Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Claes heeft het woord.
Minister, alweer een vraag over perfluoroctaansulfonaat (PFOS) en Oosterweel, maar dan wel met betrekking tot acties die in het heden of in de nabije toekomst kunnen worden genomen. Daarom stel ik deze vraag in deze commissie en niet in de onderzoekscommissie.
Zoals we allemaal weten, werd er in 2018 een dading afgesloten tussen 3M Belgium en Lantis. Daarin staat dat 3M Belgium op zijn bedrijfsterrein in Zwijndrecht een stortplaats zal inrichten voor de opslag van gronden van derden die zodanig verontreinigd zijn met PFOS dat deze gronden niet meer voor hergebruik in aanmerking komen en waarbij 3M Belgium zal instaan voor het permanent beheer en monitoring van deze stortplaats. Lantis zal wat betreft de gronden die tijdens de Oosterweelwerken vrijkomen en zodanig met PFOS verontreinigd zijn dat ze niet meer voor hergebruik in aanmerking komen, gebruik kunnen maken van de door 3M Belgium aangeboden stortplaats om deze gronden daar definitief te storten.
Volgens de verklaring van diverse ministers tijdens de plenaire vergadering van vorige maand gaat het hierbij dus niet om een tijdelijke opslagplaats voor zwaar verontreinigde PFOS-bodems, maar wel degelijk om een definitieve stortplaats waar deze gronden minstens gedurende de volgende decennia zullen worden opgeslagen.
Minister, kunt u verduidelijken of het bedrijf 3M Belgium over alle vereiste omgevingsvergunningen beschikt voor de inrichting en uitbating van dergelijke stortplaats? Zo ja, wanneer werden deze afgeleverd? Welke exploitatievoorwaarden werden hierbij opgelegd door de vergunningverlenende overheid? Kan van deze vergunning een kopie aan de commissieleden worden bezorgd? Zo neen, hebt u intussen desgevallend reeds opdracht gegeven aan uw Omgevingsinspectie om hieromtrent een proces-verbaal op te stellen lastens 3M Belgium als exploitant van deze illegale stortplaats en Lantis wegens het illegaal dumpen van deze gronden op deze illegale stortplaats? Welke bestuurlijke maatregelen werden hieromtrent reeds opgelegd lastens 3M Belgium? Welke garanties hebt u dat 3M Belgium, als exploitant van deze stortplaats, in staat zal zijn om deze opslagplaats op het bedrijfsterrein in Zwijndrecht waar zwaar met PFOS verontreinigde gronden door derden worden gestort, gedurende de volgende decennia op een duurzame en veilige manier te blijven beheren en monitoren?
Minister Demir heeft het woord.
Het bedrijf 3M beschikt niet over een omgevingsvergunning voor de uitbating van een stortplaats. Er is een vergunning afgeleverd op 1 augustus 2019 op naam van de toenmalige Beheermaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) – nu Lantis – voor de aanleg van een beveiligingsberm op het terrein van het bedrijf 3M. Deze vergunning werd afgeleverd door de deputatie. Het gaat dus niet om de uitbating van een stortplaats.
De grond wordt toegepast in een beveiligingsberm. Het betreft grondverzet binnen de kadastrale werkzone, conform artikel 164 van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO), waarbij de nodige garanties moeten worden geboden dat het gebruik van de bodemmaterialen geen bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaakt en dat de mogelijke blootstelling aan verontreinigende stoffen geen bijkomend risico oplevert. Bovendien moeten de bodemmaterialen worden gebruikt conform een code van goede praktijk. Daarbij moet worden benadrukt dat de grond binnen dezelfde zone wordt gebruikt als waar hij nu ligt, maar dan wel in sterke mate wordt afgeschermd. Bovendien wordt deze fase van de werken momenteel ook onderzocht door de expertengroep, wat mogelijk nog tot bijsturing aanleiding kan geven, indien zij dat nodig achten.
Tijdens een controle op 3 juni 2021 stelde de Omgevingsinspectie vast dat er nog niet was gestart met de aanleg van de berm.
Het gebruik van deze gronden wordt geregeld via VLAREBO, en valt onder het toezicht van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en de Grondbank.
Wat uw laatste vraag betreft, wens ik nogmaals te benadrukken dat het hier niet gaat over een stortplaats, maar een berm die wordt aangelegd, waarvoor een vergunning werd afgeleverd. In deze berm wordt conform de wettelijke voorschriften grond gebruikt binnen het kader van de kadastrale werkzone.
De vergunning is verleend aan de BAM. Het gaat hier enkel om een stedenbouwkundige vergunning. De omgevingsvergunning volgt het onroerend goed en niet de persoon van de vergunningsaanvrager. De aanvrager hoeft niet noodzakelijk de eigenaar noch de houder van enig ander zakelijk recht te zijn op de grond waarop de aanvraag betrekking heeft.
In het momenteel lopende beschrijvend bodemonderzoek dat 3M aan het uitvoeren is, is mee opgenomen dat ook de veiligheidsberm mee geherevalueerd moet worden in het kader van een eventuele bodemsanering. In dit bodemonderzoek zal dus bepaald worden wat er verder met de gronden in de veiligheidsberm dient te gebeuren. De grond zal worden beoordeeld in de staat waarin hij zich bevindt. Het zou kunnen dat er nog geen afgewerkte veiligheidsberm is op het moment dat dit binnen het beschrijvend bodemonderzoek beoordeeld wordt. Als de berm er echter wel al is, dan wordt de grond als onderdeel van de berm beoordeeld. We kunnen niet vooruitlopen op welke bijkomende maatregelen dan al dan niet nodig zijn. Hier moet de erkende bodemsaneringsdeskundige uitspraken over doen. In het kader van zowel het beschrijvend bodemonderzoek als later de bodemsanering zal de verontreiniging continu opgevolgd worden door een erkend bodemsaneringsdeskundige, die dus ook deze berm in dat kader zal opvolgen. Als uit onderzoek blijkt dat er maatregelen moeten komen richting saneren, dan zullen die ook genomen moeten worden.
De heer Claes heeft het woord.
Minister, dank u wel voor die bijkomende informatie. We kijken inderdaad allemaal uit naar het verslag van de expertengroep, dat we, als ik het goed voor heb, verwachten op 15 juli en dat op 16 juli ook besproken zal worden binnen de onderzoekscommissie.
U hebt al deels geantwoord op een tweede vraag die ik had, over beschrijvend bodemonderzoek dat in 2019 aan 3M werd bevolen. Hebt u er een idee van wanneer dat af zal zijn? Ik heb begrepen dat 3M daar toen ruim de tijd voor kreeg, tot 2022. Maar gezien de ernst van situatie, zal die timing bijgestuurd worden om dat onderzoek vroeger te krijgen?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Het is misschien niet onbelangrijk om mee te nemen dat de grond waarover nu gesproken wordt, momenteel niet afgeschermd is en zo dus de omgeving verder kan vervuilen. De maatregelen die voorzien zijn – die drievoudige bentonietmatten, die even ondoordringbaar zijn als een kleilaag, met een speciale plastic lining die moet worden dichtgelast en een drainagemat –, zouden ervoor zorgen dat de omgeving niet verder vervuild raakt, wat natuurlijk een verschil is ten opzichte van de huidige situatie. Ik denk dat dat belangrijk is om in het achterhoofd te houden. Nu, het is natuurlijk heel belangrijk – minister, u gaf dat ook aan – dat er verdere onderzoeken gebeuren en dat die bodemsaneringsdeskundige dat verdere onderzoek ook doet.
Ik had nog een vraag wat betreft die berm die bij 3M aangelegd zou worden. Op welke manier en wanneer zouden er controles zijn op die maatregelen die genomen worden ter voorkoming van verdere verontreiniging? Zodat er controle zou zijn op die voorziene situatie – tijdelijk – en er geen verdere verontreiniging kan zijn.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, bedankt voor de toelichting.
Ik heb nog drie vragen. U spreekt ten eerste over een stedenbouwkundige vergunning voor een veiligheidsberm, niet voor een stortplaats. Dan is mijn vraag: is in die stedenbouwkundige vergunning vermeld dat het gaat om zeer zwaar vervuilde grond? Dat is toch redelijk relevant in dezen.
Ten tweede, wat is het decretaal kader hiervoor? Het gebruik van kadastrale werkzones behoort tot afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Oosterweelverbinding. Maar welk decretaal kader is er om zwaar vervuilde grond niet te behandelen als zwaar vervuilde grond maar opzij te zetten in een zogenaamde veiligheidsberm? Welke naam of bestemming men er de volgende keer voor zal uitvinden: een speeltuin of weet ik veel, maar dan met een mooi laagje erover?
Een derde vraag, minister, stel ik om goed te snappen hoe zoiets tot stand komt. Men is hier voor onze deur een speeltuin aan het graven, in Borgerhout, dat ook vol vervuiling zit. Stel dat men hier nu zware vervuiling met metalen of iets anders aantreft: mag ik dan ook een afspraak maken met die aannemer om die grond maar in mijn tuin te deponeren, met klei eronder en plastiek erover, voor een jaar of honderd? Zou dat ook mogen of niet? Wat is het verschil als het niet mogelijk is?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Heb ik het goed begrepen dat de aanleg van de veiligheidsberm nog niet gestart is? Dat is althans wat minister Peeters heeft verklaard. Het project staat nu on hold omdat er zwaar vervuilde grond van meer dan 70 microgram PFOS per kilogram droge stof is aangetroffen. Het probleem is net dat de verwerking van die grond in een berm stedenbouwkundige handelingen betreft en niet het storten op een stortplaats. Mijn vraag is heel concreet. Waarom heeft men bij de keuze voor verwerking van dat zwaar vervuilde materiaal in die berm niet een vergunning voor een stortplaats aangevraagd? Dat zouden nu allemaal illegale storten zijn? Waarom is die keuze gemaakt? Ik begrijp eerlijk gezegd niet dat men die keuze op die manier gemaakt heeft. Maakte een aanvraag als stortplaats enige kans voor die ‘veiligheidsberm’? Het woord veiligheid slaat trouwens alleen maar op het beveiligen van de fietsers en heeft niets met de gezondheid te maken. Dat is mijn eerste vraag.
Ik heb een tweede vraag. In de vergunning die nu verleend is, staat het woord PFOS één keer, in het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos. Dat betekent eigenlijk dat wie de vergunning verleend heeft en wie de aanvraag heeft opgesteld, zelfs niet eens hebben vermeld dat er zwaar vervuilde PFOS-grond werd verwerkt in die berm. Is dit de normale gang van zaken?
Mijn derde vraag betreft de normering. Die wordt herbekeken. Het zou betekenen dat de grens van 70 microgram wordt verlaten en verlaagd. Wat betekent dat dan concreet voor de realisatie van de veiligheidsberm?
De heer Schiltz heeft het woord.
U kent allemaal het gezegde van een befaamde Chinese filosoof over die kat: het gaat er mij niet om welke kleur de kat heeft, als ze maar muizen vangt. Ik verwijs daarnaar, omdat wij zien dat er de afgelopen jaren wel een en ander in beweging is gekomen wat betreft PFOS- en aanverwante normering. Mij lijkt het interessant om eerst even af te wachten wat de commissie grondverzet aan de regering zal adviseren. Ik neem aan dat als blijkt dat voor het milieu en de volksgezondheid de norm van 70 moet worden bijgesteld, wij heel het kader rond de veiligheidsberm moeten herbekijken. Bent u die mening ook toegedaan, minister?
Het lijkt mij nu niet zo nuttig om te discussiëren over het juiste juridische pad en over de exact te nemen vergunningen. Mij lijkt het essentieel om onmiddellijk de adequate maatregelen te nemen als dat rapport er is. Als blijkt dat de grond zo erg vervuild is, dan kunnen eventueel vergunningspistes als stortplaats van pas komen. Die keuzes kunnen nuttig zijn als zij zich aandienen. Maar wij mogen niet de kar voor het paard spannen. Ik hoop wel, als het rapport verschijnt, dat dan alle nodige administratieve en juridische procedures op punt gezet zullen worden om de behandeling van die grond volgens het advies van de commissie grondverzet zo correct mogelijk aan te pakken.
Het is bij mijn weten tot nu toe ook niet mogelijk geweest om dergelijk grondverzet als stort te hanteren, gelet op de toenmalige normen. Of vergis ik mij daarin?
Tinne Rombouts heeft het woord.
Collega's, het zijn inderdaad allemaal boeiende vragen. In dezen is het belangrijk dat er rond een aantal zaken duidelijke uitklaringen kunnen komen. Minister, in die zin ben ik blij met het feit dat uw collega-minister Peeters een expertencommissie heeft aangeduid om een aantal zaken uit te klaren en de veiligheid in het hele verhaal te garanderen, met de inzichten die er vandaag zijn. We moeten daar klaarheid in krijgen, zodat we weten dat de werken op een veilige manier kunnen worden uitgevoerd. Minister, we kijken uit naar de discussie daarover. Maar ik wil daar niet dieper op ingaan.
Ik wil wel nog even stilstaan bij het verhaal van de berm. De collega’s hebben daar wat vragen bij. Is het een stortplek? Is het vergund als berm? Wat wisten we wel, wat wisten we niet? Dat zal wellicht ook een onderwerp voor de onderzoekscommissie zijn. Ik begrijp dat er een berm is vergund, waarbij men duidelijk weet dat er daarin ook vervuilde grond zou worden geborgen. Het gaat dan opnieuw over de terminologie: storten of bergen. In dezen zijn er daar mogelijk verschillen in.
Minister, als dat wordt uitgevoerd zoals het vergund is, met folie en dergelijke meer eromheen, op welke manier worden er dan controles uitgevoerd in de toekomst? Is er in de vergunning en/of via andere wegen een mogelijkheid om een permanente monitoring te doen, of de techniek die wordt toegepast door de jaren heen de nodige garantie geeft? Gebeurt die monitoring in het bodemonderzoek waarnaar u verwees? Ik veronderstel dat dit bodemonderzoek langer in de tijd zal moeten worden opgevolgd? Kunt u daar klaarheid in brengen? Hoe zal die monitoring van de berm en de toegepaste techniek gebeuren?
Als er problemen zouden opduiken, wat zal er dan moeten gebeuren? Ik ga ervan uit dat het, als het over een ‘fuite’ gaat, zal moeten worden hersteld. Of kan men dan ook nog tot sanering overgaan? Wat zijn de gevolgen die daaraan kunnen worden gekoppeld?
De heer Tobback heeft het woord.
Ik sluit aan bij de laatste vraag van collega Rombouts. De terminologie heeft inderdaad misschien niet zo heel veel belang, maar ze heeft natuurlijk wel belang in functie van wat er achteraf gebeurt indien er dingen zouden misgaan. Dat is een heel simpele vraag, minister. Indien de werken worden uitgevoerd rond die berm conform de vergunningen die vandaag worden verleend en achteraf blijkt er uitspoeling, milieuschade en gezondheidsschade te zijn, wie is er dan aansprakelijk en verantwoordelijk voor het financieren van de kosten die verbonden zijn aan die schade? Zal dat dan 3M zijn? Zal het Lantis zijn en dus in het algemeen de Vlaamse belastingbetaler? Het is een van die twee. Dan kun je je afvragen of het niet moet worden gemonitord en of het niet nuttig is om in dit soort gevallen vooraf borgstellingen te eisen voor toekomstige potentiële schade.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil graag heel even tussenkomen, omdat ik het een interessant debat vind, met interessante vragen die door verschillende partijen worden gesteld.
Collega D'Haese, u zit zelf in de onderzoekscommissie. Ik vind het echt niet correct dat u zegt dat er met die zwaar vervuilde grond speelpleintjes zullen worden aangelegd. Dat wilde ik even aangeven. Het gaat over een veiligheidsberm op de site van 3M voor de stockering, met al die zaken die collega Perdaens en de minister hebben aangehaald. En dan doet u alsof het een speelpleintje is. Ik vind dat echt niet correct. Ik wilde dat hier met zoveel woorden zeggen. Ik kijk uit naar het antwoord van de minister, over hoe we dat verder moeten bekijken, en ook naar het rapport van de commissie op 15 juli.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik zal hier natuurlijk niet vooruitlopen op het werk van de experten die wij hebben aangesteld, de toxicologen. De opdrachthouder levert verschrikkelijk goed werk en is op dit moment met verschillende experten op het terrein aanwezig en zal zijn verslag op 15 juli ongeveer voorleggen – en misschien zullen daar bijsturingen inzitten. Ik zal daar niet op vooruitlopen. Heel wat collega’s hier zouden dat misschien graag willen, maar dat zullen we niet doen.
Collega D’Haese, ik vind dat we toch wel wat sérieux aan de dag moeten leggen. Ik vind het niet kunnen dat u zegt dat die vervuilde gronden als speeltuin van de kinderen zouden dienen. Ik vind dat beneden alle niveau. Ik zal daar niet aan meedoen. Ik wil wegblijven van dat soort van tussenkomsten.
Ik heb al aangegeven dat het geen stortplaats is. De grond wordt verzet conform het wettelijke kader van het Bodemdecreet en ook VLAREBO. Zoals ik ook heb toegelicht, blijft dat niet beperkt tot 3M. Dat geldt in heel Vlaanderen. De collega’s weten dat deze manier van werken niet beperkt blijft tot 3M. Dat geldt voor overal. Maar het moet altijd conform het wettelijke kader gebeuren.
Ik heb ook aangegeven, zoals ik ook al eerder heb gezegd, dat een en ander mee zal zitten in het expertenadvies.
Wat betreft de vraag naar de opvolging van kwaliteit en veiligheid van werken: er worden maatregelen genomen om dit te voorkomen, bijvoorbeeld door de grond te besproeien en door de wielen van de vrachtwagens telkens goed te wassen. De expertengroep is ter plaatse geweest om te bekijken of de maatregelen volstaan. Zij kunnen nog aanbevelingen doen voor de werken. Daar moeten wij niet op vooruitlopen. Er worden ook geregeld terreincontroles uitgevoerd. Op het grondverzet en de technische verslagen wordt toezicht gehouden door de Grondbank. Tijdens het beschrijvend bodemonderzoek en het bodemsaneringsproject wordt alles opgevolgd door een erkend bodemsaneringsdeskundige. Als de grond daarna blijft liggen, moet de monitoring worden opgenomen in het bodemsaneringsproject.
Collega Claes, u vroeg wanneer het beschrijvend bodemonderzoek afgelopen is. U weet dat de OVAM uiterlijk het tweede kwartaal 2022 had voorgeschreven. Maar we hebben erop aangedrongen om dat zo snel mogelijk af te ronden en we hebben gevraagd om tegen eind dit jaar al een eerste voorlopig onderzoek te ontvangen. Liefst zo snel mogelijk.
Uit de vergunning die op 1 augustus 2019 werd verleend door de bestendige deputatie van Antwerpen blijkt overigens ook dat de uitgegraven grond die in de bermen wordt gestockeerd met organische parameters verontreinigde bodem is, die voldoet aan de voorwaarden voor hergebruik binnen de kadastrale werkzone.
De heer Claes heeft het woord.
Minister, het is goed dat erop werd aangedrongen dat we de bodemonderzoeksresultaten misschien vroeger zullen krijgen, voor het einde van dit jaar en ook voor het einde van de onderzoekscommissie, als ik het goed voorheb. Dat zou handig zijn. Voor het overige wil ik u bedanken om te zeggen hoe juridisch-technisch de vork nu juist in de steel zit. Het is inderdaad het beste dat wij nog anderhalve week wachten op het rapport van die expertengroep.
De heer D’Haese heeft het woord.
Gewoon een rechtzetting: ik heb nergens gezegd dat de grond wordt gebruikt in speeltuinen. Ik heb gevraagd wat het volgende zal zijn. Dat is het enige wat ik heb gezegd. Ik wil op geen enkele manier insinueren dat men speeltuinen aanlegt met de huidige grond. Uiteraard. Dat is heel duidelijk.
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, ik begrijp dat u collega D’Haese nog even het woord wilde geven, maar ik heb begrepen dat volgens het reglement aansluitende vraagstellers normaliter geen repliek meer hebben.
Collega D’Haese, als u bang bent om verkeerd te worden begrepen, dan kunt u daar ook iets aan doen, door minder insinuerend taalgebruik te hanteren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.