Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Naar aanleiding van de vaststelling dat de zorgkundigen, waarvan er velen gewerkt hebben in de woonzorgcentra, het erg zwaar hadden tijdens de COVID19-pandemie en veel zorgkundigen blijkbaar onvoldoende voorbereid waren op de aanpak van een dergelijk besmettelijk virus, kwamen vanuit het veld oproepen aan de verantwoordelijke ministers om de kwaliteit van de basisopleiding tot zorgkundige te versterken.
Ik heb vanuit een aantal organisaties trouwens heel mooie filmpjes gezien om zorgkundigen op de vloer op te leiden, te ondersteunen en te helpen, over hoe ze bepaalde zaken moesten doen in begeleiding, in het voorkomen van het voortzetten van besmettingen, in het dragen van beschermingsmateriaal enzovoort. Het juist aan- en uitdoen van een mond-neusmasker was toch niet onbelangrijk om te vermijden dat je dat nieuwe mond-neusmasker al meteen besmet. Dan stelde zich de vraag of ze dat wel voldoende zien in die basisopleiding. Dat is een terechte vraag. Het is geen kritiek naar de opleiding, maar wel een nodige vraag, gezien wat we nu hebben meegemaakt: is die basisopleiding sterk genoeg?
Op uw initiatief, minister, werd een beleidsdomeinoverstijgende taskforce opgericht met vertegenwoordiging vanuit de onderwijs- en opleidingsverstrekkers en de onderwijsinspectie, het werkveld, de afgestudeerden en Zorg en Gezondheid. Met andere woorden, alle voornaamste spelers zijn aan boord. De opdracht bestond erin om de aandachtspunten over de kwaliteit van de huidige opleidingen Zorgkundige in kaart te brengen en aanbevelingen te formuleren over de toekomstgerichtheid van het curriculum, de lesgevers en de opleiding als geheel. Dat is een stevige boterham, een stevige taak.
Begin mei verscheen een tussentijds rapport van de taskforce en in het antwoord op mijn schriftelijke vraag – voor de geïnteresseerden: nummer 640 van 16 april 2021 – gaf u aan dat eind juni de finale rapportering zal worden voorgelegd.
Collega’s, als u kijkt naar de kalender op uw computer, zult u begrijpen waarom ik die vraag vandaag stel.
Minister, is de finale rapportering ondertussen voorgelegd?
Welke voornaamste conclusies en aanbevelingen worden daarin geformuleerd?
Dienen er aanpassingen te gebeuren aan het huidige beroepskwalificatieprofiel?
Ten slotte, welke beleidsaanpassingen zijn er volgens u verder nodig om gevolg te geven aan het rapport?
Minister Weyts heeft het woord.
De vraagstelling komt een tikje te vroeg, omdat het landingsgestel van de taskforce is uitgeklapt, maar we er nog niet zijn en in de afrondingsfase zitten. De laatste vergadering heeft nog maar net, afgelopen maand, plaatsgevonden.
Men heeft heel wat input verzameld, op grond van een grote respons. Er zijn vijf bijeenkomsten geweest van de taskforce. Men heeft een bevraging georganiseerd van het werkveld, waarbij bijna 2000 verpleegkundigen en leidinggevenden van de zorgkundigen bevraagd zijn. Er zijn ook focusgroepen opgericht met zowel startende als ervaren zorgkundigen en met leerkrachten van zorgkundigen.
Er wordt nu afgestemd tussen mijn administratie en de leden van de taskforce om de eindrapportering te finaliseren. De focus zal liggen op drie grote thema’s: de kwaliteit van de basisopleiding, de stages en stagebegeleiding door school en werkveld, en, ten derde, de professionalisering van de werkende zorgkundige.
Ik kan niet vooruitlopen op de conclusies, maar ik kan wel al meegeven dat, naast een aantal bezorgdheden, er vooral een heel grote appreciatie wordt geuit ten aanzien van de zorgkundigen.
Alle beleidsaanbevelingen worden samengebracht in de eindrapportering. Wanneer verwacht ik die? Dat is een logische vraag. Ik denk dat we volgende maand zullen kunnen landen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u. Collega’s van de oppositie, wie denkt dat je, als je in de meerderheid zit, allerlei getelefoneerde vragen kunt stellen op het juiste moment en dan een ongelooflijk antwoord kunt krijgen: bij dezen heb je het bewijs dat dat niet zo is. Dat wil niet zeggen dat ik die vraag in de toekomst niet opnieuw zal stellen.
Minister, ik dank u in ieder geval omdat u snel actie hebt ondernomen om die taskforce samen te roepen en vanuit die verschillende oogpunten te kijken naar wat er eventueel in de basisopleiding kan worden aangepast, zodat onze afgestudeerden maar ook onze studenten beter gewapend zijn wanneer het nog eens gebeurt. Laten we hopen dat het niet snel meer gebeurt, maar de virusrealiteit zegt ons dat de kans bestaat dat het ons nog eens overkomt. Dan moeten ze het volledig kunnen capteren. Die mensen moeten voldoende zijn opgeleid, waardoor – en dat vind ik belangrijk – ze zich sterker gewapend voelen, ze meer het gevoel hebben het aan te kunnen en ze weten wat ze op welk moment moeten doen.
Als ik u hoor zeggen dat het landingsgestel is uitgeklapt en we aan het landen zijn, wil dat dan zeggen dat die uitrol, minister, van die beleidsaanbevelingen potentieel al kan worden meegenomen naar volgend schooljaar? Of ben ik nu echt te voortvarend en zijn er nog een aantal bijkomende stappen nodig?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, collega Daniëls, voor de zeer interessante vraag. Ik had ze ook genoteerd, maar was van plan ze pas na het reces te stellen. Maar goed, het is zeer belangrijk dat er een zeer brede basis bevraagd is geweest, en dat er een zeer brede bevraging gebeurd is. Want we moeten er echt alles aan doen om alle hens aan dek te hebben om de zorg in de woonzorgcentra op een zo hoog mogelijk niveau te kunnen houden.
U zegt, minister, dat de landing is ingezet. Ik hoop dat u veilig landt, maar mijn vraag was eigenlijk dezelfde als die van meneer Daniëls, maar misschien wat meer gefaseerd. Wat is de timing? Zijn er misschien ook ideeën om quick-wins te kunnen realiseren? Denk aan zaken die op korte termijn al kunnen worden gerealiseerd binnen het kader van kwaliteit: stages, stageplaatsen, professionaliseren van zorgkundigen... En dan is er ook het verhaal van de bredere context. Zijn daar misschien quick-wins te maken?
De heer Danen heeft het woord.
De eerste vraag die ik wilde stellen was ook of we misschien niet moeten wachten tot alles is geweten, eer we een aantal maatregelen nemen, maar mevrouw Vandromme heeft die vraag al gesteld.
Ik heb nog een tweede vraag, minister. Dit was een gigantische wake-upcall en daar is actie uit voortgekomen. Ik hoop dat die ook een sterk vervolg krijgt. Ik ben ervan overtuigd dat dat zal gebeuren. Maar mogelijk zijn er ook nog andere beroepskwalificatieprofielen die een update vragen. Mijn vraag is: hoe wordt er eigenlijk gemonitord of ook andere beroepskwalificatieprofielen nog aan de huidige stand van zaken of de huidige kwaliteitseisen voldoen? Is dat structureel ingebed in uw beleid?
Minister Weyts heeft het woord.
Actualisering van beroepskwalificaties is natuurlijk altijd zinvol. Maar wat betreft de zorgkundigen, gaan we dit zeker al meenemen naar volgend schooljaar, al geldt dat niet voor alle aanbevelingen.
Ik denk bijvoorbeeld aan het aanbod en de programmatie van het volwassenenonderwijs. We gaan ervan uit dat zeker voor januari volgend kalenderjaar die aanbevelingen zeker al kunnen worden meegenomen, en dus dat de programmatie in het volwassenenonderwijs in die zin al kan worden aangepast.
Verder zal het natuurlijk bekijken zijn, hoe we stap voor stap die aanbevelingen gaan kunnen concretiseren en ingang kunnen doen vinden in het veld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank voor de verdere opvolging, minister.
Ik was me net aan het afvragen welke filmpjes ik bedoelde, maar het waren die van Befezo (Belgische Federatie voor Zorgkundigen). Die organisatie heeft eigenlijk een e-learningtraject opgezet, om de lacunes die men bij de eigen zorgkundigen vaststelt, op te lossen. Het zijn echt zeer zinvolle filmpjes, gebaseerd op de praktijk. Ik zou die echt aanraden. Ik denk dat daar ook een wisselwerking kan zitten voor het onderwijs, om op die manier de vinger aan de pols te houden.
De beroepskwalificaties aanpassen, wat collega Danen stelde, is één zaak. Maar ik merkte vroeger bij stages dat men op de werkplaats vaak meer vooruitstrevende technieken hanteerde dan diegene die men in het onderwijs aanbood. Soms is die wisselwerking ook in de andere richting. Ik herinner me heel concreet de decubituswonden, doorligwonden in de volksmond. Men gebruikte bepaalde technieken in woonzorgcentra, die in scholen nog niet bekend waren. Dus ik denk, minister, dat de wisselwerking daar in de twee richtingen gaat. Het is goed om die in beide richtingen, ook naar de toekomst toe, in stand te blijven houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.