Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Van Rooy heeft het woord.
We hadden een natte zomer dit jaar. Minister Demir, u hebt nogmaals duidelijk gemaakt dat bouwen in overstromingsgebied een probleem is dat dringend aangepakt moet worden. U nam een duidelijke positie in het dossier in: bouwen in overstromingsgevoelig gebied kan niet meer. U riep lokale besturen op niet langer bouwvergunningen af te leveren in gebieden waarvan duidelijk is dat ze gevoelig zijn voor overstromingen. U stelde alle steden en gemeenten gevraagd te hebben om heel goed te kijken waar men nog wil bouwen. Meer zelfs, de Vlaamse Regering zou systematisch in beroep gaan bij vergunningen afgeleverd door lokale besturen indien de watertoets negatief is.
Minister, u zult ook 1600 hectare grond laten uitdoven. Het gaat dan om gronden in woongebieden, industriegebieden of recreatiegebieden waarover nu nog twijfel bestaat of ze bebouwd kunnen worden of niet, maar die in overstromingsgevoelig gebied liggen. Hiervoor zult u 15 miljoen euro vrijmaken.
Tijdens een uitzending van Terzake op 4 augustus beweerde u in het kader van de discussie omtrent bouwen in overstromingsgevoelig gebied dat mensen wier bouwvergunning geweigerd wordt, geen recht op compensatie hebben. Dat zorgde voor heel wat onzekerheid en onvrede bij eigenaars van bouwgronden. De woordvoerder van minister Demir verduidelijkte later dat wat eventuele compensatie betreft, er een onderscheid gemaakt moet worden tussen een projectontwikkelaar en individuele gezinnen die te goeder trouw op een stuk bouwgrond in overstromingsgebied planden te bouwen.
Minister, u kondigde aan samen te zullen zitten met de lokale besturen in het kader van deze discussie omtrent het afleveren van bouwvergunningen in overstromingsgevoelig gebied. Is dat ondertussen reeds gebeurd? Zo ja, wanneer, en wat was de uitkomst van dit overleg? Welke input ontving u van de lokale besturen inzake een correct vergoedingsbeleid?
Plant u de komende weken en maanden nog verder overleg te plegen met de lokale besturen? Zo ja, wanneer, en wat zal daar besproken worden? Zo niet, waarom niet?
Vindt u het systematisch in beroep gaan bij door lokale besturen afgeleverde vergunningen met een negatieve watertoets een effectieve en efficiënte werkwijze? Zal dit bijvoorbeeld niet leiden tot oeverloos en soms tevergeefs procederen? Is het in dat verband volgens u geen betere optie dat de Vlaamse Regering hier zelf het heft in eigen handen neemt en deze materie decretaal regelt?
Er bestaat ook heel wat discussie over welk bestuursniveau het best geplaatst is om de eventuele compensatie voor eigenaars van niet langer bebouwbare bouwgronden in overstromingsgebied uit te betalen. Wat is uw visie hieromtrent, en is er al berekend wat het geschatte totaalbedrag aan vergoedingen zou kunnen zijn voor niet langer bebouwbare bouwgronden in overstromingsgebied?
Door sommigen wordt gevreesd dat het vergoedingenbeleid – en bij uitbreiding de hele discussie omtrent de zogenaamde bouwshift, de betonstop – zou uitdraaien op een ‘jackpot voor projectontwikkelaars’. Welke voorstellen plant u om dit te verhinderen en wanneer mogen we die verwachten?
Minister Demir heeft het woord.
Ik heb deze zomer inderdaad heel veel lokale mandatarissen gesproken en ook veel vragen gekregen om bouwen in overstromingsgevoelig gebied verder aan te pakken. Bijna iedereen is het er wel over eens dat we moeten stoppen met bouwen in gebieden die frequent kunnen overstromen. Ook andere risico’s van de klimaatverandering willen de lokale besturen aangepakt zien. Ik denk bijvoorbeeld aan de woningen die te maken hebben met verzakkingen door verdroging van de ondergrond.
Mijn administratie is door verschillende dossiers aan het gaan. Heel concreet heeft mijn administratie mij gewezen op een dossier van een jong koppel dat vijf jaar geleden van de stad een vergunning kreeg om te bouwen in een overstromingsgevoelig gebied, in de veronderstelling dat die ene woning er ook nog wel bij kan. Al driemaal is die woning onder water gelopen op vijf jaar tijd. Ik moet u niet vertellen dat dat niet kan.
De steeds extremer wordende weersomstandigheden met hevige regenbuien en de blijvende toename van verharding zorgen ervoor dat de kans op wateroverlast steeds toeneemt. Het gros van de vergunningen wordt verleend door de gemeenten, en de deputatie in beroep. Zij hebben dus een grote verantwoordelijkheid. Ik heb hen er deze zomer dan ook meermaals op gewezen om de watertoets grondig en correct toe te passen bij elk dossier. Dat is geen vrijblijvend instrument. Ik verwacht grondig afgewogen beslissingen, die rekening houden met de risico’s, zoals experten die vandaag kunnen inschatten. Ik verwacht ook dat de regelgeving en de omzendbrieven daaromtrent worden toegepast. Ik heb ook de adviesinstanties in het kader van die watertoets gewezen op het belang van hun advies. En daarbij moeten zij het hele plaatje bekijken. De komende weken en maanden blijf ik ook luisteren naar de voorstellen van de lokale besturen om de problematiek aan te pakken.
Als ik of mijn administratie vaststel dat sommige lokale besturen en provincies de watertoets niet correct toepassen, waardoor we bij de volgende overstroming de schadefactuur voor de volledige samenleving kunnen zien verhogen, vind ik wel dat een beroep volledig terecht is. Zoals u weet, voorziet het decreet Integraal Waterbeleid geen algemene bouwstop of bouwverbod. Elke vergunning dient de watertoets te doorstaan. Een algemeen decretaal bouwverbod invoeren behoort tot de mogelijkheden die ik verder zal onderzoeken in het kader van de bouwshift en het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Zoals u weet is daar een taskforce met verschillende experten mee bezig. Ik verwacht daar in de loop van de komende maanden een eerste verslag van.
We zullen ook bepaalde gebieden herbestemmen via ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). We zijn hier in Vlaanderen trouwens al mee bezig, net als de lokale besturen. En we zullen ook de watergevoelige openruimtegebieden (WORG’s) aanduiden. Daar is ook een budget van bijna 16 miljoen euro voor voorzien om over te gaan tot compensatie.
Wat individuele percelen betreft, is een herbestemming mijns inziens niet aan de orde. Daar speelt de watertoets. En ik hoop dat iedereen daarbij zijn verantwoordelijkheid neemt: de adviesinstanties, vergunningverlenende overheden, maar ook de notarissen, architecten en bouwfirma’s. Als je weet dat een bepaald perceel overstromingsgevoelig is, moet je de kopers daarvan op de hoogte brengen. Op die manier kunnen we problemen in de toekomst vermijden. Ook voor het correct op de hoogte brengen van kopers over percelen, zeker in overstromingsgevoelige gebieden, hebben we voor het zomerreces een bindende richtlijn genomen. Die zal onder meer naar notarissen gaan, naar verkopers, enzovoort.
Als een perceel grond van bestemming wijzigt via een RUP, treedt natuurlijk de planschaderegeling in werking, bijvoorbeeld indien woongebied omgezet wordt in bos- of natuurgebied. Eigenaars hebben dan, binnen de decretale voorwaarden, recht op een zekere compensatie. Over hoeveel dit moet zijn in de toekomst, ga ik me niet uitspreken. Ik verwacht van de taskforce Bouwshift een duidelijk zicht te krijgen op de werkelijke kosten van de vergoedingen voor deze problematiek tussen nu en 2040. Zodra dat er is, kunnen we hier in het parlement het instrumentendecreet opnieuw bespreken.
Maar dat is natuurlijk iets anders dan een schadevergoeding geven aan iemand die geen vergunning krijgt voor zijn project. Als iemand een perceel in woongebied heeft en hij krijgt geen vergunning voor bijvoorbeeld 50 appartementen, omdat het te hoog is of te veel verkeer genereert, moet daar dan ook een schadevergoeding betaald worden? Ik denk van niet. Ik zie ook niet waarom. Er bestaat immers niet zoiets als een absoluut bouwrecht om zomaar te bouwen wat en waar je zin in hebt. Dat is net de bedoeling van een vergunningsaanvraag. Die kan soms eens negatief uitdraaien. Die kan negatief zijn vanwege mobiliteit, milieuhinder, of omdat er te veel andere inbreuken zijn. Dat zijn allemaal elementen om een aanvraag op af te toetsen. De watertoets is ook een decretale weigeringsgrond, zo staat letterlijk in het decreet: een vergunning moet geweigerd worden als ze de watertoets niet doorstaat. Dat is een decreet dat in het parlement is goedgekeurd, dus ik zou ook graag willen dat dat wordt toegepast. Zo niet, vraag ik mij af waarom we regels hebben in dit land.
Als men een gebouw wil optrekken in effectief overstromingsgevoelig gebied, dan is het mijns inziens normaal dat dat geweigerd wordt, overeenkomstig het decreet. En een geweigerde vergunning geeft niet automatisch recht op een vergoeding. Er zijn heel wat gronden in Vlaanderen die al decennia gelegen zijn in overstromingsgevoelig gebied. Misschien net daarom zijn ze gelukkig tot op vandaag ook onbebouwd gebleven. Iemand die daar een vergunning aanvraagt, moet niet verwonderd zijn als men de vergunning achteraf niet krijgt, omdat ze de watertoets niet doorstaat.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister.
Kunt u alstublieft nog wat meer toelichting geven over het overleg dat u hebt met de lokale besturen? Wat is uw algemeen gevoel daarbij en wat is eigenlijk de teneur bij die lokale besturen over de watertoets en het al dan niet verlenen van vergunningen? Hebt u daar een goed gevoel over? Hebt u daar vertrouwen in? Als ik u hoor zeggen dat u onderzoekt om het decretaal te regelen, lijkt dat er toch op te duiden dat u het wel wenselijk zou vinden om dat in eigen handen te nemen.
Ten tweede sprak u over 16 miljoen euro. Hoe is dat precies berekend? Hoe komt u aan die 16 miljoen euro?
En misschien tot slot, heel concreet over het dossier in Ekeren, u wel bekend, dat ook in die Terzake-aflevering zat. Wat is eigenlijk uw visie op dat concrete dossier? Als ik die projectontwikkelaar bezig hoor, dan zegt die eigenlijk: met ons zal het hier beter worden, want wij voorzien een bufferbekken – dat is nu opgenomen in de plannen – van zoveel kubieke meter water; dus als wij hier mogen bouwen, inclusief dat bufferbekken, zullen hier minder of zelfs geen overstromingen zijn. Wat is uw visie daarop? Vindt u dat realistisch?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, we hebben allemaal de overstromingen afgelopen zomer gezien. We weten hoe erg dat is en we mogen van geluk spreken dat Vlaanderen er nog zo goed van afgekomen is, want het had veel erger gekund. We weten dat we in de toekomst de kans lopen dat het veel erger wordt. De vorige Vlaamse Regering heeft een regeling voor watergevoelige openruimtegebieden klaargemaakt om in te voeren. We zijn twee jaar verder en er is geen enkele stap verdergezet om die regeling ook effectief in te voeren.
Mijn vraag is heel concreet, minister. U wacht op het Instrumentendecreet, maar de discussie over die vergoeding zit in het slop, die verloopt heel moeilijk. Jullie zijn er nog lang niet, maar jullie willen die vergoeding opdrijven. Zullen jullie daar effectief op wachten of gaan we die watergevoelige openruimtegebieden onmiddellijk aanduiden, zodanig dat we zeker zijn dat daar niet opnieuw bebouwd wordt? Want wat u nu doet, is de last doorschuiven naar de lokale besturen. Hen wijzen op hun verantwoordelijkheid is op zich goed, maar u zorgt er ook voor dat daar geen compensatie tegenover staat, want u neemt uw eigen verantwoordelijkheid niet. U schuift het allemaal weg, u duwt het allemaal weg. Mijn vraag is dus: wanneer zult u die watergevoelige openruimtegebieden effectief aanduiden? Ons pleidooi is vooral om niet te wachten op dat Instrumentendecreet en om de regels die nu al klaarliggen ter implementatie, ook effectief te implementeren, in plaats van dossiertje per dossiertje te reageren en uiteindelijk geen structurele oplossing te bieden.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Over het doel denk ik dat iedereen het wel eens is, en de gevolgen van de klimaatverandering die we deze zomer gezien hebben, waren desastreus. Iedereen beseft dus dat men in bepaalde gebieden niet meer zal kunnen bouwen. Als men dan alleen praat over overstromingsgevoelige gebieden, moeten we toch een beetje opletten. De meeste van onze kernen zijn ontstaan rond rivieren. Hoever ga je dus terug in de tijd om een overstromingsgevoelig gebied aan te merken? Of gaan we vanaf nu in Voeren centrum geen enkele bouwvergunning meer afleveren omdat de Voer deze zomer overstroomd is? U zei deze zomer dat u tegen elke vergunning afgeleverd in een overstromingsgevoelig gebied in beroep zult gaan. Ik hoorde vandaag iets meer nuance omdat dat natuurlijk ook niet zo evident is. Aan de watertoets kan ook voldaan worden door bijvoorbeeld beperkingen in de bouwvergunning op te leggen: geen kelder uitgraven, bouwen op palen enzovoort. Dat maakt dat die vergunning wel degelijk correct en binnen de watertoets wordt afgeleverd en niet noodzakelijk een beroep van de Vlaamse overheid vergt, neem ik aan. Misschien kunt u even bevestigen dat u toch selecteert in de beroepen die u aangaat en niet tegen elke vergunning in zo’n gebied in beroep gaat. Want dan zou ik ook wel eens willen weten hoeveel extra geld daartegenover staat.
En hoe denkt u over het onderscheid tussen ontwikkelaars en particulieren in het kader van het non-discriminatiebeginsel, waar we toch wat slechte ervaringen in hebben sinds het zonnepanelendossier? Hoe denkt u dat onderscheid te kunnen maken?
En ten slotte, het voorbeeld van het jonge gezin dat u aanhaalde is natuurlijk heel interessant en het is vooral heel jammer dat men daarmee geconfronteerd wordt. Als u zegt dat het niet is omdat je bouwgrond gekocht hebt, dat je ook een vergunning moet krijgen, dan hadden die mensen dus, laat ons zeggen, 100.000 tot 120.000 euro uitgegeven voor een stuk grond waarop ze nooit hadden mogen bouwen, of toch minstens een beroep van de Vlaamse overheid hadden mogen verwachten zonder dat er een vergunning tegenover stond, want als die vergunning geweigerd wordt, geeft dat natuurlijk geen recht op schadevergoeding. Als dat systematisch gebeurt, mag ik toch hopen dat die mensen daarvoor enige vorm van compensatie krijgen, wat mij betreft de marktwaarde en wat u betreft, mevrouw Schauvliege, liever helemaal niets. Maar het gaat er wel om dat voor mij die mensen, als dat slechte grond is om op te bouwen, minstens gecompenseerd worden en hun toekomst elders kunnen vormgeven. Ik denk dat dat wel noodzakelijk is. Hoe kijkt u in dat concrete geval naar schadevergoedingen of planschadevergoedingen?
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Collega’s, ik wil mij namens onze fractie ook graag aansluiten bij deze vraag.
Collega Van Rooy heeft vele vragen over dit thema gesteld, vele collega’s zijn ook tussengekomen. Het is inderdaad een zeer belangrijk en actueel thema dat veel reacties oproept. Ik wil toch even reageren. Het gaat hier over compensatie van niet toegekende vergunningen. Maar als we de beelden zien die we deze zomer gezien hebben, is de schade die dat met zich meebrengt net wat we willen vermijden. Het standpunt van de minister, dat ze zo duidelijk stelt en waar wij ten volle achter staan, is dat we dat niet meer gaan doen, want dat is je eigen miserie organiseren.
Ik wil het misschien nog kort hebben over het niet toekennen van een vergunning en dan het eisen of afdwingen van een recht op compensatie. Een vergunning is altijd voor een bepaald project met een bepaald bouwprogramma of bepaalde bouwwijze. Die watertoets is eigenlijk een interessant instrument waardoor je kunt zien of dat project dat in overstromingsgevoelig gebied ligt, al dan niet effectief vergunbaar is. Het kan heel goed zijn dat een stuk grond bijvoorbeeld wel bebouwbaar is voor een grondgebonden woning zonder kelder en met nog veel onverharde oppervlakte waar het water kan infiltreren, maar niet voor een groot project met ondergrondse parkeergarages en dergelijke meer. Dus daar speelt de compensatie dan niet, want de bestemming van de grond is niet gewijzigd. Er kan een bouwvergunning afgeleverd worden, maar wel een die voldoet aan de bepalingen van de watertoets.
Minister, ik had eigenlijk dit als bijkomende vraag. U had ooit eens aangekondigd dat we die kaarten misschien eens moeten herzien of duidelijker maken: effectief overstromingsgevoelig, frequent overstromingsgevoelig, mogelijk overstromingsgevoelig. Hoever staat het eigenlijk met uw plannen daarrond?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit mij graag aan bij de vraagstelling. Minister, ik heb u ook net voor de zomer, nog voor we geconfronteerd werden met de afschuwelijke beelden die we deze zomer gezien hebben en ook met de problemen in Vlaanderen, de vraag gesteld wat de stand van zaken was rond de signaalgebieden en de keuzes en mogelijkheden die Vlaanderen zelf heeft om een aantal harde bestemmingen die in overstromingsgevoelig gebied liggen, in één keer een oplossing aan te bieden en duidelijk te stellen naar het lokale bestuur dat die gebieden ook niet bebouwbaar zouden zijn in de toekomst, of onder welke voorwaarden. U geeft ook aan dat u ook met de bouwshift zit, dat u ook rond de beleidskaders initiatieven wilt nemen en dat u wacht op de taskforce die de komende maanden een eerste tussentijds rapport zou brengen. Anderzijds meende ik voor de zomer begrepen te hebben dat er in november een definitief rapport zou liggen. Kunt u daar iets concreter rond zijn, rond die timing? Want ik denk dat het goed zou zijn dat we daar vooruit mee kunnen.
Voor alle duidelijkheid, collega’s die daaraan zouden twijfelen, ik denk dat niemand discussieert over de doelstelling, maar wel de wijze waarop we naar een aantal dingen toe werken. Ik denk zeker dat het instrument signaalgebieden ook een belangrijk gegeven is om op in te zetten.
Er is een tweede punt wat uw antwoord betreft waarover ik graag wat duidelijkheid zou hebben. U sprak over individuele herbestemmingen. Dat is niet de bedoeling, meende ik begrepen te hebben, tenzij ik u verkeerd begrepen heb. Maar u gaf, denk ik, aan dat individuele herbestemmingen niet de bedoeling zouden zijn. Maar dan stel ik mij omgekeerd wel de volgende vraag. U zegt dat de watertoets geldt. Het klopt natuurlijk bij de beoordeling van de vergunning dat de watertoets het instrument is om te oordelen of een grond waterziek of niet waterziek is en al dan niet bebouwd kan worden. Maar dan stellen dat we geen individuele herbestemmingen gaan doen, daar leid ik precies uit af dat u ook niet de mogelijkheid voorziet tot eventuele compensaties. Ik zeg niet dat die bouwgrond bebouwbaar moet zijn voor een appartement, maar het is wel bouwgrond, ofwel niet meer bebouwbare grond. Begrijp ik dat goed of ziet u daar nog andere mogelijkheden, als u niet via een herbestemming werkt en met andere woorden de planschade niet van toepassing zou worden, om die eigenaars toch te compenseren? Mij lijkt het wel dat die ook recht hebben op een correcte schadevergoeding, zijnde inderdaad de marktwaarde van hun grond die weggenomen wordt.
Ten derde heb ik heel concreet een vraag wat betreft de watertoetskaarten en de toepassing van kaarten. U stelt heel terecht bij het begin van uw antwoord dat dé toetsing de watertoets is. Ik denk dat dat hier al jaren duidelijk en scherp gesteld wordt. Onze administraties leveren daar ook de nodige adviezen voor. Zowel vanuit de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), maar eveneens vanuit andere waterloopbeheerders levert men op een zeer goede en correcte manier adviezen aan om daarmee aan de slag te gaan, zodat lokale besturen gewezen worden op wat het effect is van de watertoets of van het water op dat specifieke gebied of perceel. Nu heb ik moeten vaststellen, minister, bij de beroepen die u deze zomer hebt ingesteld, dat er lokale besturen zijn die zich ook volledig baseren op de adviezen die zij aangeleverd kregen, onder andere van de Vlaamse overheid, onder andere van de VMM, die zich gebaseerd hebben op de watertoetskaarten, die positief waren, en waar het bestuur ook een vergunning afgeleverd heeft, maar waar de leidend ambtenaar in beroep is gegaan. Als ik dan diepgaander kijk, moet ik vaststellen dat dat dan onder andere op basis van de pluviale overstromingskaart is. Het is natuurlijk ongelooflijk belangrijk dat lokale besturen precies weten op welk materiaal zij zich kunnen baseren en, als er adviezen worden afgeleverd, dat zij ook kunnen rekenen op die adviezen. Ik was echt een beetje verbaasd om te moeten vaststellen dat, als Vlaanderen op alle vlakken positief is en een bestuur dat volgt, er dan door de leidend ambtenaar toch in beroep gegaan wordt. Minister, welke kaarten zijn het nu waarmee men rekening moet houden? Vanwaar komen ineens die pluviale overstromingskaarten? Op welke manier is er gecommuniceerd naar lokale besturen, naar waterloopbeheerders, dat zij effectief rekening moeten houden met die kaarten? Of welk gewicht heeft dat? Moet daar ergens een decretale beslissing zijn, moet daar ergens een regeringsbeslissing zijn om te weten op basis van welke kaarten men moet beslissen? Dat heeft natuurlijk wel zware gevolgen. Graag had ik daar meer duidelijkheid over.
De heer Pieters heeft het woord.
Dit zijn allemaal terechte vragen over het grondwater en het waterbeleid en de wateroverlast. Maar u had het daarstraks ook even over het Instrumentendecreet; ook de collega had het over het Instrumentendecreet. We zitten daar al een hele tijd op te wachten. Ik wil het onderwerp misschien iets uitbreiden naar natuurgebieden. Dit is al zo moeilijk, hoe gaat u dat dan aanpakken om het Instrumentendecreet ook volledig voor te leggen aan ons? U hebt bijvoorbeeld in Maasmechelen een industrieterrein zo omschreven dat dit een uitdovingsbeleid is. Dat wil zeggen dat die bedrijven daar op termijn weg moeten. Dat ligt ook naast het Nationaal Park. Maar als we iets verder gaan, komt u in de gemeente van uw collega-minister Peeters. Daar liggen twee grote wijken, Klein Homo en Groot Homo – sorry, zo heten ze nu eenmaal. Dat zijn honderden gebouwen die daar destijds neergezet zijn voor, laat het mij maar omschrijven als grootgeldgewin. Gaat u er dan in dat Instrumentendecreet voor zorgen dat er bijvoorbeeld daar ook een uitdovingsbeleid is of niet? Hoe gaat u daar dan mee om? Als u ons dat Instrumentendecreet voorlegt – we hebben het al een paar keer voorgelegd gekregen, maar het is elke keer ingetrokken –, wanneer gaan we het dan krijgen?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u voor de vele vragen.
Collega Pieters, ik ga niet in op de terreinen waar u naar verwees. Sta mij toe dat ik niet elk lokaal dossier heel goed ken. Het zou ook raar zijn mocht dat het geval zijn.
Collega Rombouts, en alle collega’s, al jaren staat inderdaad in de codex dat de vergunning geweigerd moet worden als het project de watertoets niet doorstaat. Daar is nooit een compensatie voor geweest. Dat staat ook niet in het decreet. Als jullie nu allemaal vinden dat daar een compensatie tegenover moet staan, dan moeten we het decreet gewoon gaan wijzigen. Dat staat daar dus niet in. Ik wil het gewoon duidelijk stellen. Ik zeg niet dat u dat hebt gezegd, maar ik lees gewoon voor wat er in het decreet staat. Daar wordt geen melding gemaakt van compensatie, net zoals er geen compensatie is voor iemand die geen vergunning krijgt voor een appartement of voor een stal of voor een functiewijziging in de open ruimte. Het klopt wel – en daar heeft collega Rombouts gelijk in – dat de adviesinstanties het best met één stem moeten spreken.
De kaarten die nu bestaan, zijn achterhaald en zullen binnenkort worden aangepast. Hiervoor is een ministerieel besluit nodig. Daar werken we ook aan. Die kaarten worden aangepast en er wordt intussen ook gewerkt aan alle adviesinstanties om te zeggen welke de kaarten zijn waar we op gaan werken, en ook de nieuwe inzichten. De risicozones zijn gekend, maar de kansen op overstromingen zijn wel toegenomen, overstromingen hoog of laag. Ik stel wel vast dat de adviesinstanties nog te veel op eilandjes werken en een advies geven op slechts één deelaspect, bijvoorbeeld grondwater of regenwater of oppervlaktewater. Ik heb dus ook aan hen gevraagd om dit meer integraal te doen. Dat kwam ook in het gesprek met de lokale besturen naar voren. Zij gaven zelf ook aan dat het het beste is dat de adviezen op elkaar afgestemd zijn, dat het niet alleen over één bepaald deelaspect gaat, maar dat het wel ruimer wordt bekeken. De gemeenten vragen ook dat we daar duidelijkheid over geven. De gemeenten stellen ook vast – dat zeiden ze ook in hun gesprek – dat ze soms een beetje moedeloos worden omdat ze soms effectief naar een weigering gaan wegens die watertoets, maar dat ze dan zien dat de deputatie toch vergunt. Dat accordeert dus ook niet altijd. Daarom – en dat is een van de grote conclusies – moeten we toch zien dat we goed samenwerken met de adviesinstanties en ook met de lokale besturen.
In het concreet dossier Hoekakker in Ekeren zijn procedures lopende, zoals u weet, collega Van Rooy. Ik ga daar dus op dit moment geen uitspraak over doen in deze commissievergadering. Maar zodra de procedures ten einde zijn, zal ik dit dossier ook wel van dichtbij bekijken en het nodige doen wat gedaan moet worden.
Als we gronden herbestemmen, doen we dat – zoals jullie weten – niet in één keer. Ik heb bijvoorbeeld in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Demervallei al verschillende stukken grond herbestemd en dan zijn er kosten van planschade en wordt dat ook betaald. Dat is een kwestie van dat per herbestemming te doen. Meestal gaat dat dan over grote gebieden.
Wat de schadevergoeding bij herbestemming betreft – dat was de vraag van collega Coenegrachts –: het is niet zo dat je een schadevergoeding moet krijgen als je geen vergunning ontvangt. Ik denk dat we het daarover eens zijn. We weten allemaal dat dat voor watergevoelig openruimtegebied ongeveer 1800 hectaren gronden in overstromingsgebied waren, als ik mij niet vergis. Daar is dan die 16 miljoen euro voor uitgetrokken. Dat is een raming, voor alle duidelijkheid. Ook dat zal nog naar het parlement komen. De afspraak was in de regering dat we eerst het Instrumentendecreet doen en vervolgens onmiddellijk WORG-gebieden aanduiden. Maar dat is nog maar een eerste stap. Het is goed dat de regering daar nu al een bepaald bedrag voor voorziet, voor die eerste 1800 hectaren, maar we gaan daar voort in moeten doen. Als ik mij niet vergis, als we 10.000 hectare gaan moeten bestemmen, is dat nog maal vijf. Dat betekent dat we de komende legislatuur daar wel nog verdere stappen in moeten gaan zetten. Daarom wacht ik ook op de berekeningen van die taskforce. Ik denk dat het goed is dat we dat gedaan hebben. Daar zitten ook allerlei specialisten in, ook mensen van de Nationale Bank. Ik denk dat dat ook goed is in het kader van het Instrumentendecreet. Zodra zij hun werk afgerond hebben – nogmaals, het zal een kwestie zijn van een aantal weken of maanden – zullen we daar ook over beslissen. Als ik mij niet vergis, hebben ze eind september al een eerste deelstudie beloofd. Het gaat dus zowel over de kostprijs als de instrumenten om de bouwshift te realiseren, zodat we ook kunnen plannen richting 2040, namelijk 0 hectare inname. Eind september, dat is dus een kwestie van nog een paar weken voor die eerste deelstudies.
Collega De Coninck heeft ook gevraagd naar de vereenvoudiging in het systeem, waarbij we inderdaad het onderscheid tussen effectief en mogelijk overstromingsgevoelig moeten wegwerken. Dat vereist een decretale aanpassing. Dat is ook nodig en daar zijn we mee bezig. Dat zal ook eerstdaags in het parlement voorgelegd worden. We zijn er dus nog niet, er is nog heel wat werk aan de winkel.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dat volstaat voor mij. Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.