Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Het is minder filosofisch en zelfs heel technisch, maar het is niet minder belangrijk: het gaat over erfbelastingen. Zoals u weet, ben ik een koele minnaar van erfbelasting, maar dit gaat over wat het huidige systeem is, wat de huidige tarieven zijn, en de manier waarop mensen belast worden. Het blijkt dat er in de praktijk in een bepaald geval een dubbele belasting in het verleden en het heden geheven wordt. Mijn vraag is hoe we daarmee kunnen verdergaan.
Ik wil even kort de situatie schetsen, maar daarvoor moet ik voor een deeltje mijn vraag aflezen. Want ik begrijp waarover het gaat, maar het moet juist zijn. Daarom ga ik, tegen mijn gewoonte in, een klein beetje aflezen. Het gaat over de situatie waarbij een echtgenoot overlijdt, en er erfbelasting verschuldigd is op de helft van het geld op de gemeenschappelijke rekeningen. Normaal is het zo dat, als er kinderen zijn, het vruchtgebruik overgaat op de langstlevende echtgenoot, en de kinderen de blote eigendom van die desbetreffende helft krijgen. De andere helft blijft in volle eigendom van de langstlevende en valt niet binnen de nalatenschap; er is dus geen erfbelasting van toepassing. Voor de andere helft is er wel erfbelasting van toepassing. De langstlevende heeft dus voor de helft het vruchtgebruik en voor de helft de volle eigendom.
In de praktijk blijven bij heel veel mensen die middelen eigenlijk op één gemeenschappelijke rekening staan, ook dat deel dat door de kinderen werd geërfd, dus op de rekening van die langstlevende echtgenoot. Zo kan die vrij doen wat hij of zij wil.
Nu, de kwestie is dat als die langstlevende echtgenoot dan ook overlijdt, de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) in die gevallen blijkbaar alle gelden belastbaar acht in het kader van de erfbelastingen, dus ook de gelden die al belast waren bij het overlijden van de eerste echtgenoot, maar die niet werden verdeeld. Dat betekent dus dat de erfgenamen op een deel van het vermogen een dubbele erfbelasting dienen te betalen.
VLABEL aanvaardde wel dat de kinderen bij het overlijden van de langstlevende aantoonden welke gelden al waren belast. Maar dit was, vaak wegens vermenging van het geld op die rekening – je kunt dat niet voor 100 procent van elkaar scheiden – in de praktijk heel moeilijk aantoonbaar volgens de criteria die VLABEL vooropstelde. Er was dus wel ergens een mogelijkheid om die dubbele belasting te vermijden, maar in de praktijk was dat voor bijna niemand haalbaar.
In maart 2021 floot het Hof van Beroep in Gent VLABEL terug. Er was een arrest dat stelde dat VLABEL bij het overlijden van de langstlevende ouder geen erfbelasting meer mag heffen op alle tegoeden indien er na het overlijden van de eerste ouder werd gekozen om alle gelden op de rekeningen van de langstlevende te laten staan.
VLABEL heeft in een eigen communicatie aangegeven zich te zullen schikken naar het arrest. Zij zeggen in hun standpunt het volgende: als er aangetoond wordt dat de financiële tegoeden effectief nog niet werden verdeeld, én dat de tegoeden die bij het eerste overlijden zijn aangegeven, nog individualiseerbaar zijn bij het tweede overlijden, dan wordt de helft van de rekeningen die bestonden op datum van het eerste overlijden niet opnieuw belast.
In mensentaal wil dat zeggen: we gaan een manier vinden om die dubbele belasting te vermijden bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot. Natuurlijk is dat hoe het in de toekomst aangepakt zal worden. De vraag is echter hoeveel mensen in Vlaanderen in het verleden daardoor een dubbele erfbelasting hebben betaald op het gedeelte dat niet verdeeld was.
Ik heb daarom de volgende vragen.
Op welke wijze heeft VLABEL zijn benadering aangepast na het arrest van het hof van beroep? Op welke wijze werd gevolg gegeven aan het arrest in de wijze waarop ze met die dubbele belasting omgaan?
In het verleden is er in bepaalde gevallen dus sprake geweest van een dubbele erfbelasting, vaak of soms – dat weten we eigenlijk niet – zelfs zonder dat de erfgenamen zich daar bewust van waren. Minister, hebt u er een idee van over hoeveel gevallen het ging de voorbije jaren? Hoeveel betwistingen werden hierrond gevoerd? Over welke bedragen gaat het? In hoeveel gevallen werd sinds het arrest reeds een beroep gedaan op deze werkwijze om dubbele belasting te vermijden?
Binnen de erfbelasting zijn er verschillende instrumenten om aanslagen te betwisten of om betaalde erfbelasting terug te vragen, zoals het bezwaarschift, de ambtshalve ontheffing en het verzoekschrift tot teruggave. Is er, met het voormelde arrest van het hof van beroep als nieuw element, een mogelijkheid tot het terugvorderen van dubbel betaalde erfbelasting door erfgenamen voor dossiers die werden behandeld voor het arrest? Met andere woorden: kunt u een systeem bedenken dat retroactief werkt? Welke juridische en fiscale mogelijkheden hebben erfgenamen vandaag om een teruggave te vragen van de in het verleden dubbel betaalde erfbelasting?
Dat waren mijn vragen. In mijn repliek zal ik daar mijn mening over geven.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag. Het is inderdaad een beetje technisch, daarom zal ik me zoveel mogelijk aan mijn voorbereiding houden.
U hebt het correct geschetst: voor echtgenoten gehuwd zonder huwelijkscontract en zonder testament, zal de nalatenschap van de eerst overleden echtgenoot in principe toekomen aan de langstlevende echtgenoot voor het vruchtgebruik en aan de kinderen voor de blote eigendom. Enkel de helft van het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten maakt deel uit van de nalatenschap. Dit betekent dat gelden op gemeenschappelijke rekeningen dus voor de ene helft volledig aan de langstlevende echtgenoot toekomen en voor de andere helft vererfd worden aan de langstlevende echtgenoot voor het vruchtgebruik en aan de kinderen voor de blote eigendom. De langstlevende echtgenoot en de kinderen zullen op hun verkregen erfdeel dan belast worden met erfbelasting.
Zoals u reeds aangeeft, worden de gemeenschappelijke rekeningen van de echtgenoten na het overlijden van de eerste echtgenoot in de praktijk niet altijd verdeeld tussen de erfgenamen. De rekeningen blijven dan gewoon bestaan op naam van de langstlevende echtgenoot, met als gevolg dat die gelden vaak vermengd worden. Op die rekening staan dan immers, zoals ik eerder aanhaalde, de gelden van de langstlevende echtgenoot – enerzijds de gelden die hij in volle eigendom heeft ingevolge zijn aandeel in het gemeenschappelijk vermogen en anderzijds de gelden waarop hij het vruchtgebruik heeft geërfd – en de gelden van de kinderen, namelijk de gelden die zij in blote eigendom hebben geërfd.
Wanneer de langstlevende echtgenoot dan overlijdt en de rekeningen op zijn naam zijn blijven staan, zal van de tegoeden op die rekeningen vermoed worden dat ze deel uitmaken van zijn nalatenschap en zullen ze ook belast worden, tenzij natuurlijk de erfgenamen kunnen bewijzen dat de gemeenschappelijke rekeningen niet verdeeld werden tussen de beide overlijdens.
Dat kan aan de hand van verschillende elementen, bijvoorbeeld door een zo volledig mogelijke reeks rekeninguittreksels voor te leggen waaruit blijkt dat het nog steeds om dezelfde gelden gaat als die welke aanwezig waren bij het eerste overlijden. Wanneer de rekeningen nog op naam van de eerst stervende echtgenoot staan of op naam van de beide echtgenoten samen, kan daaruit ook blijken dat deze nog niet verdeeld zijn.
De erfgenamen moeten het bewijs van niet-verdeling van de tegoeden samen met de aangifte van nalatenschap bezorgen zodat hier rekening mee kan worden gehouden bij het bepalen van de belastbare grondslag van de erfbelasting en dus reeds eerder belaste tegoeden geen tweede maal worden belast.
Er moet echter een onderscheid worden gemaakt naargelang de tegoeden die bij het eerste overlijden zijn aangegeven al dan niet nog individualiseerbaar of traceerbaar zijn bij het tweede overlijden. Ik geef toe dat het nu een beetje technisch wordt, maar het is nu eenmaal een complexe materie. Tegoeden zijn bijvoorbeeld nog individualiseerbaar als spaarrekeningen ongewijzigd zijn gebleven of als er enkel herbeleggingen of ontvangsten van intresten zijn geweest.
Bij individualiseerbare tegoeden wordt aanvaard dat de reeds belaste tegoeden duidelijk geen deel meer uitmaken van het actief van de nalatenschap van de langstlevende.
De erfgenamen zijn bij het eerste overlijden reeds eigenaar geworden van de tegoeden en kunnen deze terugvorderen door middel van een zakelijke vordering tot revindicatie.
De heffingsgrondslag wordt in dat geval aangepast: de helft van de tegoeden op de rekeningen bij het eerste overlijden mag worden afgetrokken van het saldo van de rekeningen bij het tweede overlijden. Hierdoor worden deze tegoeden dus niet opnieuw belast.
Deze werkwijze voor individualiseerbare tegoeden werd vroeger reeds toegepast en is ongewijzigd gebleven.
Voor de tegoeden die niet meer individualiseerbaar en traceerbaar zijn bij het tweede overlijden gaat het vaak om een bewijsproblematiek doordat er vermenging gebeurd is van gelden op de rekeningen.
Zo kom ik bij uw eerste vraag. Vroeger was de werkwijze als volgt. Indien de tegoeden niet meer individualiseerbaar en traceerbaar waren bij het tweede overlijden, werden de rekeningen bij het tweede overlijden in principe volledig belast tenzij de erfgenamen actief konden bewijzen dat een deel reeds belast was bij het eerste overlijden.
Rekening houdend met het arrest van het Hof van Beroep van Gent van maart 2021 is er nu een nieuwe benadering en heeft VLABEL het standpunt nr. 21039 van 7 juni 2021 gepubliceerd.
Ingevolge dat standpunt wordt toegestaan dat de erfgenamen een persoonlijke vordering hebben op de nalatenschap van de langstlevende ouder, die kan worden opgenomen in het passief van de nalatenschap. De erfgenamen moeten hierbij aantonen dat de schuld nog niet werd voldaan bij het tweede overlijden en dat zij hun aandeel nog niet uitgekeerd hebben gekregen. Het bewijs hiervan kan worden geleverd door het voorleggen van rekeninguittreksels. Voor de volledigheid geef ik mee dat in het standpunt een onderscheid wordt gemaakt tussen overlijdens voor en vanaf 1 september 2021 omdat als gevolg van het nieuwe goederenrecht rekening moet worden gehouden met de nieuwe regeling inzake vermenging van soortgoederen.
Er zullen in het verleden wel al dossiers geweest zijn waarbij de mensen bij het tweede overlijden gewoon de stand van de rekeningen hebben aangegeven, zonder ervan op de hoogte te zijn dat een deel van de tegoeden bij het overlijden van de eerststervende echtgenoot reeds belast was. Dit kan echter moeilijk aan VLABEL worden verweten. Wanneer erfgenamen menen aanspraak te kunnen maken op een vermindering van het actief van de nalatenschap, kan wel worden verwacht dat ze dit zelf aangeven en hiervoor het vereiste bewijs leveren. Over het aantal dossiers waarbij dit voorgekomen is, kan onmogelijk uitspraak worden gedaan.
Erfgenamen hebben natuurlijk steeds de mogelijkheid om een bezwaar in te dienen tegen de gevestigde aanslag binnen de normale bezwaartermijn, namelijk drie maanden en drie dagen. Daarnaast kan overeenkomstig artikel 3.6.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit ook binnen de vijf jaar ambtshalve ontheffing van te veel betaalde erfbelasting verleend worden.
Los van het feit dat gewijzigde rechtspraak in principe geen nieuw feit uitmaakt, kan er wel ontheffing verleend worden indien de erfgenamen aantonen dat er dubbele belasting geheven werd. Het gaat hierbij dan om eenzelfde belasting in hoofde van dezelfde persoon voor eenzelfde bestanddeel van de nalatenschap. Die mogelijkheid is er dus.
U vraagt ook naar het aantal betwistingen dat over dit onderwerp werd gevoerd. Wat de bezwaardossiers betreft: daar worden geen afzonderlijke cijfers over bijgehouden. Alle bezwaren met betrekking tot het actief van de nalatenschap worden onder eenzelfde dossiertype geregistreerd. We hebben daar dus geen cijfers over. Ik kan u wel meegeven dat er inzake dit onderwerp voor acht dossiers een geschil voor de rechtbank werd gevoerd.
Wat de nieuwe werkwijze betreft: volgens de administratie is die nog maar in een beperkt aantal dossier gevraagd en toegepast, maar de wijziging werd dan ook pas onlangs doorgevoerd, op 7 juni 2021.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. Ik heb begrip voor wat u geschetst hebt, maar ik heb daar een paar bedenkingen bij. We weten allemaal dat een belasting op erfenissen een emotioneel zeer beladen belasting is. Ik vind dat de overheid correct moet zijn in de manier waarop ze daarmee omgaat. Ik denk dat het in dit geval duidelijk is – dat werd ook objectief gecommuniceerd door VLABEL – dat er in het verleden een foute heffing is gebeurd. Ik ga er niet mee akkoord dat de bewijslast dan gelegd wordt bij diegenen die de belasting schuldig zijn. Ik vind dat er door VLABEL een werkwijze gemaakt moet worden waarbij automatisch de belasting op het juiste gedeelte wordt geheven. In het geval waarbij er een bedrag van de gemeenschappelijke rekening wordt aangegeven, begrijp ik dat dat niet eenvoudig is. Maar ik vind dat er een manier moet zijn in het systeem om dan de juiste grondslag te bepalen.
Ik heb daar ook een artikel over gelezen in Fiscoloog, een zeer interessant tijdschrift. Ik zal het nog doorsturen aan de commissie.
Daarin wordt heel nauwkeurig beschreven dat het voor mensen ondoenbaar is om die bewijslast op een correcte manier te voeren. Ik vind dat de overheid daarbij in de fout gaat. Ik ben wel blij dat VLABEL zijn werkwijze heeft aangepast. Blijkbaar zijn er acht dossiers hangende. We zullen nog zien wat de uitspraken daarover zijn. Maar ik maak me vooral zorgen over die misschien duizenden, tienduizenden of honderdduizenden Vlamingen die hierdoor in het verleden wel onbewust en waarschijnlijk nog steeds onwetend een flinke som te veel hebben betaald aan erfbelasting. U weet waarover het gaat: het gaat om belastingen die iemand betaalt omdat zijn beide ouders gestorven zijn, waarbij hij nogmaals belast wordt op een deel waarvan dat helemaal niet moest. Ik denk dat dat niet correct is.
Voor die dossiers in het verleden is het nooit gemakkelijk. Maar de bewijslast daarvoor zomaar bij de verschuldigde leggen, lijkt mij niet de juiste manier.
Mijn vraag daarbij is: kunnen we dat onderzoeken? Kan VLABEL dat onderzoeken? Uw kabinet hoeft dat natuurlijk niet zelf te doen. Kan er in alle dossiers toch een grondige screening gebeuren om te zien of die fout die gemaakt is, kan worden rechtgezet?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, ik zou u toch wel aanraden om voorzichtig te zijn en er ook eens over na te denken, en verder te kijken dan alleen maar dat.
Ik ben het er natuurlijk mee eens dat erfbelasting een pijnlijke belasting is. U kent mijn mening daarover, zeker in rechte. Maar hoe? Dat is zeker een breder debat waard. We moeten natuurlijk ook kijken naar de inkomsten. Men kan daar dus niet zomaar direct iets aan doen. Maar op dat vlak ben ik het met u eens. Je moet trouwens voor alle belastingen correct zijn. Wij hebben onze werkwijze aangepast bij VLABEL, maar de bewijslast blijft wel bij de belastingplichtige liggen. Dat is een punt waarover u eens moet nadenken. De reden daarvoor is dat men bij alle inkomstenbelastingen in principe blijft werken met aangiften. Waarom is dat zo? Waarom moeten mensen zelf hun belastingen ingeven en dus zelf ook de bewijslast dragen? Dat is natuurlijk omdat wij in België iets niet hebben, iets waar ik ook niet voor pleit, maar waar uw woorden onrechtstreeks wel toe zouden kunnen leiden, namelijk een vermogenskadaster. Als u zegt dat VLABEL maar met een andere manier moet komen en daar de bewijslast van dragen, dan is de enige oplossing een vermogenskadaster. Daarbij heeft de overheid van elke burger weet van elke cent die hij bezit. Dat is iets waar ik niet voor pleit, omdat dat heel wat andere nadelen heeft. Daar ga ik niet in mee. Dat zou de enige sluitende manier zijn.
Het is heel eenvoudig op te lossen. Het is heel eenvoudig om het saldo op een andere rekening te zetten na het eerste overlijden. Dat is wat er eigenlijk moet gebeuren.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik begrijp uw redenering. Dat is inderdaad een zeer valabel argument. Maar waar ik eerder op doelde, was een systematiek waarbij in de aangifte duidelijk wordt gesteld over welk deel van de belasting het gaat. Dat is in het verleden niet gebeurd. Toen werd gewoon altijd belast op het geheel, zonder er in de aangifte enige duiding bij te geven of het ging om het deel van de langstlevende echtgenoot. Dus ik denk dat er daarvoor misschien wel een manier is, zonder het systeem helemaal om te draaien. Op dat vlak hebt u wel 100 procent gelijk, mijn excuses als ik dat fout verwoord heb. Ik denk dat we misschien moeten komen tot een manier, bijvoorbeeld via een brede communicatie, om duidelijk te maken dat de overheid in het verleden in bepaalde gevallen mogelijk in de fout is gegaan en dat het mogelijk moet zijn voor de burger om een rechtzetting te vragen. Dat zal misschien een budgettaire impact hebben, maar dat lijkt mij toch de correcte manier van werken, zeker als je het standpunt bekijkt van VLABEL, dat zegt zijn werkwijze te zullen aanpassen. Het lijkt mij dat daar retroactief gewerkt kan worden. Dat is misschien voer voor verder onderzoek.
De vraag om uitleg is afgehandeld.