Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Er is een studie geweest over de dienstencheques, rond het feit dat veel mensen uit het reguliere circuit in de dienstenchequesector terechtkwamen. Die studie is hier uitgebreid ter sprake gekomen, ze was van de hand van Ive Marx. Ik denk dat we het binnen de commissie eens waren over de conclusies, namelijk dat we die niet volgen. Dienstencheques blijven opengesteld voor iedereen, niet enkel voor mensen uit langdurige werkloosheid. We hebben wel een aantal nuances meegegeven, maar dat zat goed, vond ik.
Maar nu is er een andere studie naar buiten gekomen die wel zeer positief is voor de sector van de dienstencheques, vind ik. Het is namelijk wel een instrument dat veel laagbetaalde mensen uit het zwarte circuit houdt, en ervoor zorgt dat zij in het reguliere circuit terechtkomen. Ik vind die cijfers eigenlijk vrij frappant. Het zwartwerk is gehalveerd sinds de invoering van de dienstencheques, dus dat is toch wel een vrij sterk ‘accomplishment’ waar we tevreden over mogen zijn.
Als we dan kijken naar wie er nog in het zwart werkt in de sector, dan zijn dat mensen die overwegend een langdurige persoonlijke arbeidsrelatie hebben opgebouwd met hun werkgever. Dan zeggen de onderzoekers dat dat moeilijk te doorbreken is, dat zwartwerk bij die mensen. Maar men zou ook hebben onderzocht of die mensen bereid zijn om extra te betalen en over te schakelen op witwerk via dienstencheques.
Mijn vraag is een beetje speciaal, maar hoe kunnen we vooral die laatste aanbeveling hardmaken? Hoe kunnen we bij wijze van spreken detecteren waar dat zwartwerk zit in de poetshulpsector? Eerst en vooral moet dat zwartwerk bestraft en gesanctioneerd worden. Maar hoe kunnen we die mensen ook toeleiden naar dienstencheques?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, ik ben ook blij dat ze gesteld wordt. Want toen het dienstenchequesysteem in het leven geroepen werd, was een van de doelstellingen net het bestrijden van zwartwerk. Ik denk dat nu zwart op wit op papier staat dat dit opzet geslaagd is. Onderzoek van de KU Leuven geeft dat ook heel duidelijk aan. Zij stellen dat dankzij het dienstenchequesysteem het zwartwerk minstens met de helft is gereduceerd met betrekking tot de diensten die vallen onder het systeem.
Als we kijken naar de hulp in het huishouden – dat is meer dan 90 procent van de dienstencheques –, is dat nog een hoger aandeel. Het is een heel waardevol systeem.
Hoeveel gebruikers er momenteel nog steeds een beroep doen op huishoudhulpen in het zwart, collega Ronse, kan ik niet melden, aangezien het zwart is. De studie geeft enkel aan dat er in België nog altijd een zekere bereidheid is om diensten in het zwarte circuit aan te schaffen. Voor diensten die onder het dienstenchequesysteem vallen, is die bereidheid veel beperkter. Gebruikers die wel nog diensten inofficieel aankopen, zouden op termijn ook willen overschakelen naar het stelsel van de dienstencheques als ze op zoek moeten gaan naar een andere huishoudhulp.
Dat betekent dat het aantal huishoudhulpen dat momenteel nog in het zwart werkt op termijn automatisch zal afnemen. Er zijn ook weinig argumenten om niet over te schakelen naar dienstencheques. Een dienstencheque is niet duurder dan het uurloon van een huishoudhulp in het zwart en de werknemer geniet dan van een sociale bescherming. Ik hoor evenwel signalen – en dat verontrust mij – dat sommige huishoudhulpen in het zwart zouden worden uitgebuit en werken voor lonen die soms zelfs lager zijn dan 3 euro per uur.
Ik overweeg om een extra communicatiecampagne op te zetten en de voordelen van het systeem nog meer in de kijker te zetten. De maatregel van de dienstencheques is ondertussen al meer dan zeventien jaar ingeburgerd en is een begrip geworden in de Vlaamse huiskamers. Dat kan ook niet anders. We hebben meer dan 750.000 gebruikers en 120.000 werknemers. Het is een sector die heel goed gekend is.
Het wordt vervolgd. Maar globaal, collega Ronse, is het een heel positieve evaluatie. Ik denk, om aan uw zorg te beantwoorden, dat een communicatiecampagne wel nuttig zou kunnen zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Dat volstaat. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.