Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Regering heeft vrij snel gereageerd op het hele PFOS-dossier (perfluoroctaansulfonaat) door naar een hele hoop lokale overheden een lijst te sturen van sites met een hoog risico op PFOS-vervuiling: brandweerkazernes, oude industriële sites, noem maar op. Dit gebeurde met de vraag om die lijst te checken en eventueel bijkomend onderzoek te voorzien.
Op de lijst die werd overgemaakt aan de gemeenten Machelen en Vilvoorde komt ook de fameuze Uplace-site voor als potentieel vervuild met PFOS. Dat is op zich een beetje verrassend omdat op die site de voorbije jaren meermaals door de Vlaamse overheid zelf vergunningen werden afgeleverd om projecten uit te voeren.
Het heet niet voor niets de Uplace-site. Er werden voor Uplace verschillende vergunningen afgeleverd. Enkele maanden geleden werd voor het alternatieve project, het zogenaamde BROEKLIN-project, opnieuw een vergunning afgeleverd door de Vlaamse overheid.
Minister-president Jambon – en wie ben ik om hem niet te geloven? – zegt dat de Vlaamse Regering al een hele tijd zeer alert is voor PFOS-vervuiling, maar uit de communicatie naar de gemeenten is af te leiden dat er in het kader van al die vergunningsprocedures en milieueffectenrapporten en dergelijke meer nooit een concreet onderzoek is gebeurd naar PFOS-vervuiling op die site. Dat doet een aantal vragen rijzen.
Klopt het dat deze site op de lijst staat met mogelijke risicolocaties die werd overgemaakt aan de lokale overheden?
Klopt het dat er tot nu toe geen bodemonderzoek werd uitgevoerd naar de aanwezigheid van PFOS op de Uplace/BROEKLIN-site? Hoe moet ik dat dan begrijpen in het licht van de verklaring van de minister-president over de grote alertheid van de Vlaamse Regering die al een tijd aan de gang zou moeten zijn?
Mijn laatste vraag is misschien wel de belangrijkste. Als er effectief geen gegevens bestaan over de aanwezigheid van PFOS op de site, is het dan mogelijk dat een afgeleverde vergunning zonder meer geldig blijft? Is het niet logischer dat er bijkomend onderzoek wordt uitgevoerd, als het toch, volgens de Vlaamse Regering, een risicosite is? Dan moet er toch een bijkomend onderzoek worden uitgevoerd alvorens men kan voortgaan met het project, met het eventueel verplaatsen van grond en dergelijke meer?
Minister Demir heeft het woord.
Het opmaken van risicolijsten zat al vervat in het PFAS-actieplan (poly- en perfluoralkylstoffen) dat we maanden geleden hebben goedgekeurd en dat we nu versneld naar voren hebben gebracht, om de lijst die we al hadden over te maken aan lokale overheden en ook om het te updaten. We gingen dat sowieso doen, voor alle duidelijkheid. Het zat al in het actieplan, maar we hebben deze acties naar voren geduwd.
Delen van de BROEKLIN-site staan inderdaad op de lijst met potentiële risicolocaties voor bodemverontreiniging met PFAS. Deze lijst werd bezorgd aan de gemeente Machelen. Een deel van de site is aangeduid als ‘grote kans’ op PFAS, een ander deel als ‘beperkte kans’. Het gaat hier respectievelijk om een bedrijf waar buizen werden gegalvaniseerd en een bedrijf waar verf werd geproduceerd.
De BROEKLIN-site bestaat uit verschillende deelterreinen die geleidelijk werden aangekocht door de projectontwikkelaar. Op het moment dat deze delen werden verworven werd er een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Op het moment dat deze onderzoeken werden opgesteld, in 2010 en in 2014, werd PFAS niet standaard onderzocht.
Er werden wel andere verontreinigingen aangetroffen. Daarvoor werd een bodemsanering uitgevoerd.
De onderzoeken en de saneringen op de BROEKLIN-site werden correct uitgevoerd. Op het moment van de oriënterende bodemonderzoeken in 2010 en 2014 was PFAS nog geen parameter die algemeen werd beschouwd. De alertheid waarover u het hebt, vertaalt zich in het lopende inventarisatieproces, waaruit indien nodig een bodemonderzoek zal voortkomen. Het is echter niet zo dat elk perceel dat door de OVAM als een potentieel risico wordt beschouwd, ook daadwerkelijk een risico vormt. Hierover moeten we dus uitsluitsel krijgen via de lokale besturen en een eventueel bijkomend bodemonderzoek. Vandaar dus ook de vraag aan de lokale besturen.
Ik kom tot uw laatste vraag. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de aanwezigheid van verontreiniging met PFAS op het terrein, en dus ook niet op de mogelijke impact ervan. De site wordt opgenomen in de screening naar de aanwezigheid van PFAS die door de OVAM is opgestart. Daarbij zal in eerste instantie grondig worden onderzocht of er daadwerkelijk PFAS werden gebruikt in de bedrijven die daar waren gevestigd. Als dat het geval is, zal de bodem ook worden onderzocht op de aanwezigheid van PFAS. De omgevingsvergunning voor BROEKLIN werd verleend na het indienen van een omgevingsvergunningsaanvraag waaraan ook een ontwerp van milieueffectenrapport werd toegevoegd. In dat milieueffectenrapport werd de toestand van de bodem en het grondwater uitgebreid beschreven, alsook het effect dat de uitvoering van het BROEKLIN-project heeft op de bodem en het grondwater.
Met betrekking tot de bodem is het duidelijk dat de bouwwerken gepaard zullen gaan met een aanzienlijk grondverzet, waarbij het grootste gedeelte van de bodem moet worden afgevoerd. Voorafgaand aan de uitgraving zal er dus ook een uitvoerig milieuhygiënisch onderzoek worden uitgevoerd, dat dan ook zal resulteren in een technisch verslag. Als er daadwerkelijk PFAS werden gebruikt in een bedrijf op de site, dan zullen ook PFAS moeten worden onderzocht in dit onderzoek. Op basis van het technisch verslag zullen de partijen verontreinigde en niet-verontreinigde grond apart worden opgeslagen en afgevoerd, conform de VLAREBO-bepalingen, waardoor het risico hier maximaal wordt beperkt.
De praktische organisatie van de grondwaterbemaling die hoogstwaarschijnlijk gepaard zal gaan met de aanleg van de ondergrondse constructies is nog niet geheel bekend en werd bijgevolg ook nog niet in het huidige BROEKLIN-project aangevraagd. In de verleende vergunning wordt wel duidelijk beschreven dat, indien bemalen noodzakelijk blijkt, de aanvrager daarvoor een melding moet doen en desgevallend ook een vergunning moet aanvragen. In het milieueffectenrapport zijn ook de mogelijke effecten van de bemaling op zowel de grondwaterpeilen als de grondwaterkwaliteit beschreven. Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag voor een bronbemaling zal het voorkomen van het verspreiden van verontreinigingen uiteraard ook een belangrijk aandachtspunt zijn. Zowel de technische verslagen voor grondverzet als een aanvraag voor bemaling moeten dus nog gebeuren, voor alle duidelijkheid. In het kader van die dossiers worden de nodige waarborgen ingebouwd om ervoor te zorgen dat het BROEKLIN-project geen risico op verdere verspreiding van een bodemverontreiniging met zich mee zal brengen.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik ben een beetje in de war over wat ik nu moet besluiten uit dat antwoord. Ik begrijp dat er oriënterende bodemonderzoeken zijn geweest in 2010 en 2014, en dat er een milieueffectenrapport is geweest, concreet dan naar aanleiding van BROEKLIN, want de vorige gingen over Uplace. Er is met betrekking tot BROEKLIN dus een milieueffectenrapport geweest met een beschrijving van de toestand van bodem en grondwater, maar bij geen enkel van die onderzoeken is ooit gekeken naar de aanwezigheid van PFAS in bodem of grondwater. Heb ik dat goed? Immers, als dat zo is, dan vind ik dat op zich al vrij eigenaardig. Dat dat in 2010 nog geen prioriteit was, dat begrijp ik wel, maar ik vind het op zich een beetje eigenaardig dat er naar aanleiding van een bodemonderzoek en een grondwateronderzoek voor een MER met betrekking tot een recent project zelfs niet is gekeken naar de aanwezigheid van PFAS.
En niet zozeer alleen maar voor dat project maar ook omdat het waarschijnlijk ook een globale praktijk is in Vlaanderen dat er vandaag nog altijd bodemonderzoeken en grondwateronderzoeken gebeuren waarbij gewoon niet gekeken wordt of er PFOS aanwezig is. Als ik dat link aan een eerdere vraag vandaag over het feit dat er in heel Vlaanderen in het oppervlaktewater PFAS wordt aangetroffen, vind ik dat toch nogal eigenaardig. Is het niet logischer dat dit systematisch zou gebeuren, als men zelfs maar een vaag vermoeden heeft dat er risico was? Wij zijn het nu weer aan het uitspreiden in de tijd. Er zal nu gekeken worden of het eventueel gebruikt zou zijn door de bedrijven die er ooit gevestigd waren. Als zij nog bestaan en daar eerlijk over zijn, kunnen wij dat misschien te weten komen. In het andere geval gaan wij het misschien nooit weten of geen correcte informatie krijgen. Zou het niet logischer zijn om systematisch altijd te testen op PFAS, zeker wanneer er veel grondverzet nodig is? Zouden ook nog niet uitgevoerde projecten daar niet alsnog toe verplicht moeten worden? Dit vind ik op zich geen geruststellend antwoord: wij hebben het niet gevonden omdat wij niet gezocht hebben. Ik denk niet dat iemand die daar in de buurt woont daarvan happy wordt.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Wij kunnen natuurlijk niet teruggaan in de tijd in de zin dat wij nu niet naar zaken kunnen gaan zoeken waar wij vroeger niet naar zochten. Maar het is minstens een les die ons bewust kan maken van al wat er in de grond is kunnen blijven steken en in het water kan zitten. Het PFOS-actieplan, waarnaar ik de vorige jaren al heb geïnformeerd, zit nu in een stroomversnelling. Dat is begrijpelijk. Zijn er hieromtrent nog specifieke acties die versneld uitgevoerd zullen worden, zoals onderzoeken van gronden in het kader van vergunningsherzieningen? Zijn er zaken waarop mensen zich kunnen voorbereiden in de nabije toekomst?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil mij graag nog even kort aansluiten omdat ik de gevoeligheid over wat er nu precies wordt gemeten en wat niet, wel begrijp. Begrijp ik nu dat daar in de toekomst nu wel onderzoek naar gedaan zal worden? Door wie wordt bepaald wat en hoe en voor welke stoffen er gemeten wordt bij een dergelijke vergunningsaanvraag? Buiten PFOS zijn er nog heel wat stoffen en materialen die in de grond terecht komen. Vandaar mijn vraag.
Minister Demir heeft het woord.
Ik hoop dat wij elkaar goed verstaan. U weet dat er bij een vergunningsaanvraag geen bodemonderzoek moet gebeuren. Of vinden jullie dat dit wel bij elke vergunningsaanvraag moet? Bij een bodemonderzoek gebeurt een onderzoek van de risico’s en van de mogelijke risicostoffen. Met alles wat te maken heeft met PFOS en PFAS hebben wij in 2017 het onderzoek gehad bij Oosterweel en Zwijndrecht. Vlaanderen heeft ook samen met andere regio’s daarin de leiding genomen in de afgelopen jaren. Toen hebben wij beslist een toetsingskader te maken voor bodemonderzoeken, de bodemsaneringsnorm.
Ik wil nog eens benadrukken dat er heel wat bedrijven zijn die geen PFAS gebruiken. Het is niet zo dat bij elk bedrijf PFAS wordt gebruikt. Als er geen risico is dat er PFAS wordt gebruikt, dan moet dat ook niet worden onderzocht in bodemonderzoeken. In 2014 werd PFAS sowieso niet onderzocht. Als die gronden vandaag onderzocht zouden worden, dan zou er wel onderzoek worden gedaan naar die PFAS.
Bij grondverzet en bij bemaling moet er – ook in dit dossier – wel naar worden gekeken. Dat gebeurt niet systematisch. Collega Tobback vroeg ernaar. Het wordt ook niet altijd teruggevonden boven de detectielimiet. Daarom wordt er nu, onder leiding van de opdrachthouder en samen met de lokale besturen, een lijst gemaakt van mogelijke risicopercelen, zodat we zaken kunnen uitsluiten. Het is inderdaad aan de bodemsaneringsdeskundigen om te beoordelen of onderzoek richting PFAS noodzakelijk is in het kader van bodemonderzoeken.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, het is inderdaad niet mijn bedoeling om een proces te maken – want daar zijn andere commissies voor – over wat er in 2010 en 2014 zou zijn gebeurd. Daar gaat het op dit moment niet om.
Maar wat ik wel verontrustend of nogal contradictorisch vind, is dat de Vlaamse Regering naar alle gemeenten een lijst stuurt met risicolocaties en niet tegelijkertijd heel duidelijk maakt dat, zolang er op die risicolocaties niet echt grondig is gekeken en dus onderzocht is wat er in de bodem zit, er verder ook niets meer zal gebeuren. Want stel u het beeld voor ogen van een aantal mensen, omwonenden in dat geval van een site die de Vlaamse Regering op de risicolijst heeft gezet, waar de week nadien bulldozers beginnen af en aan te rijden en grond te verplaatsen in het kader van zoiets als het BROEKLIN-project.
Ik heb daarmee niet gezegd dat noodzakelijkerwijze automatisch heel die grond vervuild is, maar wel dat de Vlaamse overheid toch zou moeten kunnen garanderen, al was het maar ter geruststelling van iedereen, dat er onderzoek naar is gedaan en dat het risico is uitgesloten, vooraleer men daar begint tonnen grond te verplaatsen in de nabijheid van een aantal dichtbewoonde gemeenten en stadskernen.
Bij dezen doe ik de oproep om, als u inderdaad een actieplan hebt, ervoor te zorgen dat er ook actie is en dat er, terwijl en totdat dat onderzocht wordt, geen onomkeerbare dingen gebeuren die zowel gezondheidsrisico's als een risico voor de geloofwaardigheid met zich meebrengen.
Ik roep u er dus toe op om, vooraleer er wordt verdergegaan met het uitvoeren van die vergunningen, zeker op de risicosites een grondig onderzoek te doen, zelf uit te voeren of op te leggen, en niet opnieuw onomkeerbare situaties te creëren waarvan we dan binnen nog eens tien jaar moeten zeggen dat we ze hadden moeten voorkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.