Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, goedemiddag, de Moslimbroederschap is een islamitische organisatie die werd opgericht in Egypte in 1928 als reactie tegen het Britse koloniale bewind. De zogenaamde volksbeweging wil op politieke wijze invloed verwerven en zo de samenleving islamiseren. ‘Islam is de oplossing’ luidt de slogan van de broederschap. Ze wil islamitische samenlevingen zo veel mogelijk afschermen van zogenaamd schadelijke westerse invloeden en regeren aan de hand van de sharia. De organisatie beweert zelf democratisch te zijn, maar faalt te verduidelijken hoe dat verenigbaar is met haar doelstelling om een islamitisch regime te installeren dat per definitie in strijd is met de meest fundamentele mensenrechten.
In verschillende Arabische landen wordt de Moslimbroederschap als een terroristische organisatie beschouwd. De Palestijnse tak van de Moslimbroederschap, Hamas, schrikt er bijvoorbeeld niet voor terug geweld te gebruiken waarvan onschuldige burgers het slachtoffer worden. Ook werd de broederschap in verband gebracht met verschillende terroristische aanslagen doorheen de jaren. In juli stemde het Oostenrijks parlement in met het verbieden van de Moslimbroederschap als onderdeel van een nieuwe antiterreurwetgeving. Oostenrijk is hiermee het eerste Europese land dat de Moslimbroederschap officieel als een concrete bedreiging bestempelt. Het kadert in de belofte van Oostenrijks Bondskanselier Sebastian Kurz om de politieke islam strafrechtelijk te bestrijden.
Ook in ons land leidt de islamitische organisatie met regelmaat van de klok tot ophef. Het is een publiek geheim dat de Staatsveiligheid de banden van publieke figuren met de Moslimbroederschap in de gaten houdt. Zo werd Ihsane Haouach, die in mei door Ecolo naar voren werd geschoven als regeringscommissaris bij het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, ironisch genoeg in verband gebracht met leden van de islamitische Moslimbroederschap.
Wat is uw reactie op de nieuwe Oostenrijkse wetgeving waarbij de Moslimbroederschap wordt beschouwd als een organisatie die gelinkt wordt aan religieus gemotiveerde misdrijven?
Bent u van oordeel dat dergelijke wetgeving ook in ons land noodzakelijk is? Zo ja, zult u hiertoe aandringen bij de Federale Regering? Kunnen er eventueel al stappen worden genomen op het Vlaamse niveau? Zo niet, waarom neemt u geen stappen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Een gelukkig nieuw werkjaar. Mijn vakantie was deugddoend maar ligt al een tijdje achter de rug. Het zijn mooie herinneringen.
Mijnheer Deckmyn, sta me toe eerst de nieuwe Oostenrijkse wetgeving waarvan sprake, kort toe te lichten. Al in het Oostenrijkse coalitieakkoord komt de strijd tegen religieus gemotiveerd extremisme – en de politieke islam – herhaaldelijk aan bod. In november vorig jaar pakte de Oostenrijkse regering uit met een pakket van antiterreurmaatregelen. Een van de topprioriteiten in dat pakket was de hervorming van de Oostenrijkse Staatsveiligheid, die intussen haar beslag kreeg.
Het eerste antiterreurmaatregelenpakket werd begin juli – u verwees ernaar – 2021 in de Nationalrat, zoals de Kamer van Volksvertegenwoordigers in Oostenrijk genoemd wordt, aangenomen. Dat eerste wettenpakket omvat tal van maatregelen betreffende terreurpreventie en -bekamping, inclusief de amendering van de nationaliteits-, de symbolen- en rijbewijswetten. Meer bepaald dreigt daders van terreurmisdrijven niet enkel het verlies van de nationaliteit – in het geval dat zij de dubbele nationaliteit hebben – maar ook van het rijbewijs. Datzelfde pakket regelt tevens het verbod op symbolen, onder meer van verenigingen als Hizb ut-Tahrir (HuT), een afsplitsing van de Moslimbroederschap, van het Revolutionaire Volksbevrijdingsfront en van de Identitaire Beweging. Een officieel verbod van de Moslimbroederschap is er evenwel nog niet.
De problematiek van gewelddadig extremisme, nog los van de ideologische grondslag, is zonder twijfel een blijvende zorg en dus ook een problematiek die onze continue aandacht vereist. Zoals u weet liggen de belangrijkste hefbomen op dit vlak bij de Federale Regering. Na de aanslagen, die ook wij in dit land hebben gekend, kan ik mij niet voorstellen dat de huidige Federale Regering niet meer wakker zou liggen van deze materie. Een demarche vanuit Vlaanderen richting het federale niveau over het statuut van de ene of gene organisatie lijkt mij evenwel niet aan de orde.
Ik wil er graag op vertrouwen dat elke overheid in dit land binnen haar eigen bevoegdheden en bestuursniveau waakzaam blijft voor alle vormen van gewelddadig extremisme en daar ook de gepaste stappen toe onderneemt.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Om met dat laatste te beginnen, minister-president, ik begrijp dat het grotendeels een federaal gegeven is, maar om nu te zeggen dat Vlaanderen geen concrete standpunten kan innemen, vind ik een beetje een gebrek aan ambitie. Ik heb soms een beetje de indruk dat we in Vlaanderen de lijntjes heel goed afbakenen wat onze bevoegdheden betreft, maar dat dit op een ander niveau niet gebeurt. Ik denk dat we wat ambitieuzer mogen zijn.
Alvast bedankt om de context van de Oostenrijkse maatregelen te kaderen. Een van de belangrijke elementen die u hebt aangehaald, is de mogelijkheid tot verlies van de dubbele nationaliteit. Een zeer interessant gegeven is dat. We hebben het al vaak naar voren geschoven als een belangrijk element en instrument ter bestrijding van fundamentalisme en ook criminaliteit trouwens. Ik eindig waarmee ik begonnen ben. Ik vind het belangrijk dat Vlaanderen af en toe durft – ook in het Overlegcomité bijvoorbeeld – op die nagel te kloppen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ik dank u voor uw antwoord en de toelichting bij de maatregelen die Oostenrijk genomen heeft. U zegt terecht dat specifiek in dit geval de belangrijkste hefbomen federaal liggen. U merkt terecht op – en ik vind dat positief – dat elke overheid in dit land binnen haar bevoegdheden waakzaam moet zijn voor elke vorm van extremisme.
Ik wil daarbij nog wijzen op het rapport van de Staatsveiligheid dat verschenen is in de zomer. We hebben dat allemaal kunnen lezen op 14 juli in de kranten. Er stond onder meer in dat Ihsane Haouach, voorgedragen door federaal staatssecretaris voor Gelijke Kansen Schmidt, en die ondertussen toch ontslag heeft genomen, wel degelijk banden had met de Moslimbroederschap. Dat is uiteraard een gevaarlijke vereniging die wereldwijd en ook in ons land actief is. Volgens de nota van de Staatsveiligheid heeft de Moslimbroederschap op lange termijn de islamisering van de Europese maatschappij in al haar onderdelen tot doel. Daarvoor gebruikt ze juist politiek-maatschappelijk activisme en lobbying. Ze was er duidelijk reeds in geslaagd om via die lobbying en de contacten met Ihsane Haouach haar activiteiten verder te ontplooien. Dat weerhoudt ons er niet van om als Vlaamse overheid bijzonder waakzaam te zijn tegenover dergelijke vormen van extremistisch gevaar.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Deze vraag zal op het federale niveau moeten worden gesteld. We kunnen hier elke week vragen stellen aan de minister-president waarop hij moeilijk of onmogelijk kan antwoorden, behalve dat hij het kan aankaarten op het Overlegcomité. Dat lijkt me niet altijd even zinvol.
Ik vind het wel interessant dat de problematiek wordt aangekaart, versta me niet verkeerd, mijnheer Deckmyn, omdat we de Moslimbroederschap goed in het oog moeten houden. Ze proberen natuurlijk te infiltreren in ons gewone dagelijks leven, in allerhande organisaties, maatschappelijk, politiek enzovoort.
De vraag die we dan wel kunnen stellen, is in welke mate we kunnen nagaan of er organisaties zijn die onder de koepel van de International Islamic Federation of Organizations vallen. De koepel bestaat ook op Europees vlak. Het is niet altijd even duidelijk of de Moslimbroederschap daaronder valt. Misschien kan Vlaanderen de informatie krijgen van de Staatsveiligheid over de organisaties waar serieuze infiltratie bestaat en die misschien zelfs Vlaamse subsidies krijgen. Misschien valt de broederschap onder die internationale koepel. Ik weet niet of we daar voldoende zicht op hebben. Dat is een vraag die ik me stel.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, ja, we krijgen op regelmatige basis informatie van de Staatsveiligheid over van alles. Het is natuurlijk het initiatief van de Staatsveiligheid. Over dit specifieke geval is me alleszins binnen mijn ambtstermijn als minister-president geen informatie bekend. Als de Staatsveiligheid achter zulke zaken komt, is ze verplicht om ons daarvan te verwittigen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, ik wil toch naar voren schuiven dat ik in mijn vraagstelling heb benoemd dat ex-regeringscommissaris Haouach banden had met de Moslimbroederschap. Dat is een belangrijk gegeven. Onze maatschappij wordt stelselmatig verder geïslamiseerd.
Deze vraag moet niet alleen op het federale niveau gesteld worden, mevrouw Brouwers. De Moslimbroederschap infiltreert in alle maatschappelijke geledingen, dus ook in de Vlaamse, waar wij ten volle bevoegd voor zijn. Daarom heb ik deze vraag hier gesteld. Deze vraag is hier perfect op haar plaats. Ik zal hier zeker verder vragen over blijven stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.