graag aan bij deze interpellatie, omdat we ook al vaker en eerder die bekommernis hebben geuit van hoe we het ritme in de bouw en de renovatie van de sociale woningen kunnen aanhouden. We weten dat de sector nu bezig is met de grote oefening van de eengemaakte woonmaatschappij, de evolutie naar één woonactor in elke stad of gemeente. Dat is een enorme uitdaging, met bijzonder krappe deadlines. Het is eigenlijk een volledige reorganisatie van het woonlandschap.
Daarbij vind ik het ook belangrijk om te beklemtonen – de vorige spreker heeft dat ook gedaan – dat we die uitgangspunten nog altijd sterk vinden: gaan naar één aanspreekpunt per gemeente, daar waar er nu in sommige gemeenten een, twee en soms drie sociale huisvestingsmaatschappijen actief zijn en daarnaast ook nog sociale verhuurkantoren met andere regio's. We vinden het belangrijk dat de sociale huurder centraal staat, de kandidaat-socialehuurder centraal staat en dat er één aanspreekpunt komt met een heldere dienstverlening en een duidelijkere dienstverlening dan vandaag de dag het geval is.
Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat de sector vandaag bezig is met fusioneren, met nieuwe grenzen, met nieuwe raden van bestuur, met patrimoniumoverdrachten en noem maar op. Uiteindelijk komt het erop neer dat elke sociale huisvestingsmaatschappij nu heel wat geplande projecten aan het herbekijken is. Zeker als we zien dat we niet goed bezig zijn op het vlak van toewijzingen en dat het aantal gunningen voor de toekomst laag staat, hoe kunnen we ervoor zorgen dat de voorziene budgetten die er inderdaad zijn – dat is absoluut een belangrijke randvoorwaarde – benut worden? Ik denk dat we daar als beleid echt een opdracht in hebben.
We kennen de cijfers. Collega Veys heeft ze genoemd in zijn interpellatie. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we niet elk jaar opnieuw meerdere honderden miljoenen moeten overdragen naar een volgend jaar, waardoor de pot van onderbenutte of niet-aangesproken middelen alleen maar groter wordt? Die middelen zijn er om te bouwen in een markt die eigenlijk schreeuwt om extra woningen. Dat mag nieuwbouw zijn. Dat mag verbouw zijn. Dat mag op de meest creatieve manier zijn, eender waar. Hoe doen we dat?
Het is onze vrees, minister, dat we in een situatie terechtkomen waarbij we wel grote budgetten hebben, maar de sociale woningbouw, de renovatie en de verbouw jaar na jaar achteruitgaan. Dat kan natuurlijk niet gebeuren, als er zoveel mensen en gezinnen op die wachtlijst staan.
Ik heb natuurlijk ook goed geluisterd naar uw antwoord. U hebt daarin verwezen naar de mogelijkheid om ook ‘Design and Build Plus’ mogelijk te maken, ten opzichte van ‘Design and Build’. Kunt u al vertellen wat u daarvan verwacht? Wat is het verwachte effect daarvan?
U hebt ook verwezen naar de voorbeeldbestekken om ook buiten het Vlaamse raamcontract te kunnen treden. Is daar veel vraag naar? Zijn dat marginale effecten? Of kunnen die toch ook een impact hebben? Want ik denk echt dat we een opdracht hebben om ervoor te zorgen dat we de budgetten die er zijn, en waarvoor elke keer opnieuw moet worden geknokt, ook echt kunnen omzetten in beleid, want daar is vandaag alle nood aan. Ik voel ook bij de sociale huisvestingsmaatschappijen en bij de SVK’s de goesting om te blijven investeren, maar ik merk ook wel dat men voor een stuk vastloopt in de veelheid van uitdagingen waar men vandaag voor staat. Ik denk dat we hen daarin moeten ondersteunen en begeleiden, zodat we ritme houden in de bouw en de renovatie van sociale woningen, want dat is ons aller uitdaging.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Wat Groen betreft, minister, is dit de essentie van de interpellatie van collega Veys en de kritiek. U hebt inderdaad die recordbudgetten, waar u graag naar verwijst, maar als we dan zien dat er met die recordbudgetten niet alleen niets verandert, maar dat het eigenlijk ook begint te stremmen en dat u minder presteert, dan schort er iets met het beleid. Dat is de essentie van de zaak. Ik zie zelf twee heel grote tekortkomingen in het beleid, waar u zelf ook al op bent ingegaan en waar ik graag nog kort op wil ingaan of een antwoord geven.
Ten eerste: het plafond van 15 procent voor sociale woningen. U blijft maar zeggen dat dat over een beperkt aantal gemeenten gaat en dat dat een perceptie is die de oppositie graag creëert. Neen, minister. Het gaat niet over gemeenten. Het gaat over steden, en heel grote steden. Het gaat over Genk. Het gaat over Gent. Dat zijn steden waar een heel groot deel van die wachtlijsten onder meer zit. Ik hoor wel allemaal goede intenties, maar als deze meerderheid iets wil doen, dan is dat het eerste dat u moet doen. Dat is een heel simpele maatregel. Kom daar gewoon op terug. Voortschrijdend inzicht is een van de mooiste dingen in de politiek, heb ik gisteren in de plenaire vergadering gehoord. Dat is zo. Kom daar gewoon op terug. En dan kunnen die steden en andere gemeenten inderdaad bouwen. Want die willen meer bouwen. Laat ze dan bouwen.
Over het tweede punt is er al veel gesproken. U sprak er daarnet ook over, minister. Ik heb het over de fusies en de nieuwe woonmaatschappijen en het feit dat nu toch steeds duidelijker wordt dat dat ook een strem is op die sociale woningbouw. Wij hebben daarvoor gewaarschuwd, en niet alleen wij. Ook de sector heeft op voorhand gezegd dat dat zou stremmen. U hebt dat toen niet serieus genoeg genomen. Ik ben blij dat u nu toch een beetje een bocht neemt. U zegt dat u het betreurt. Het is gezegd geweest dat het zou gebeuren, en het gebeurt nu.
Voor de duidelijkheid: het is niet alleen omdat er inderdaad heel veel tijd en energie naar de fusie gaat, het is ook omdat er uitdagingen – ik wil niet het woord ‘problemen’ gebruiken, maar daar gaat het wel naar toe – zitten in de overdracht van patrimonium van de ene woonmaatschappij naar de andere woonmaatschappij. En dat komt de komende jaren. Want u hebt daar een heel lange termijn op gezet, dus dat gaat nog jaren spelen.
Natuurlijk vragen woonmaatschappijen zich dan af waarom ze nog geld zouden stoppen in patrimonium dat ze later moeten overdragen aan iemand anders. Die fusie is nu in gang gezet. Als u daar nog iets aan wilt doen, is dat nog een heikel punt waaraan u moet werken en waar u ervoor kunt zorgen dat die strem op de woningbouw minder groot wordt.
Het feit is dus dat er iets schort aan het beleid en dat er minder gepresteerd wordt dan wordt verwacht of dan wat de doelstelling is. Ik sluit me aan bij wat collega Veys zei, namelijk dat dat voor frustratie zorgt. Collega Veys verwees naar het debat van vorige week omtrent het zeshonderdtal huurders op de zwarte lijst. U zegt nu zelf dat u de media niet opgezocht hebt. Dat is wat mij betreft dan in de marge gezet. Maar het is gisteren ook wel gezegd in het debat over de Septemberverklaring, en ik denk dat u dat ook ter harte moet nemen, want het is een frustratie die wij heel veel horen, zowel van de huursector, van de armoedesector als van de mensen op het terrein, dat er zoveel aandacht gaat, en vooral ook maatregelen, naar de problemen op de woonmarkt – bijvoorbeeld in de Septemberverklaring worden er maatregelen aangekondigd op de woonmarkt – maar dat over de huurmarkt keer op keer, jaar na jaar, en het begint nu zelfs legislatuur na legislatuur te worden, wordt gezwegen, terwijl de wooncrisis zich voornamelijk op de huurmarkt afspeelt. Die wordt scherper. De armoede neemt toe. Die mensen proberen dan met zoveel effort, zoveel energie en zoveel tijd dat op de politieke agenda te krijgen, op uw agenda, en toch wordt daar keer op keer, op de momenten dat het ertoe doet, over gezwegen. Dat is ontzettend zonde.
Is het een moeilijk debat? Ja. Is de oplossing complex? Ja. Daar gaan we helemaal mee akkoord. Maar alstublieft, minister, in de laatste jaren van uw beleidsdeelname als minister van Wonen, pak die wooncrisis op de huurmarkt aan. Geef daar de nodige aandacht aan. Geef daar de nodige maatregelen aan. Want dat is echt wel absoluut nodig. Daarvoor is het vijf over twaalf.
Ik wil afronden met één concrete vraag, minister. U hebt in uw eerste antwoord een hele resem maatregelen aangekondigd, waardoor u de vertraging op de bouw wilt rechtzetten of de bouw wilt versnellen. De bedoeling was 50.000 extra sociale woningen tegen 2025, zoals collega Veys schetste in zijn inleiding. Is dat nog steeds uw doel? Wilt u dat nog steeds bereiken? Wilt u die inhaalbeweging vervolledigen? Of laat u dat doel van 50.000 extra woningen tegen 2025 los?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, er is hier al veel gezegd, maar ik wou toch nog eens benadrukken dat deze Vlaamse Regering en de Vlaamse meerderheid echt wel ambitie hebben op het vlak van sociale huisvesting. Ik denk dat het recordbedrag dat we voorzien hebben, daarop wijst. Maar het is natuurlijk ook wel belangrijk dat dat wordt omgezet in effectieve realisaties op het terrein. We hebben hier al heel veel analyses gehoord, ook van u. Er zijn een aantal maatregelen die u zou willen nemen. Collega Van Volcem heeft er een aantal opgesomd, maar ook nog andere collega's.
Ik vroeg mij af of het niet tijd is om echt eens een grondige analyse – maar dan snel, geen studie – te maken en daar ook een heus actieplan aan te koppelen. Waar zit het probleem? Zit het in de bouwgronden? Komt het door de vorming van de bouwmaatschappijen? Waar zit nu precies het knelpunt? En hoe gaan we dat aanpakken, zodat op korte termijn die realisaties op het terrein gerealiseerd kunnen worden? Ik zou u echt willen vragen om daar werk van te maken. Ik denk dat we die bezorgdheid delen binnen de meerderheid dat we die centen moeten kunnen omzetten op het terrein.
Uiteraard heeft de vorming van de woonmaatschappijen een effect. We hebben daar ook voor gewaarschuwd. We hebben u daar ook vaak vragen over gesteld. Dit wordt nu wel een stukje bevestigd. U hebt heel duidelijk aangekondigd, in het traject voordat we van start gingen, dat u dat goed zou monitoren. En als zou blijken dat dat een effect heeft, zou u ook actie daarrond ondernemen. Mijn vraag is dus welke bijkomende actie u zult ondernemen met betrekking tot de vorming van de woonmaatschappijen, om ervoor te zorgen dat dat inderdaad geen extra effect heeft op het stilvallen van de bouw of de renovatie van de sociale huisvesting.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Goedemorgen, collega’s. Ik ga proberen om niet te veel in herhaling te vallen. Er is al heel veel gezegd.
Om op het laatste in te gaan: mevrouw Schauvliege, ik begrijp uw bekommernis. Ik dank u ook voor uw steun aan de minister en aan het woonbeleid, maar ik denk niet dat het nu nog nuttig is om een studie of een analyse te doen. De minister heeft duidelijk geantwoord en hij is zich ook heel bewust van waar de vertragingen nu zitten. Er zijn twee factoren die nu toevallig door omstandigheden, door de coronasituatie, samenkomen. We wisten van de reorganisatie van de woonmaatschappijen tot één woonactor per regio. Dat zat eraan te komen. Maar daar komt nu natuurlijk de moeilijke omstandigheid bij door de coronacrisis van de vertraging in de bouw, van de stijging van de prijzen van de materialen.
Het klopt natuurlijk dat de huisvestingsmaatschappijen misschien nu de kat uit de boom aan het kijken zijn of ze nog gaan realiseren of beter wachten tot ze weten in welk spel ze spelen. Net daarom – en onze partijvoorzitter gebruikt veel Latijn, maar soms ook rare uitdrukkingen – ‘door stront moet je vliegen, niet kruipen’. Misschien moeten we hier nu ook geen vertragingsmanoeuvres aan de dag leggen en zeker niet van de minister verwachten dat hij nu de procedure tot eenmaking uitstelt.
We zijn morgen oktober. Eind oktober moeten alle gemeenteraden beslist hebben in welk spel ze spelen, in welke regio ze willen spelen. Dan is het zaak om heel snel door te gaan met de echte reorganisatie, die – en dat weten we allemaal – tot efficiëntie zal leiden, schaalvoordelen met zich mee zal brengen en het probleem van dubbeltellingen in de wachtlijsten zal aanpakken.
Mijnheer Veys, ik zeg niet dat dat de oplossing is, maar er zijn dubbeltellingen in die wachtlijsten. Er staan mensen op wachtlijsten bij SHM’s die misschien niet in aanmerking komen voor een sociale woning. Als we daar een uniformiteit in brengen, gaan we ook wel een veel beter zicht hebben op vraag en aanbod. Ik ben er zeker van dat dat op termijn valt onder het principe ‘reculer pour mieux sauter’.
De realiteit is wat ze is. We moeten ook iets realistischer zijn. Bouwen is één ding, maar we zitten ook met heel veel tegenkanting, drukkingsgroepen, buurtbewoners die naar de Raad van State gaan. Het voordeel van een lokaal mandaat te hebben – een lokaal mandaat heeft ook nadelen: breder moeten vergaderen, anders zat ik nu bij jullie – is dat ik hier in Aalst zie dat zelfs de renovatie van bestaand sociaal patrimonium voor herhaalde procedureslagen bij de Raad van State zorgt. We moeten er ons ook bewust van zijn dat we in een heel moeilijke sector zitten, dat de minister daar heel veel centen in investeert, dat de bereidheid er is, maar we mogen daar niet blind voor zijn. Als we blijven geloven in dit hele verhaal en er snel mee doorgaan, zeker niet vertragen, zullen we wel door deze moeilijke periode geraken.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de tussenkomsten. We delen hier overduidelijk een bezorgdheid. Ik probeer nog een paar bijkomende vragen te beantwoorden.
Eerst en vooral, mevrouw Moerenhout, moet me het volgende van het hart. Ik waardeer uw interesse voor het woonbeleid. U weet ook heel goed dat ik van een stevig debat hou. Dat mag gerust een keer botsen. Daar heb ik geen enkel probleem mee, maar het moet wel eerlijk blijven. U mag geen leugens verkopen.
Ik hoor u zeggen dat ik een perceptie probeer op te hangen dat de oppositie zou stellen dat de grote oplossing bij die vijf gemeenten zit. Dat klopt, want ik zeg ook dat de oppositie daar een perceptie probeert op te hangen. U repliceert daarop dat het over grote gemeenten gaat als Genk en Gent. Dat is echter niet juist. Genk klopt, maar Gent klopt niet. Ik heb het ondertussen opgevraagd. Het gaat over Genk, Mesen – alle respect voor Mesen, maar het is geen heel grote stad in Vlaanderen –, Spiere-Helkijn – ook niet zo heel groot –, Willebroek en Zelzate. Dat zijn de vijf gemeenten waar het over gaat. Laat ons wel een beetje eerlijk zijn. We mogen gerust een beetje botsen. Ik heb dat zelfs graag, maar het moet correct blijven.
Mijnheer Veys, wat de effectiviteit van de zwarte lijst betreft: ik daag u uit om ergens een uitspraak van mij te vinden dat ik gezegd zou hebben dat we met de woningen die vrijkomen, zowel door het buitenlands vermogensonderzoek als de zwarte lijst, de wachtlijst zouden oplossen. Dat heb ik nooit gezegd. Wat ik wel altijd gezegd heb, is: zeg dat tegen dat ene gezin dat vooraan op de wachtlijst staat en dat dus dankzij die acties er wel in geraakt, want die zijn natuurlijk dolgelukkig. Die hebben lang gewacht, gemiddeld vier jaar. Zij krijgen door die actie nu wel een plaats. Dat is belangrijk, maar ik heb nooit gezegd dat dat de grote aantallen zijn.
Ten tweede, ik vind het wel belangrijk dat die maatregelen – het buitenlands vermogensonderzoek, en nu het uitsluiten van mensen die het al te bont maken als sociale huurder van die sociale huurmarkt, en die dus misbruik maken van dat voordeel dat de samenleving hun biedt – tonen dat we sociaal huren eerlijk en rechtvaardig willen maken. Dat draagt volgens mij wel degelijk bij aan dat draagvlak. U moet eens weten welke mails – u gaat die ongetwijfeld ook krijgen, daar ben ik zeker van – je binnenkrijgt van sociale huurders die het hebben over profiteurs naast de deur. Ik krijg die mails ook. U hebt zelf de reportage gezien in Terzake. Men heeft daar gefilmd in de sociale woonwijk Sint-Maartensdal in Leuven. Die mensen hebben dat allemaal ondersteund, beide zaken, niet in de reportage, daar ging het alleen over de 170 mensen die het te bont maken, waar u naar verwijst. Maar ook over het buitenlands vermogensonderzoek krijgen we vooral steun van sociale huurders. Daar zit dat draagvlak.
Ook naar de uitdagingen voor de bouw is verwezen. In de bouwsector in Vlaanderen zitten we met grote uitdagingen voor sociaal huren en de SHM’s die geconfronteerd worden met stijgende prijzen. Dat is trouwens ook op de private bouwmarkt. Dat komt nu niet aan bod.
Daarnaast hebt u het over personeel bij de SHM’s. We zullen dat overleg aangaan. Dat moeten we doen. Voor alle duidelijkheid: in het verleden hebben we altijd te horen gekregen dat we ons niet mochten moeien met het personeelsbeleid van de SHM’s. Dat is op zich ook maar logisch, want het zijn natuurlijk privaatrechtelijke organisaties. Ze worden gesubsidieerd voor het bouwen van sociale woningen, maar we hebben ons nooit willen moeien met de verhouding hoeveel administratieve medewerkers er zijn en hoeveel ingenieurs er op het terrein zijn. Dat is onze zaak ook niet. Nu daar problemen over zijn, komt men plotseling wel naar ons. We zullen dat overleg met open vizier aangaan, maar ik denk ook dat dat hun verantwoordelijkheid en hun autonomie is. Ze hebben die in het verleden altijd verdedigd, en begrijpelijk, dat is terecht. De bluts met de buil natuurlijk, ook vandaag zullen ze er zich op moeten voorbereiden dat dat iets is waar zij een oplossing voor moeten vinden. Als we kunnen helpen, gaan we dat zeker doen. Het hangt er natuurlijk van af hoe.
Mijnheer Veys, u hebt gelijk: wij zaten ook in de regering op het moment dat die budgetten gedaald waren, dat klopt. Op het moment dat we aan de helft zaten, zaten wij ook in de regering. Het omgekeerde is ook waar: op het moment dat de budgetten gestegen zijn, zaten jullie niet in de regering. Maar los daarvan, want het is misschien niet zoveel waard.
Wat betreft het verwerven van bouwgronden: u verwijst naar bouwgronden die eigendom zijn van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid heeft niet zo heel veel bouwgronden. Ik zou het moeten nakijken. Ik weet dat niet zo direct. Als dat zo zou zijn, ben ik er als minister van Begroting heel geïnteresseerd in, want waarom zouden wij als Vlaamse overheid zeer veel woningbouwgronden in portefeuille houden? Dat lijkt me vrij onzinnig. Dus ik denk dat niet voor alle duidelijkheid. Het is vooral natuur en zo, dat natuurlijk wel. Ik pleit er niet voor om daar te bouwen, anders ga je heel snel de heer Tobback tegenkomen. Het lijkt me ook geen goed idee om te blijven bouwen in overstromingsgevoelig gebied, tenzij daar maatregelen voor genomen kunnen worden. Dat is een andere discussie.
Het nieuwe BSO: die vraag heb ik al verschillende keren beantwoord. Dat treedt in werking vanaf 2026. De voorbereidingen worden in 2023 opgestart. We gaan dat dan onderzoeken.
Elke partij binnen de meerderheid zal wel een ander standpunt hebben, maar de afspraak in het regeerakkoord is exact wat ik uitvoer. Er is maar één doel, en dat is het bouwen van meer sociale woningen. Voor de mensen die recht hebben op of nood hebben aan een sociale woning, gaan we die voorzien. Dat doen we op verschillende manieren. Eerst en vooral: maximaal budgetten uittrekken, maar ook de capaciteit van de sector verhogen. Dat is nu de botsing, het probleem, waar we zitten. Ik ben ervan overtuigd – en als ik jullie hoor, zijn jullie dat ook – dat het door die structurele hervorming binnen de sector is, want die heeft een groter effect op de woningbouw en die maakt het moeilijk.
Dat is de keuze die men heeft. Ofwel rijd je verder met slechte banden, ofwel rijd je langs de pitsstop om een paar seconden te verliezen en dan de wedstrijd te winnen. Dat is de keuze die we op dit moment moeten maken. We zijn bezig met een heel uitdagende aanpassing van de structuur om de capaciteit van de sociale huisvestingssector te vergroten. Ik ben er zeker van dat de minister na mij zal kunnen profiteren van het voordeel van de structuurhervorming die wij vandaag doorvoeren. Dat is een lange weg. We krijgen signalen vanop het terrein; het is geen gemakkelijke opgave. Ik ben wel blij dat die op het terrein met ernst wordt uitgevoerd. Het zijn overal verschillende situaties, dus waarschijnlijk niet overal, maar ik ben ervan overtuigd dat de overgrote meerderheid op het terrein de noodzaak van de hervorming inziet.
Er komen dan verhalen naar boven over concurrentie binnen één gemeente tussen verschillende SHM’s waar zeer veel energie aan verloren ging in het verleden. Dat wordt nu aangepakt, of zal in de toekomst, want we zitten nog midden in de hervorming, worden vermeden. Het is mijn aanvoelen dat de overgrote meerderheid – waarschijnlijk niet overal en niet iedereen – de noodzaak of de meerwaarde inziet. Zij zijn ervan overtuigd dat ze in die nieuwe constellatie, in die nieuwe structuur, hun taak als bouwer, als ondersteuner van sociale huurders enzovoort, in dat samengooien van SHM en SVK een meerwaarde zullen vinden op de lange termijn.
Veel leden hier zeggen dat ze mij altijd gewaarschuwd hebben. Ik heb altijd zelf aangegeven dat we zeer goed wisten dat dit een moeilijke en tijdrovende inspanning zou zijn op het terrein. Wat jullie allemaal gevraagd hebben, is om het niet zo snel te doen. Dat hebben jullie gevraagd. Eind oktober ging te snel zijn voor de regio’s. We moesten meer tijd geven. U hebt verschillende keren gevraagd om de deadline op te schuiven. Ik heb altijd ‘neen’ moeten antwoorden, omdat we de transitie, de pitsstop zogezegd, het best zo kort mogelijk maken om zo snel mogelijk weer in de wedstrijd te zitten. Dat is de reden waarom we de deadline nooit hebben opgeschoven. We gaan dat ook nu niet doen. Vooralsnog zie ik daar ook de noodzaak niet van in. We krijgen het signaal vanop het terrein – uitzonderingen niet te na gesproken – dat men er wel geraakt. Jullie hebben gevraagd om die onzekerheid, die periode van hervorming, nog wat te verlengen. Ik heb dat niet willen doen. Ik wil dat het zo snel mogelijk gaat. We gaan dat ook doen.
Mevrouw Jans sprak over de overdracht van het patrimonium. Ik ben het ermee eens dat daar het moeilijke zit. Daar gaat het hem over. Ik wil zeer voorzichtig zijn met die uitspraak. U gaat die niet tegen mij gebruiken. Daarom zal ik daar heel voorzichtig mee zijn. Ten eerste heb ik daar deels begrip voor, en ten tweede is het eerder uitzonderlijk. Maar ik heb soms het gevoel dat men zichzelf soms eerder als eigenaar bekijkt dan als dienstverlener. De ambitie van heel die hervorming is juist de verbetering van heel die dienstverlening naar de sociale huurder. Dat eigenaarschap staat daar ten dienste van, en niet omgekeerd. Ik ben het eens met u, want met betrekking tot die overdracht van patrimonium is dat ook zeer begrijpelijk. Het is allemaal met elkaar verweven. Ik zou graag kijken naar het uiteindelijk bedoelde resultaat en de ambitie die we in realiteit willen omzetten. Dat betekent dat we de huurder beter gaan moeten ondersteunen.
Samenvattend, mijn balans slaat overduidelijk door ten voordele van het respect, de waardering, voor het werk van de SHM’s. We weten dat we het hun moeilijk hebben gemaakt hebben met die vraag. Ik vang op dat ze er de noodzaak wel van inzien. Er zijn wat problemen, zaken die niet zo gemakkelijk gaan en die we graag anders zouden zien op het terrein, waar we niet altijd aan kunnen. Over het algemeen is die balans momenteel – we zijn nog niet aan het einde – overwegend positief.
Mevrouw Jans, ik heb geen details over ‘Design and Build’ of het raamcontract. De algemene bedoeling van die maatregel is om elke drempel en overbodige regelgeving weg te laten. We willen zoveel mogelijk soepelheid in de bouw van sociale woningen en werk maken van de sociale huisvesting.
Mevrouw Schauvliege, ik heb al antwoord gegeven op uw vraag naar de actieplannen. Dat is de opsomming van de verschillende maatregelen om dat te vergemakkelijken.
Mevrouw Moerenhout, die vijf gemeenten – nog een keer – zijn: Genk, Mesen, Spiere-Helkijn, Willebroek en Zelzate. U zei dat de huurmarkt niet aan bod komt. Ik ben het daar niet mee eens. We kijken ruimer naar de totale woonmarkt. Daar dienen – ik kom er straks nog op terug, op een vraag van mevrouw Van Volcem – de registratierechten om de mensen sneller naar de koopmarkt te laten gaan en de concurrentie met de investeringskopers wat te milderen. Daarmee helpen we de huurmarkt deels. Dat gaat geen grote verschillen maken. Op een woningmarkt moet men altijd voorzichtig zijn, trouwens, maar het heeft wel degelijk een impact.
Daarnaast wordt dikwijls gezegd dat er 170.000 mensen op een wachtlijst staan. Ja, we willen daar iets aan doen. Dat zijn geen 170.000 mensen of gezinnen die we in de steek laten. We geven een kleine 100 miljoen euro uit aan huurpremies en -subsidies. We hebben de noodwoningen en dergelijke. We hebben nog andere zaken om hen te helpen. We laten die mensen niet zomaar aan hun lot over.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, dank aan de collega’s voor de aanvullende vragen.
Ik zal eerst reageren op de andere meerderheidsfracties. Mevrouw Van Volcem, u wilt de violen gelijkstemmen. Vooruit denkt niet dat het nu nog het moment is om violen gelijk te stemmen. Het is duidelijk, het staat zeer laag, we moeten daar vooruit. We moeten daar sterke keuzes maken om te zorgen dat het morgen vooruit kan.
Ik begrijp de opmerking, minister, op de vraag van collega Schauvliege, dat een analyse vertragend kan werken. Ik verwacht wel dat we daar in de diepte gaan, en dat dit goed bekeken wordt. U was zelf verbaasd dat het fusietraject zoveel impact had. U had dat anders ingeschat in uw eerste antwoord, als ik me niet vergis.
Ik had niet de intentie om te zeggen dat dat mij verbaasd heeft. We wisten dat dat een zekere impact zou hebben. Dat is onvermijdelijk.
Goed, de vraag van collega Schauvliege is wel terecht. Gaat het over die bouwgronden? Dat moeten we echt in detail bekijken. De beslissing over de werkingsgebieden gebeurt nu in de gemeenteraad, maar wat is heel het inhoudelijk beleid rond de woonmaatschappijen? Als we dat allemaal moeten versterken en meer moeten bouwen, wanneer gaat u aan de gemeenten vragen om meer inhoudelijk vooruit te gaan? Dat is vandaag geen voorwaarde. Ik mag hopen dat dat volgt in het verdere traject.
Over creatieve metaforen en uitdrukkingen gesproken: ik ben blij dat mevrouw Smeyers toegeeft dat uw beleid een beetje in de shit zit – zo heb ik het toch begrepen, met die beschrijving. Ik vind het jammer dat u die metafoor gebruikt van ‘rijden met slechte banden’. Heel veel SHM’s presteren zeer goed. Ik vind dat niet het meest respectvolle. U spreekt van ‘snel een pitsstop doen’ om opnieuw te kunnen racen. Het is wel een race waarin u al een keer of zes gedubbeld bent. Het is een echte inhaalrace.
Die pitsstop, dat is een pitsstop waarover u hebt beslist. En daarnet vroeg u eerst uitstel voor een traject. Ik denk dat u ook niet volledig vat wat zo'n traject allemaal behelst. Een wachtlijst ineenschuiven … Ik heb zelf een fusie met drie woonmaatschappijen gedaan. Dat is nog altijd een parallelle zaak. Dat vraagt heel veel tijd.
Nu, u hebt beslist – in tijden dat we de langste wachtlijst ooit hebben – om dit traject erin te steken. En die keuze versta ik nog altijd niet goed. Ik aanvaard dat u ze neemt. Laat ons dat nu als een opportuniteit beschouwen om beter te bouwen. Maar goed, laat ons eerlijk zijn: dit is in het regeerakkoord gekomen omdat ze dat in Mechelen een goed idee vinden. En dat vind ik wat schrijnend aan uw woonbeleid: we hebben kleine lokale ideetjes en we gaan dat eens over heel Vlaanderen toepassen. Dat is geen goede manier van besturen. En ik denk dat we daar binnenkort met miserie zullen zitten. Dat geef ik u op een blaadje. Maar we zullen het blijven opvolgen.
U zegt: ‘Dat is mijn balans.’ Ik denk dat uw balans negatief overhelt. Ik heb het dan over uw balans van uw daadkracht als minister. Ik zal er blijven op hameren, minister: ik wil die vooruitgang zien, want – ik heb het al eerder gezegd – de doorlooptijd is lang. Maar plots, binnen vijf jaar, zal het dan een probleem zijn. En dan moeten we allemaal zeggen: dat komt door de beslissing van toen, hoe konden ze dat toen niet doorhebben et cetera? Dat is een scenario dat ik, dat de Vooruitfractie, absoluut wil vermijden. Ik kan enkel concluderen dat dit woonbeleid verkeerd in elkaar zit. Als we zien dat de prijzen op de private huurmarkt meer stijgen dan de inflatie, en die lage inkomens zaten al op de limiet op die markt, dan moet het doel zijn om extra sociale woningen te realiseren. En u zei daarnet: ‘Leg het maar uit aan dat ene gezin op de wachtlijst.’ Maar het echte probleem is dat er te weinig sociale woningen zijn en dat daardoor kwetsbare mensen tegen nog kwetsbaardere mensen worden uitgespeeld. Dat is voor niemand goed, en daar willen we van af door in te zetten op dat bouwprogramma.
Ik sluit af. U verwijst naar die 15 procent. Ik denk trouwens dat Gent, Hamme en Schelle tegen het eind van deze legislatuur boven de 15 procent zullen zitten, volgens de cijfers die ik heb. Maar dat zijn cijfers die bij uw kabinet zijn opgevraagd; dus dat zal wel kloppen, hoop ik dan. Maar u hebt niets gezegd over de gemeenten die hun best niet doen. U hebt geprobeerd dat een beetje te relativeren. Daar gebeurt niets. En daar zien we ook echt geen vooruitgang. We zullen het allemaal samen moeten doen of het zal niet lukken. Het is geen wonder dat, wanneer er op deze manier wordt bestuurd, dat geld blijft liggen. Daarom vraag ik u opnieuw: pas uw beleid aan, ga met die gemeenten aan de slag. Uw mouwen zijn al opgestroopt. Maar alstublieft, ga op het terrein, want wij hebben u daar nodig om dat erdoor te kunnen krijgen. Absoluut. En we kunnen ons niet blijven blindstaren op dat huidige BSO, dat niet ambitieus genoeg is en dat we niet eens zullen halen. Breng ons alstublieft een plan om dit geld om te zetten in stenen, in de realisatie van sociale huurwoningen. Het is zó nodig.
Het is het belangrijkste in deze legislatuur voor mijn fractie in de commissie Wonen en ik zal erop blijven hameren. Ik hoop dat er binnenkort beterschap komt, maar voorlopig zie ik het jammer genoeg niet.
De interpellatie en de vraag om uitleg zijn afgehandeld.