Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik heb deze vraag ingediend toen de Olympische Spelen net ten einde liepen. Het zijn Olympische Spelen die ongetwijfeld de geschiedenisboeken zullen ingaan vanwege de coronaomstandigheden, maar ook vanwege veel positief nieuws voor ons land en voor onze regio.
Drie gouden medailles, één zilveren en drie bronzen, zeven in totaal: dat is voor België het beste resultaat sinds 1948. Bovendien hebben we ook een hele resem Olympische diploma’s, maar ook jammer genoeg zeven vierde plaatsen: net niet. Het is een zeer verdienstelijk resultaat. We moeten toch respect hebben voor de moeilijke omstandigheden, voor de verstoorde voorbereiding. Ook het uitstellen van de Spelen had een impact, net zoals de klimatologische omstandigheden en het tijdsverschil. Ik denk dat we trots mogen zijn op het resultaat en op de prestaties van onze topsporters.
Met het afsluiten van de Olympische Spelen zetten we ook, weliswaar met een jaartje vertraging, een punt achter de Olympische cyclus 2016-2020 – 2021 dus – en ook achter het Topsportactieplan IV. We zijn nu op weg naar Parijs met Topsportactieplan V.
U stelde ooit, minister, dat zes medailles voor Vlaamse atleten het doel was. Als we vriendelijk kijken naar de ploegsporten, dan zijn we daar inderdaad. En we gaan er ten opzichte van Rio 2016 ook op vooruit. We zijn zeer erkentelijk, vooral voor de topsporters zelf en voor de prestaties die ze hebben geleverd, de voorbereiding en de energie die daarin is gestoken. Maar we mogen het beleid daar niet helemaal buiten laten. En dan denk ik dat we ook even mogen kijken naar collega Muyters, die natuurlijk het Topsportactieplan IV op poten heeft gezet.
Minister, hoe evalueert u zelf onze prestaties op de Olympische Spelen van Tokio? Welke positieve elementen uit het Topsportactieplan IV onthoudt u en wijst u aan als doorslaggevend?
In hoeverre bent u van oordeel dat de acties uit dat plan hebben bijgedragen tot het creëren van de juiste randvoorwaarden om topsporters in staat te stellen om deze prestaties te leveren? Wat zou u eventueel bijsturen aan het Actieplan V om de prestaties en de trajectrichting Parijs 2014 nog gemakkelijker en nog beter te kunnen maken?
Minister Weyts heeft het woord.
Met zeven medailles en negentien topachtplaatsen kunnen we toch wel zeggen dat Tokio 2020, maar dan in 2021, een van de meest succesvolle Olympische Spelen is geweest. De Vlaamse topsporters waren daar vooral voor verantwoordelijk, of toch minstens deels. Zij zijn verantwoordelijk voor zes van die zeven medailles en zeventien van de negentien overige topachtplaatsen. Er werden heel veel persoonlijke records verbeterd, en ook heel veel Belgische records, wat een heel goede indicatie is van het prestatieniveau. Ook op de Paralympische Spelen werden de verwachtingen meer dan ingelost, met vijftien medailles. De balans is dan ook overwegend positief. Ik sluit mij aan bij uw woorden van appreciatie en fierheid ten aanzien van de prestaties van onze topsporters, ook nog eens gelet op de toch wel aparte omstandigheden.
Als we de volledige olympiade van Tokio, van 2017 tot 2021, overschouwen, dan zien we een aanzienlijke stijging van het aantal medailles en topachtplaatsen die behaald werden door Vlaamse topsporters in internationale competities, dus niet alleen de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen, maar ook de EK’s en WK’s nemen we er dan even bij. Dat vertaalt zich in een verdubbeling van het aantal behaalde punten in onze topsportindex. We kennen altijd een bepaalde score toe aan een podiumplaats of een topachtplaats. Als je dat vergelijkt met de vorige olympiade, zitten we in de totaalscore met een verdubbeling.
De sportieve evaluatie van de olympiade gebeurt natuurlijk in de Stuurgroep Topsport en in de bilaterale gesprekken met de topsportfederaties, die we nu starten, nu het stof wat neergedwarreld is. We gaan dat in oktober en november doen.
In het Topsportactieplan zijn belangrijke strategische keuzes gemaakt, die we ook onverminderd zullen voortzetten in het nieuwe Topsportactieplan, het vijfde. De focus werd hoofdzakelijk verlegd naar de olympische en paralympische disciplines. Minimaal 90 procent van de beschikbare middelen gaat naar olympische disciplines. Dat is een duidelijke gefocuste keuze.
Ook in het Topsportactieplan V blijven we Vlaamse topsportfederaties structureel ondersteunen om in te zetten op talentdetectie en -ontwikkeling via ontwikkelingsprogramma’s. Dat is zelfs al goed voor meer dan een derde van de beschikbare middelen. Voor elitesporters die al een zeker niveau bereikt hebben en een realistische kans maken op top acht, spelen we korter op de bal met prestatieprogramma’s voor specifieke sportprojecten. Dat is dan goed voor 55 procent van de beschikbare middelen. Op die manier proberen we een evenwicht te bewaren tussen programma’s voor de lange en voor de korte termijn.
We streven het creëren van optimale en duurzame omstandigheden na, zodat Vlaamse topsporters maximaal kunnen excelleren in functie van hun talenten. Alle actiepunten van het Topsportactieplan IV werden integraal gerealiseerd en hebben er mede toe geleid dat de topsportcultuur in Vlaanderen is versterkt. In het nieuwe Topsportactieplan gaan we de focus nog aanscherpen op het vlak van het behalen van topsportresultaten op mondiaal niveau, met name top acht op WK en Olympische Spelen en medailles op EK in olympische disciplines en medailles op WK en Paralympische Spelen in paralympische disciplines. Voorheen lag de lat op Europese topachtplaatsen voor olympische disciplines. We leggen de lat dus wel gevoelig hoger. Met nog meer een focus op de ingeslagen weg, gaan we nog dapperder door. We gaan echt voor een topsportcultuur, waarin de beste en meest talentvolle topsporters hun talent optimaal kunnen laten renderen om de ambitieuze doelstellingen waar te maken.
We investeren in een topsportstructuur met sterk leiderschap op alle niveaus en competente trainers. Ik kan de aandacht voor de coach en de kwaliteitsvolle trainings- en wedstrijdprogramma’s, deskundige sportwetenschappelijke begeleiding en functionele trainingsinfrastructuur niet voldoende benadrukken.
Om de middelen en kennis nog efficiënter te kunnen inzetten, zullen diverse rollen worden opgenomen in de begeleiding en ondersteuning van de topsportfederaties. Afhankelijk van de situatie en de gedetecteerde noden binnen de topsportfederaties zullen Sport Vlaanderen en/of externe experts ook een begeleidende of aansturende rol opnemen.
Tot slot wil ik nog meegeven dat de internationale concurrentie toeneemt. Het aantal landen dat een topniveau bereikt, wordt steeds groter. Stilstaan is achteruitgaan. We zijn dus wel tevreden met de resultaten, maar moeten tegelijkertijd vooruit blijven kijken en gezond ambitieus blijven. Tokio was goed, maar als je ziet welke score we halen op de topsportindex en het grote aantal topachtplaatsen, waarover je enige treurnis aan de dag kunt leggen, biedt dat heel veel hoop en perspectief voor Parijs. We kunnen met gezonde ambitie zeggen dat we de lat voor de medailleambities nog hoger leggen dan voor Tokio.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik vat uw uitgebreide antwoord samen als: Tokio was goed, Parijs wordt beter. Ik ben blij met die ambitie en ook tevreden dat u spreekt van een topsportcultuur. Het gaat, zoals u zelf aangeeft, niet alleen over die sporten, maar ook over de begeleiding, de coaches, de entourage, de federaties. Het is de cultuur van ons als samenleving die daar een rol in speelt. Ik heb heel veel dingen gehoord die ons daarin zullen helpen en versterken. Dank u wel. Laat ons die ambitie volhouden. We kijken uit naar Parijs!
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, het aantal medailles op de Spelen van Tokio was inderdaad verdienstelijk. Het beleid streefde, en streeft nog steeds, naar steeds betere prestaties en meer medailles. Dat is goed. Het vooropgestelde doel werd bereikt, maar als we onze prestaties verhoudingsgewijs vergelijken met andere landen, bijvoorbeeld Nederland, wringt het soms een beetje.
Maar het is zeker niet mijn bedoeling om negatief te doen. Vlaanderen heeft wel degelijk goed gepresteerd in Tokio. De score op de topsportindex bewijst het. Het Topsportactieplan V wil voortwerken aan het ingeslagen pad richting Parijs. De ambities liggen ook hoger. Dat is goed. Wordt hierbij ook gekeken naar landen die verhoudingsgewijs beter presteren om eventuele best cases aldaar ook bij ons te implementeren?
De heer Muyters heeft het woord.
Ik sluit mij uiteraard graag aan bij de felicitaties voor de sporters, voor hun prestaties op de Olympische Spelen. Het is voor iedereen een belangrijk punt: het behalen van medailles, topachtplaatsen en olympische diploma’s. De keuze om te focussen op een aantal zaken is de enige manier om die medailles te behalen. Het is natuurlijk een keuze hoeveel middelen je inzet op topsport en hoeveel middelen je wilt inzetten op de rest van sport en op ander beleid. Als je drie of vier keer zoveel geld inzet op topsport dan vandaag, ben ik er zeker van dat je nog meer zult behalen. Het is de keuze om middelen in te zetten en een focus. Ik denk dat we na een efficiënte inzet van middelen de beste prestaties kunnen behalen met de middelen die we naar voren brengen. Er is natuurlijk altijd verbetering mogelijk.
Eén aspect is hier nog niet aan bod gekomen. Volgens mij is medailles behalen zeer belangrijk, maar dat is maar één zaak. Ook dankzij een goede sfeer kunnen we goede resultaten behalen. Denk maar aan de dame die de marathon uitloopt en ongelooflijk enthousiast reageert. Dat zal mensen aan het sporten brengen.
En uiteindelijk is het die bevruchting die we moeten hebben: topsporters die jongeren en mensen inspireren om te gaan sporten, waardoor er meer mensen gaan sporten, waardoor er meer brede sport is, waardoor er natuurlijk meer kans is op een selectie van goede mensen die naar topsport gaan. Zo krijg je een positieve cirkel. Ook dat mogen we niet vergeten. Laat ons dus niet alleen inzetten op medailles.
Iemand heeft me eens laconiek gezegd: ‘Mijnheer de minister, als je medailles wilt, dan moet je naar zeer technische sporten gaan. En kies dan voor de vrouwensport, want er zijn nog altijd veel minder vrouwen die mogen sporten in verschillende sporten dan mannen. En zo gaan we veel meer medailles halen.’ Nee, dat is niet de doelstelling. De doelstelling moet breder zijn. Medailles halen? Absoluut. Onze middelen zo efficiënt mogelijk inzetten? Absoluut. Maar toch ook de inspiratie aan jongeren bieden om aan het sporten te slaan.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Bedankt voor de vraagstelling, collega’s, maar ik zou toch willen vragen om een iets uitgebreidere bespreking te doen over het Topsportactieplan door Sport Vlaanderen. Mijn collega Maaike De Rudder had er ook al over geïnformeerd bij de commissie. We kunnen daar misschien bij de regeling der werkzaamheden verder over discussiëren. Dat lijkt me een terechte vraag, want we besteden daar heel veel overheidsgeld aan. Ik denk dat het een bredere discussie vraagt dan enkel een tussenkomst bij deze vraag om uitleg.
Ik wil collega Muyters volmondig bijtreden. We moeten keuzes maken als we middelen moeten inzetten. Alles kan maar één keer besteed worden. Maar het is vooral belangrijk om zoveel mogelijk Vlamingen in beweging te krijgen. Dat was ook de doelstelling van het regeerakkoord: zoveel mogelijk Vlamingen gezond te laten sporten. Ik denk dat een bredere gedachtewisseling daarover wel zinvol lijkt.
We zullen het agenderen in de regeling der werkzaamheden.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de laatste suggestie betreft, misschien nog dit. Ik weet niet in welke mate de commissie zich eigenlijk al heeft gebogen over het nieuwe Topsportactieplan. Nog niet? Wel, dat is eigenlijk daarvoor een goede aanleiding, want daarover gaat het uiteindelijk. Het is juist dat we kunnen blijven leren van andere landen zoals bijvoorbeeld Nederland. Wat Nederland onderscheidt is, zoals opgemerkt, nog meer investeringen, ook investeringen in heel wat nichesporten. Zij gaan duidelijk heel breed. Daar speelt uiteraard de concurrentie ook iets minder en het is daardoor verhoudingsgewijs iets makkelijker om medailles te halen dan bijvoorbeeld in de klassieke atletieknummers. Ook als je dat in perspectief neemt, staat Vlaanderen als kleine natie verhoudingsgewijs sterk in die overbevolkte disciplines. Verhoudingsgewijs maakt dat de prestaties nog indrukwekkender. Ik wil toch ook nog eens verwijzen naar de tegenslag die we soms hebben gekend. We hadden, dat moet ik erkennen, hogere verwachtingen wat medailles betreft voor wielrennen op de baan. Daar hebben we echt serieuze tegenslagen gekend bij de vrouwen, maar ook bij de mannen.
Ik wil tot slot misschien nog meegeven dat wat investeren betreft we ook een tandje bij hebben gestoken. Wat Vlaanderen betreft, investeren wij 26 miljoen euro per jaar. Dat bedrag is van 24 naar 26 gegaan. Daarbovenop komt ook nog eens een 10 miljoen euro voor topsportinfrastructuur. Dat is dus een totaalsom van 140 miljoen euro over deze regeerperiode. Dat is toch wel een aanzienlijk bedrag. Alles kan beter, toegegeven, maar ik denk dat we nu de vruchten hebben geplukt van beleidskeuzes die in het verleden zijn gemaakt. Alles wijst erop dat we bij de volgende Olympische Spelen nog meer vruchten zullen kunnen plukken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.