Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Het is weer eventjes wennen, natuurlijk…
Binnenkort is het weer hybride.
Ja, dan zit ik hier waarschijnlijk ook. We kunnen kiezen.
Begin september konden we de noodkreet lezen over het verontrustend aantal minderjarige kinderen dat in Brussel dakloos is. Tientallen jongeren, sommigen niet ouder dan negen jaar, zouden in Brussel in schrijnende omstandigheden op straat leven. Er bestaat geen duidelijk cijfer over het aantal minderjarigen dat in Brussel op straat of in kraakpanden leeft, al verdwenen vorig jaar volgens de voogdijdiensten 600 tot 700 minderjarigen onder de radar. Een deel daarvan zijn straatkinderen. Het zijn er enkele tientallen, mogelijk een honderdtal. Volgens Child Focus gaat het steeds vaker ook over jongere kinderen. In de overgrote meerderheid van de gevallen gaat het om Maghrebijnse straatkinderen die hier zonder ouders leven en die ook geen asiel aanvragen. Ze overleven voornamelijk door straatcriminaliteit en kennen vaak ook een verslavingsproblematiek. Child Focus stelt bovendien dat men in alle Europese grootsteden zwervende groepen straatkinderen vindt, maar in vergelijking met andere steden zijn de omstandigheden waarin ze in Brussel en Parijs uitgebuit worden, bijzonder schrijnend. Sommigen waren van bij het begin slachtoffer van mensenhandel. Anderen lopen een groot risico om in handen te vallen van criminele netwerken. Om te overleven op straat, sluiten ze er zich gewoon bij aan.
In eerdere antwoorden van de minister op vragen van mijn collega Lorin Parys over de problematiek wees u in dat kader ook al op het belang van een integrale ketenaanpak, in het bijzonder inzake het mensenhandelluik van deze problematiek. Mijn vragen voor u, minister, zijn de volgende.
Hoe evalueert u het probleem?
Welke zijn de grote lijnen en tendensen die inzake druggebruik en criminaliteit, maar in het bijzonder inzake mensenhandel naar boven komen?
Mijn volgende vragen zijn: in welke mate werkt Vlaanderen samen en treedt het in overleg met de verschillende bevoegde regeringen en het Brusselse stadsbestuur om aan het probleem tegemoet te komen? Welke rol neemt Vlaanderen in deze samenwerking op?
In welke mate is de integrale ketenaanpak waar u in eerdere antwoorden op doelde, gerealiseerd? Is er daarvoor naar de Parijse aanpak gekeken?
Wat is volgens u de verklaring waarom de problematiek, ook al is die al een tijd gekend, niet lijkt de verbeteren en waarom de straatkinderen zelfs jonger worden en lijken toe te nemen?
Mijn laatste vraag is in welke mate het institutioneel kluwen in Brussel volgens u een belemmering is om de problematiek effectief aan te pakken.
Minister Beke heeft het woord.
Collega, ik onderschrijf de analyse die u maakt rond de situatie van dakloze minderjarigen in Brussel. Onze preventieve dienstverlening, lokale teams van Kind en Gezin, de vrijwillige jeugdhulpverlening en de gerechtelijke jeugdhulpdiensten in Brussel trokken het voorbije jaar ook al aan de alarmbel rond deze doelgroep van jongeren. Niet alleen de aantallen zijn toegenomen, ook de problematieken waarmee deze minderjarigen bij onze diensten worden aangemeld, of de situaties die onze diensten aantreffen binnen de preventieve werking, zijn van dien aard dat ze ons bijzonder verontrusten. Het blijft echter een heel moeilijke doelgroep, die bijzonder moeilijk te bereiken is vanuit bestaande initiatieven. Veel van deze jongeren mijden elk contact met officiële instanties omdat ze vrezen voor opsluiting, omdat ze leven onder de dreiging van criminele bendes, of omdat ze al zo lang op straat leven dat de structuur en de accommodatie van een hulpaanbod te beklemmend en te belemmerend aanvoelt.
In eerdere antwoorden heb ik al de noodzaak van een interbestuurlijke samenwerking rond deze doelgroep onderstreept. Het agentschap Opgroeien wil een betekenisvolle rol opnemen voor deze Brusselse straatkinderen, maar dit vraagt een brede aanpak waarin vele andere bestuursniveaus en beleidsdomeinen ook betrokken zijn. Ik denk aan: de staatssecretaris bevoegd voor asiel en migratie met betrekking tot verblijfsstatuten en minderjarigen die geen asiel willen aanvragen, de FOD Volksgezondheid als het gaat over verslavingen en medische problematieken, de FOD Dienst Voogdij voor niet-begeleide minderjarigen, de FOD Justitie voor het aspect mensenhandel en criminaliteit, diverse lokale besturen vanuit hun rol met de OCMW’s, de huisvesting, lokale politie, private partners die zich inzetten voor daklozen, Child Focus bijvoorbeeld ook en nog andere. Ook de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel en Aide à la Jeunesse van de Fédération Wallonie-Bruxelles.
Het agentschap Opgroeien is vandaag al sterk betrokken bij deze doelgroep. Zo overlegt het agentschap met de Dienst Voogdij over het uitwerken van een draaiboek voor voogden van straatkinderen en is het mee de drijvende kracht achter de coalitie A Way Home in Brussels. Er vinden interbestuurlijke casustafels plaats rond de hulp en dienstverlening aan straatkinderen. Kind en Gezin en Inclusie Brussel sloegen de handen in elkaar voor een onderzoeksproject naar de ervaringen en de signalen van preventieve diensten en hulpverleners in Brussel, die een steeds grotere groep van gezinnen zonder verblijf in precaire omstandigheden aantreffen.
Vanuit het agentschap Opgroeien wordt momenteel een signaalnota voorbereid waarin de ervaringen en bevindingen van onze diensten met de doelgroep gebundeld zijn. Bij de opmaak van deze nota is het wel duidelijk dat alle actoren en diensten tegen een aantal structurele belemmeringen aanlopen in deze problematiek. Mensenhandel is een fenomeen dat niet louter op Vlaams of zelfs op federaal niveau kan worden aangepakt. We weten uit een aantal casussen van Brusselse straatkinderen dat er actief gerekruteerd wordt door mensenhandelaars in de landen van herkomst. We hebben ook sterke vermoedens dat bepaalde groepen jongeren van de ene plaats naar de andere trekken, zelfs over de landsgrenzen heen. Ze bevinden zich in een rechtenloosheid waarop wij niet altijd een institutioneel antwoord kunnen bieden.
Een van de suggesties van onze lokale diensten is inderdaad om ons te verdiepen in het Parijse voorbeeld, in de hoop dat we hier inspiratie uit kunnen putten voor Vlaanderen en Brussel.
We zien de institutionele situatie van Brussel zeker niet als een belemmering om de problematiek effectief aan te pakken. Het kabinet van de staatssecretaris coördineert en het lijkt me belangrijk om de komende weken met een concept te kunnen landen. De oefening die we maken bestaat erin om heel creatief en samen met al onze partners op zoek te gaan naar manieren om ook deze moeilijk bereikbare jongeren toch te kunnen bereiken. Er circuleert momenteel een nota met een heel aangepast, concreet voorstel voor een opvangtraject op maat.
De eerste stap is een toegankelijk, laagdrempelig inloopcentrum voor deze jongeren. En dat initiatief in ondertussen opgestart. We kijken nu hoe we dit verder kunnen laten aansluiten bij een duurzame residentiële opvang.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik besef heel goed dat dit allesbehalve een gemakkelijk op te lossen problematiek is. U zei het ook, het gaat hier over een serieuze problematiek, een multi-problematiek om echt wel u tegen te zeggen. We hebben het hier over verslaving, over mensenhandel, we spreken over dakloosheid, buitenlandse kinderen die geen enkele van de officiële landstalen beheersen. Daar komt ook nog eens bij dat ze dan onbegeleid minderjarig zijn. Maar die problematiek is niet van vandaag en die is al langer gekend. Ze is ook niet uniek aan Brussel, althans toch niet in de Europese context. Er wordt ook al langer aan gewerkt, nog meer zelfs. Ondanks alles lijkt die problematiek alleen maar te verergeren. Het aantal neemt toe, ze worden ook jonger, men spreekt over 9-jarigen, 10-jarigen, wat mij ontzettend verontrust. Die coördinatie is dus echt wel ontzettend belangrijk in dezen. Het is mij ook nog steeds niet duidelijk wie hier de lead in moet nemen. Is dat Brussel, is dat de Federale Regering, is dat een van die gemeenschappen?
U hebt in het antwoord ook al aangegeven, en in vorige antwoorden ook, dat er werk gemaakt is van die zogenaamde ketenaanpak. Maar op het terrein klinken wel nog heel wat signalen dat die niet op elkaar zijn afgestemd, wat zo belangrijk is in dezen. Vandaar de vraag: wie moet hier blijven coördineren? Wie moet dat hier echt vastnemen?
Ik wil eigenlijk heel veel vertellen, maar ik heb maar eventjes. Misschien nog even specifiek over het hulpverleningsluik. U weet ook dat die jongeren enorm moeilijk vatbaar zijn voor hulpverlening. In de gesloten instellingen is het heel moeilijk, zij kennen die structuur niet, die regels niet. In een open voorziening lopen zij gewoon weg, zij hechten zeer moeilijk. Hulpverleners bijten hun tanden er ook ontzettend op stuk, niet in het minst omdat er vaak ook sprake is van een verslaving. Wij weten ook dat zolang die verslaving niet wordt aangepakt, het heel moeilijk werken is met deze jongeren, naast al die andere vormen van problematieken die er ook nog zijn. Ik had ook gelezen dat er ook gespecialiseerde voogden werden aangeduid, wat op zich niet slecht is. Maar ik denk dat verslavingshulp in dezen misschien nog belangrijker is. Er is dan ook een vraag naar een apart traject dat start met verslavingshulp. Nogmaals, deze problematiek is niet makkelijk op te lossen, maar hoe ziet u dat zelf, een apart traject dat start met verslavingshulp? Is dat iets waar Vlaanderen een rol in kan opnemen? Is daar voldoende capaciteit voor?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Er was vorige week in De Afspraak ook iemand van Child Focus die aangaf hoe precair de situatie ook wel is en hoe moeilijk het is om die kinderen te bereiken, zoals de minister ook zei. Een speciale aanpak, en een brede aanpak is natuurlijk nodig.
Ik heb nog één bijkomende vraag. Het was mij ook niet volledig duidelijk in hoeverre de relaties met de landen van herkomst nu benadrukt worden, aangepakt worden, eventueel ook in die nota mee opgenomen worden, of, als het bijvoorbeeld gaat over de Marokkaanse straatkinderen, er dan ook met de Marokkaanse overheid gesproken kan worden, of daar banden mee zijn. Kan die responsabilisering van de landen van herkomst, dat ook een beleid is waar we ons nu op focussen, ook meegenomen worden in de toekomst, om op die manier misschien nog betere banden te kunnen hebben met die landen van afkomst?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u en de collega’s zeggen het correct: het is een groep jongeren en kinderen zelfs waar heel moeilijk vat op te krijgen is, die ontzettend veel angst hebben voor incarceratie, voor maatregelen. U hebt het over overleg over de kabinetten heen en intersectoraal. Begrijp ik goed dat uw collega Sammy Mahdi hierover ook een werkgroep heeft opgestart? Wat zijn daar de resultaten rond? Dat is mijn eerste vraag.
Ten tweede heb ik de vraag of u weet hebt van het project Macadam in Brussel. Dat gaat binnenkort opstarten en is een project dat voor opsporing van zwervende jongeren gaat zorgen, dat ook kennisverwerving rond de problemen van die jongeren gaat doen zodat die problematiek echt in kaart staat, en dat ook gaat proberen om structurele oplossingen te vinden voor die groep jongeren. Dat is een project vanuit Brussel, maar dat kan misschien ook een stukje een oplossing van een grote en moeilijke puzzel bieden.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Straatkinderen in Brussel vormen inderdaad nog steeds een schrijnend probleem. Zowel de hulpverlening als de politie hebben geregeld contact met die kinderen en zoeken oplossingen, maar zij krijgen geen vat op het probleem. Die jongeren hebben weinig structuur en zijn daardoor heel vaak kwetsbaar voor misbruik. De hulpverlening slaagt er niet in ze effectief te helpen en ook bij de politie zou de coördinatie niet evident zijn. We onderschrijven dan ook de ketenaanpak waar de minister over spreekt.
Minister, een korte vraag: waar gaat het volgens u mis om straatkinderen directe hulp en toekomstperspectief te bieden?
Minister Beke heeft het woord.
Het is de staatssecretaris die de werkgroep trekt, met alle partners waar ik in mijn antwoord al naar verwezen heb, ik ga dat dus niet meer herhalen.
Wat de dienst Voogdij betreft: die heeft zich geëngageerd om voor deze kinderen ook gespecialiseerde voogden aan te duiden. Misschien toch even zeggen dat het traject niet start vanuit de verslavingshulp. Het traject start met laagdrempelige inloopcentra waar jongeren zich graag naartoe kunnen bewegen. Dat is belangrijk om dat als grote toegangspoort te hebben. Vanaf het moment dat het vertrouwen gewonnen kan worden – dat is natuurlijk een cruciale factor daarin –, kan er gekeken worden welke andere diensten betrokken moeten worden om naar doorverwijzing te kunnen gaan.
De herkomstlanden heb ik aangehaald, en ook de staatssecretaris bevoegd voor asiel en migratie, omdat die natuurlijk mee in contact staat met die herkomstlanden om daarrond te werken. Daar, collega Groothedde, is het inderdaad staatssecretaris Mahdi die het overleg coördineert. U verwijst naar Macadam – ik heb het hier bij. Dat is een beetje onder de radar gestart als een inloopcentrum, maar wij zijn daar inderdaad wel bij betrokken. Dat is, net als het engagement van de dienst Voogdij om de gespecialiseerde voogden te voorzien, al een eerste concreet resultaat van het overleg. Wij zullen daar ook met onze meer gespecialiseerde diensten rond werken. Dus ja, wij kennen het, meer zelfs, wij zitten mee rond de tafel, het is een van de resultaten daarvan.
Collega Wouters, directe hulp is belangrijk, maar is niet zo eenvoudig. Ik heb al gezegd dat het eerst belangrijk is om vertrouwen te winnen. Nadien kan die directe hulp daar ook naartoe komen, maar het is niet altijd eenvoudig omdat deze jongeren soms ook heel moeilijk bereikbaar zijn, heel wantrouwig zijn. Dus het eerste is het bouwen van bruggen van vertrouwen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik ben blij te horen dat de staatssecretaris dit hier gaat coördineren. Ik weet dat het ook heel versnipperd is qua bevoegdheden. U bent ook maar heel specifiek voor enkele dingen hiervan bevoegd, maar ik hoop wel dat u dat blijft opvolgen en blijft vasthouden, in eerste instantie voor die kinderen natuurlijk, maar ook zodat deze problematiek zich niet gaat uitbreiden naar de Vlaamse grootsteden toe. Want we zien wel in Europa dat ze zich ook verplaatsen van grootstad naar grootstad. Deze bezorgdheid wil ik toch nog graag even meegeven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.