Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
De deuren van heel veel zwembaden bleven tijdens de coronacrisis gesloten en zwemlessen konden daardoor niet doorgaan. Zwemexpert Filip Roelandt van de UGent waarschuwt in verschillende media voor de gevaren deze zomer als jonge kinderen mee op reis gaan met hun ouders of mee op kamp gaan met jeugdbewegingen of sportkampen en met water in aanraking komen.
Door corona is er een achterstand in het zwemmen ontstaan, aangezien de zwemlessen zowel op school als bij privé-initiatieven niet of nauwelijks konden doorgaan. Vooral kinderen van het tweede en derde leerjaar zouden een serieuze zwemachterstand hebben.
Schoolzwemmen was volgens de expert al een ‘bedreigde diersoort’ en inspecties vroegen al voor corona om het aantal uren zwemmen te beperken. Daar zijn volgens hem drie redenen voor: zwemmen is een zeer moeilijke technische sport, het is een dure en ook een gevaarlijke sport. Nochtans is de school de ideale plaats om kinderen te leren zwemmen omdat die gelijk is voor ieder kind.
Zwemmen is echter ook een sport die tot op hoge leeftijd beoefend kan worden en die ook geschikt is voor mensen met fysieke beperkingen die hinder ondervinden bij het beoefenen van andere sporten. Kortom, er zijn heel wat goede redenen om zwemmen op te nemen in de eindtermen voor het basisonderwijs. De expert pleit voor extra waakzaamheid tijdens de komende vakantieperiode, vooral bij jonge kinderen van wie we normaal mogen verwachten dat ze al goed kunnen zwemmen.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister. Onderschrijft u de visie van de experts dat vooral kinderen van het tweede en derde leerjaar een aanzienlijke achterstand hebben opgelopen op het vlak van hun zwemvaardigheden? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat die tekorten tijdens het komende schooljaar weggewerkt zullen worden?
Bent u bereid om hiervoor extra middelen te voorzien want zoals we weten is de zwemsport een dure aangelegenheid voor scholen, zeker wat betreft het busvervoer en de toegang tot het zwembad?
Minister Weyts heeft het woord.
Als minister van zowel Onderwijs als Sport zal het u niet verbazen dat ik het heel belangrijk vind dat kinderen leren zwemmen. Kunnen zwemmen is een basisvaardigheid die kinderen het best aanleren in de lagere school. Daarom is dat ook opgenomen in de eindtermen voor het gewoon lager onderwijs en in de ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon lager onderwijs. Het klopt dat de scholen gedurende de coronapandemie tijdens fase rood niet mochten gaan zwemmen. Die periode was eerder beperkt. Zwemmen is een toonbeeld van hoe de wetenschappelijke inzichten tijdens de coronapandemie permanent evolueerden. Ik herinner me nog dat in het begin zwemmen een van de eerste activiteiten was die aan banden werd gelegd. Dat was op grond van het douchegebruik, aerosolen en de verplaatsing waarbij de aerosolen werden gebruikt als een soort transportband voor de verspreiding van het virus. Op grond daarvan was het zwembad het allereerste dat moest worden gesloten.
Vervolgens heeft men dat volledig omgedraaid. Het zwemmen was het eerste dat we terug hebben toegelaten bij de versoepeling. Sindsdien zijn we daar niet meer aangekomen. Als je rekening houdt met het sluiten van de kleedkamers of de grote ruimtes en het niet douchen, dan is zwemmen gelet op de ontsmettende bestanddelen in het zwemwater, een heel veilige activiteit. Dat is helemaal omgeturnd. Maar goed, er is dus wel een fase rood geweest waarin men niet kon gaan zwemmen. Bij de opstart van de fase oranje, bij het begin van de herfstvakantie, werden buitenschoolse activiteiten nog altijd niet toegelaten, maar met een uitzondering, namelijk voor de zwemlessen.
Ik heb geen cijfers over de impact van die gemiste zwemlessen. Ik ga ervan uit dat er inderdaad achterstand is opgelopen, maar dat die wel beperkt zal zijn, gelet op de kortstondige periode van fase rood.
Ik begrijp wel dat de zwemexperts waarnaar u verwijst, ouders willen waarschuwen om extra alert te zijn.
Wat betreft de eindterm voor het schoolzwemmen, geldt wel dat leerlingen die moeten behalen voor het verlaten van de basisschool. Scholen hebben de marge en flexibiliteit om die vaardigheid aan te leren aan de leerlingen. Het is eigenlijk een eindterm voor zes jaar. Het is aan het einde, voor het verlaten van het basisonderwijs, dat de eindtermen rond het zwemmen moeten worden behaald.
Ik kom tot de extra middelen. Vorig jaar nog hebben we de werkingsmiddelen van het kleuteronderwijs volledig gelijkgetrokken met die van het lager onderwijs. Dat wil zeggen dat er sinds vorig schooljaar 71 miljoen euro aan extra werkingsmiddelen zijn in het basisonderwijs. Dat is structureel, dus recurrent. Het zijn geen gekleurde middelen. Het schoolbestuur beslist zelf hoeveel van die werkingsmiddelen ze aan zwemlessen wil spenderen om ervoor te zorgen dat alle leerlingen kunnen zwemmen voor ze de school verlaten na het zesde leerjaar. Maar ik herhaal: de periode is eerder beperkt geweest, gelukkig maar. Anderzijds heeft men een tijdspanne van zes jaar – als het gaat over het lager onderwijs – om die eindtermen te halen.
Ik wil er wel voor zorgen dat schoolzwemmen betaalbaar blijft. Het tarievenbeleid van zwembaden voor het schoolzwemmen behoort tot de autonomie van de beheerders, wat voornamelijk de gemeentebesturen zijn. Het Netwerk Lokaal Sportbeleid, de nieuwe benaming voor het aloude gekende Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB), heeft die zwembadtarieven gemonitord en is van plan om die kengetallen dit jaar opnieuw te verzamelen en zo de actuele evolutie van de schooltarieven in kaart te brengen. Dat we daar de vinger aan de pols houden, lijkt mij nog veel belangrijker te zijn. Met mijn andere pet op, als minister van Sport, zal ik aan het Netwerk Lokaal Sportbeleid vragen om mee te pleiten voor blijvende democratische toegangsprijzen voor deze doelgroep.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u onderschrijft dat schoolzwemmen een heel belangrijk onderdeel is van de basisopleiding voor de kinderen. Het is een basis om ervoor te zorgen dat kinderen op die manier ook in het zwembad zelfstandig hun plan kunnen trekken. Experts trekken nu aan de alarmbel.
Ik ben het er zeker en vast met u over eens dat het zwemmen een langetermijntraject is en dat scholen heel wat jaren hebben om kinderen te leren zwemmen. Het is niet zo dat dat gefocust is op één jaar.
Een heel belangrijk element dat u aangeeft, is de betaalbaarheid. Daarom ook doe ik mijn oproep. Want deze zomervakantie zullen heel wat ouders hun kinderen privézwemlessen laten volgen. Dat is goed voor de mensen en gezinnen die dat kunnen betalen. Maar uiteraard zijn er ook heel wat kwetsbare gezinnen die dat niet kunnen betalen. Het is onze taak om die kinderen niet uit de boot te laten vallen en ervoor te zorgen dat degenen die kwetsbaar zijn en een achterstand hebben opgelopen, zeker en vast voldoende kansen krijgen om ook volgend jaar, als corona hopelijk volledig is verdwenen, hun zwembeurten te kunnen krijgen.
Minister, daarom doe ik een bijkomende oproep – geen vraag, maar een oproep – om er volgend jaar, als corona hopelijk van de baan is, voor te zorgen dat scholen voldoende kansen en middelen hebben, zodat ze alle kinderen die een achterstand hebben opgelopen en kwetsbare kinderen, voldoende kunnen laten zwemmen. Zo kunnen ook zij bijdragen aan de maatschappij, kunnen ze hun steentje bijdragen en hun plan trekken in het zwembad tijdens vakanties en dergelijke. Ik dank u.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, als fervent openwaterzwemmer wil ik geen kans onbenut laten om een lans te breken voor meer mogelijkheden om in open water te zwemmen. Vandaag bouwen wij nog steeds heel dure zwembaden die, zoals u terecht zei, wegen op de lokale financiën. Daarom staan scholen vaak wat kritisch ten opzichte van het zwemmen. De praktische organisatie – schoolbus en dergelijke –, de hele kostelijke organisatie van het schoolzwemmen is vaak een drempel om het meer dan nodig te organiseren.
Maar ik denk dat we daar kansen laten liggen als we kijken naar de openwaterzwemmogelijkheden in Vlaanderen. Dat kan heel laagdrempelig georganiseerd worden: gratis en heel toegankelijk, maar een aantal drempels in de milieuwetgeving en dergelijke moet nog worden weggenomen.
Ik heb begrepen dat uw collega’s Demir en Beke daarover een studie hebben besteld. U bent minister van Onderwijs, waarbij zwemmen en sport in het algemeen belangrijk zijn voor het welzijn en de gezondheid van onze kinderen. U bent ook minister van Sport, dus u hebt ongetwijfeld een visie op dat openwaterzwemmen als een extra stimulans en mogelijkheid om het zwemmen onder de knie te krijgen. Als we naar de cijfers kijken in Vlaanderen, ligt het verdrinkingsaantal hier in verhouding hoger dan in Nederland waar je als het ware onbeperkt in het open water kunt zwemmen. Ik zou graag uw visie kennen over het initiatief om meer mogelijkheden te creëren voor het zwemmen in open water.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik excuseer me even want ik heb de discussie niet helemaal gevolgd. Ik ben net aangesloten, maar omdat ik het belangrijk vind, wil ik me nog even mengen in de discussie. Zwemlessen zijn belangrijk. Ik hoor collega Brouns spreken over zwemmen in open water. Dat is heel fijn, maar dan moet je natuurlijk kunnen zwemmen. In die zwemlessen speelt de school een bepaalde rol. Het is belangrijk dat ze dat doet. Het staat ook in de eindtermen dat ze dat moet doen. We hebben een hele lagereschooltijd om te leren zwemmen.
Ik las in de vraag van collega De Rudder dat er tijd verloren is vanwege corona en dat bepaalde kinderen nog niet kunnen zwemmen die misschien wel hadden kunnen zwemmen als er geen corona was geweest. Dat zal wel kloppen, maar we hoeven nog niet te panikeren. Ouders weten wanneer hun kind al dan niet kan zwemmen. De scholen kunnen daarin hun rol opnemen. De eindtermen moeten worden bereikt, maar er is de flexibiliteit van de scholen.
Minister, de onderwijsinspectie controleert de scholen op verschillende vlakken. Zult u met haar opnemen dat ze in de toekomst controleert dat die eindterm voldoende meegenomen wordt zodat een kind op het einde van de lagere school op zijn minst een zwemdiploma heeft behaald?
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, het verbaast me toch dat de eindterm van het zwemmen pas tegen het einde van de lagere school moet worden gerealiseerd. Veel ouders hebben de vraag om dat sneller te doen. Het is al moeilijk om dat in de zwembaden gedaan te krijgen. Men vindt geen lesgevers of de wachttijden zijn te lang. Men zit gemakkelijk al van in de derde kleuterklas daarop te wachten om te leren zwemmen. Ik begrijp niet goed waarom dat pas tegen het zesde studiejaar geleerd moet zijn. Die eindtermen van de lagere school worden herbekeken. Het zou zinvol zijn dat men dat in de eerste graad van het lager onderwijs al meteen oplegt zodat de kinderen zo snel mogelijk een beetje kunnen zwemmen, al is het maar watergewenning. Ik vind dat belangrijk. Je hoort toch regelmatig over verdrinkingen en kinderen die in moeilijkheden komen. Ik dring erop aan dat het vanaf het begin zou worden opgevolgd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik wil nog even het woord nemen omdat ik de indruk heb dat een paar zaken hier op een hoopje worden gegooid. Als we willen dat iedereen zo vroeg mogelijk gaat zwemmen, dan zal de druk op de zwembaden nog verhogen en zal het niet eenvoudig worden om de lessen in te plannen. We zien in gemeenten of zelfs in regio’s, zoals in het Waasland, dat er een spreiding is over alle scholen zodat ze allemaal aan schoolzwemmen kunnen doen. Als we dan zeggen dat kinderen moeten leren zwemmen in de eerste graad van het lager onderwijs, wat nota bene sinds de jaren 1980 al niet meer in de onderwijsregelgeving staat, dan zul je een opstopping in de zwembaden krijgen.
Verder heb ik de commissie voor Leefmilieu over openwaterzwemmen bijgewoond. Het ging over een aantal zaken, onder meer de bacteriologische kwaliteit van het zwemwater. Die is belangrijk, gelet op het warme weer en de blauwalg. Twee, het ging het over in- en uitstapplaatsen. En drie, zoals collega Krekels heeft gezegd, is er het leren zwemmen an sich. Collega's, ik kan er jammer genoeg niets aan doen, maar ik verwijs naar het vonnis dat er nog maar deze week is geweest. Daarbij werd een school in West-Vlaanderen verantwoordelijk geacht voor een verdrinking van een leerling tijdens het schoolzwemmen. Dat is natuurlijk ook een kwestie die bij scholen meespeelt.
Minister, ik wil inderdaad de oproep doen om het te bekijken in alle hoedanigheden die u hebt. Maar ik onderschrijf ook wat collega Krekels zegt. De scholen hebben de tijd en zullen nu wel herplannen, om op het einde van de lagere school maximaal die eindtermen te realiseren.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, geef ik mee dat de eindtermen altijd bepaald zijn op niveau van het basisonderwijs, waarbij men altijd formuleert ten aanzien van het einde. Er worden op dat vlak geen tussendoelen geformuleerd.
Maar in dezen vind ik het ook praktisch heel zinvol om er net voor te zorgen dat er aan de scholen de autonomie en flexibiliteit wordt geboden om zelf invulling te geven aan die eindtermen met betrekking tot het kunnen zwemmen. Iedereen kent de regeling zoals die bestaat in de eigen lagere school of waar de kinderen schoollopen. Soms concentreert men dat bijvoorbeeld in specifieke leerjaren. Bij ons is dat ongeveer – ik zeg het even uit het hoofd – in het tweede, het vierde en het zesde leerjaar. Op die manier kunnen we zorgen voor een betere spreiding en benutting van de infrastructuur. Dat geeft net die mogelijkheid. Inzake eindtermen in het basisonderwijs wordt er niet gewerkt met graden. Maar mocht je dat wel nog doen en dat per graad opleggen, dan leg je nog veel meer een druk op de scholen, op de bestaande krappe infrastructuur, dan leg je de mogelijkheden daar nog meer aan banden en beperk je de keuzes nog meer. Dat zou ik dus absoluut niet doen.
Ten tweede, met verwijzing naar tot de oorspronkelijke vraagstelling en de zorgen van de expert, uit ik opnieuw mijn bekommernis dat ouders wel worden verondersteld te weten wat hun kind kan. De expert zegt dat ouders moeten opletten, omdat hun kind inzake zwemvaardigheden misschien wat minder geëvolueerd is dan ze zouden bevroeden. Als ouder word je verondersteld te weten wat je kind kan en kent. Je kunt jezelf daar proefondervindelijk van vergewissen. Je kunt niet alles en alle verantwoordelijkheden uitbesteden aan de school. Als ouders hebben we daar allemaal een verantwoordelijkheid in.
Tot slot sluit ik me graag aan bij het pleidooi voor het gebruik van het open water. Ik ben wel betrokken in de studie rond het verruimen van de mogelijkheden rond dat open water en het zwemmen in open water. We hebben die studie samen met minister Peeters, en ik denk ook minister Beke en minister Demir aangepakt. Daarbij doen we vooral een internationaal vergelijkend onderzoek. De vaststelling is dat de regelgeving in het buitenland toch wel veel soepeler is. Wij hanteren duidelijk een voorzichtigheidsprincipe: het mag niet, tot we zeggen dat het wel mag. In het buitenland is het veelal omgekeerd: in de regel is het toegelaten, tenzij verboden. Hier is het verboden, tenzij toegelaten.
De vraag is of onze waterkwaliteit op dat vlak gemiddeld genomen afdoende is. Want als het gaat over zwemmen met kinderen snap ik wel dat open water een veel moeilijker controleerbare omgeving is. Het is veel ruimer, er zijn veel minder kanten waar men zich aan kan vastklampen in geval van nood. Ik denk niet dat er onmiddellijk een alternatief zal zijn voor kinderen van de lagere school. Maar voor ons allen daarentegen, zeker en vast wel.
We moeten ook kijken naar de bacteriologische kwaliteit. Maar op dat vlak hebben we ongelooflijke stappen vooruitgezet in onze Vlaamse natuur. Hopelijk kunnen we dat verruimen.
Voor dit jaar hebben we alvast vier extra open waters kunnen openstellen voor het zwemmen. Maar wat mij betreft, is dat nog maar het prille begin. Want in totaal gaat het eigenlijk om een heel beperkt aantal openzwemmogelijkheden. Er zijn 47 binnenwateren en 70 strandwateren waar zwemmen nu al toegestaan is. Dat is eigenlijk nog bitter weinig in vergelijking met het bestaande aantal.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw bijkomende antwoorden. Mijn bedoeling van deze vraag was zeker en vast niet om paniek te zaaien. Ik denk dat dat ook niet nodig is, wel om de vinger aan de pols te houden. De spreiding waar ook naar verwezen is in het basisonderwijs is natuurlijk belangrijk. De scholen hebben voldoende kansen om kinderen te leren zwemmen, maar naar aanleiding van de zomervakantie die ondertussen al volop gestart is, is het natuurlijk wel belangrijk dat we kinderen in de gaten moeten houden. Ouders zijn uiteraard het beste geplaatst om te weten wat hun kinderen kunnen, daar was geen discussie over. Minister, scholen spelen een heel belangrijke rol in de vorming, ook onder andere van zwemmen, maar toch blijft het belangrijk dat we alle mogelijkheden benutten om kinderen veilig te laten leren zwemmen in alle omstandigheden en met alle partners, zowel kwetsbare kinderen als kinderen die ook privélessen volgen. We moeten iedereen de kans geven. Daarom bij deze mijn oproep nog eens en daarom ook de vraag die ik hierover aan u wilde stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.