Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, ik heb inderdaad een vraag over de aandacht voor jonge mantelzorgers in ons onderwijs. Heel wat kinderen en jongeren in Vlaanderen groeien op in een gezin waar de vader of de moeder ernstig ziek is of een chronische aandoening heeft. Het kan ook gaan over broers of zussen. Uit een studie van Kind & Samenleving een aantal jaren geleden bleek dat heel wat kinderen en jongeren binnen hun gezin ook mee de zorg opnemen voor een ziek familielid. De rol die die kinderen en jongeren op zich nemen, heeft heel wat gevolgen voor hun eigen leven en ontwikkeling.
Op 6 januari 2016 hebben we in het Vlaams Parlement een voorstel van resolutie goedgekeurd betreffende de ondersteuning van jonge mantelzorgers. Dat voorstel van resolutie bevatte een heel aantal concrete vragen onder meer ook gericht op onderwijs. Nadien werden jonge mantelzorgers expliciet opgenomen onder een van de vier thema’s in het Vlaams Mantelzorgplan 2016-2020.
Sindsdien werden er twee onderzoeken gevoerd die zich richten op de leefsituatie van die specifieke groep kinderen en jongeren. Ten eerste organiseert de Universiteit Gent (UGent) Health Behaviour in School-aged Children (HBSC). Ten tweede werden drie deelonderzoeken over jonge mantelzorgers ingebracht in het LiSO-onderzoek (Loopbanen in het Secundair Onderwijs). Ondertussen werden de resultaten van die studies ook opgeleverd. Blijkt dat jonge mantelzorgers niet alleen negatieve, maar ook positieve gevolgen ervaren uit hun eigen situatie. Beide worden sterker naarmate jonge mantelzorgers meer thuis helpen. Zo hebben jonge mantelzorgers die minstens vier uur helpen te kampen met verschillende welzijns- en gezondheidskenmerken, zoals slaapproblemen, ervaren ze een mindere kwaliteit van leven of maken ze zich zorgen over de thuissituatie.
Minister, in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 21 mei laatstleden gaf u meer informatie over de aandacht van hogescholen en universiteiten voor jonge mantelzorgers. Sommige instellingen hebben inderdaad een heel uitgewerkt beleid. Zo deed bijvoorbeeld de University Colleges Leuven-Limburg (UCLL) al een verkennend onderzoek naar de noden van studerende mantelzorgers en werd in 2020 een gelijkaardig onderzoek opgestart door de Hogeschool Gent (HOGENT). Voor wat betreft de middelbare en lagere schoolstudenten hebt u eerder al te kennen gegeven geen voorstander te zijn van een specifiek statuut voor mantelzorgers en dat de zorg voor mantelzorgers in scholen onderdeel is van de leerlingenbegeleiding. Samana werkte heel wat educatief materiaal uit voor een mantelzorgvriendelijke school.
Minister, ik heb een aantal vragen omdat de aandacht voor de jonge mantelzorgers toch wel van belang is omdat we natuurlijk ook niet willen dat door het feit dat zij thuis mee de zorg moeten opnemen voor een ziek familielid, hun schoolloopbaan sterk bedreigd zou kunnen worden. Voor hen zijn school en de opleiding uitermate belangrijk.
Kunt u meer informatie geven over de resultaten van de twee genoemde studies naar de leefsituatie van jonge mantelzorgers die relevant zijn voor het onderwijsbeleid? Wat zijn de belangrijkste conclusies? Welke maatregelen koppelt u daaraan?
Hoe zult u de beleidsaanbevelingen uit de studies die betrekking hebben op het onderwijs ter harte nemen?
Is er nood aan het beter informeren van de scholen over hoe om te gaan met jonge mantelzorgers?
Minister Weyts heeft het woord.
Er is in Vlaanderen zoiets als een Vlaams Mantelzorgplan. Dat is gestart voor een periode van vijf jaar, van 2016 tot en met 2020. Dat loopt nu ook even door. In uitvoering daarvan werden verschillende studies verricht bij jonge mantelzorgers. U verwijst ook naar de bestaande survey-studies waarin dat thema werd ingebracht. Vervolgens is men ook dieper ingegaan op de materie via een online bevraging en via diepte-interviews. Minister Beke heeft ook in zijn beleidsnota aangegeven dat hij het lopende mantelzorgbeleid verder wil uitvoeren en evalueren. Hij financiert trouwens ook dat onderzoek. Daar vind je ook de rapporten van de verschillende studies. Een samenvattend rapport over de studies heen vind je op de website van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Als antwoord op de beleidsaanbevelingen verwijs ik naar het geïntegreerd beleid op leerlingenbegeleiding dat een school in samenwerking met het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) en de pedagogische begeleiding (PBD) moet voeren. Er wordt verwacht dat elke school een beleid op leerlingenbegeleiding ontwikkelt, implementeert en evalueert.
Dat beleid is een geïntegreerd beleid op leerlingenbegeleiding en situeert zich op de vier begeleidingsdomeinen van de onderwijsloopbaan, het leren en studeren, het psychisch en sociaal functioneren en de preventieve gezondheidszorg. Dat betekent dat een school in haar beleid op leerlingenbegeleiding – afhankelijk van de leerlingenpopulatie en de noden – aandacht heeft voor thema’s zoals spijbelen, druggebruik, mantelzorg en niet voor elk thema een specifiek of apart beleid ontwikkelt.
De preventieve en begeleidende maatregelen die worden genomen, vertrekken altijd vanuit een holistische benadering van de leerling en dit op een continuüm van zorg. Het continuüm van zorg is een getrapt zorgmodel waarbinnen scholen en CLB’s samenwerken en voorzien in leerlingenbegeleiding, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid. In dat continuüm onderscheiden we de fase van de brede basiszorg met maatregelen voor alle leerlingen en verhoogde zorg voor die leerlingen voor wie de brede basiszorg niet volstaat. Bij uitbreiding van zorg wordt de leerling aangemeld bij het CLB.
Het ene begeleidingsdomein wordt niet los gezien van het andere en onderlinge effecten worden in de gaten gehouden of in rekening gebracht. Wanneer het bijvoorbeeld minder goed gaat met een mantelzorger op het vlak van het psychisch functioneren, zullen de effecten daarvan op het leren en studeren ook zichtbaar zijn. Bij de detectie van een spijbelprobleem kan er bijvoorbeeld een situatie van mantelzorg aan het licht komen.
Het beleid op leerlingenbegeleiding, inclusief de samenwerking met een CLB is een erkenningsvoorwaarde voor de school. In het kader van de doorlichting zal de onderwijsinspectie dat ook altijd tegen het licht houden. Elke school moet een aanspreekbaar persoon voor leerlingenbegeleiding aanduiden. Voor professionalisering kan de school terecht bij de PBD of een andere externe dienst.
Ik was gestart met de verwijzing naar het mantelzorgplan. Minister Beke werkt momenteel aan een nieuw mantelzorgplan dat zou ingaan op 1 januari van volgend jaar. Daarbij zal extra aandacht worden besteed aan jonge mantelzorgers.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is me natuurlijk bekend dat er een Vlaams Mantelzorgplan is dat eind dit jaar afloopt en momenteel wordt geëvalueerd. Op basis van veel input vanuit verschillende hoeken wordt er gewerkt aan een nieuw mantelzorgplan.
Ik heb inderdaad dinsdag in de commissie Welzijn ook een oproep gedaan om die jonge mantelzorgers daar zeker niet in te vergeten. Het probleem is dat jonge mantelzorgers dat vaak niet weten. Zij nemen zorg op maar gaan dat ook niet vertellen waardoor er soms problemen opduiken zoals te laat op school komen, te laat een taak indienen enzovoort, wat een negatief effect kan hebben. Dat moeten we kunnen ondervangen. Vandaar mijn oproep voor sensibilisering, zodat men zich er zelf van bewust is, en voor detectie op school.
Uit de studies blijkt dat een van de grote vragen ook is dat er vertrouwenspersonen zouden worden aangeduid zodat mantelzorgers niet telkens bij elke leerkracht met hun verhaal terecht moeten maar een vertrouwenspersoon op de hoogte is van de situatie. Minister, wat is uw standpunt daarover? Zult u de scholen daarover sensibiliseren?
Hoe kunnen we met betrekking tot onderwijs werken aan een soort lotgenotencontact? Ik vind dat een zwaarbeladen woord, maar ik had onlangs de gelegenheid een gesprek te hebben met een heel jonge, nieuwe vzw ZoJong! Dat is een vereniging van jonge mantelzorgers. Het gaat over studerende jongeren die mee de zorg opnemen en die met raad en daad worden bijgestaan. Ik vond dat een heel mooi initiatief. Het lijkt me aangewezen dat we ervoor zorgen dat we jonge mantelzorgers op die manier kunnen ondersteunen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we hebben nagenoeg hetzelfde debat afgelopen dinsdag gehad in de commissie voor Welzijn naar aanleiding van de soortgelijke vraag van collega Schryvers. Bijgevolg dient zich een beetje hetzelfde aan. De N-VA-fractie is van mening dat we de mantelzorgers effectief moeten erkennen en herkennen. De twee zijn belangrijk. Dat is ook opgenomen in het regeerakkoord. Minister, u hebt daarnet het pleidooi voor de leerlingenbegeleiding aangehaald: ken uw leerlingen. Het is belangrijk om te weten wie wat doet, maar ook om de achtergrond van de leerlingen te kennen. Bij de inschrijving van leerlingen in de school pleiten we ervoor dat er niet alleen contact moet zijn met de ouders, maar ook met de leerlingen. Het is belangrijk om te weten te komen wie een bepaalde leerling is en wat de achtergrond en dergelijke meer is.
Scholen organiseren het leerlingenbeleid momenteel met klastitularissen, met vertrouwensleerkrachten, maar ook soms in kleine groepjes waaraan leerkrachten worden toegewezen. Op het terrein zie ik al heel veel van zulke zaken gebeuren. Het kan zinvol zijn, minister, zonder dat we daarover allerlei decretale teksten moeten maken, om een soort artikel op te nemen om erop te duiden dat scholen zich effectief de vraag stellen wie er zich in de school in een dergelijke situatie bevindt. Het kan zinvol zijn om daarover het gesprek aan te gaan.
We kijken uit naar de evaluatie van het mantelzorgplan. De NV-A zal dat van heel nabij volgen omdat mantelzorg nu eenmaal een belangrijk onderdeel is van de vermaatschappelijking van de zorg dicht bij mensen. Dat is meer de regel aan het worden dan de uitzondering. Dat is in warm Vlaanderen uiteraard een goede zaak.
Minister Weyts heeft het woord.
Dat klopt. Ik hoop dat we zeker in het kader van het nieuwe mantelzorgplan de toegezegde aandacht voor jonge mantelzorgers kunnen gebruiken om scholen nog beter bewust te maken. De lotgenotencontacten kunnen daar een rol in spelen. Het is belangrijk om niet alleen ervaringen te kunnen delen, maar ook om te weten dat je er als mantelzorger – ook letterlijk – niet alleen voor staat. We kunnen daaruit nog wel wat inspiratie putten en dat meenemen in het mantelzorgplan.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Veel kinderen en jongeren nemen soms wel eens ongeweten zorg op voor hun familielid. Dat kan op veel verschillende manieren gebeuren. Bij de ene gebeurt dat al wat intenser dan bij de andere. Maar ook voor hen is het belangrijk om gewoon jong te kunnen zijn en ook de schoolloopbaan op een goede manier te kunnen doorlopen. Dat is zo belangrijk voor hun toekomst. Daarom moeten we daar echt oog voor hebben. In onze resolutie van 2016 hebben we specifiek onderwijs als aandachtspunt opgenomen. De vertrouwenspersoon was daarin al opgenomen. Het zou goed zijn om daar verder werk van te maken. Ik kijk er echt naar uit dat jonge mantelzorgers een groot onderdeel zullen uitmaken van het nieuwe mantelzorgplan, maar dat ook verschillende andere beleidsdomeinen daarin verantwoordelijkheden opnemen, onder meer het onderwijs. Dat wil ik u vragen, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.