Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat intussen voor iedereen duidelijk is dat het meer dan vijf voor twaalf is. Het aantal mensen die langdurig uitvallen uit onze arbeidsmarkt en terugvallen op het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), blijft stijgen. We evolueren binnenkort naar de kaap van 500.000 langdurig zieken in dit land.
VDAB speelt al jarenlang, in samenwerking met het RIZIV, een sleutelrol om deze langdurig zieken te begeleiden naar werk. Er worden al een aantal jaren trajecten opgezet maar het kan meer en ongetwijfeld ook beter.
Internationale schattingen tonen aan dat 10 procent van die 500.000 mensen opnieuw onmiddellijk aan het werk kan en wil, en hopelijk ook meer dan 10 procent mits de nodige begeleiding en revalidatie.
Federaal minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke heeft vorige week aangekondigd dat hij veertig ‘terug naar werk’-coördinatoren wil inschakelen om mensen die langdurig ziek zijn opnieuw aan het werk te helpen. Volgens de federale minister hebben ruim 25.000 mensen daarvoor begeleiding nodig van buitenaf. Hiervoor wil hij dat er een ‘terug naar werk’-plan wordt opgesteld. Zo kan de weg naar de oude job worden teruggevonden of is er iemand om de zoektocht naar een opleiding of naar een nieuwe job te ondersteunen.
Minister, uw federale collega wil daarvoor samenzitten met de regionale ministers van Werk en de regionale arbeidsbemiddelingsdiensten, wat op zich positief is. Hij heeft de ambitie om 18.000 personen per jaar te bereiken, terwijl er in ons land bijna 500.000 langdurig zieken zijn. Dat aantal is dus beperkt.
Minister, hebt u al contact gehad met uw federale collega om hierover samen te zitten? Wat is de timing van het geplande overleg?
Hoe staat u tegenover deze implementatie van ‘terug naar werk’-coördinatoren? We hebben net voor de zomer in deze commissie nog hoorzittingen gehad waarbij onder meer de ziekenfondsen en andere actoren de idee van een nieuwe tussenstop in de begeleidingstrajecten die de ‘terug naar werk’-coördinatoren zouden kunnen vormen, nogal aarzelend bekeken. Ik ben benieuwd naar uw mening daarover.
Wanneer zouden deze coördinatoren het beste aan bod komen kunnen komen bij een effectief traject? Wat zou volgens u hun rol kunnen zijn om op een nuttige manier bij te dragen tot het welslagen van het traject?
Hoe zal er, met een capaciteitslimiet van 18.000 dossiers per jaar, worden geselecteerd wie al dan niet door een ‘terug naar werk’-coördinator moet worden gezien?
Er wordt gezegd dat zij als werknemers van het ziekenfonds zouden functioneren. Zou dit een vertraging van het proces kunnen betekenen waardoor dit een impact heeft op het re-integratietraject van alle langdurig zieken? We hebben uit de hoorzittingen geleerd dat snelheid net bijzonder belangrijk is om mensen de kans te geven om de band met de arbeidsmarkt niet te verliezen en snel opnieuw in te schakelen.
De minister voorziet in veertig voltijdequivalenten (vte) om 18.000 dossiers per jaar te behandelen, wat neerkomt op 450 dossiers per vte per jaar. In welke mate vindt u dit een realistisch cijfer? Zal de caseload niet te zwaar zijn of zal de begeleiding niet te administratief zijn om effectief het verschil te maken op deze manier?
Hoe verhouden de ‘terug naar werk’-coördinatoren zich tegenover de adviserende artsen? Zal er hierdoor extra werk zijn voor de ziekenfondsen om met de coördinatoren in overleg te gaan? Wordt rekening gehouden met de tijdsimpact die de coördinatoren zullen hebben op het uit te werken traject?
Hoe verhouden de ‘terug naar werk’-coördinatoren zich tegenover VDAB en de externe partners van VDAB zoals GOB (gespecialiseerde opleiding/begeleiding) en GTB (Gespecialiseerd Team Bemiddeling)?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Bothuyne, ik zal uw vragen samen beantwoorden.
Ik volg het dossier van de re-integratie van langdurig zieken heel nauwgezet op. Het is een dossier dat me heel erg interesseert en ik vind het ook een belangrijke beleidsprioriteit.
U geeft terecht aan dat de federale beslissing een impact heeft op onze Vlaamse werkzaamheden met betrekking tot de re-integratie van mensen met een gezondheidsprobleem in Vlaanderen.
Ik heb vanmorgen als voorsmaakje gezegd dat ik het jammer vind dat minister Vandenbroucke die maatregel alleen heeft voorgesteld. Hij heeft me er wel over gebeld en gezegd dat het zou gebeuren maar ik had dat liever in een globaal plan gezien waardoor men dat beter een plaats kan geven en meteen kan zien wat er nog extra kan gebeuren. Dat is ook een beetje de teneur van de kritiek die daarop kwam: het plan kan wel helpen maar hoe situeert zich dat in het geheel van de noodzakelijkheden die er zijn?
Het concept is al in een vrij vroeg stadium aan VDAB en de verschillende partners voorgesteld geweest. Ook de contacten tussen mij, mijn kabinet en dat van minister Vandenbroucke verlopen goed. Op 20 september is er nog een overleg tussen de kabinetten, VDAB en het RIZIV om afspraken te maken over de afstemming.
We spreken over iets dat nog niet gestart is. Begin juli is dat plan in een eerste lezing goedgekeurd door de Federale Regering. Ik heb gezegd dat mijn sentiment niet negatief is maar ik heb wel een aantal kritische bedenkingen.
Ik geloof namelijk in een aanklampende houding die focust op wat mensen kunnen en niet op wat mensen niet meer kunnen ten gevolge van ziekte. Er moet ruimte zijn voor ziekte en herstel, maar op een bepaald moment moet re-integratie ook aan bod komen.
Momenteel verliezen we veel mensen aan onwetendheid over de verschillende mogelijkheden rond de combinatie ziekte-werk. Ik verwacht dat de ‘terug naar werk’- coördinator de brug zal bouwen tussen de verschillende actoren en zeker ook met VDAB.
Het is niet de bedoeling dat de ‘terug naar werk’-coördinator de taken overneemt van andere actoren. Het is iemand die fungeert als wegwijzer naar de mogelijke dienstverlening en dus niet in de plaats komt van VDAB.
Daarnaast wenst men met de komst van de coördinatoren de adviserende artsen te ontlasten en versnellend te werken in het re-integratietraject. Maar in die ambitie om te versnellen, schuilt ook een kritische factor.
Ik begrijp dat het de bedoeling is dat in een eerste fase de coördinator in de tiende week arbeidsongeschiktheid aan bod komt. Op dat moment wordt een vragenlijst verstuurd aan de personen in arbeidsongeschiktheid, waarin gepeild wordt naar de mogelijkheden tot re-integratie. Dat lijkt laat, al kan ik wel begrip tonen vanuit de vaststelling dat het vroeger versturen van de vragenlijst meer administratieve verwerking met zich meebrengt. De bottleneck bij de adviserende artsen wordt daardoor niet kleiner maar net nog groter. Daarnaast zal dit niet noodzakelijk de efficiëntie verhogen, want veel mensen zullen op dat moment in feite geen begeleiding nodig hebben voor werkhervatting omdat zij aan het uitzieken zijn.
Aan de inwerkingtreding van dit project is een evaluatie gekoppeld, waarbij de voorziene timing ook zal worden geëvalueerd. Ik volg dit samen met VDAB en de partners zeer goed op.
U vroeg ook naar de capaciteitslimieten. 18.000 dossiers, dat is het aantal dat wordt beoogd tijdens de opstartfase van het project. Ik begrijp dat men zich baseert op resultaten van pilootprojecten om tot deze aantallen te komen. Ik vind het positief dat er een groeipad voor ogen wordt gehouden.
De bedoeling is dat de ‘terug naar werk’-coördinatoren worden ingezet voor personen die begeleiding nodig hebben in hun re-integratietraject. Niet iedereen heeft nood aan begeleiding. Internationaal onderzoek wijst uit dat 10 procent van de mensen in arbeidsongeschiktheid zonder problemen re-integreerbaar is.
De ‘terug naar werk’-coördinatoren worden ingebed bij de ziekenfondsen. De inbedding komt voort uit de nauwe samenwerking van ‘terug naar werk’-coördinatoren met het multidisciplinair team. Maar ook hier geldt, collega Bothuyne: the proof of the pudding is in the eating. VDAB zal met de partners van het raamakkoord de impact op de samenwerking verder bekijken en de verschillende rolafbakeningen helder schetsen.
U mag ervan op aan dat ik er te allen tijde over zal waken dat de ‘terug naar werk’-coördinatoren het waardevolle werk van VDAB en GTB en andere partners niet zullen overnemen. Daar zit ongelofelijk veel kennis en expertise. De afgelopen jaren liepen er met GTB en partners meer dan 30.000 trajecten. We moeten die krachten versterken en geen taken overnemen.
We zitten zelf ook niet stil. Zo heeft VDAB sinds 1 september 2021 een pilootproject lopen met arbeidsartsen om de betrokkenheid van VDAB te versnellen voor arbeidsongeschikte erkende werknemers die ander werk bij de werkgever kunnen doen of die niet meer bij de werkgever terechtkunnen. Wij zetten eigenlijk ook fors in op het verhogen van de bewustwording bij arbeidsartsen en stimuleren externe diensten voor preventie en bescherming op het werk om versneld en rechtstreeks arbeidsongeschikt erkende werknemers aan te melden voor ondersteuning in een traject naar werk.
Samengevat, mijn sentiment is niet noodzakelijk negatief, maar het traject moet worden ingebed in een groter verhaal waarbij meer aanklampend kan worden gewerkt voor mensen die dat nodig hebben.
Minister, ik ben blij met uw antwoord en ik bewonder uw positieve insteek in dezen. Die is ook nodig, want de uitdaging is bijzonder groot. Ik wil wel nog eens duidelijk zeggen dat het te betreuren valt dat één minister hier unilateraal initiatieven neemt en aankondigt zonder overleg, waarbij er heel veel argwaan en onzekerheid is op het veld, zowel bij ziekenfondsen, VDAB als partners van VDAB, over hoe die ‘terug naar werk’-coördinatoren een bijdrage zouden kunnen leveren aan het succesvol integreren of herintegreren van langdurig zieken op de arbeidsmarkt. Ik hoop dat de betrokken minister beseft dat dit geen goede manier van werken is, dat hij onrust heeft gecreëerd waar er geen onrust hoeft te zijn en dat overleg echt wel noodzakelijk is om tot resultaten te komen.
Dit neemt niet weg dat dit een belangrijk signaal is dat de Federale Regering wil investeren in trajecten voor langdurig zieken, en dat is goed. Er is meer capaciteit nodig, we hebben te weinig mensen die deze begeleiding op een goede manier kunnen opnemen. Laat ons hopen dat de middelen die daarvoor worden vrijgemaakt, in goed overleg en op een efficiënte manier worden ingezet. Ik zag dat Federgon in haar reactie vandaag de ‘terug naar werk’-coördinatoren als een soort regisseur beschouwt voor trajecten. Dat is natuurlijk net een rol die wij decretaal aan VDAB hebben toegekend. Ik zie daar dus al een aantal potentiële conflicten. Ik hoop dat het overleg snel voor duidelijkheid kan zorgen op het terrein en dat we snel aan de slag kunnen. De uitdagingen zijn immers groot en de noden nog veel groter.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik stel opnieuw vast dat u heel braaf en coulant bent in uw antwoord. Ik heb toch een aantal bedenkingen.
Uiteraard is het goed dat men aandacht heeft voor het versterken en integreren van mensen die langdurig ziek zijn. Maar ik vraag me af hoe iemand, op het moment dat hij als minister in de pers aankondigt dat er 60 terugkeercoaches zullen worden aangesteld terwijl er 500.000 langdurig zieken zijn, zichzelf voor die persconferentie in de spiegel bekijkt. Dat is pure waanzin. Ik vraag me echt af waar zij mee bezig zijn.
Die coaches zouden optreden voor de ziekenfondsen en zijn dus rechter en partij. Ik vind dat toch allemaal bizar. Bovendien heeft men onze eigen minister, die er zelfs een conceptnota over heeft gemaakt en daar keihard aan heeft gewerkt, daarin niet gekend. Ik vind dat bijzonder jammer. Ik verwijs ook graag naar onze Guldensporenresolutie. Daarin hebben we het over een integratietraject drie maanden na ziekte en over een inspanningsverbintenis. Ik denk dat we daarop moeten focussen. Minister, ik wil u vragen om er mee voor te zorgen dat dit tegen het voorjaar 2022 realiteit wordt in het kader van het asymmetrische beleid.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, ik vind dat u mijn woorden selectief leest. U dicht me coulance toe, wat ik eigenlijk een goede eigenschap vind, maar ik heb ook duidelijk de punten van kritiek aangegeven. Ik heb ook gezegd dat collega Vandenbroucke me heeft gebeld om te zeggen dat het deel uitmaakt van een goede samenwerking en dat hij absoluut wil dat we daar een globaal plan rond maken. Dat was de dag voor zijn persconferentie. Ik zat toen zelf met fractiedagen en heb hem laten doen. In zijn radio-interview heeft hij mij en Vlaanderen ook expliciet vermeld. Ik ben blij dat u bezorgd bent, collega Ronse, maar de minister heeft het wel correct gedaan. Het belangrijkste voor mij is dat dit geen ‘one shot’ is.
Vlaanderen telt vandaag meer mensen die langdurig ziek zijn dan werkzoekenden. Dat is toch een ongelooflijk triest cijfer. Ik vind dat persoonlijk heel erg lastig en wij moeten daar dan ook iets mee doen. Ik ken mensen die nu in een kankerbehandeling zitten en die zouden willen opteren voor de combinatie maar momenteel is het het ene of het andere. We moeten dan ook zoeken naar souplesse. We moeten die mensen kunnen begeleiden en vermijden dat ze volledig uitvallen als dat niet noodzakelijk is. Dat is de aanpak waarbinnen ik werk ook een respectvolle plaats wil geven binnen het hele traject dat mensen tijdens hun ‘ziek zijn’ ervaren. We weten allemaal, en ik heb het al vaker gezegd, dat hoe langer iemand weg is van de arbeidsmarkt, hoe groter de angst is om terug te keren.
Het vraagt ook een ingesteldheid bij de werkgevers om mensen niet per se aan hetzelfde tempo en aan dezelfde job te willen houden maar daar creatiever in te zijn. De krapte is immers groot en mensen die vertrouwd zijn met een bedrijf en terugkeren uit ziekte, hebben misschien een andere invulling nodig van hun job. Al die zaken moeten worden bekeken en moeten wat mij betreft, uitmonden in een veel betere samenwerking tussen het Vlaamse en federale niveau. Dat is absoluut mogelijk en het traject van collega Vandenbroucke vind ik niet noodzakelijk slecht. Alles hangt af van hoe dit wordt ingebed in het geheel van noodzakelijke maatregelen.
Minister, ik hoop vooral dat er snel en in goed overleg een uitbreiding van de begeleidingscapaciteit kan worden gerealiseerd zodat er meer en betere trajecten zijn om langdurig zieken op een snelle en efficiënte manier te helpen richting arbeidsmarkt en richting nieuwe kansen op de arbeidsmarkt. Dit wordt ongetwijfeld vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.